direct naar inhoud van Regels
Plan: Heierkerkweg te Venlo
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0983.BP202108HEIERKRK-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Heierkerkweg te Venlo' met identificatienummer NL.IMRO.0983.BP202108HEIERKRK-VA01 van de gemeente Venlo;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis gebonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft;

1.7 afgewerkt bouwterrein

de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende grond: bij hellende terreinen: het hoogste punt van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende grond;

1.8 afgraven en ophogen van de bodem

het verrichten van handelingen, waardoor de hoogteligging van een terrein of de bodem van een water (al dan niet tijdelijk) wordt verlaagd. Hieronder wordt niet begrepen:

  • a. de werkzaamheden, die in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering worden verricht zoals (diep)ploegen en frezen;
  • b. het maken van ondiepe (circa 1 meter) en weder te dichten sleuven en gaten voor het leggen van buizen, drainagebuizen en kabels;
  • c. het reguliere onderhoud aan watergangen (baggerwerkzaamheden);
1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingsgrens

de op de kaart, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan;

1.11 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat minimaal danwel maximaal mag worden bebouwd;

1.12 bed & breakfast

een nevenactiviteit in een bestaande woning waar logies wordt verstrekt en waar eventueel afzonderlijke maaltijden worden verstrekt aan gasten;

1.13 bedrijf

een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.14 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten;

1.15 bedrijfsgebonden kantoor

een ondergeschikt deel van een bedrijf (al dan niet in hetzelfde gebouw als waar de bedrijfsactiviteiten plaatsvinden), waarbinnen administratieve en daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten ten behoeve van dat bedrijf worden uitgeoefend;

1.16 bedrijfsmatig gebruik van een woning

het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behouden aanbouw of bijgebouw voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijk bedrijvigheid in tegenstelling tot een aan-huis-gebonden-beroep gericht op consumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is dat de woonfunctie behouden blijft en waarvoor geen meldings- of vergunningsplicht op grond van het Inrichtingen- en of Vergunningenbesluit milieubeheer geldt;

1.17 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.18 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.19 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.20 bestaand (in relatie tot bebouwing)

bebouwing aanwezig ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan;

1.21 bestaand (in relatie tot gebruik)

gebruik dat bestaat ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan;

1.22 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.23 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.24 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.25 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.26 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.27 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.28 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.29 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.30 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.31 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.32 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.33 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.34 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk zijn uitgesloten;

1.35 dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen ter ondersteuning van het recreatief medegebruik en nadrukkelijk ondergeschikt aan de recreatieve functie;

1.36 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.37 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.38 distributiecentrum

bedrijfsgebouw waar activiteiten plaatsvinden gelieerd aan de verwerking, opslag, expeditie/distributie en assemblage van goederen;

1.39 doeleinden van openbaar nut

kleinschalige nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, riolering, telefooncellen en wachthuisjes, straatvoorzieningen (o.a. voor afvalstoffen);

1.40 erf

de grond deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende woonbestemming;

1.41 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.42 hoofdgebouw

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.43 huishouden

een persoon die alleen woont en alleen in het dagelijks onderhoud voorziet hetzij meerdere personen die samen in een woonruimte wonen en samen in hun dagelijks onderhoud voorzien;

1.44 kantoor

een voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.45 kap

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.46 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden, zoals kantoorgebouwen met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500m²;

1.47 maaiveld

de gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan;

1.48 ondergeschikte functie

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.49 ondersteunende horeca

een niet zelfstandige horecafunctie, welke ruimtelijk, functioneel en bedrijfseconomisch ondergeschikt is aan en volledig ten dienste staat van de hoofdfunctie en tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en dranken;

1.50 opslag

het bedrijfsmatig opslaan, verpakken en verhandelen van goederen;

1.51 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden ;

1.52 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.53 perceelsgrens

een grens van een bouwperceel;

1.54 plaatsgebonden risico

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon, die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;

