direct naar inhoud van 3.15 Waterbeleid
Plan: Stadsdeel Blerick
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0983.BPL2009018SDBLERCK-VA01

3.15 Waterbeleid

3.15.1 Kaderrichtlijn Water (KRW)

Internationale afstemming

Omdat de KRW uniforme eisen stelt aan de Europese landen wordt voorkomen dat vervuiling van een bovenstrooms land een probleem kan gaan vormen in een benedenstrooms land. Landen die binnen een stroomgebied liggen moeten dan ook gezamenlijk een stroomgebiedbeheersplan opstellen.

Oude 'waterrichtlijnen'

Al voor 2000 bestonden er verschillende Europese richtlijnen die (indirect) invloed hebben op de waterkwaliteit. Voorbeelden zijn de Nitraatrichtlijn, de Zwemwaterrichtlijn, de Vogel- en Habitatrichtlijn, de Richtlijn Milieukwaliteitseisen Gevaarlijke Stoffen Oppervlaktewateren, en de Richtlijn Behandeling Stedelijk Afvalwater. De KRW integreert deze richtlijnen. Hierdoor zullen geleidelijk enkele van de oude richtlijnen vervallen.

Goede ecologische toestand

De KRW eist dat de ecologische toestand van het water een goede kwaliteit weerspiegelt. Dit betekent dat in alle Europese wateren de soorten organismen moeten voorkomen die daar in een onverstoorde situatie thuis horen. Deze natuurlijke soortensamenstelling komt in Nederland vrijwel nergens meer voor. De EU verplicht de lidstaten om een goede ecologische toestand voor verschillende watertypen te definiëren. Indien nodig moeten de landen maatregelen treffen om een goede ecologische toestand te bereiken.

Verstorende factoren

De ecologische toestand van het oppervlaktewater is sterk afhankelijk van ingrepen door de mens. De voornaamste verstorende factoren zijn:

  • Lozing van stoffen.
  • Onttrekking van water.
  • Verandering van het stroombed (kanalisatie, baggerwerkzaamheden, sluizen en dammen).
  • Scheepvaart.
  • Koelwaterlozing.
  • Visserij.

Prioritaire stoffen onder de Kaderrichtlijn Water

Onder de KRW is een aantal (33) prioritaire stoffen gekozen, waarvoor in de Richtlijn Prioritaire Stoffen (richtlijn 2006/398/EC) normen voor oppervlaktewater zijn vastgesteld. Daarnaast zijn lidstaten verplicht om voor alle stoffen die mogelijk een probleem vormen een norm vast te stellen. Die normen moeten gehaald zijn per 2015. Om normoverschrijding te voorkomen zijn de EU lidstaten verplicht maatregelen te treffen.

KRW in Nederland

Het RIVM adviseert de Nederlandse overheid in de vertaling van de KRW in landelijk beleid. Deze vertaling gebeurt in overleg met de overheden provincies, waterschappen, gemeenten, stakeholders zoals de waterwinbedrijven en onderzoeksinstituten, zoals TNO en het RIVM. Het RIVM adviseert de overheid bijvoorbeeld over maatregelen die genomen kunnen worden, over welke stoffen relevant zijn om een norm voor vast te stellen en hoe hoog die norm dan moet zijn.

3.15.2 Nota Ruimte

Aan 'water' wordt een groot gewicht toegekend in het ruimtelijk beleid. Dat komt door de klimaatverandering, die grote gevolgen heeft voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Denk aan het waarborgen van veiligheid tegen overstromingen en het voorkomen van schade door wateroverlast of watertekorten. De zorg voor de primaire waterkeringen langs de grote rivieren, kust en IJsselmeer is de verantwoordelijkheid voor het rijk. Deze waterkeringen horen bij de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. Dat geldt ook voor genoemde grote wateren; net als de Waddenzee horen zij tot de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur, ook omdat zij belangrijk zijn vanuit oogpunt van natuur en landschap. Water als structurerend principe houdt in dat water meer ruimte krijgt en dat waterkwantiteit en -kwaliteit sturend zijn voor het grondgebruik. Dit is ook belangrijk voor de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water voor een goede ecologische waterkwaliteit. Gemeenten, provincies en waterschappen hanteren daarom water als een structurerend principe bij het ontwikkelen, uitwerken en toetsen van hun ruimtelijk beleid.

