Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Kloosterbaan 25 Roermond
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0957.BPW0000302-VG01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
De begripsbepalingen zoals opgenomen in artikel 1 van het bestemmingsplan "Buitengebied
Asenray", vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Roermond op 20 oktober
2011 met identificatienummer NL.IMRO.0957.BP00000128-VG01, zijn van toepassing op
dit plan, met dien verstande dat in deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan:
het wijzigingsplan “Kloosterbaan 25” Roermond met identificatienummer NL.IMRO.0957.BPW0000302-VG01 van de gemeente Roermond.
 
1.2 wijzigingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0957.BPW0000302-VG01, met de bijbehorende regels (en bijlagen).
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 Meetregels
 
De meetregels, zoals opgenomen in artikel 2 van het bestemmingsplan "Buitengebied
Asenray", vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Roermond op 20 oktober
2011 met identificatienummer NL.IMRO.0957.BP00000128-VG01, zijn van toepassing op
dit plan.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Bedrijf
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor “Bedrijf” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de uitoefening van een bouwbedrijf en een verhuisbedrijf;
Met daarbij behorende:
  1. verkeersvoorzieningen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
 
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
 
3.2.1 Gebouwen
  1. gebouwen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 11 meter;
  3. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 8 meter.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels
 
Tot een strijdig gebruik van de gronden wordt in elk geval begrepen:
  1. het gebruik van gronden als detailhandelsbedrijf en andere soortgelijke handelsfuncties, waarin in hoofdzaak of in overwegende mate of in belangrijke mate detailhandel wordt uitgeoefend;
  2. het gebruik van gronden als staanplaats of ligplaats voor onderkomens;
  3. het gebruik van gronden als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  4. het gebruik van gronden voor woondoeleinden;
  5. het gebruik van gronden buiten een bouwvlak voor buitenopslag.
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
 
3.4.1 Andere bedrijvigheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van
het wijzigen van gebruik van vrijkomende bedrijfsgebouwen in een andere specifieke
bedrijfsfunctie, met dien verstande dat:
  1. aangetoond is dat er sprake is van een ruimtelijke verbetering in de vorm van een afname van bebouwing (niet zijnde gemeentelijk monument of een rijksmonument) alsmede een visueel ruimtelijke verbetering van de situatie en / of aangetoond is dat er sprake is van een vermindering van de milieubelasting;
  2. buitenpandige opslag niet is toegestaan;
  3. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen voor wat betreft aantal parkeerplaatsen zoals die zijn opgenomen in Bijlage 1 Parkeernormen;
  4. toevoeging van een bedrijfswoning niet is toegestaan;
  5. de bouwregels uit artikel 7.2 van kracht blijven;
  6. aangetoond is dat de wijziging niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsvoering van de omliggende (agrarische) bedrijven;
  7. detailhandel niet is toegestaan behoudens in ter plaatse geproduceerde of bewerkte producten ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' met een oppervlak van ten hoogste 100 m2;
  8. aangetoond is dat de waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  9. een goede landschappelijke inpassing dient verzekerd te zijn;
  10. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming.
Artikel 4 Waarde - Archeologie
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
  1. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
  2. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
4.2 Bouwregels
 
Op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mag geen bebouwing worden
opgericht, met uitzondering van:
  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, of:
  2. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm reiken, of:
  3. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden een oppervlak beslaan van minder dan 100 m².
4.3 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.2
voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke zijn
toegelaten krachtens de aan de gronden gegeven basisbestemming, mits:
  1. bebouwing plaatsvindt ter plaatse van een evident eerder verstoorde bodem, of;
  2. op basis van een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of het verrichte van archeologisch vervolgonderzoek, of;
  3. de voorgenomen werkzaamheden plaatsvinden binnen de bebouwde kom, op een terrein dat kleiner is dan 1.000 m² en het terrein niet is gelegen binnen 50 meter van een beschermd archeologisch monument, of;
  4. de voorgenomen werkzaamheden plaatsvinden buiten de bebouwde kom, op een terrein dat kleiner is dan 2.500 m² en het terrein niet is gelegen binnen 50 meter van een beschermd archeologisch monument.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden
 