1.55 plaatsgebonden risicocontour

de risicocontour 10-6/jaar volgende de artikelen 6, 7 en 8 lid 1 en 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft aan waar een bepaalde effectkans van één op een miljoen is op een incident met één of meer dodelijke slachtoffers;

1.56 productiegebonden detailhandel

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.57 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.58 recreatief medegebruik

die vormen van dagrecreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen;

1.59 risicocontour

contour rondom een risicovolle inrichting die de zone begrenst waar het plaatsgebonden risico, zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), gelijk is aan of groter is dan 10-6 per jaar;

1.60 risicovolle inrichting

een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.61 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.62 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering zoals de lijst is opgenomen in Bijlage 1 deel uitmakende van deze regels;

1.63 verkoopvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;

1.64 vloeroppervlakte

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;

1.65 voorgevel

de naar de weg of andere openbare ruimte gekeerde gevel; indien een gebouw met meerdere zijden aan de weg grenst, geldt de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(-s);

1.66 voorgevelrooillijn

de voorgevellijn zoals met de figuur gevellijn is weergegeven op de verbeelding;

1.67 vliegroutes (vleermuizen)

lijnvormige (donkere landschapselementen) als houtsingels, beken en lanen waarlangs vleermuizen zich verplaatsen tussen verblijfsplaatsen en foerageergebieden;

1.68 vrijstaande woning

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw met daarin één woning;

1.69 watergang

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.70 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

1.71 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

1.72 Wro

de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijden van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.73 zend-/ontvangstinstallatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennemast, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage

het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.2 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de kortste afstand tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.3 de afstand tussen gebouwen

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de hoogte van een dakopbouw

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;

2.7 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.10 peil
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een distributiecentrum;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijfsactiviteiten toegestaan uit de milieucategorieën 1, 2 en 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. groenvoorzieningen, zoals bermen en grondwallen;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor zuivering en infiltratie van water;
  • e. voorzieningen van algemeen nut;

met de daarbij behorende:

  • f. (ontsluitings)wegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. laad- en losvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de in lid 3.1 genoemde bestemming en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak;
  • b. Voor gebouwen en overkappingen is het minimale bebouwingspercentage 50% en het maximale bebouwingspercentage 70%;
  • c. De bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • d. De afstand van gebouwen en overkappingen bedraagt ten minste 5 meter tot:
    • 1. de bestemmingsgrens en
    • 2. de perceelsgrens;
  • e. Indien gebouwen en overkappingen niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 5 meter;
  • f. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw kan uitsluitend worden verleend indien is aangetoond dat het gebouw niet wordt aangesloten op het aardgasnet en niet wordt verwarmd met aardgas;

