direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hoek Hunnecum Putgats, Nuth
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0951.BP20316-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Dit bestemmingsplan ziet op de gronden gelegen tussen Hunnecum 27 en Hunnecum 34 te Nuth. Op deze locatie is het binnen het vigerende bestemmingsplan "Kleine kernen", d.d. 5 december 2009, mogelijk om een drietal woningen te realiseren. In het verleden is een planologische procedure gevolgd om dit mogelijk te maken. Het betrof hier een uitwerkingsplan, welk was vastgesteld d.d. 25 januari 2005 en goedgekeurd d.d. 15 februari 2005. De regeling uit dit uitwerkingsplan is vervolgens overgenomen in het vigerende bestemmingsplan ter plaatse, het bestemmingsplan 'Kleine kernen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0951.BP20316-VA01_0001.jpg"

Luchtfoto plangebied

Om verschillende redenen zijn de woningen tot op heden niet gerealiseerd. Initiatiefnemers willen de gronden enkel nog in gebruik nemen als tuin. Zodoende is de behoefte ontstaan om de toegekende bouwvlakken en de bouwaanduiding 'bijgebouwen' op deze locatie weg te bestemmen en geen bebouwing (met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde) meer toe te staan. Het betreft hierbij perceel nr. O39 en perceel nr. O40. Om dit mogelijk te maken dient het bestemmingsplan herzien te worden. Middels onderhavig bestemmingsplan wordt dit planvoornemen planologisch-juridisch mogelijk gemaakt.

1.2 Ligging en begrenzing van het plangebied

Het plangebied is gelegen aan de weg Hunnecum. Het betreft de locatie op de hoek Hunnecum-Putgats, gelegen aan de noordwestzijde van de kern Hunnecum in de gemeente Nuth. De betreffende percelen zijn kadastraal bekend als gemeente Nuth, sectie O, nummer 39 en nummer 40.

afbeelding "i_NL.IMRO.0951.BP20316-VA01_0002.png"

Kadastrale kaart

Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door de weg Hunnecum, aan de oostzijde door de weg Putgats, aan de noordzijde door buitengebied/woongebied en aan de westzijde door de (achter)tuin van de aangrenzende woning met huisnummer 34 aan de weg Hunnecum.

De kern Hunnecum ligt direct ten zuidwesten van de kern Nuth. De weg Hunnecum is de doorgaande weg door de kern Hunnecum, die onderdeel uitmaakt van de provinciale verbindingsweg tussen de kernen Hulsberg (via Aalbeek) en Nuth.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Voor het plangebied is het bestemmingsplan 'Kleine kernen' van kracht, dat door de raad van de gemeente Nuth is vastgesteld op 5 december 2009. Ter plaatse van het plangebied is de bestemming 'Wonen' van toepassing, met drie bouwvlakken ten behoeve van woningen en de bouwaanduiding 'bijgebouwen' voor bijgebouwen. Binnen het plangebied is het op basis van het vigerende plan mogelijk om drie vrijstaande woningen met bijbehorende bouwwerken te realiseren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0951.BP20316-VA01_0003.jpg"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan

Om verschillende redenen zijn de woningen tot op heden echter nooit gerealiseerd en zullen door omstandigheden ter plaatse naar verwachting nooit gerealiseerd gaan worden. Derhalve is het voornemen de woningbouwmogelijkheden binnen de bestemming 'Wonen' ter plaatse van het plangebied weg te bestemmen.

Daarnaast zijn ter plaatse van het plangebied de gebiedsaanduidingen 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2' en 'veiligheidszone - leiding 2' van toepassing. Deze aanduidingen blijven van toepassing in onderhavig bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plangebied en een beschrijving van het project gegeven. In hoofdstuk 3 is aangegeven hoe is omgegaan met het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleidskader. In hoofdstuk 4 komen de sectorale aspecten aan bod. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 stilgestaan bij de planopzet, gevolgd door de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan in hoofdstuk 6. Tot slot komt in hoofdstuk 7 de juridische procedure aan bod.