Water bij locatiekeuze en herinrichting

Bij locatiekeuzes en herinrichting van bestaand bebouwd gebied moeten nadelige effecten op kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlaktewater (het watersysteem) worden voorkomen, verminderd, of gecompenseerd. Dat kan door van tevoren een goede analyse te maken van de risico's voor verdroging, overstromingen en overlast van grond- of oppervlaktewater. Het is raadzaam om erbij te betrekken wat het beperken van deze risico's kost. Het rekening houden met de wateropgave bij ruimtelijke ingrepen die de waterhuishouding beïnvloeden, is als verplichting opgenomen in het Besluit op de ruimtelijke ordening (BRO) die regelingen geeft ter uitvoering van de Nota Ruimte.

Waterkwantiteit

Water beter vasthouden voorkomt watertekorten en wateroverlast. Om water te bergen kan het areaal oppervlaktewater tijdelijk worden vergroot of het peilbeheer worden aangepast. Pas in laatste instantie wordt water af- of aangevoerd. Dit is de zogeheten 'drietrapsstrategie waterkwantiteit' die uitgaat van de prioriteitenvolgorde vasthouden – bergen – afvoeren. Dat betekent in de praktijk het volgende:

  • het waterbergend vermogen neemt per stroomgebied toe;
  • er vindt geen bebouwing plaats in gebieden die de provincies op termijn nodig vinden voor waterberging;
  • er worden geen ruimtelijke besluiten genomen en er vinden geen peilverlagingen plaats die leiden tot bodemdaling in gebieden met dikke laagveenpakketten;
  • onttrekking van het grondwater mag de natuurlijke aanvulling niet overstijgen;
  • peilverlaging in de nabijheid van hydrologisch kwetsbare delen van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) wordt voorkomen.

Waterkwaliteit

De zorg voor de waterkwaliteit houdt in dat de ruimte zodanig wordt bestemd, ingericht en gebruikt dat het grond- en oppervlaktewater niet, of zo min mogelijk, worden vervuild. Is dat niet mogelijk of niet effectief genoeg, dan moeten schone en vuile waterstromen zo veel mogelijk gescheiden blijven. Wanneer ook dat niet het beoogde resultaat heeft, rest de derde stap: zuiveren. Deze 'drietrapsstrategie waterkwaliteit' - voorkomen – scheiden – zuiveren - resulteert in verbetering van de kwaliteit van (het diepe) grond- en oppervlakte water, vooral in grondwaterbeschermingsgebieden en in hydrologisch kwetsbare delen van de EHS.

3.15.3 Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze nieuwe wet vormt de grondslag voor een complete regeling van het integraal waterbeheer. Zowel het afwegingskader, het instrumentarium als de procedures zijn in één wet te vinden. De Waterwet vervangt een achttal bestaande wetten op het terrein van het waterbeheer. Ook de waterbodemregeling van de Wet bodembescherming wordt daarin geïntegreerd. Nieuwe elementen zijn de versterkte relatie tussen waterbeheer en ruimtelijke ordening, de normering voor (regen)wateroverlast, de wettelijke verankering van de verdringingsreeks, de regeling voor bergingsgebieden, de leggerplicht, de rol van waterschappen bij het grondwaterbeheer en de integrale watervergunning.

3.15.4 Het nationale Waterplan

In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BPL2009018SDBLERCK-VA01_0008.jpg"

Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame veiligheid en zoetwatervoorziening.

3.15.5 Beleidslijn Grote Rivieren

In de afgelopen eeuwen is veel ruimte aan de rivier ontnomen, met het gevolg dat de rivieren zijn ingeklemd tussen dijken die steeds hoger zijn gemaakt. Door de bevolkingsontwikkeling en de economische groei zijn de te beschermen waarden sterk toegenomen. Als een overstroming zou plaatsvinden, zijn de gevolgen enorm. Deze kwetsbaarheid van ons land, samen met de ongunstige verwachtingen over klimaatveranderingen en zeespiegelrijzing, maken duidelijk dat een duurzame bescherming tegen hoogwater, zowel nu als in de toekomst, hoge prioriteit moet hebben. De dreigende overstromingen in 1993 en 1995 hebben bewezen dat het probleem niet moet worden onderschat.

