direct naar inhoud van Regels
Plan: Havens Stein, herziening 2014
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0971.BPHavensHerz2014-0002

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Havens Stein, herziening 2014 met identificatienummer NL.IMRO.0971.BPHavensHerz2014-0002 van de gemeente Stein.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 activiteit

activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid of artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.6 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huisverbonden beroepen niet daaronder begrepen.

1.9 bestaand:

bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.13 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.14 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.15 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop, te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die, die goederen kopen resp. huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.16 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.17 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies.

1.18 maaiveld:

bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft.

1.19 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.

1.20 openbare nutsvoorziening:

een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation.

1.21 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld.
1.22 Value Added Logistics:

aanvullende diensten die aan een product worden toegevoegd gedurende het logistieke proces, zoals verpakken, ompakken, labellen, prijzen, assembleren.

1.23 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.24 weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.

2.4 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel bestemmingsgrens met niet meer dan 2,00 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse reeds bestaande bedrijven, welke aanwezig zijn op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'haven', tevens voor:
    • 1. het op- en overslaan van zowel losgestorte bulk- als van stukgoederen en afvalstoffen in de ruimste zin;
    • 2. het uitvoeren van VAL-activiteiten (Value Added Logistics) op zowel losgestorte bulk- als stukgoederen en afvalstoffen in hoofdzaak bestaande uit:
      • I. verpakken/ompakken;
      • II. opbulken;
      • III. verkleinen;
      • IV. zeven;
      • V. scheiden en sorteren;
      • VI. ontwateren, drogen, verwarmen;
      • VII. verdichten;
      • VIII. mengen,

met de daarbij behorende bouwwerken, kraanbaan, ontsluitingswegen en open terreinen, waaronder opslagruimten, parkeerplaatsen, groenstroken, kades, laadsteigers en bouwwerken van waterstaatkundige aard;

  • c. kabels, leidingen en kolommenbanen;
  • d. verkeer en (ontsluitings)wegen;
  • e. (open) terreinen;
  • f. opslagruimten;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen en fietsenstallingen.
3.1.2 Relatie dubbelbestemming en aanduiding

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 9.2.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 3,0 meter bedragen;
  • b. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2,5 meter bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de plaats en afmeting van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het tot stand brengen van een in stedenbouwkundig en architectonisch opzicht, samenhangend bebouwingsbeeld;
  • b. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing;
  • c. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. de voor de verkeersveiligheid benodigde uitzichtshoeken;
  • e. de brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
  • f. de gewenste parkeer-, fietsenstalling-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken ten behoeve van hogere bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder a. en een hogere bouwhoogte toestaan voor lichtmasten, kranen, ventilatiepijpen, antennes en bouwwerken ten behoeve van industriële installaties, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 40 meter;
  • b. zulks gewenst is met het oog op openbare orde, veiligheid of telecommunicatie, een doelmatige bedrijfsvoering, een efficiënt gebruik van het bouwperceel en in stedenbouwkundig opzicht verantwoord is;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. bedrijven, anders dan ter plaatse reeds bestaande bedrijven, welke aanwezig zijn op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt.
3.5.2 Voorbehouden gebruik

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden conform de bestemming 'Bedrijventerrein' is ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' alleen toegestaan wanneer door middel van onderzoek is aangetoond dat de bodemkwaliteit ter plaatse aan de voor het gebruik benodigde grenswaarden voldoet.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behoud en bescherming van de aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

4.1.2 Relatie dubbelbestemming en aanduiding

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 9.2.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwverbod

Op de voor 'Waarde - Archeologie' bestemde grond mag alleen worden gebouwd indien daarvoor een omgevingsvergunning door burgemeester en wethouders is verleend.

4.2.2 Uitzondering

Een omgevingsvergunning als genoemd in artikel 4.2.1 is niet vereist indien:

  • a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en / of alleen de bestaande fundering wordt benut;
  • b. het bouwplan geen bodemverstorende activiteiten met zich meebrengt;
  • c. de oppervlakte van de bodemingreep kleiner is dan:
    • 1. 250 m² ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1'.
4.2.3 Voorwaarden

In geval van verlening van een omgevingsvergunning als genoemd in artikel 4.2.1 is het aan de gemeente of een daarvoor aangewezen partij altijd toegestaan archeologische waarnemingen te doen ten tijde van de graafwerkzaamheden ten behoeve van bouwwerkzaamheden.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken ten behoeve van grotere bodemingrepen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.2 voor bouwplannen waarvan de verstoringsdiepte meer bedraagt dan 40 cm beneden het maaiveld en de oppervlakte van de bodemingreep groter is dan:

  • a. 250 m² ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1',

een en ander mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad.