Hoofdstuk 2 Project- en gebiedsbeschrijving

2.1 Inleiding

Het planvoornemen gaat uit van het wegbestemmen van de woningbouwmogelijkheden op de locatie aan de weg Hunnecum ong. te Nuth. Het betreft de locatie hoek Hunnecum-Putgats, gelegen aan de noordwest-zijde van de kern Hunnecum. Om verschillende redenen zijn de drie toegestane woningen tot op heden nooit gerealiseerd en zullen naar verwachting ook nooit gerealiseerd gaan worden. Derhalve is de wens gerezen om de locatie als tuin in gebruik te nemen en de bouwmogelijkheden ten behoeve van drie vrijstaande woningen op deze locatie te verwijderen. In dit hoofdstuk wordt aangetoond dat dit planvoornemen in ruimtelijk en planologisch opzicht geen bezwaren met zich meebrengt.

2.2 Gebiedsbeschrijving

In de directe omgeving van het perceel is voornamelijk verspreide lintbebouwing aan de wegen Hunnecum en Putgats aanwezig. Deels bestaat deze bebouwing uit dicht op de weg gesitueerde (voormalige) boerderijen, deels ook uit later daartussen gerealiseerde burgerwoningen. De burgerwoningen, zowel aaneengesloten, halfvrijstaand als vrijstaand, bestaan uit maximaal twee bouwlagen, veelal afgedekt met een kap. Aan de overzijde van de weg Hunnecum is de grootschalige bebouwing van een bedrijf in mechanische industrie gelegen. De bebouwing aan weerszijden van de weg Hunnecum is overwegend aan de weg gelegen en georiënteerd, zonder noemenswaardig hoogteverschil daartussen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0951.BP20316-VA01_0004.jpg" Omgeving westelijke richting plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0951.BP20316-VA01_0005.jpg"

Omgeving oostelijke richting plangebied

2.3 Projectbeschrijving

2.3.1 Bestaande situatie locatie

Het perceel wordt van de weg Hunnecum gescheiden door een talud, dat het hoogteverschil van circa 3 à 4 meter overbrugt. Aan de zijde van de weg Hunnecum (zuidzijde) ligt de locatie aanzienlijk hoger dan de aangrenzende percelen, richting het buitengebied (noordzijde) neemt de hoogte af en wordt ook het hoogteverschil minder. De bovenzijde van het talud en het aansluitende deel van de locatie zijn begroeid met bosschages.

2.3.2 Ruimtelijke en functionele verantwoording

Door middel van het planvoornemen worden de drie toegestane vrijstaande woningen niet langer toegestaan. Initiatiefnemer wenst het perceel in gebruik te nemen als tuin. De toegestane woningen zijn door verschillende redenen niet gerealiseerd. De bestemming van de locatie blijft hetzelfde, namelijk 'Wonen'. Echter, worden de bouwmogelijkheden (de bouwvlakken en de aanduiding 'bijgebouwen') verwijderd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Netto leidt het plan planologisch-juridisch gezien tot een substantiële afname aan toegestane bouwmogelijkheden. Gelet hierop kan worden geconcludeerd dat als gevolg van het planvoornemen ter plaatse een aanzienlijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand wordt gebracht, doordat er middels dit bestemmingsplan ter plaatse geen woningen meer gerealiseerd kunnen worden.

2.4 Parkeren en ontsluiting

Het plangebied grenst aan de zuidzijde aan de weg Hunnecum. Dit is een provinciale weg, waarop het ontsluiten van woningen tot onoverzichtelijke en gevaarlijke situaties kan lijden. De toegestane woningen werden in het vigerende bestemmingsplan daarom ontsloten via een insteek vanaf de Putgats.

Met onderhavig planvoornemen worden de bouwmogelijkheden ten behoeve van drie vrijstaande woningen wegbestemd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Hieruit volgt dat er een afname is voor wat betreft de parkeerbehoefte ter plaatse. De ontsluiting via een insteek vanaf de Putgats wordt, doordat de noodzaak verdwijnt, niet langer meer noodzakelijk. Door de voorgenomen wijzigingen in de bouwregels kan worden geconcludeerd dat er geen nieuwe maatregelen voor het parkeren of de ontsluiting noodzakelijk zijn.

