direct naar inhoud van 2.3 Planbeschrijving
Plan: Bestemmingsplan Lus van Linne
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0957.BP00000205-VG01

2.3 Planbeschrijving

2.3.1 Doelen en ambitie van het plan

Het plan zet in op een integrale, natuurgerichte herinrichting van de gehele Lus van Linne. Het plan betreft zowel de eigendommen van de initiatiefnemer, Ballast Nedam Grondstoffen, als de Osenplas, in eigendom van de Stichting het Limburgs Landschap.

Het project haakt aan op de lopende gebiedsontwikkeling Midden-Limburg (GOML).

Het project wordt gefinancierd door de winning van de nog aanwezige grindvoorraden. Ondanks dat de Lus van Linne in het verleden geheel vergraven is geweest, blijken er nog waardevolle winbare hoeveelheden grind in de ondiepe ondergrond aanwezig. Aanvoer van overtollige specie uit andere projecten is nadrukkelijk niet aan de orde.

In deel 1 van de Planstudie-MER is de ambitie van het project vertaald naar concrete doelen en uitgangspunten voor het project. Deels komen deze voort uit het actueel beleid en de wet- en regelgeving waar het project aan moet voldoen (zoals opgesomd in hoofdstuk 3 (en 4)).

Anderzijds komen de doelen en uitgangspunten voort uit overleg en afspraken met betrokken partners en andere betrokkenen:

  • Vergroten van de bescherming van het Maasdal tegen overstromingen, door verlaging van de overstromingskansen bij hoogwaters. In de Lus van Linne worden rivierverruimende voorzieningen aangebracht, waarmee de bovenstroomse waterstanden met meerdere decimeters verlaagd kunnen worden.
  • Realiseren van een toekomstvaste inrichting die de basis legt voor een vrije, dynamische natuurontwikkeling, die wordt gedragen en gestuurd door de ter plaatse nog relatief grote rivierdynamiek. De Lus van Linne beschikt over enkele bijzondere potenties voor de ontwikkeling van dynamische riviernatuur, die elders in de directe omgeving van Roermond ontbreken.
  • Behouden en versterken van de reeds waardevolle natuurgedeelten. Met name ter plekke van het ooibos Peupelensteen en op de Koeweide hebben zich sinds de hoogwaters van 1993 en 1995 waardevolle natuurterreinen ontwikkeld.

Het plan zet als vertrekpunt voor een 'eindsituatie' in op de ontwikkeling van een samenhangend natuurgebied, waarvan de natuurontwikkeling wordt gestuurd door de natuurlijke processen. Kern van het ontwerp is het vergroten van de verrijkende invloed van periodieke door- en overstromingen door de Maas.

Door de introductie van natuurlijke begrazing en vraat (paarden, runderen, konijnen bevers etc.) zal zich een structuurrijk, half open uiterwaardenlandschap ontwikkelen. De ambitie is binnen de Maasplassen een aantrekkelijk gebied te ontwikkelen voor natuurbeleving en ander natuurgericht recreatief medegebruik.

Het plan beoogt tevens een bijdrage te leveren aan de hoogwaterbescherming door verlaging van de hoogwaterstanden ter hoogte van Linne met enkele decimeters.

2.3.2 Van Basisplan naar Voorkeursalternatief (naar Definitief Ontwerp)

In deel 2 van de Planstudie-MER is het inrichtingsplan van het Voorkeursalternatief (VKA) gepresenteerd, samen met de andere onderzochte planvarianten. Het uiteindelijke ontwerp is het resultaat van een reeds langer lopende ontwerpstudie en haalbaarheidsverkenning sinds 2004.

Het Basisplan van juli 2009 is, naar aanleiding van de reacties op de startnotitie, aangepast tot het Verbeterd Basisplan. De milieueffecten van dit Verbeterd Basisplan en vijf varianten zijn vervolgens onderzocht op hun milieueffecten.

De resultaten van deze effectbeoordeling vormen de basis voor het ontwerp van het uiteindelijke VKA en de contouren van een Meest Milieuvriendelijk Alternatief (MMA).

In overleg met bevoegd gezag en andere betrokkenen zal het VKA, waar nodig, worden opgewerkt tot het Definitief Ontwerp, waarvoor de benodigde vergunningen worden aangevraagd.

2.3.3 Het Voorkeursalternatief

Optimaliseren doorstroomcapaciteit

De kern van het ontwerp bestaat uit een aantal ingrepen waarmee de doorstroomcapaciteit van de Lus van Linne wordt verbeterd.