Om een goede afweging te kunnen maken bij elke nieuwe ingreep in het rivierbed, zodat de rivier de ruimte behoudt die zij nodig heeft voor de afvoer van maatgevend hoogwater, is in 1996 de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier tot stand gekomen. Na verloop van jaren werd deze beleidslijn ten aanzien van regionale ruimtelijk economische ontwikkelingswensen en mogelijkheden als te restrictief ervaren. Mede op basis van de resultaten van de evaluatie en ervaringen in de praktijk is besloten om de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier aan te passen. De nieuwe Beleidslijn Grote rivieren biedt meer ontwikkelingsmogelijkheden voor initiatieven die een positief effect hebben voor het rivierbeheer en voor de ruimtelijke en economische kwaliteit van het betreffende gebied.

Het uitgangspunt van de Beleidslijn Grote rivieren is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater, onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden, en het bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden voor overheden om te zorgen voor een goede ruimtelijke ordening. De beleidslijn gaat uit van een eigen risico en verantwoordelijkheid ten aanzien van ontstane schade door hoogwater voor activiteiten in het rivierbed. Initiatiefnemers in het rivierbed zijn zelf aansprakelijk voor schade en zelf verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen om zich tegen potentiële schade te beschermen.

De Beleidslijn Grote rivieren heeft als doelstellingen:

  • De beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed te behouden.
  • Ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid van rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BPL2009018SDBLERCK-VA01_0009.jpg"

Het afwegingskader in deze beleidslijn is bedoeld om te kunnen beoordelen of activiteiten kunnen plaatsvinden in het rivierbed, en zo ja, onder welke voorwaarden. De beleidslijn zelf is geen instrument om actief rivierverruiming uit te voeren. Daarvoor bestaan andere kaders en procedures. Wel biedt het afwegingskader mogelijkheden voor initiatieven om binnen de gestelde voorwaarden rivierverruimende maatregelen uit te voeren. De Beleidslijn Grote rivieren is het kader voor beoordeling van initiatieven in het rivierbed. Daarbij wordt uitgegaan van een integrale afweging.

In het gedeelte van het rivierbed waar het stroomvoerend regime geldt worden in principe alleen "riviergebonden" activiteiten toegestaan. Het geldt een "ja, mits"-afweging; dat wil zeggen, dat deze riviergebonden activiteiten zijn toegelaten wanneer aan de gestelde rivierkundige voorwaarden wordt voldaan. Het betreft hier een beperkt aantal nader omschreven activiteiten, waarvan op voorhand duidelijk is dat situering buiten het rivierbed niet mogelijk of niet wenselijk wordt geacht. Het gaat daarbij om activiteiten en (bouw)werken ten behoeve van het rivierbeheer of de (beroeps)scheepvaart, of andere functies of vormen van gebruik die heel specifiek aan de rivier zijn gebonden. Vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover gekoppeld aan vervoer over de rivier, wordt specifiek genoemd als riviergebonden activiteit.

Zie ook Bijlage 7 Kaartblad 15 van de beleidslijn Grote Rivieren.

3.15.6 POL

In 2006 heeft de Provincie Limburg het tweede provinciaal omgevingsplan uitgebracht. Het betreft een plan op hoofdlijnen; de nadere invulling komt in beleidsuitwerkingen tot uitdrukking. Het provinciale beleidskader Stedelijke Waterbeheer is één van deze beleidsuitwerkingen. Het beleidskader vernieuwt de beleidsuitgangspunten die in de Nota rioleringsbeleid (1997) zijn weergegeven.

Dit nieuwe beleidskader stedelijk waterbeheer is opgesteld om een provinciale visie op beleidsdoelen en beleidsaanpak vast te leggen en vervolgens het concreet te kunnen invullen van de provinciale taken en verantwoordelijkheden. Hoofdlijnen van het nieuwe beleidskader worden verankerd in het provinciale (POL).