2.5 Duurzaamheid

Duurzame ontwikkeling is te zien als een ontwikkelingsproces, waarbij gestreefd wordt naar het tot stand brengen van een duurzame samenleving. Dit gebeurt door in alle stadia van een planproces kansen en mogelijkheden te benutten voor het realiseren van een hoge ruimtelijke kwaliteit in combinatie met een zo laag mogelijke milieubelasting, en deze in de tijd weten te handhaven, zodat ook toekomstige generaties daarin delen. Ook de gemeente Nuth heeft in haar beleidsdoelstellingen duurzaamheid opgenomen en wenst deze structureel in ontwikkelingsplannen op te nemen. In het planvoornemen wordt de gewenste duurzaamheid bereikt doordat er door de wijzigingen in de bouwregels en verbeelding een planologische afname van de bebouwing wordt geregeld, waardoor de realisatie van de woningen niet meer mogelijk is.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. Hierna worden in het kort de voornaamste zaken uit het voor het plangebied relevante Rijks-, en provinciale beleid weergegeven, aangevuld met het van toepassing zijnde beleid van de gemeente.

 

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR speelt in op de volgende ontwikkelingen en uitdagingen:

  • de veranderende behoefte aan wonen en werken;
  • de mobiliteit van personen;
  • economische positie tussen de tien meest concurrerende landen vasthouden
  • voornamelijk in de sectoren logistiek, water, hightech, creatieve industrie, chemie en
  • voedsel en tuinbouw;
  • de bijzondere waarden (compacte steden omringd door open en natuurrijk landelijk
  • gebied, cultuurhistorie en natuur) koesteren en versterken;
  • waterveiligheid en beschikbaarheid van voldoende zoetwater in verband met de
  • klimaatverandering en stedelijke ontwikkeling;
  • aandeel duurzame energiebronnen als wind, zon, biomassa en bodemenergie moet
  • worden vergroot;
  • deregulering.

Om goed op deze ontwikkelingen en eisen in te spelen is een beleid nodig dat toekomstbestendig is en de gebruiker ruimte geeft. Dit vraagt om een grondige actualisatie van de bestaande beleidsnota's voor ruimte en mobiliteit. De structuurvisie voorziet hierin door overheden, burgers en bedrijven de ruimte te geven om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zich meer richten op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen voor Nederland als geheel. Het Rijk ziet verder toe op de deregulering waarmee jaarlijks vele miljoenen euro's kunnen worden bespaard.

De provincies en gemeenten zullen afspraken maken over verstedelijking, groene ruimte en landschap. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.

Het Rijk verbindt ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit en zet de gebruikers centraal. Het zijn bewoners, ondernemers, reizigers en verladers die Nederland sterk maken. Provincies en gemeenten krijgen de ruimte zelf maatwerk te leveren. Zo werkt het Rijk aan een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiertoe zijn voor de middellange termijn (2028) drie doelen gesteld:

  • 1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • 2. Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Rijk benoemt voorts 13 nationale belangen. Deze belangen zijn gelijkwaardig aan elkaar en beïnvloeden elkaar onderling. In de SVIR is een eerste integrale afweging gemaakt van deze belangen. Dit heeft als gevolg dat het Rijk in gebieden of projecten een gebieds- of projectspecifieke afweging zal maken. Indien nodig maakt het Rijk duidelijk welke nationale belangen voorgaan.

Het onderhavige initiatief is van een dermate geringe omvang dat er op nationale schaal geen belangen in het geding zijn. Het betreft slechts het wegbestemmen van woningbouwmogelijkheden in een landelijke kern. Geconcludeerd kan worden dat gezien de aard en de kleinschalige omvang van deze ontwikkeling het planvoornemen geen invloed heeft op de gestelde doelen in de SVIR.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, ook wel het Barro genoemd, is met de aanvulling op 1 oktober 2012, volledig in werking getreden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Het Barro is het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen.

Dit betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich daarbij primair richt tot de gemeenten. Daarnaast kan het Barro aan de gemeenten opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren. De volgende onderwerpen uit het Barro moeten worden vertaald in bestemmingsplannen:

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote Rivieren, Waddenzee en Waddengebied;
  • Defensie;
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waard;
  • Rijksvaarwegen;
  • Hoofdwegen en spoorwegen;
  • Elektriciteitsvoorzieningen;
  • EHS;
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • Uitbreidingsruimte van het IJsselmeer.

Verdere uitwerking heeft voorts plaatsgevonden in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro). Met het inwerkingtreding van het Barro heeft er ook een wijziging plaatsgevonden van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Bro is opgenomen dat gemeenten en provincies verplicht zijn om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen, wanneer een zodanig ruimtelijk besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt.

Het Barro voorziet niet in onderwerpen die op het plangebied van toepassing zijn. Dit houdt in dat voor het planvoornemen geen beperkingen vanuit de Barro gelden.