4.4.1 Aanlegverbod
Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen, waaronder ontgronden, afgraven, diepploegen en het aanbrengen van leidingen, op een grotere diepte dan 40 centimeter, behalve indien deze in het kader van onderzoek naar mogelijke archeologische vindplaatsen worden uitgevoerd;
  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  3. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze voorwerpen in de grond drijven.
4.4.2 Uitzondering
Het in 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, of;
  2. een oppervlak beslaan van minder dan 100 m2;
  3. plaatsvinden binnen de bebouwde kom, op een terrein dat kleiner is dan 1.000 m² en het terrein niet is gelegen binnen 50 meter van een beschermd archeologisch monument, of;
  4. plaatsvinden buiten de bebouwde kom, op een terrein dat kleiner is dan 2.500 m² en het terrein niet is gelegen binnen 50 meter van een beschermd archeologisch monument.
  5. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
4.4.3 Afwegingskader
De werken of werkzaamheden als bedoeld onder 4.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
  1. de werken of werkzaamheden plaatsvinden in een evident eerder verstoorde bodem, of;
  2. op basis van een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of verrichten van archeologisch vervolgonderzoek.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze
bestemming (deels) komt te vervallen, indien als gevolg van archeologisch onderzoek blijkt
dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer
aanwezig zijn.
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
 
6.1 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
 
6.1.1 Overschrijding voorgeschreven maten
Indien afstanden tot, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande
bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de
Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteld van het plan meer
bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en
hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
 
6.1.2 Minimaal toelaatbare maten
In die gevallen dat afstanden tot, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van
bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of
krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteld van het
plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en
hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
 
6.1.3 Heroprichting van gebouwen
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 6.1.1 en 6.1.2 uitsluitend
van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
 
7.1 Strijdig gebruik
 
Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend;
  1. buitenopslag;
  2. het gebruik voor een seksinrichting;
  3. het permanent bewonen van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  4. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  5. het gebruik van niet-bebouwde staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  6. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  7. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
 
8.1 Geluidzone - industrie
 
8.1.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidszone industrie' zijn, behalve voor de daar
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van
de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van
de Wet geluidhinder.
 
8.1.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe woningen en
andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals omschreven in de Wet geluidhinder, worden
gebouwd.
 
8.1.3 Ontheffing van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 8.1.2 voor het
bouwen van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen overeenkomstig de
andere bestemmingen, mits de geluidsbelasting vanwege de inrichting op de gevels van
deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor
geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
 
8.2 Vrijwaringszone - weg 25 meter
 
8.2.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 25 meter' mag geen bebouwing
worden opgericht anders dan met de bestemming 'Verkeer - 1' verband houdende
bouwwerken, zoals geluidswerende en ecologische voorzieningen.
 
8.2.2 Ontheffingsbevoegdheid
  1. Het bevoegd gezag is bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in 8.2.1 voor de bouw van bouwwerken welke zijn toegelaten krachtens de aan de desbetreffende gronden gegeven bestemming, mits geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van het wegverkeer. Daartoe dient vooraf de desbetreffende wegbeheerder te zijn gehoord.
  2. De in lid a bedoelde ontheffing wordt geacht te zijn verleend ten aanzien van bouwwerken die bestaan op het tijdstip van de ter visie legging van het vastgesteld van het plan, dan wel mogen worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
9.1 Algemene afwijking
Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds ontheffing kan worden verleend – afwijken van de regels voor:
  1. de maatvoering (inclusief percentages) met ten hoogste 15%;
  2. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,50m en geen grotere oppervlakte dan 20 m2 hebben;
  3. het oprichten van gebouwtjes ten dienste van de verkoop van kranten en tijdschriften, bloemen, ijs, frisdranken en straatconsumpties, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,50 m en geen grotere oppervlakte dan 12 m2 hebben;
  4. geringe afwijkingen, van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking niet meer dan 2,00 m bedraagt;
  5. het oprichten van zend; ontvangst; en/of sirenemasten voor zover deze van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte, gemeten vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, niet meer bedraagt dan 15 meter voor privégebruik en niet meer dan 40 meter voor gemeenschappelijk gebruik;
  6. het oprichten van waterretentiebekkens, met dien verstande dat:
    1. de inhoud niet meer bedraagt dan 4000 m3;
    2. ingeval van ondergrondse bekkens:
      • de bovenzijde van de bekkens minimaal 0,50 meter onder het aangrenzende maaiveld blijft;
      • de putdeksels op maaiveldniveau gelegen zijn.
  7. evenementen voor zover de bestemming niet onevenredig wordt aangetast;
9.2 Voorwaarden
 