Hoofdopgave voor het stedelijk waterbeheer is het op orde brengen in uiterlijk 2015 en vervolgens op orde houden van de stedelijke watersystemen. In het licht van een doelmatige inzet van maatschappelijke middelen en met het oog op een ruimtelijke kwaliteit in het stedelijk gebied bevordert de Provincie dat randvoorwaarden en kansen van water worden meegewogen bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Doelen voor het stedelijk waterbeheer zijn:

  • In 2015 voldoen alle stedelijke wateren aan normen en criteria voor wateroverlast.
  • Afvalwaterstromen en regenwater worden zoveel mogelijk gescheiden. Regenwater wordt, binnen grenzen van doelmatigheid, maximaal afgekoppeld van het riool.
  • Toename van waterafvoer door nieuwe ruimtelijke plannen wordt voorkómen.
  • In 2015 zijn baggerknelpunten in het stedelijk watersysteem opgelost.

Bij het bepalen van provinciale positie, zowel in het voorliggende beleidskader als bij het borgen en stimuleren van de uitvoering in de komende jaren, hanteert de Provincie de volgende uitgangspunten.

  • ieder zijn deel, samen sterk;
  • het nieuwe waterbeleid spreekt alle overheden aan op hun bijdrage aan een duurzaam (stedelijk) waterbeheer. De Provincie, als regionaal regisseur, vindt het belangrijk dat alle Limburgse overheden deze verantwoordelijkheid opnemen dan wel meewerken aan het op orde brengen van het stedelijk watersysteem en aan het implementeren van nieuwe werkmethoden;
  • voortvarende en realistische aanpak.

Het nieuwe waterbeleid stelt ambitieuze doelen. De Limburgse overheden zijn (op basis van wetgeving, beleid en/of bestuurlijk afspraken) gecommitteerd aan deze doelen. De Provincie verwacht van alle Limburgse overheden dat ze voortvarend aan de slag gaan om de gestelde doelen te verwezenlijken. Tegelijkertijd pleit de Provincie voor realisme. Maatregelen dienen doelmatig te zijn en geen onevenwichtige inbreuk te maken op een duurzame maatschappelijke ontwikkeling. De Provincie wil daaraan bijdragen door het stellen van haalbare doelen, beperking van de regelgeving en administratieve lastendruk, ruimte voor maatwerk en kostenefficiënte maatregelen en gerichte inzet van ondersteunende middelen. Water stelt randvoorwaarden, maar water biedt ook kansen om de kwaliteit van de leefomgeving te vergroten.

De Provincie vindt het belangrijk dat deze kansen worden benut. Aanpak van de wateropgaven in het bredere perspectief van de ruimtelijke ontwikkeling maakt het mogelijk om maatschappelijke doelen gecombineerd te verwezenlijken. De nieuwe ontwikkelingsgerichte benadering in de ruimtelijke ordening geeft ruimte om zo'n duurzame route vorm te geven.

3.15.7 Waterschapsbeleidsplan

Het beleid en het voorgestane beheer van de waterbeheerders in het gebied (waterschap Peel en Maasvallei en zuiveringschap Limburg) in zowel het landelijk als het stedelijk gebied, zijn verwoord in het Integraal Waterbeheersplan Peel en Maasvallei 1997-2000. Hierin zijn functies aan oppervlaktewateren toegekend. Daarnaast hebben alle wateren een algemeen ecologische functie en dienen te voldoen aan de MTR-waarden. Specifiek ecologische functies hebben de Springbeek, de benedenloop van de Everlose beek, de Molenbeek en de Wilderbeek. In de Nota Beleid Stadswater 1997 van de gemeente (Gemeente Venlo, 1997) zijn de functies van de stadswateren weergegeven.

Thema's

Springbeek

De Springbeek heeft een vrij beperkt stroomgebied. Het grootste deel hiervan heeft de specifiek ecologische functie. De Springbeek loopt door de oude Maasmeander het Dubbroek, waar verdrogingsbestrijding plaatsvindt. Het stroomgebied is voornamelijk landelijk gebied. Grondverwerving wordt daarom mogelijk geacht. Het waterschap stelt voor de Springbeek voor vis migreerbaar te maken. De kansen om van de Springbeek een meer natuurlijk beeksysteem te maken zijn vrij groot. De matige waterkwaliteit is een punt van aandacht. Een concentratie van glastuinbouw is in het stroomgebied aanwezig. De relatie Dubbroek - glastuinbouw zal in het bestemmingsplan "Buitengebied" worden opgenomen. Het Dubbroek kampt met verdroging. Het Tangkoel (functie natuur) wordt negatief beïnvloed door de instroom van gebiedsvreemd water. Aanpak van deze problemen heeft prioriteit.