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde
  • a. De afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 5 meter, met dien verstande dat erfafscheidingen en verlichting hiervan is uitgezonderd.
  • b. De bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter.
  • c. De bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en daarmee vergelijkbare masten bedraagt ten hoogste 6 meter.
  • d. De bouwhoogte van kunstobjecten bedraagt ten hoogste 3 meter.
  • e. De bouwhoogte van hijsinstallaties en andere voor de bedrijfsactiviteiten noodzakelijke installaties bedraagt ten hoogste 5 meter boven de ter plaatse toegestane bouwhoogte zoals bedoeld in lid 3.2.1 onder d met een maximale hoogte van 20 meter.
  • f. De bouwhoogte van silo's ten behoeve van de wateropvang bedraagt ten hoogste 5 meter boven de ter plaatse toegestane bouwhoogte zoals bedoeld in lid 3.2.1 onder d met een maximale hoogte van 20 meter.
  • g. De bouwhoogte van verlichting aan gebouwen bedraagt ten hoogste 6 meter.
  • h. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 meter.
3.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
    • 1. de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding;
    • 2. de waarborging van de brandveiligheid, rampenbestrijding en zelfredzaamheid van personen;
    • 3. aan de situering en omvang van de bebouwing ter waarborging van voldoende parkeerplaatsen en laad- en losmogelijkheden;
    • 4. externe veiligheid, bijvoorbeeld ten aanzien van de oriëntatie van gebouwen en toegang en vluchtwegen, de bereikbaarheid van het perceel en bouwkundige maatregelen ter beperking van de effecten van bijvoorbeeld een ongeval met gevaarlijke stoffen, alsmede ter voorkoming van hoge personendichtheden.
  • a. Burgemeester en wethouders stellen de Veiligheidsregio in de gelegenheid om advies uit te brengen over de nadere eis(en) die aan een omgevingsvergunning wordt gekoppeld, zoals bedoeld onder a.2 en a.4.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. lid 3.2.1 onder b om af te mogen wijken van het minimale bebouwingspercentage van 50%, daar waar de bouwmogelijkheden van de bouwpercelen beperkt worden in de bebouwingsmogelijkheden als de bouwkavel een incourante vorm heeft, mits;
    • 1. het bebouwingspercentage niet minder bedraagt dan 30%;
    • 2. de afwijking noodzakelijk is in het kader van de uitoefening van een doelmatige bedrijfsuitoefening of in verband met een gefaseerde ontwikkeling;
    • 3. de afwijking stedenbouwkundig inpasbaar is;
  • b. lid 3.2.1 onder c om de maximale bouwhoogte te verhogen met maximaal 2,5 meter indien dit noodzakelijk is vanwege:
    • 1. duurzaamheidseisen; of
    • 2. technische installaties;
  • c. lid 3.2.1 onder d.1 om een kortere afstand toe te staan tot de bestemmingsgrens indien de ruimte tussen de gebouwen en de bestemmingsgrens niet dient ter ontsluiting van naastgelegen bedrijven;
  • d. lid 3.2.1 onder d.2 om een kortere afstand toe te staan tot de perceelsgrens die niet grenst aan een weg, mits:
    • 1. dit vanuit het oogpunt van brandveiligheid aanvaardbaar is; of
    • 2. dit vanuit bedrijfseconomisch oogpunt noodzakelijk is;
    • 3. voorafgaande aan het verlenen van de omgevingsvergunning advies is ingewonnen bij de Veiligheidsregio;
  • e. lid 3.2.1 onder d.2 om een kortere afstand toe te staan tot de perceelsgrens om het aaneen bouwen van gebouwen toe te staan, zodat een gesloten straatwand ontstaat, mits:
    • 1. dit vanuit het oogpunt van brandveiligheid verantwoord is
    • 2. voorafgaande aan het verlenen van de omgevingsvergunning advies is ingewonnen bij de Veiligheidsregio.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  • a. ondersteunende horecavoorzieningen, met uitzondering van een activiteit tot ten hoogste 10% van het totale bedrijfsvloeroppervlak en een maximum van 500 m² per bedrijf;
  • b. detailhandel, met uitzondering van:
    • 1. productiegebonden en ondergeschikte detailhandel tot een verkoopvloeroppervlakte van ten hoogste 300 m² per bedrijf;
    • 2. detailhandel waarbij de verkoop uitsluitend via elektronische weg plaatsvindt en ter plaatse geen goederen worden uitgestald en aan particulieren worden afgeleverd;
  • c. kantoren, met uitzondering van bedrijfsgebonden kantoorvoorzieningen tot een maximum van 1.500 m²; bedrijfsvloeroppervlak per bedrijf;
  • d. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. overige opslag, met uitzondering van inpandige opslag;
  • g. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  • h. bedrijfswoningen;
  • i. geluidzoneringsplichtige inrichtingen.

3.5.2 Risicovolle inrichtingen

Risicovolle inrichtingen zijn toegestaan, met dien verstande dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 beperkt dient te blijven tot het eigen bouwperceel en het openbaar gebied.

3.5.3 Parkeren

Ten aanzien van het parkeren en laad- en losvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. parkeren en laden en lossen is alleen toegestaan op eigen terrein;
  • b. bouwpercelen worden zodanig ingericht en gebruikt dat daardoor ruimte resteert voor voldoende parkeergelegenheid voor het betreffende bedrijf, als ook voor laad- en losvoorzieningen. Hierbij wordt getoetst aan de parkeernormering die is opgenomen in de CROW, publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren; van parkeerkencijfers naar parkeernormen'.