3.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe stedelijke ontwikkelingen dienen een verantwoording te bevatten aan de hand van de zogenoemde 'Ladder voor duurzame verstedelijking', die is vastgelegd in artikel 3.1.6, tweede lid Bro. Dit afwegingskader verplicht overheden tot het maken van een zorgvuldige ruimtelijke afweging bij het mogelijk maken van nieuwe stedelijke ontwikkelingen in een bestemmingsplan. Het doel is om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik en daarmee het voorkomen van (onaanvaardbare) leegstand en onnodig 'bouwen in de wei'. De Ladder is daarmee een belangrijk instrument voor een goede ruimtelijke ordening.

Een toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet gezien het voorgaande een beschrijving bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Hieronder volgt een toetsing van onderhavig planvoornemen aan de nieuwe Ladder.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

De Ladder-onderbouwing is verplicht voor 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen'. Voordat getoetst wordt of een voorziene ontwikkeling 'nieuw' is, dient te worden getoetst of onderhavige ontwikkeling kan worden aangemerkt als een 'stedelijke' ontwikkeling. Middels onderhavige ontwikkeling wordt geen bebouwing mogelijk gemaakt, maar juist woningbouwmogelijkheden wegbestemd. Onderhavige ontwikkeling is dus geen stedelijke ontwikkeling gelet op de jurisprudentie omtrent de Ladder. Nu middels onderhavig planvoornemen geen sprake is van een 'nieuwe' stedelijke ontwikkeling, is de Ladder-onderbouwing geen vereiste.

3.4 Provinciaal beleid

3.4.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

Op 12 december 2014 is door Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan 2014 (POL2014) vastgesteld. Het POL 2014 heeft vier wettelijke functies: structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), provinciaal milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), regionaal waterplan (Waterwet) en het Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer). In het POL 2014 komen alleen die zaken aan bod, die er op provinciaal niveau echt toe doen en die vragen om regionale oplossingen. Dat sluit aan bij de basisfilosofie en ook bij de aanpak van de rijksoverheid die zich beperkt tot een 13-tal nationale ruimtelijke belangen. Zo veel mogelijk ligt de verantwoordelijkheid bij gemeenten en andere partners die met lokale kennis prima maatwerk kunnen leveren.

In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, het versnellen van de energietransitie, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering. De belangrijke principes in het Limburgse omgevingsbeleid zijn:

  • 1. Kwaliteit staat centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.
  • 2. Uitnodigen staat centraal. Dat gaat over de manier waarop de provincie, samen met de partners, dat voortreffelijke leef- en vestigingsklimaat willen realiseren. Met instrumenten op maat en ruimte om te experimenteren.

De grote variatie in omgevingskwaliteiten is een kenmerk en een sterk punt van Limburg. Om daaraan recht te doen, worden in dit POL zeven globaal afgebakende gebiedstypen onderscheiden. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten, en met heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden. In het bebouwd gebied gaat het om de zones “bedrijventerrein”, “stedelijk centrum” en “overig bebouwd gebied” en in het landelijk gebied gaat het om de “goudgroene natuurzone”, de “zilvergroene natuurzone”, de “bronsgroene landschapszone” en het “buitengebied”. Voor het plangebied is bezien welk gebiedstype van toepassing is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0951.BP20316-VA01_0006.jpg"

Uitsnede POL2014

Locatie plangebied

Het plangebied is grotendeels gelegen binnen de zone 'bronsgroene landschapszone' en in beperkte mate in de zone 'buitengebied'.

Bronsgroene landschapszone

De 'bronsgroene landschapszone' omvat beekdalen én gebieden met steilere hellingen met een grote variatie aan functies, in hoge mate bepalend voor beeld van het Limburgs landschap. Het beleid binnen deze zone is er op gericht om de (huidige) landschappelijke kernkwaliteiten te behouden, te beheren, te ontwikkelen en te beleven. Met het planvoornemen wordt deze zone niet onevenredig nadelig beïnvloed.