De belangrijkste redenen om voor het hoogste ambitieniveau te kiezen is de mogelijkheid beter aan de specifiek ecologische doelstellingen te kunnen voldoen dan op het middelste en vooral laagste ambitieniveau. Een belangrijk middel hiervoor is de gebiedsgerichte aanpak. Daarbij speelt mede een belangrijke rol de mogelijkheid hemelwater als duurzame bron in te zetten. De grootte van het afgekoppelde verharde oppervlak lijkt op het middelste niveau te klein om economisch rendabel te zijn. Tenslotte is het verschil in absolute kosten relatief gering terwijl de looptijd kort is zodat op korte termijn (tijdshorizon tot 2010) E-water geproduceerd kan worden. De korte doorlooptijd en de overeenkomstig geraamde kosten zijn evenwel afhankelijk van de mogelijkheid op korte termijn mee te kunnen liften met reeds uit te voeren werkzaamheden aan in het rioolstelstel, omdat anders de kosten sterk hoger zullen uitvallen.

De Everlose beek (exclusief Mierbeek)

Het stroomgebied van de Everlose beek is omvangrijk. Het benedenstroomse deel van de Everlose beek heeft de specifiek ecologische functie. Het deel dat de Everlose beek over Venloos grondgebied stroomt is relatief klein. Een stroomgebieds aanpak overstijgt het waterplan Venlo. Ontwikkelingen en planvorming voor de Noordervaart (onderdeel van de Everlose beek) maken het belang voor landschappelijke en recreatieve inpassing duidelijk. De kansen voor natuur zijn het grootst in het Koelbroek (na isolatie van de Everlose beek). Verweving van recreatie-, natuur- en landschappelijke waarden (mulitifunctioneel) is kansrijk voor de Everlose beek. Het Koelbroek heeft te maken met verdroging en eutrofiëring door water uit de Everlose beek. Isolatie van het Koelbroek heeft prioriteit.

De belangrijkste redenen om te kiezen voor het middelste ambitieniveau is de geringe meerwaarde die op het hoge ambitieniveau wordt bereikt voor de verschillende doelstellingen in samenhang met de zeer hoge kosten die daar mee gemoeid zijn. Bovendien worden op het middelste niveau zeer aansprekende resultaten bereikt, waaronder het natuurlijk inrichten en beheren van het overgrote deel van de beek, het uitbreiden van de activiteiten van het natuur- en milieueducatie centrum in het Koelbroek. Een gemiste kans op het middelste ambitieniveau is dat slechts 20% van het verharde oppervlak van het bedrijventerrein Groot Boller Haven wordt afgekoppeld terwijl de investeringen onevenredig groot zijn.

Stadsvijvers Venlo

Venlo heeft een aantal min of meer geïsoleerde stadswateren. De stadswateren in de laag gelegen kwelzones hebben een hydrologische functie: ontwatering en berging van water. Een combinatie met natuur en gebruiksfuncties is hier kansrijk.

De stadswateren gelegen in infiltratiegebieden zijn hydrologisch gezien artefacten met een kunstmatig karakter. Zonder een duidelijke gebruiksfunctie zijn ze overbodig en kunnen beter worden gebruikt als infiltratiezone (droge bedding) bij afkoppelingsprojecten. Bij een duidelijke gebruiksfunctie, zonder hydrologische functie is afweging van handhaving gewenst. De verschillende gebruiksfuncties kunnen worden gecombineerd met een basisnatuurfunctie (algemeen voorkomende planten- en diersoorten). De inrichting en beheer dienen te worden gericht (en gedifferentieerd) naar de verschillende functies.