 

3.5.4 Voorwaardelijke verplichting landschappelijk inpassingsplan

Het gebruik van de gronden overeenkomstig het bepaalde in lid 3.1 is uitsluitend toegestaan indien de inrichtingsmaatregelen uit het landschappelijk inpassingsplan overeenkomstig Bijlage 2 binnen 1 jaar na ingebruikname van de gronden zijn gerealiseerd en vervolgens in stand worden gehouden en beheerd.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken van de staat van bedrijfsactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 onder b om bedrijven toe te laten:

  • a. uit ten hoogste een subcategorie hoger uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan in het betreffende lid genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in het betreffende lid genoemd;
  • b. die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in het betreffende lid genoemd.

3.6.2 Afwijken van de regels ten aanzien van risicovolle inrichtingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels gesteld in lid 3.5.2 voor het toestaan van de PR 10-6 contour van een risicovolle inrichting buiten het bouwperceel van de risicovolle inrichting mits:

  • 1. De PR 10-6 contour uitsluitend over het eigen bouwperceel en het openbaar gebied is gelegen;
  • 2. De veiligheidsregio is geconsulteerd ten aanzien van zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.

3.6.3 Afwijken van de regels ten aanzien van parkeren
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 3.5.3 onder a om toe te staan dat in plaats van op eigen terrein, elders binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' in voldoende parkeergelegenheid voor het betreffende bedrijf wordt voorzien.
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 3.5.3 onder b om toe te staan dat wordt afgeweken van de CROW-norm, mits bij de aanvraag van de omgevingsvergunning een motivatie is gevoegd waaruit blijkt dat op eigen terrein in de parkeerbehoefte kan worden voorzien.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen en plantsoenen;
  • b. fiets- en wandelpaden en paden ten behoeve van recreatief medegebruik, onderhoudspaden en calamiteitenontsluitingen;
  • c. realisering en instandhouding van voorzieningen met ecologische functies, waaronder vleermuiskasten en nestkasten;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. voorzieningen van algemeen nut;
  • f. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurlijke en ecologische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. straatmeubilair;
  • h. noodzakelijke wegverbindingen in verband met het voorkomen en bestrijden van calamiteiten en de daarbij behorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de in lid 4.1 genoemde bestemming en gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan als:
    • 1. voorziening van algemeen nut;
    • 2. ecologische voorziening;
    • 3. dagrecreatieve voorziening;
    • 4. overige bijbehorende voorzieningen;
  • b. ten aanzien van de maatvoering van bouwwerken gelden de volgende regels:
  max. bouwhoogte   max. oppervlak  
gemaal   6 meter    
overige voorzieningen van algemeen nut   3 meter   15 m2 per voorziening  
ecologische voorzieningen   5 meter   100 m2 per voorziening  
lichtmasten   6 meter    
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   5 meter    
4.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

4.3.1 Fiets- en onderhoudspaden en ontsluitingswegen
  • a. de breedte van fiets- en onderhoudspaden bedraagt ten hoogste 4 meter;
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden om ter plaatse van watergangen, vijvers en andere wateren dan wel binnen een afstand van 1 m vanaf de insteek van watergangen, vijvers en andere wateren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het dempen van watergangen, vijvers en andere wateren;
  • b. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties.

4.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 4.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

4.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de belangen van de waterbeheerder niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding, herstel en ontwikkeling van de aanwezige abiotische, natuurlijke, archeologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • b. realisering en instandhouding van voorzieningen met ecologische functies, waaronder vleermuiskasten en nestkasten;
  • c. voor foerageergebied en/of verbindingszone voor de das;
  • d. instandhouding van het oppervlaktewater;
  • e. speelvoorziening in de vorm van een jeu de boules baan;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. recreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  • h. noodzakelijke wegverbindingen in verband met het voorkomen en bestrijden van calamiteiten en de daarbij behorende opstelplaatsen/voorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de in lid 5.1 genoemde bestemming en gelden de volgende regels:

  max. bouwhoogte   max. oppervlak  
Ecologische voorzieningen   5 meter   100 m2 per voorziening  
Dagrecreatieve voorzieningen   2 meter    
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   5 meter    
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.