  • De Middendam tussen de Gerelingsplas en de Spoorplas wordt verplaatst, diagonaal door de huidige Spoorplas, min of meer volgens de historische ligging van de Centrale Allee. De nieuwe Middendam wordt robuust uitgevoerd, opdat bij extreme afvoeren geen bochtafsnijding zal kunnen optreden.
  • In het verlengde van de dam wordt tussen de Spoorplas en de Gerelingsplas een tweetal overlaten aangelegd. Ook deze worden robuust en erosiebestendig aangelegd.
  • De Zuiddam tussen de Spoorplas en Maas wordt (zodra mogelijk) verwijderd, zodat het hoogwater optimaal door de Lus van Linne kan stromen.
  • In de onderliggende zuidelijke oeverwal en de aangrenzende Koeweide wordt een drietal lage instroomgeulen aangelegd, elk met een andere drempelhoogte, om de instroom vanuit de Maas naar de Spoorplas te vergroten. De verlaagde instroomdrempels worden afgewerkt met overmaats grind, vrijkomend bij de winning.
  • De uitstroom van de Gerelingsplas (aan westzijde, nabij de Osenplas) naar de Maas wordt verlaagd en vrijgehouden van bos- en struweel, teneinde tijdens hoogwaters een soepele uitstroom te realiseren vanuit de Gerelingsplas naar de Maas.
  • De voormalige Linnerplas (ter plekke van de hoge agrarische percelen aan de kop van de uiterwaard, de Schuttelkesnak) wordt opnieuw uitgegraven. Na uitnutting van de onderliggende resterende grindvoorwaarden, wordt ter plekke een lage, frequent meestromende, brede ondiepe nevengeul aangelegd. De geul, die qua breedte de Maasbedding ter hoogte van de stuw Linne benadert, krijgt bovenstrooms een tweetal lage instroomdrempels (minder dan 1 m boven stuwpeil). De ligging sluit aan bij de historische bochtuitsnijding 'Rode Sloot'.

Vergroten invloed rivierdynamiek

De Lus van Linne wordt zo ingericht, dat de uiterwaard ook bij kleinere hoogwaters vaker en actiever doorstroomd wordt, waardoor er binnen de uiterwaard een grotere variatie ontstaat.

  • De hoogte van de instroomgeulen verschilt in het definitieve plan meer dan in het oorspronkelijke plan het geval was. Hierdoor zullen de afzonderlijke geulen zich onderling onderscheiden in instroom- en doorstroomfrequentie.
  • De geulen krijgen vlakke, brede instroomdrempels. Hierdoor ontstaat een meer schoksgewijze (incidentele) instroom en, daarmee, een grotere kans op het optreden van morfologische processen en meer vrijheid van de rivier om zelf vorm te geven aan de oeverwallen.
  • De Koeweide, de oeverwal tussen de Maas en de Spoorplas, wordt deels verlaagd en afgewerkt met een grindige toplaag.
  • De oeverwallen en stroomruggen in de Schuttelkesnak worden aangelegd met zandig materiaal uit de diepere ondergrond van de Gerelingsplas. De stroomsnelheden in dit deel van de Lus zijn relatief laag.
  • Rond de hele Lus van Linne is vrije erosie van de Maasoevers uitgangspunt. Waar aanwezig worden de huidige steilwanden en afkalvende oevers niet vergraven. Waar nog niet aanwezig (de noordelijke oeverwal langs de Gerelingsplas) worden vrij eroderende oevers aangelegd door afgraven van de oeververdediging.
  • De geulen en plassen achter de instroomdrempels worden ondiep aangelegd, zodanig dat bij hoogwatergolven inspoelend zand en grind niet langer onder water verdwijnt, maar in plaats daarvan ondiepe zones en droogvallende platen kan vormen.
  • Waar snelle verbossing en/of sterke kleiafzetting ongewenst is, worden hogere opleveringspeilen voorgesteld. Zo wordt op de hogere ruggen op de Koeweide en de Schuttelkesnak de ontwikkeling van 's zomers verdrogende grindgraslanden mogelijk.

Aantrekkelijk, bosrijk natuurlijk landschap

Het project leidt tot een bosrijker, natuurlijker landschap binnen de Lus van Linne.