Buitengebied

De zone 'Buitengebied' omvat een breed scala aan gebieden variërend van landbouwgebieden in algemene zin, glastuinbouwgebieden, ontwikkelingsgebieden intensieve veehouderij, verblijfsrecreatieve terreinen, stadsrandzones tot linten en clusters van bebouwing. De buitengebieden hebben vaak een agrarisch karakter met ruimte voor doorontwikkeling van agrarische bedrijven. Voor deze gebieden ligt het accent op het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw en het terugdringen van de milieubelasting vanwege de landbouw. Daarnaast gaat de aandacht uit naar de kwaliteit en het functioneren van de ondergrond. Met het planvoornemen wordt deze zone niet onevenredig nadelig beïnvloed.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het planvoornemen past binnen het provinciale beleid, aangezien er sprake is van het planologisch-juridisch wegbestemmen van woningbouwmogelijkheden (directe bouwtitels) in een 'bronsgroene landschapszone' en het derhalve een positieve bijdrage levert aan het behoud van de landschappelijke kernkwaliteiten ter plaatse.

3.4.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

Bij het POL2014 hoort de Omgevingsverordening Limburg. De juridische doorwerking van het omgevingsbeleid wordt in deze verordening geregeld. Naast bepalingen die voor iedereen gelden (gedragsregels), bevat de Omgevingsverordening ook een hoofdstuk ‘Ruimte’, waarin instructieregels naar gemeenten zijn opgenomen. De te maken regionale bestuursafspraken worden in de Omgevingsverordening Limburg geborgd.

De Omgevingsverordening Limburg was een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. De Omgevingsverordening Limburg is op 1 januari 2011 in werking getreden. In 2014 is de Omgevingsverordening opnieuw gewijzigd, vanwege de vaststelling van POL 2014, waarin is bepaald dat er een nieuw hoofdstuk "Ruimte" aan de Omgevingsverordening wordt toegevoegd. Dat hoofdstuk "Ruimte" is gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van POL 2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen.

Het POL 2014 zet sterk in op het zoveel mogelijk concentreren van nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied. In de omgevingsverordening komt dit tot uiting in de Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 2). Daarin wordt gesteld dat een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, rekening houdt met het bepaalde in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Een toetsing aan de ladder duurzame verstedelijking is in paragraaf 3.3 reeds opgenomen.

Het planvoornemen betreft een ontwikkeling waarbij een drietal woningen niet langer worden toegestaan. Derhalve zijn geen regels uit de OVL van toepassing.

3.5 Regionaal beleid

3.5.1 Intergemeentelijke structuurvisie Parkstad Limburg

In 2009 is voor de regio Parkstad Limburg de intergemeentelijke structuurvisie 'Ruimte voor park en stad' vastgesteld. Op 22 februari 2010 heeft de gemeenteraad van Nuth besloten deel uit te gaan maken van het samenwerkingsverband Parkstad Limburg. Dit heeft als gevolg gehad dat de intergemeentelijke structuurvisie aangevuld is ten behoeve van het gebied 'Nuth' op 6 augustus 2011.

De structuurvisie bevat het kader voor de door de regiogemeenten gezamenlijk nagestreefde duurzame economische structuurversterking van de regio voor de periode tot 2030, als antwoord op onder meer de bestaande en voorziene sociale problematiek en demografische ontwikkelingen. De bevolkingskrimp die zich binnen de regio voordoet wordt daarbij gezien als kans om de kwaliteit van de woon-, werk- en leefomgeving duurzaam te versterken.

In de periode tot 2030 wordt ingezet op de volgende kwaliteiten:

  • meer en beter bereikbaar groen, meer ecologische kwaliteit en structuur, o.a. door een groter contrast van stad en land;
  • een sterke economie, voortbouwend op bestaande kwaliteiten en ontwikkelend op o.a. een innovatieve energiesector, toeristische dag- en verblijfrecreatie, een hoogwaardige zorginfrastructuur en dito opleidingsfaciliteiten;
  • een geherstructureerd stedelijk gebied met Heerlen-Centrum als Parkstad-centrum; een hoogstedelijke kern die hoge, gevarieerde woonkwaliteit met passende voorzieningen biedt voor bestaande én nieuwe kansrijke doelgroepen;
  • een uitstekende ontsluiting en bereikbaarheid via een Parkstadring en het openbaar vervoer, waardoor Parkstad Limburg ook internationaal een steviger positie verwerft.

Deze ambities moeten daarbij vooral worden gezien als een aanzet om samen met betrokken partijen te komen tot kansrijke ideeën, welke vervolgens concreet kunnen worden uitgewerkt.