Beleid Waterleidingsmaatschappij Limburg en e-Water Group

In de regionale watervisie van WML en e-Water Group wordt gestreefd naar duurzame waterconcepten waarbij hergebruik van regenwater, kringloopsluiting, minimale milieubelasting en inzet van natuurlijke bronnen een prominente plek innemen. Moderne technologie kan daarbij worden toegepast. De regionale watervisie van WML en e-Water is toegesplitst op veerkrachtige watersystemen welke in staat zijn een grotere retentie binnen het plangebied te realiseren. Binnen het plangebied zijn met name AGRO Siberië, Trade Port West, Trade Port Noord, Trade Port Oost, veiling ZON en Groot Boller doelgebieden. Het glastuinbouwgebied Californië ligt daaraan echter verbonden zodat een Gemeentegrenzen overschrijdend doelgebied wordt gevormd.

3.15.8 Integraal Waterplan Venlo

In het onderstaande is een beknopte weergave van het Gemeentelijk integraal waterplan Venlo en de in 2005 opgestelde samenvatting opgenomen. Het betreft een beschrijving van het hydrologische systeem, het vigerende beleid, analyse en visie en een uitwerking van ambitieniveaus per stroomgebied.

Systeembeschrijving

Geologie en bodemopbouw

De gemeente Venlo is gesitueerd op de overgang van de hoge dekzandgronden van de Peel naar de Maasvallei. De Maasvallei is beduidend lager gelegen als gevolg van eeuwenlange eroderende werking van de rivier de Maas. In het Pleistocene dekzandgebied kan onderscheid worden gemaakt naar relatief hoger gelegen dekzandruggen en de lager gelegen dekzandvlaktes. Op verschillende plaatsen hebben beken zich ingesneden in de dekzandvlakten en zijn beekdalen ontstaan. Vanaf zowel de dekzanden als het plateau stromen beken richting de Maas. De dekzandvlaktes worden voornamelijk gekenmerkt door relatief droge, lemige zandgronden (veldpodzolen en vlak- of vorstvaaggronden) met grondwatertrappen V, VI en VII. De dekzandruggen bestaan uit leemarme duinvaaggronden en zijn relatief droog (grondwatertrap VII). In de omgeving van de oude bewoningsplaatsen zijn de dekzandvlaktes afgedekt met hoge zwarte enkeerdgronden (oude bouwlanden). In de beekdalen die zijn ingesneden in de dekzandvlakte worden relatief vochtige beekeerdgronden en ten noorden van Sevenum lage enkeergronden aangetroffen.

Waterhuishouding

Watersystemen

In de gemeente Venlo kunnen een zestal grotere oppervlaktewatersystemen onderscheiden worden. Aan de oostzijde van de Maas zijn dit de Stepkensbeek, de Rijnbeek en de Wilderbeek. Aan de westzijde van de Maas worden de dekzandvlakten gedraineerd door de Everlose beek, de Mierbeek en de Springbeek. Aangezien de Mierbeek uitmondt op de Everlosebeek is de eerste onderdeel van het stroomgebied van de tweede.

Beheer

Het waterschap Peel en Maasvallei (WPM) is verantwoordelijk voor het peilbeheer van bijna al het oppervlaktewater en de wateraanvoer en -afvoer via het oppervlaktewater.

De gemeente is verantwoordelijk voor het aanbrengen en in stand houden van voldoende ontwatering in stedelijke gebieden. Daarnaast draagt de gemeente zorg voor het inzamelen van het afvalwater en het aanleggen en onderhouden van een gemeentelijk rioolstelsel.

Waterkwaliteit

De zuurstofhuishouding is in alle wateren redelijk tot goed. Incidenteel vinden tijdelijk onderschrijdingen van de zuurstofnormen plaats. Verder zijn in een aantal wateren problemen geconstateerd met zware metalen en organische microverontreinigingen (voornamelijk PAK's en bestrijdingsmiddelen). Er dient een gebiedsgerichte aanpak te komen voor een duurzamer gebruik van bestrijdingsmiddelen.

Riolering

Het afvalwatersysteem van Venlo/Blerick bestaat uit een groot aantal stroomgebieden die afvoeren naar twee centrale bemalingsgebieden aan weerszijde van de Maas. Het gebied is naar Nederlandse maatstaven relatief hellend, hetgeen betekent dat stuwconstructies noodzakelijk zijn voor het realiseren van berging in de hoger gelegen gebieden.