5.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 5.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. de aanleg van natuur en landschap betreffen.

5.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. daardoor de natuurwetenschappelijke- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • b. er geen afbreuk wordt gedaan aan bestaande dassenroutes;
  • c. is aangetoond dat de bestaande vliegroute van vleermuizen niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, voet- en fietspaden;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. voorzieningen van algemeen nut;

met de daarbij behorende:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. straatmeubilair.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de in lid 6.1 genoemde bestemming en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 meter.

Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor aanleg, het beheer en instandhouding van een hoogspanningsverbinding met de daarbij behorende masten en (veiligheids)voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd zoals meet- en regelkasten en hoogspanningsmasten;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bouwhoogte niet wordt vergroot.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 onder b voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig, betrouwbaar en duurzaam functioneren van de betreffende hoogspanningsleiding; én
  • b. vooraf positief schriftelijk advies is verkregen van de betrokken netbeheerder.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en/of rooien van hoog opgaande beplantingen en/of bomen;
  • b. het opslaan van goederen, (brandbare)stoffen en/of materialen;
  • c. het aanleggen, herstellen en/of slopen van bovengrondse opstallen, constructies, straatmeubilair, installaties of apparatuur anders dan ten dienste van deze in lid 7.1 beschreven bestemming;
  • d. het wijzigen van maaiveld- of weghoogte niveau door ontgronding, ophoging of andere graafwerkzaamheden;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van (reeds bestaande) watergangen, alsmede het verhogen of verlagen van het waterpeil;
  • f. het aanleggen, vrebreden of verhareden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  • g. het aanleggen van zonneparken.

7.4.2 Uitzonderingen

Het verbod van lid 7.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. verband houden met de aanleg, aanpassing of onderhoud van de betreffende hoogspanningsverbinding en de daarbij behorende voorzieningen.

7.4.3 Toelaatbaarheid werken of werkzaamheden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf positief schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 8 Leiding - Riool

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een rioolleiding.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 onder b voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien:

  • a. het belang en de veiligheid van de betrokken leiding(en) niet onevenredig wordt geschaad; én
  • b. vooraf schriftelijk advies is verkregen van de betrokken leidingexploitant.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  • a. het opslaan van grond en goederen, met uitzondering van het opslaan van grond en goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de rioolleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.
8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen en/of rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen met een worteldiepte van meer dan 30 centimeter en/of een opgroeihoogte van 1,50 meter;
  • c. het aanleggen, verwijderen of herstellen van andere ondergrondse kabels en leidingen of drainage dan in lid 8.1 is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, voor zover dieper dan 0,25 m;
  • d. het indrijven, ingraven en aanbrengen van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het veranderen van het huidige maaiveldniveau of weghoogte door ontginningen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, of ophogen;
  • h. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen.

8.5.2 Uitzonderingen

Het verbod van sublid 8.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

8.5.3 Toelaatbaarheid werken of werkzaamheden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 8.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de:

  • a. archeologische waarden in de vorm van vindplaatsen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie' onder en bovengrondse cultuurhistorische waarden.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend ten dienste van de in lid 9.1 genoemde bestemming;
  • b. bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende bestemming(en), uitsluitend onder voorwaarde van het bepaalde in sublid 9.2.2 en sublid 9.2.3.

9.2.2 Archeologisch of cultuurhistorisch rapport

Bij aanvraag omgevingsvergunning dient:

  • a. in geval van ingrepen dieper dan 20 cm ten opzichte van maaiveld een rapport te worden overlegd waaruit blijkt dat de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn veilig gesteld;
  • b. op de gronden met de aanduiding 'cultuurhistorie' een rapport te worden overlegd waaruit blijkt dat de bebouwing (op grond van het op het moment van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan geldige cultuurhistorische beleid van de gemeente) aantoonbaar niet leidt tot verstoring van cultuurhistorische waarden.