De visie maakt onderscheid in een tweetal structuurdragers, te weten de ontwikkeling van ruimtelijke kwaliteit en de economisch-maatschappelijke ontwikkeling, welke vervolgens zijn uitgewerkt in een viertal hoofdthema's:

  • 1. Ruimtelijke identiteit – regionale ontwikkeling met de natuur als goede buur;
  • 2. Economie – meet vitaliteit vanuit historische en huidige kracht;
  • 3. Wonen – meer kwaliteit voor een veranderende bevolking;
  • 4. Mobiliteit – meer samenhang, betere bereikbaarheid.

Onderhavig planvoornemen heeft hoofdzakelijk betrekking op het thema wonen. Drie toegestane vrijstaande woningen (directe bouwtitels) worden niet langer mogelijk gemaakt. Om verschillende redenen zijn de woningen tot op heden niet gerealiseerd. Er worden geen nadelige effecten verwacht ten aanzien van de kwaliteit van het wonen binnen de regio Parkstad Limburg. Door het wegbestemmen van de woningen wordt hieraan juist een bijdrage geleverd in het kader van het beheer van de woningvoorraad. Gezien de kleinschaligheid van de ontwikkeling zijn de effecten ten aanzien van de overige thema's beperkt.

3.5.2 Regionale Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg (SVWL)

Deze regionale structuurvisie is op 27 september 2016 door de gemeenteraad van Nuth vastgesteld. De SVWL is opgesteld door de 18 Zuid-Limburgse gemeenten (Beek, Brunssum, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Meerssen, Nuth, Onderbanken, Schinnen, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg aan de Geul en Voerendaal). Deze visie verwoordt de gezamenlijke aanpak van de Zuid-Limburgse gemeenten om te komen tot een excellent woon- en leefklimaat in Zuid-Limburg door een goed functionerende woningmarkt met aantrekkelijke, elkaar aanvullende woonmilieus. Dit is een voorwaarde voor het benutten van de economische potentie van de regio, een ambitie die Zuid-Limburg hoog in het vaandel heeft. De driedelige opgave die de structuurvisie bevat is:

  • het verdunnen van de bestaande voorraad waar sprake is van een overschot;
  • het terugdringen van de (ongewenste) planvoorraad tot het niveau van de transformatieopgave en;
  • het toevoegen van woonproducten waar een tekort aan is, passend binnen de uitgangspunten van de structuurvisie.

Om invulling te kunnen geven aan deze opgaven zijn een dertiental beleidsafspraken gemaakt. Zo is onder meer afgesproken dat in een subregionale woningmarktprogrammering de toevoegingen en onttrekkingen op basis van de transformatieopgave per gemeente worden vastgelegd, wordt voorzien in het schrappen van harde plancapaciteit aan met name de randen van steden en kernen en in te zetten op herinvulling van cultuurhistorisch waardevol bestaand vastgoed. Tevens is voorzien in een compensatieregeling voor het toevoegen van nieuwe woningen. De transformatieopgave per gemeente staat centraal in de ontwikkeling van de woningvoorraad. De transformatieopgave wordt bepaald door de combinatie van de leegstand in de woningvoorraad (minus een frictieleegstand van 2%) en de huishoudensontwikkeling. Daarnaast wordt er ingezet op het terugdringen van illegale kamerverhuur en op passende alternatieven voor kwetsbare groepen die behoefte hebben aan goedkope woonruimte.

Dit bestemmingsplan voorziet in het wegbestemmen van de bouwmogelijkheid van drie vrijstaande woningen. Op deze wijze draagt dit plan bij aan het verdunnen van de bestaande woningvoorraad. Het past daarmee op deze wijze volledig binnen de SVWL.

3.6 Gemeentelijk beleid

3.6.1 Strategische visie gemeente Nuth 2020

In 2003 is de Strategische visie Nuth 2015 vastgesteld. Deze visie is in 2007 waar nodig aangepast en doorgetrokken naar 2020. Gebleken is dat de strategische visie 2015 niet rigoureus gewijzigd hoefde te worden, maar dat er wel accenten en nuanceringen verschuiven door de mogelijkheden die ontstaan door verbindingen. Daarbij is de focus gericht op een aantal specifieke speerpunten. Hiermee moet Nuth herkenbaar zijn voor haar inwoners en voor de mensen die Nuth bezoeken of er zich willen vestigen.