De strategie van emissiebeperkende maatregelen is gericht op het afvoeren van afvalwater naar de centraal gelegen gebieden met de overstorten op de Maas. Het aantal overstortlocaties wordt beperkt. In een aantal situaties dient daarbij de afvoercapaciteit van het stelsel te worden vergroot.

Grondwater

Het grondwater ten westen van de Maas stroomt in oostelijke tot zuidoosterlijke, het grondwater ten oosten van de Maas stroomt in westelijke richting naar de Maas. In het oosten liggen de isohypsen dichter op elkaar, hetgeen wordt veroorzaakt door de steilrand van het oude Maasterras. In de omgeving van Venlo vindt onttrekking van grond- en oppervlaktewater plaats. Grondwater wordt onttrokken voor de drinkwatervoorziening, voor de industrie (proces- en koelwater), voor beregeningsdoeleinden en voor bronbemaling. Nabij Venlo wordt grondwater onttrokken bij 4 pompstations, te weten Groote Heide, Tegelen, Californië en Hanik. Het aantal industriële onttrekkingen nabij Venlo ligt rond de dertig.

Ecologie en natuur

De ecologische structuur van Venlo op hoofdlijnen wordt bepaald door een drietal elementen:

  • aan de westzijde van Venlo markeren bossen de overgang van de dekzanden naar het Maasdal;
  • midden door de stad liggen de Maas en het Maasdal, waarlangs de stad zich aan beide zijden heeft ontwikkeld;
  • de derde langgerekte noord-zuid structuur ligt ten oosten van Venlo en bestaat uit de beboste steilrand en de grensoverschrijdende bossen op het hoogterras, doorlopend in Duitsland.

Grotendeels haaks op deze structuur loopt een aantal beekdalen als dragers van natte natuur. De beken van Venlo zijn de dwarsverbindingen in de ecologische structuur. Het stedelijk gebied van Venlo is relatief compact opgebouwd.

Binnen de stad liggen diverse parken en plantsoenen. De gemiddelde omvang van het openbaar groen ligt in Venlo op 37 m2 per inwoner, hetgeen laag is. Binnen de parken kan een onderscheid gemaakt worden tussen verschillende stijlen en inrichtingsthema's van de parken.

Streefbeelden en ambitieniveau

In het waterplan worden de streefbeelden beschreven die de gemeente voor ogen heeft voor de verschillende beken en vijvers in de gemeente. Daarbij wordt gedacht aan een termijn van ongeveer 30 jaar, terwijl het Waterplan een termijn van 10 jaar heeft. Hoe sneller het streefbeeld wordt gerealiseerd, hoe hoger het ambitieniveau.

De Springbeek heeft een hoog ambitieniveau, omdat het mogelijk is te profiteren van de plannen, die er al zijn om de Maasbedding te reconstrueren (ruimte voor de natuur). De deels nog meanderende Springbeek heeft een specifieke ecologische functie.

De Everlosebeek heeft een middenhoog ambitieniveau. Het waterschap heeft al een klein deel van de Everlosebeek heringericht, maar de rest is nog genormaliseerd. Aan de beek is een specifieke ecologische functie toegekend.

Analyse en Visie

Werkwijze

Kernwoorden voor het waterplan Venlo zijn "integraal" en "duurzaam". Integraal betekent dat wordt gezocht naar samenhang tussen de verschillende onderdelen van het watersysteem en bovendien dat de verschillende beleidsvelden op elkaar worden afgestemd. Het begrip duurzaam voegt hier aan toe dat het waterbeheer niet alleen dient bij te dragen aan de leefbaarheid van de huidige stad, maar ook perspectieven dient te scheppen voor de gebruikswaarde, de belevingswaarde en natuurwaarde van water ten behoeve van toekomstige generaties.

Om vat te krijgen op de integraal en duurzaam waterbeheer in de Venlose situatie wordt water in Venlo via vijf sporen benaderd. Aan deze sporen zijn doelen gekoppeld. De doelen zijn:

  • Lang vasthouden, langzaam afvoeren.
  • Schoon water, schoon houden.
  • Zichtbaar en aantrekkelijk, functioneel.
  • Hemelwater als duurzame bron.