9.2.3 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in sublid 9.2.2 bedoelde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen een of meerdere voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem en cultuurhistorische waarden kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeesters en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 9.2.2 indien:

  • a. de ingre(e)p(en) word(t)(en) verricht op minder dan 20 centimeter onder het maaiveld;
  • b. het bouwplan of bouwplannen uitsluitend betrekking heeft of hebben op verandering of vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande bebouwde oppervlakte gehandhaafd blijft en de bestaande fundering niet wordt gewijzigd en of uitgebreid;
  • c. de nieuwbouw naar het oordeel van burgemeester en wethouders binnen de archeologische of cultuurhistorische waarden past, dan wel een kwalitatieve bijdrage levert aan de genoemde waarden;
  • d. de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginningen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, of ophogen;
  • c. het aanbrengen en/of rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,2 meter ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, verwijderen of herstellen van kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het indrijven, ingraven en aanbrengen van voorwerpen in de bodem;
  • g. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
  • h. het geheel of gedeeltelijk wijzigen, aantasten, vernietigen van waardevolle cultuurhistorische elementen;
  • i. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

9.4.2 Uitzonderingen

Het verbod van sublid 9.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; of
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. minder diep reiken dan 20 centimeter onder het maaiveld en waarbij geen grond blijvend wordt afgevoerd;
  • e. archeologisch onderzoek betreffen.

9.4.3 Toelaatbaarheid werken of werkzaamheden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 9.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in lid 9.1 genoemde doeleinden;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog van de gemeente Venlo.
9.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
9.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden een bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie' te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.

9.5.2 Uitzonderingen

Het in sublid 9.5.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. sloopwerkzaamheden die het gewone onderhoud betreffen;
  • b. sloopwerkzaamheden, indien en voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk is verleend;
  • c. sloopwerkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
  • d. sloopwerkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken.
9.5.3 Toelaatbaarheid werken of werkzaamheden

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in sublid 9.5.1, kan alleen worden verleend indien gehoord de gemeentelijke monumentencommissie, is gebleken, dat hierdoor cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende bouwwerken niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze cultuurhistorische waarden kunnen en zullen worden veilig gesteld dan wel worden teruggebracht

9.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' (geheel of gedeeltelijk) van de verbeelding wordt verwijderd, als op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld. Alvorens een wijziging wordt uitgevoerd wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog van de gemeente Venlo.

Artikel 10 Waarde - Archeologie 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend ten dienste van de in lid 10.1 genoemde bestemming;
  • b. bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende bestemming(en), uitsluitend onder voorwaarde van het bepaalde in sublid 10.2.2 en sublid 10.2.3.

10.2.2 Archeologisch rapport

Bij aanvraag omgevingsvergunning dient in geval van ingrepen dieper dan 40 cm ten opzichte van maaiveld én een groter oppervlak dan 500 m2 een rapport te worden overlegd waaruit blijkt dat de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn veilig gesteld.

10.2.3 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in sublid 10.2.2 bedoelde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen een of meerdere voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeesters en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2 indien:

  • a. de ingre(e)p(en) word(t)(en) verricht op minder dan 40 centimeter onder het maaiveld en met een oppervlakte kleiner dan 500 m2;
  • b. het bouwplan of bouwplannen uitsluitend betrekking heeft of hebben op verandering of vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande bebouwde oppervlakte gehandhaafd blijft en de bestaande fundering niet wordt gewijzigd en of uitgebreid;
  • c. de nieuwbouw naar het oordeel van burgemeester en wethouders binnen de archeologische waarden past, dan wel een kwalitatieve bijdrage levert aan de genoemde waarden;
  • d. de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginningen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, of ophogen;
  • c. het aanbrengen en/of rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,4 meter ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, verwijderen of herstellen van kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het indrijven, ingraven en aanbrengen van voorwerpen in de bodem;
  • g. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
  • h. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

