direct naar inhoud van Artikel 17 Wonen
Plan: Kern Swalmen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0957.BP00000129-VG01

Artikel 17 Wonen

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, alsmede aan huis verbonden beroepen;

met de daarbij behorende:

  • b. gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • c. tuinen en erven;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen minimaal 2 woningen aan elkaar worden gebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' maximaal één vrijstaande woning per bouwperceel is toegestaan;
  • b. de breedte van het bouwperceel bedraagt per woning, indien 2 of meer woningen aan elkaar worden gebouwd, ten minste 5,00 m en indien een vrijstaande woning wordt gebouwd ten minste 14,00 m;
  • c. één gevel wordt geplaatst in, danwel tot maximaal 4,00 m achter de naar wegzijde gekeerde grens ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • d. de breedte bedraagt per woning tenminste 5,00 m;
  • e. de goothoogte mag niet meer dan 6,00 m bedragen;
  • f. de inhoud bedraagt per woning tenminste 250 m³;
  • g. de diepte mag niet meer dan 15,00 m bedragen;
  • h. de zijgevel wordt in de zijdelingse bouwperceelsgrens geplaatst danwel bij vrijstaande woningen tenminste 3,00 m, bij halfvrijstaande woningen tenminste 2,50 m en bij gesloten bebouwing tenminste 1,00 m daaruit, een en ander met inachtname van het bepaalde onder 17.2.2 onder b.
  • i. in geval van bebouwing voor nutsvoorzieningen geldt dat de maximale omvang 620 m² bedraagt, de maximale goothoogte 3,50 m en de maximale bouwhoogte 5,00 m bedraagt.

17.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de voorgevel wordt geplaatst in of achter de naar wegzijde gekeerde grens ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', tenzij het een garage betreft in welk geval de afstand van de garage tot de weg niet minder dan 4,00 m mag bedragen;
  • b. de woningen waarvan de percelen grenzen aan de bestemming 'Natuur' dienen met hun bijgebouwen zodanig gesitueerd te worden dat tenminste aan één zijde van de woningen een tenminste 3,00 m brede onbebouwde openheid en zicht vanaf de woonstraat naar het achterliggende Swalmdal gewaarborgd wordt;
  • c. het totale grondoppervlak van bijgebouwen bedraagt per bouwperceel:
    • 1. tot en met 700 m² maximaal 70 m²;
    • 2. groter dan 700 m², maximaal 10 % van de totale oppervlakte van het bouwperceel, met een maximum van 200 m² per bouwperceel.
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 3,00 m bedragen, behoudens ter plaatse van de aan de woning gebouwde zijde van een aangebouwd bijgebouw.

17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte mag niet meer dan 5,00 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer dan 2,00 m mag bedragen;
  • b. ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 17.2.2 sub a voor het bouwen van een aangebouwd bijgebouw per woning, danwel het uitbreiden van de woning, voor de naar de weg gekeerde grens ter plaatse van de aanduiding bouwvlak, mits:

  • a. de naar de weg gekeerde gevellijn met niet meer dan 3,00 m wordt overschreden;
  • b. indien het een garage betreft de afstand van het bijgebouw tot de weg nergens minder bedraagt dan 4,00 m;
  • c. over tenminste 40% van de breedte van de voorgevel van de woning niet wordt aangebouwd;
  • d. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,00 m;
  • e. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 6 m²;
  • f. het verkeersbelang niet wordt aangetast;
  • g. door deze omgevingsvergunning bestaande gebouwen niet worden beperkt in hun gebruiksmogelijkheden danwel bereikbaarheid.


17.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

17.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder

  • a. 17.1 voor de uitoefening van bedrijven, vallende onder kleine economie, met dien verstande dat:
    • 1. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
    • 2. er geen onevenredige hinder mag worden toegebracht aan de kwaliteit van het woonmilieu;
    • 3. door de uitoefening van de activiteit het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig mag veranderen, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest, dit houdt onder meer in dat er geen grote reclame-uitingen aan of bij de woning geplaatst mogen worden;
    • 4. de totale oppervlakte van de activiteit niet meer mag bedragen dan 25 m². Het te gebruiken oppervlak dient op een tekening te worden aangegeven die bij het besluit wordt gevoegd;
    • 5. er geen sprake is van een verkeersaantrekkende activiteit, die de woonomgeving onevenredig belast en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk worden, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen of er in de omgeving voldoende beschikbare plaatsen zijn;
    • 6. de uitvoerder van de activiteit ter plaatse dient te wonen;
    • 7. detailhandel alleen als ondergeschikte activiteit is toegestaan en uitsluitend van goederen die verband houden met de activiteit waarvoor deze omgevingsvergunning wordt verleend;
    • 8. activiteiten die op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer meldingsplichtig zijn of activiteiten die op grond van artikel 2.1 lid 1 onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vergunningplichtig zijn, in beginsel niet worden toegestaan, tenzij kan worden aangetoond dat geen overlast voor de omgeving op zal treden, waarbij maximaal bedrijven uit categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee qua aard en invloed op de woonomgeving vergelijkbare bedrijven worden toegestaan (bijlage 1).
  • b. 17.4 voor het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw of gedeelte van het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. er is sprake van een objectieve indicatiestelling (bijvoorbeeld een doktersverklaring) waaruit de noodzaak van mantelzorg blijkt, met uitzondering van een familierelatie in de eerste lijn (ouder-kind-relatie);
    • 2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
    • 3. er moet sprake zijn van een ruimtelijke eenheid tussen hoofdgebouw en afhankelijke woonruimte;
    • 4. de vloeroppervlakte van de afhankelijke woonruimte bedraagt maximaal 70 m²;
    • 5. de situering van de afhankelijke woonruimte dient, indien van toepassing, binnen het (agrarische) bouwvlak plaats te vinden.
    • 6. de afhankelijke woonruimte mag niet worden gerealiseerd in een tijdelijke woonunit (bijvoorbeeld een stacaravan);
    • 7. er mag geen tweede zelfstandige woning ontstaan;
    • 8. per bouwperceel kan op enig moment slechts één omgevingsvergunning van kracht zijn voor het gebruik van een gebouw als afhankelijke woonruimte;
    • 9. deze omgevingsvergunning is persoonsgebonden en vervalt van rechtswege op het moment dat de behoefte aan mantelzorg komt te vervallen;
    • 10. in zeer uitzonderlijke situaties kan van bovenstaande voorwaarden worden afgeweken.