direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Stadsdeel Blerick
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0983.BPL2009018SDBLERCK-VA01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik en de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling', mede de stalling van caravans;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kas', mede het plaatsen en gebruiken van kassen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'paardenfokkerij', mede een paardenfokkerij;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. voorzieningen van algemeen nut;
  • f. recreatief medegebruik;
  • g. bed and breakfast-activiteiten;
  • h. infrastructurele voorzieningen;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • j. bedrijfsgebouwen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
  • k. bedrijfswoning ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • l. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning;
  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven worden gebouwd;
  • b. de gebouwen alsmede kassen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • c. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;
  • d. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  • e. per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd;
  • f. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per aanduiding 'bedrijfswoning' bedragen;
  • g. de afstand van de bedrijfswoning tot zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • h. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 900 m³ bedragen, met dien verstande dat de kelder onder een woning niet bij de inhoudsmaat wordt gerekend;
  • i. de goothoogte van bijgebouwen, behorende tot de bedrijfswoning, mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
  • j. de bouwhoogte van bijgebouwen, behorende tot de bedrijfswoning, mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • k. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen, behorende tot de bedrijfswoning, mag niet meer dan 100 m² bedragen;
  • l. de afstand van de bijgebouwen, behorende tot de bedrijfswoning, tot de voorgevellijn van de bedrijfswoning mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • m. buiten het bouwvlak uitsluitend schuilgelegenheden mogen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte van schuilgelegenheden mag maximaal 3,5 m bedragen;
    • 2. de oppervlakte van schuilgelegenheden mag maximaal 25 m² bedragen;
    • 3. per kadastraal perceel met een minimale oppervlakte van 0,5 hectare mag maximaal één schuilgelegenheid worden opgericht;
    • 4. aangetoond wordt dat geen agrarische bedrijfsgebouwen en/of bestaande agrarische bouwvlakken in de directe omgeving kunnen worden gebruikt ten behoeve van een schuilgelegenheid.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. silo's zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van silo's en buffertanks mag niet meer dan 12 m bedragen.

3.3 Nadere eisen
3.3.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding;
  • f. met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.

3.3.2 Externe veiligheid

Burgemeester en wethouders kunnen in verband met het respecteren van het groepsrisico in het kader van externe veiligheid nadere eisen stellen inzake:

  • a. het uitvoeren van de gebouwen met preventief lekwerende middelen om deuren/ramen, ventilatiekanalen en schoorsteenkanalen zoveel mogelijk lekdicht te kunnen afsluiten;
  • b. het voorzien van de gebouwen van brandwerende gevels en ramen;
  • c. het aanbrengen van de beglazing aan gebouwen, zodanig uitgevoerd dat scherfwerking wordt voorkomen;
  • d. de situering van de (nood)uitgangen van gebouwen;
  • e. het aanbrengen van gevelornamenten aan gebouwen;
  • f. het binnen een gebouw situeren van minder zelfredzame personen;
  • g. het creëren van vluchtwegen;
  • h. centrale ventilatie;
  • i. alarmeringssyteem.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels voor het herbouwen van één of meer bijgebouwen tot een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m², mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van dit plan bestaande bijgebouwen meer bedraagt dan 100 m²;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de nieuwe bijgebouwen niet meer bedraagt dan 100 m², vermeerderd met 50% van de op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van dit plan bestaande oppervlakte boven de 100 m², met een maximum van 150 m².

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:

  • a. standplaats voor meer dan 15 kampeermiddelen;
  • b. een ambachtelijk, industrieel, handels- en/of horecabedrijf;
  • c. prostitutie en/of seksinrichtingen;
  • d. coffeeshops;
  • e. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • g. detailhandel met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde goederen of detailhandel als ondergeschikte agrarische nevenproducten.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een aanduiding als bedoeld in lid 3.1 van de verbeelding te verwijderen indien de activiteit ter plaatse gedurende drie jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.

3.6.2 Wijziging bestemming Agrarisch naar bestemming Wonen ten behoeve van hergebruik agrarische bedrijfswoning als burgerwoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' geheel of gedeeltelijk te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van het hergebruik van een legale agrarische bedrijfswoning als burgerwoning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. bekeken dient te worden of agrarisch hergebruik nog mogelijk is.
  • b. het agrarische bedrijf dient te zijn beeindigd.
  • c. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • d. de burgerwoning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygienisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  • e. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken dient te worden teruggebracht tot 100 m² of tot maximaal 20 % van de te slopen oppervlakte tot een maximum maat van 150 m²;
  • f. er dient aandacht te worden besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu en veiligheid.