De hoofdlijnen voor de toekomst zijn:

  • actief beleid gericht op de inrichting en beheer van het landschap;
  • actief beleid, gericht op het behoud van waardevolle panden en waar nodig toekennen van een nieuwe bestemming;
  • actief planontwikkelingsbeleid op nadrukkelijk geselecteerde locaties;
  • actief beleid gericht op benutting van de kansen die vergrijzing met zich mee brengt en het faciliteren (verbinden) van de ondernemers die hierin een rol willen spelen;
  • actieve grondpolitiek om zo posities te verwerven om gewenste ontwikkelingen (én behoud) mogelijk te maken en ongewenste ontwikkelingen ten te gaan en te voorkomen;
  • actief acquisitiebeleid gericht op het aantrekken van ondernemers die passen bij het gewenste profiel van Nuth en het zijn van een bindende factor in het ondernemersnetwerk;
  • actief beleid om mensen gebruik te kunnen laten maken van de voorzieningen die bijdragen aan het woon- en leefklimaat in de kernen.

Het planvoornemen sluit met name aan bij het beleid ten aanzien van het planontwikkelingsbeleid. Om verschillende redenen zijn de drie toegestane woningen binnen het plangebied tot op heden niet gerealiseerd. Initiatiefnemers hebben nu de wens om deze woningen niet langer meer mogelijk te maken op deze locatie.

3.6.2 Woonvisie Nuth

In 2016 zijn de Parkstad gemeenten gestart met het opstellen van een nieuwe regionale Woonvisie. Elke gemeente -waaronder ook Nuth- heeft deze regionale visie vertaald naar de lokale situatie. Op 16 november 2016 heeft de gemeente Nuth de Woonvisie Nuth vastgesteld.

Voor de Woonvisie van Nuth verdienen drie thema’s onze bijzondere aandacht: de vitaliteit of leefbaarheid in de dorpen, de afstemming van wonen en zorg en verduurzaming. In de kernen van de gemeente Nuth gaat het om de sociale structuur en verenigingen, voorzieningenniveau, ontwikkelingen in een dorp en een schone en veilige woonomgeving. Leefbaarheid en vitaliteit wordt opgepakt met de bewoners. De gemeente is ook een aantrekkelijke vestigingsplaats voor bedrijven. Het vestigingsklimaat van Nuth is gebaat bij een regionaal gevarieerd aanbod van woonmilieus met een dorps karakter.

De gemeente Nuth wil meer balans aanbrengen in de opbouw van de woningvoorraad, aansluitend bij de vraag. Voor de bestaande voorraad liggen er van daaruit de volgende opgaven:

  • De gemeente telt veel monumenten, waaronder de nodige hoeves. Deze komen door onder meer bedrijfsbeëindiging geleidelijk leeg te staan. Deze monumenten verdienen vanwege hun cultuurhistorische waarde een nieuwe bestemming. De gemeente wil de leegkomende panden flexibel kunnen inzetten om in veranderende gebruiksbehoefte te voorzien.
  • Bebouwing met een te grootschalig / stedelijk karakter dat het straatbeeld in de dorpen domineert, zal onttrokken moeten worden om daarmee het dorpse karakter van de kernen te versterken.
  • Investeringen in de bestaande particuliere woningvoorraad zijn nodig om de voorraad toekomstbestendig te houden; door woningen levensloopgeschikter te maken en verduurzaming. Dit is primair de verantwoordelijkheid van woningeigenaren. Nuth ondersteunt hen hierbij.
  • Gemeente Nuth wil woningen die naar prijsstelling passen bij de vraag van starters behouden. Dit geldt voor alle kernen. Zij onderzoekt hierbij de inzet van een starterslening.

Het schrappen van drie vrijstaande woningen past volledig binnen de Woonvisie Nuth. Het verdunnen van de bestaande woningvoorraad is namelijk een opgave die ook terugkomt in deze visie.

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Inleiding

Milieubeleid wordt steeds meer ingebed in andere beleidsvelden. Verbreding van milieubeleid naar andere beleidsterreinen is dan ook een belangrijk uitgangspunt. Ook in de ruimtelijke planvorming is structureel aandacht voor milieudoelstellingen nodig. De milieudoelstellingen worden daartoe integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in het planvormingsproces meegewogen. Een duurzame ontwikkeling van de gemeente is een belangrijk beleidsuitgangspunt dat zijn doorwerking heeft in meerdere beleidsterreinen.