  • Reeds bestaande, waardevolle natuurlijke terreindelen worden behouden, waaronder grote delen van de grindoverslag op de Koeweide, ontstaan door hoogwaters 1993 en 1995, het ondiepe oostelijk deel van de Spoorplas en het omringende, spontaan ontwikkelde ooibos (Peupelensteen, met reigerkolonie).
  • Dat geldt ook voor de natuurlijk verboste Maasoevers tegenover Linne.
  • De nieuwe centrale Middendam krijgt een brede, vlakke teen, waarop zich een natuurlijk zachthoutooibos kan ontwikkelen. Hierdoor ontstaat weer snel een heldere compartimentering.
  • Langs een groot deel van de geulen en plassen zal zich een bosrijke oever ontwikkelen. Hierdoor wordt de ruimtelijke schaal van de plassen verkleind.
  • In de lage kronkelwaard Schuttelkesnak is gekozen voor een robuuste ruimtelijke maatvoering. Na aanvulling van de Linnerplas ontstaat een brede, ondiepe geul, aan weerszijden met bos omzoomd. De geul benadert de natuurlijke breedte van de Maas.
  • Door de ruime maatvoering van de ruggen, ontstaan beter beheerbare eenheden, die minder besloten zijn, ook als op termijn een bosgordel ontstaat op de aangrenzende oevers langs de Maas en de geulen.
  • De hoge dwarsdam tussen de Osenplas en de Gerelingsplas wordt gehandhaafd, inclusief de hoge populierenbeplanting op de dam.

Gezoneerde openstelling voor op natuur gerichte recreatie

De Lus van Linne wordt opengesteld voor stille, rustige vormen van natuurgerichte recreatie.

  • Er worden voorzieningen getroffen om het natuurkerngebied te ontsluiten vanaf de westzijde (Osen). Daar komt een kleine parkeervoorziening en vanaf hier loopt een wandelroute naar een vogelkijkhut op het einde van de nieuwe Middendam.
  • Aan de oostzijde van de Lus staat het handhaven van rust, stilte en duisternis voorop. De Koeweide en Schuttelkesnak zullen alleen 'met laarzen' bereikbaar zijn. Delen van het gebied zullen over land nagenoeg onbereikbaar blijven.
  • De Osenplas wordt toegankelijk vanaf de Maas als natuurgericht vaardoel in de Maasplassen. Aan de westzijde wordt een aanlegsteiger aangelegd voor zeil-, motor- en excursieboten voor een bezoek aan het natuurkerngebied in de Lus van Linne Lus, het sluizencomplex Osen en/of de stuw van Linne. 's Nachts aanleggen zal niet toegestaan zijn.
  • De Osenplas (huidig eigendom van Stichting het Limburgs Landschap) blijft beschikbaar voor sportvisserij vanaf de oevers en het water. De verondiepte geulen ter plaatse van de huidige Spoorplas en de Schuttelkesnak worden gesloten voor de sportvisserij. De visrechten op de Gerelingsplas worden beperkt via verpachting. De jachtrechten worden beperkt tot, voor zover noodzakelijk jacht voor schadebestrijding en/of populatiebeheer.
  • In het plan zal op de Gerelingsplas alleen nog in de zomermaanden (van juli tot en met oktober) watersport mogelijk zijn, met langzaam varende, stille bootjes (kano's, roeiboten, sloepjes met buitenboordmotoren, kleinere motorjachten tot zo'n 60 cm diepgang). Voor grotere jachten, zeilboten en voor lawaaierige snelle watersport wordt de plas jaarrond afgesloten. Alleen voor de rechthebbende visvereniging zal de Gerelingsplas het hele jaar bevaarbaar blijven (roeiboten).
  • De huidige verbinding van de Gerelingsplas met de Maas wordt stroomafwaarts verlegd. Na afronding van de inrichtingswerken wordt de invaart gedempt tot een brede, lage, overstroombare drempel.
  • De Gerelingsplas wordt met een lage dam gescheiden van de Osenplas door de bestaande opening te dempen. Deze dam wordt zodanig aangelegd dat op termijn (nadat de verbinding tussen de Maas en de Gerelingsplas is afgesloten) de aanleg van een, met balken afsluitbare, doorvaart voor kleine boten mogelijk is. Zo'n afsluitbare smalle doorvaart moet nieuwsgierigheid oproepen om met kleine (bij)bootjes vanuit de Osenplas de Gerelingsplas op te gaan.
  • De afsluitbaarheid van een toekomstige doorvaart is van belang voor de zonering van de watersport en voor de waterkwaliteit van beide plassen. De invloed van voedselrijk Maaswater op de Gerelingsplas wordt beperkt, de dynamiek over de uitstroomdrempel wordt versterkt en de invloed van helder kwelwater op de Osenplas wordt versterkt.
  • Het gebied wordt niet opengesteld voor intensieve vormen van recreatie, evenementen, verblijfsrecreatie, etc.

Natuurgerichte herinrichting van de plassen

De thans halfdiepe plassen worden ecologisch beter ingericht. Het aandeel ondiep water wordt fors vergroot door verondieping van de plassen en de oevers worden natuurlijker.