Het vijfde spoor is procesmatig van aard.

3.15.9 Gemeentelijk rioleringsplan

In het gemeentelijk rioleringsplan geeft de gemeente Venlo niet alleen aan hoe invulling wordt gegeven aan de zorgplicht voor het afvalwater maar ook op welke wijze invulling wordt gegeven aan de nieuwe zorgplicht voor het hemelwater en grondwater. Als gevolg van de invoering van de wet op de gemeentelijke watertaken is de oorspronkelijke zorgplicht voor het afvalwater vanaf 1-1-2008 verbreed. Dit plan vormt de basis om op een doelmatige en verantwoorde wijze invulling te geven aan de (verbrede) gemeentelijke rioleringtaken.

Behalve de invoering van de verbrede zorgplicht volgen uit het nationaal bestuursakkoord water, de Europese Kaderrichtlijn water, de optimalisatiestudie afvalwatersysteem Venlo en het Integraal waterplan Venlo (IWPV) de belangrijkste wateropgaven, welke zijn vertaald in dit GRP+. In dit GRP+ zijn een zevental doelen geformuleerd, waarmee de afval-, hemel- en grondwatertaken worden omschreven.

  • 1. Inzamelen en transporteren van afvalwater.
  • 2. Regenwater gecontroleerd afvoeren.
  • 3. Verbeteren van de oppervlaktewaterkwaliteit.
  • 4. Voorkomen van (grond)wateroverlast.
  • 5. Voorkomen van andere vormen van overlast.
  • 6. Doelmatig beheer en onderhoud.
  • 7. Bewustwording duurzaam waterbeheer.

Op basis van de hierboven genoemde doelen zijn functionele eisen en maatstaven opgesteld. Vervolgens heeft er een vertaalslag plaats gevonden naar de benodigde maatregelen op hoofdlijnen. De instandhoudingsmaatregelen zijn ingeschat op basis van de resultaten van de periodieke inspectiecyclus van het rioolsysteem, waarbij sober en doelmatig het uitgangspunt is. In dit plan zijn de financiële consequenties middels een exploitatieopzet in beeld gebracht voor zowel de korte als lange termijn. Uitgangspunt voor de kostenkant is het door de gemeenteraad vastgestelde beleid van kostendekkendheid. Naast kostendekkendheid wordt gestreefd naar beperking van de lastendruk voor de inwoners en bedrijven, zoals opgenomen in het collegeprogramma 2006-2010. Dit maakt een doelmatige invulling van het riool- en watersysteembeheer en daarbij het anticiperen op nieuwe ontwikkelingen noodzakelijk. Bij het opstellen van het GRP+ is ondermeer rekening gehouden met:

  • Het prioriteren van maatregelen.
  • Het combineren van werkzaamheden.
  • Het meeliften met andere projecten.
  • Toetsing van maatregelen op doelmatigheid.
  • Nieuwe ontwikkelingen.

Operationele programma's geven een nadere uitwerking van het GRP+, waarin voor het betreffende jaar concreet wordt aangegeven, welke voorzieningen worden aangelegd, welke onderzoeken zullen worden uitgevoerd en welke instandhoudingsmaatregelen worden getroffen. Overeenkomstig het vastgestelde beleidkader binnen de gemeente Venlo zal een (financiële) actualisatie van het plan tenminste iedere drie jaar aan de gemeenteraad worden voorgelegd. Tijdens de totstandkoming van dit GRP + heeft zowel intern als extern afstemming en overleg plaatsgevonden. Extern is overleg gevoerd met de Provincie Limburg, de Oppervlaktewaterbeheerders Waterschap Peel en Maasvallei, Rijkswaterstaat en met het Waterschapsbedrijf Limburg als waterkwaliteitbeheerder en beheerder van de rioolwaterzuivering. Het plan is tevens voor commentaar toegezonden aan Stichting het Limburgs Landschap, de Milieufederatie Limburg, Vereniging Milieudefensie, Ministerie van LNV directie Zuid, Natuurhistorisch Genootschap kring Venlo, Strix-Aluco, IVN afdeling Steilrand.

3.15.10 Wateroverleg

Dit bestemmingsplan zal worden voorgelegd aan het waterschap.