9.2.1 Voorwaarden ten aanzien van de situering
Het bevoegd gezag kan bij verlening van de ontheffing voorwaarden stellen ten aanzien van
de situering van de in 9.1 bedoelde bouwwerken, teneinde een ruimtelijk verantwoorde
plaatsing van deze bouwwerken ten opzichte van de omgeving te waarborgen.
 
9.2.2 Geen onevenredige afbreuk aan gebruiksmogelijkheden
De in artikel 9.1 genoemde ontheffingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de
aangrenzende gronden en bouwwerken.
 
9.3 Procedure
 
Ten aanzien van de ontheffingsmogelijkheden als genoemd in lid 9.1 zijn de bepalingen van
artikel 11 van toepassing.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
 
10.1 Algemene wijziging
 
Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van:
  1. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 25%;
  2. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de uitvoering van een bouwplan waarvan realisering wenselijk of noodzakelijk wordt geacht;
  3. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  4. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van tervisielegging van het vastgesteldplan worden gewijzigd.
Artikel 11 Algemene procedureregels
 
Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een binnenplanse ontheffing is de
volgende procedure van toepassing:
  1. het vastgesteldbesluit tot het verlenen van een binnenplanse ontheffing ligt gedurende tenminste twee weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
  2. burgemeester en wethouders maken de ter inzage legging van het vastgesteldbesluit tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
  3. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het vastgesteldbesluit gedurende de onder a. genoemde termijn;
  4. burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 12 Overige regels
 
12.1 Werking wettelijke regelingen
 
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op
het moment van vaststelling van het plan.
 
12.2 Parkeren
 
12.2.1 Bepaling met betrekking tot het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein
Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen van gebruik dient de inrichting van elk
perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het
eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Op eigen terrein dient
voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie, inclusief parkeergelegenheid voor
werknemers en bezoekers, conform de parkeernormen zoals opgenomen in Bijlage 1
Parkeernormen. Voor de toepassing dienen de norm uit de kolom 'rest bebouwde kom'
gebruikt te worden.
 
12.2.2 Ontheffing van het benodigd aantal parkeerplaatsen
Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het in artikel 12.2.1 bepaalde indien
anderszins in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
 
12.3 Nadere eis
 
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter
beheersing van de blootstelling aan giftige stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen
te stellen aan:
  1. de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde);
  2. de inrichting van terreinen;
  3. de bruto vloeroppervlakte (bvo) en de hoogte van gebouwen;
  4. de wijze van afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
 
13.1 Overgangsrecht bouwen
 
13.1.1 Algemeen overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of
in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van
het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2 Ontheffing
Het bevoegd gezag kan eenmalig ontheffing verlenen van 13.1.1 voor het vergroten van de
inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 13.1.1 met maximaal 10%.
 
13.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het
daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
13.2 Overgangsrecht gebruik
 
13.2.1 Algemeen overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van
het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
13.2.2 Wijzigen strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.2.1 te
veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
13.2.3 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in 13.2.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor
een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden gebruik daarna te
hervatten of te laten hervatten.
 
13.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen
geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
 
De regels worden aangehaald als: Regels van het Wijzigingsplan “Kloosterbaan 25 Roermond”