10.4.2 Uitzonderingen

Het verbod van sublid 10.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. betrekking hebben op een oppervlakte kleiner dan 500 m2;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; of
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • e. minder diep reiken dan 40 centimeter onder het maaiveld en waarbij geen grond blijvend wordt afgevoerd en/ of het grondoppervlak van de aanlegwerken minder is dan 500 m² per bouwperceel;
  • f. archeologisch onderzoek betreffen.

10.4.3 Toelaatbaarheid werken of werkzaamheden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 10.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in lid 10.1 genoemde doeleinden;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog van de gemeente Venlo.
10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' (geheel of gedeeltelijk) van de verbeelding wordt verwijderd, als op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld. Alvorens een wijziging wordt uitgevoerd wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog van de gemeente Venlo.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Voorwaardelijke verplichting ecologie

Het gebruik van de gronden, het bouwen van hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde conform het bepaalde in artikel 3 ('Bedrijventerrein'), en 4 ('Groen') uitsluitend toegestaan nadat:

  • a. vervolgonderzoek heeft plaatsgevonden naar de aanwezige vleermuizen, huismussen en dassen binnen het plangebied, en
  • b. eventueel te nemen noodzakelijke mitigerende en/of compenserende maatregelen met het oog op de gunstige instandhouding van de onder a bedoelde soorten zijn genomen, en/of
  • c. middels afschriften, op grond van het onderzoek als bedoeld onder a, eventueel noodzakelijk gebleken, verleende ontheffingen op grond van de Wet natuurbescherming kunnen worden overlegd met het bevoegd gezag.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 Milieuzone - grondwaterbescherming Venloschol
13.1.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbescherming Venloschol' is het niet toegestaan om dieper dan 5 meter boven NAP:

  • a. boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben;
  • b. de grond te roeren;
  • c. werken op of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de slechtdoorlatende bodemlagen kunnen aantasten;
  • d. een bodemenergiesysteem op te richten.

13.1.2 Uitzonderingen op verbod

De in 13.1.1 gestelde verboden gelden niet voor:

  • a. werkzaamheden ten behoeve van grondwateronttrekking met het oog op openbare drinkwaterproductie;
  • b. andere onttrekkingen, mits bestemd voor uitsluitend menselijke consumptie;
  • c. boorputten ten behoeve van het grondwaterbeheer overeenkomstig de Wet bodembescherming en de Waterwet;
  • d. het saneren van de bodem en het verrichten van handelingen ten gevolge waarvan een bodemverontreiniging wordt verminderd of verplaatst, indien dat gebeurt overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Wet bodembescherming;
  • e. bodemonderzoeken die door de wet zijn voorgeschreven.
13.2 Overige zone - leefgebied das

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - leefgebied das' zijn tevens bestemd voor de bescherming, het behoud, herstel en de versterking van het leefgebied van de das.

13.3 Overige zone - vleermuizen
13.3.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'Overige zone - vleermuizen' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, uit te voeren: het verwijderen, kappen of rooien van bomen.

13.3.2 Uitzondering op verbod

Het op 13.3.1 gestelde verbod geldt niet voor:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. een ontsluitingsweg met een maximale breedte van 15 meter;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

13.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 13.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien is aangetoond dat de bestaande vliegroute van vleermuizen niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – van de regels worden afgeweken van afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

15.1 Overschrijding bestemmingsplangrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch robuustere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 16 Algemene procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:

  • a. een voorgenomen nadere eis wordt, met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis en via de gemeentelijke website ter inzage gelegd;
  • b. burgemeester en wethouders maken voor de terinzagelegging het voornemen tot het nemen van een nader eis in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.

Artikel 17 Overige regels

17.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit bestemmingsplan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • 1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • 3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • 1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Heierkerkweg te Venlo'.