  • De oeverzones van de Osenplas worden grotendeels natuurlijker ingericht door deze deels af te vlakken en te laten verbossen. De zuidoever wordt verlaagd tot een door rivierkwel gevoede moerasoever.
  • De reeds ondiepe noordpunt van de Osenplas wordt verder verondiept. Voor verondieping van de rest van de nu reeds diepe plas is helaas geen grond beschikbaar.
  • De Spoorplas en de Linnerplas worden als ondiepe geulvormige wateren opgeleverd. Beide plassen krijgen een dikke zandige bodem.
  • De verondiepte Spoorplas wordt met duikers verbonden met de Gerelingsplas, ten einde migratie van vis en macrofauna en uitstroom van kwelstroom mogelijk te maken.
  • Ook aan de oostzijde van de Gerelingsplas wordt een groot areaal ondiepe oeverzones gerealiseerd. Als contour van de ontgronding wordt min of meer de grens van de thans reeds ondiepe delen (< 4 m water) in dit deel van de plas aangehouden. Tijdens de uitvoering wordt deze ondiepe zone benut voor de aanleg van een tijdelijke dam, die nodig is om de herwinning van de Linnerplas mogelijk te maken.
  • In de verkleinde Spoorplas worden twee grindige eilanden aangelegd, zodat een kansrijk broedgebied voor grondbroedende vogels (Visdief, Kleine plevier) ontstaat. De eilanden zullen door een actief beheer open gehouden worden.
  • De ecologische kwaliteit van zowel de Gerelingsplas als de Osenplas wordt verbeterd door het vergroten van de structuurvariatie onder water en de diversiteit van de oeverzones. Er wordt meer ondiep water, meer oeverbreedte, meer hout en meer verschil in sediment en stroming gerealiseerd.
  • Meer dan het oorspronkelijke plan wordt in het definitieve plan uitgegaan van verbossing van de oeverzones met zachthoutooibos, zowel langs de Maas en de geulen als de plassen. Een dergelijk vegetatiebeeld is, gezien de combinatie van het stuwpeil en de dominantie van kleisedimentatie in het Maassysteem, het meest waarschijnlijk. Het levert bovendien een meer besloten landschap op en biedt daarmee meer rust, geborgenheid en broedgelegenheden voor boombroedende vogels (Zwarte wouw). Ook voor de waterecologie (Kaderrichtlijn Water) is de aanwezigheid van meer dood en levend hout in de oeverzone van groot belang. Niet onbelangrijk is dat een dergelijke sterkere verbossing rivierkundig mogelijk blijkt.

Een grote vrijheidsgraad voor bos- en natuurontwikkeling

In de Lus van Linne ontstaat ruimte voor spontane natuurontwikkeling, gestuurd door natuurlijke begrazing en de overstromingsdynamiek van de rivier.

  • Er wordt zo spoedig mogelijk gestart met begrazing als natuurlijk sleutelproces, door middel van jaarrond begrazing in lage dichtheden met runderen en paarden.
  • Er wordt een 2 ha grote hoogwatervrije 'terp' als vluchtplaats aangelegd voor fauna bij hoogwaters. De terp is bij opkomend water bereikbaar voor dieren en beheerders.
  • Elders in het ontwerp zijn enkele kleinere vluchtheuvels toegevoegd.
  • Het terreinbeheer zal worden opgedragen aan een professionele natuurbeherende organisatie. De Stichting het Limburgs Landschap is daartoe de eerste gegadigde. Samenwerking met agrarische bedrijven is denkbaar bij vergelijkbare kwaliteit en kosten.

Maximaal beperken van eventuele hinder

In het plan is de werkvolgorde aangepast, teneinde met name geluidhinder op gevels van woningen in Linne zoveel mogelijk te beperken.

  • Terwijl de grindwinning continu doorgaat in aangewezen gedeelten, wordt ervoor gezorgd dat bijkomende activiteiten, zoals kraan- en zuigerwerk, steeds elders in het terrein, op verder af gelegen gedeelten plaatsvindt.
  • Het zuidelijke gedeelte van de Linnerplas wordt niet ontgraven met een standaard drijvend grindwinwerktuig, zoals een baggermolen, maar met aangepaste apparatuur, zoals een knijperkraan. De verwerking van grind zal verderop plaatsvinden op de Gerelingsplas.

Het ruimtelijk eindbeeld

Deze uitgangspunten resulteren in het volgende ruimtelijke eindbeeld voor de Lus van Linne.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000205-VG01_0009.png"