4.3.2 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting tot het begeleiden van de activiteiten waarvoor ontheffing is verleend door een archeologisch deskundige.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven (ook het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, en het ophogen van gronden met meer dan 50 cm, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
4.4.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als genoemd in artikel 4.4.1 is niet vereist:

  • a. indien de verstoringsdiepte minder bedraagt dan 40 cm onder maaiveld en de oppervlakte van de bodemingreep kleiner is dan:
    • 1. 250 m² ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1';
  • b. ingeval de bodem dieper dan 40 cm beneden maaiveld verstoord wordt in combinatie met een bodemingreep kleiner dan 250 m² als bedoeld onder a.;
  • c. indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • d. indien de werken en / of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • e. indien werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
    • 2. archeologisch onderzoek betreffen;
    • 3. worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende vergunning.
4.4.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als genoemd in artikel 4.4.1 wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de bescherming van de archeologische waarden op grond waarvan de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. aanvrager dient een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is zeker gesteld of geen archeologische waarden aanwezig zijn, tenzij naar haar oordeel de archeologische waarde in andere informatie voldoende is zeker gesteld
  • b. aan de vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden;
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit die leidt tot bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
4.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de op de gronden aanwezige archeologisch waardevolle bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

4.5.2 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.5.1 kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. sloopwerken vanaf 30 cm boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een archeologisch deskundige;
  • b. indien tijdens sloopwerken vondsten van hoge waarde worden aangetroffen dan wordt hier terstond melding van gemaakt bij burgemeester en wethouders die vervolgens in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.
4.5.3 Toepassingscriteria

Alvorens te beslissen over het vaststellen van de voorwaarden zoals omschreven in artikel 4.5.2 winnen burgemeester en wethouders bij de archeologisch deskundige schriftelijk advies in omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden kunnen worden aangetast en welke regels aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  • b. aan de gronden alsnog de bestemming 'Waarde - Archeologie' toe te kennen indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn
  • c. de oppervlaktes en/of de dieptes als genoemd in artikel 4.2 en artikel 4.4.2 te veranderen en/of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis noodzakelijk en/of mogelijk is.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 geluidzone - industrie
7.1.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mogen geen geluidsgevoelige objecten worden gerealiseerd.

7.1.2 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 7.1.1, met dien verstande dat de geluidsbelasting vanwege industrielawaai aan de gevels van de te realiseren geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verleende hogere grenswaarde.

7.2 vrijwaringszone - vaarweg
7.2.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' mogen geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken gerelateerd aan of ten behoeve van de betreffende vaarweg.

7.2.2 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 7.2.1, met dien verstande dat:

  • a. gebouwd wordt overeenkomstig de onderliggende bestemming;
  • b. door het bouwwerk het vrije uitzicht niet wordt belemmerd;
  • c. het bouwwerk niet uitsteekt boven het doorgaande kanaalprofiel;
  • d. vooraf een positief advies is gekregen van de beheerder van de betreffende vaarweg.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 10%-regeling

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de in deze regels voorgeschreven minimale en/of maximale maten (hoogte, oppervlakte, inhoud etc.) en percentages tot maximaal 10% van die maten en percentages, met dien verstande dat dit niet geldt wanneer reeds op grond van deze regels al anderszins kan worden afgeweken.

8.2 Meetverschillen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de aangeduide bouwgrenzen indien een meetverschil of onnauwkeurigheid op de kaart ten opzichte van de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, mits de afwijking maximaal 3,00 meter bedraagt.

8.3 Afwijken ter voorkoming beperking meest doelmatige gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen van de planregels afwijken indien strikte toepassing leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

9.2 Voorrangsregels
9.2.1 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen - enkelvoudige bestemmingen

Voor zover voor gronden tevens een dubbelbestemming en/of gebiedsaanduiding geldt, dienen bij toepassing van de gebruiks-, bebouwings-, afwijkings- en wijzigingsregels van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen de regels van de dubbelbestemming(en) en/of gebiedsaanduiding(en) in acht te worden genomen.

9.2.2 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen onderling

Voor zover de in deze regels opgenomen dubbelbestemmingen en/of gebiedsaanduidingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:

9.2.3 Burgemeester en wethouders

In deze regels wordt, voor zover het de afwijkingsregels betreft, onder burgemeester en wethouders mede verstaan elk ander bevoegd gezag ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Havens Stein, herziening 2014'.