4.2 Geluid

4.2.1 Wet geluidhinder

Ten aanzien van geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. De Wgh voorziet rond (gezoneerde) industrieterreinen, langs wegen en langs spoorwegen in zones en bevat tevens geluidsnormen en richtlijnen met betrekking tot de toelaatbare geluidsniveaus van de voorgenoemde geluidsbronnen. Indien een ruimtelijk plan een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron, of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt, dient volgens de Wgh een akoestisch onderzoek plaats te vinden bij het voorbereiden van de vaststelling van het uiteindelijke bestemmingsplan.

Op 1 juli 2012 heeft een aanpassing van de Wet geluidhinder plaatsgevonden. Onder de noemer van SWUNG (Samen Werken in de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid) zijn voor de rijksinfrastructuur (hoofd(spoor)wegen) geluidproductieplafonds ingevoerd. Er gelden plafondwaarden die het geluid op vastgestelde referentiepunten langs de weg of het spoor niet mag overschrijden.

Het wettelijk kader voor SWUNG is vastgelegd in hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer. Daarop blijven voor de beoordeling van geluidhinder vooralsnog de regels van de Wet geluidhinder van toepassing. Ook op decentraal beheerde wegen en spoorwegen blijft de Wet geluidhinder van toepassing. Deze onderwerpen zullen onderdeel uitmaken van de volgende stap in de herziening van de geluidregelgeving.

Gezien de ligging van het plangebied is ter plaatse alleen het aspect wegverkeerslawaai aan de orde.

4.2.2 Wegverkeerslawaai

In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald welke wegen zoneplichtig zijn en welke omvang een zone van de betreffende weg heeft. Indien men voornemens is nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen te realiseren binnen een dergelijke zone, dient een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd waaruit blijkt dat aan de hoogst toelaatbare geluidsbelasting op de gevel, als opgenomen in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder, kan worden voldaan. Een weg is niet zoneplichtig indien deze is gelegen binnen een woonerf of indien er sprake is van een maximum snelheid van 30 kilometer per uur. Wel dient in dat geval te worden aangetoond dat sprake kan zijn van een goed woon- en leefklimaat.

Het planvoornemen maakt de realisatie van 3 woningen niet langer mogelijk. Er is derhalve geen sprake van de oprichting van een nieuwe geluidsgevoelig object. Deze worden juist wegbestemd. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai of het toekennen van een hogere grenswaarde is daardoor niet nodig in onderhavig geval.

4.3 Luchtkwaliteit

De zogenaamde 'Wet luchtkwaliteit' is in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) opgenomen. In hoofdstuk 5 Wm wordt toetsing van besluiten aan luchtkwaliteitsnormen in beginsel beperkt tot activiteiten die de luchtkwaliteit 'in betekenende mate' beïnvloeden. Uitsluitend ontwikkelingen en besluiten die 'in betekenende mate' van invloed zijn op de kwaliteit van de buitenlucht worden expliciet getoetst. Bij wetswijziging is verder bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld omtrent het in betekenende mate bijdragen, waaronder het aanwijzen van categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen. Het Besluit niet in betekenende mate (verder: Besluit NIBM) voorziet hierin.

Voor projecten die de hoeveelheid fijn stof en stikstofdioxide in de lucht met maximaal 3% verhogen hoeven geen aanvullende maatregelen getroffen te worden. Het project draagt dan niet in betekende mate (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging. Dit houdt in dat de ontwikkeling op basis van het besluit luchtkwaliteit niet in betekende mate bijdraagt aan aantasting van de luchtkwaliteit.

In onderhavig geval is sprake van het wegbestemmen van drie vrijstaande woningen. Een criteria om nadere eisen te stellen aan bouwplannen is dat bij 1.500 woningen en 1 ontsluitingsweg het jaarlijks percentage stofdeeltjes omhoog kan gaan. In onderhavig geval is weliswaar geen sprake van woningbouw, echter uitgaande van het 3% criterium kan worden gesteld dat binnen het plangebied geen sprake is van een project dat in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, doordat de drie woningen juist worden wegbestemd. Derhalve hoeft voor het planvoornemen geen onderzoek inzake luchtkwaliteit te worden uitgevoerd.

4.4 Bodem

Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Dit betekent dat het aspect bodemkwaliteit voor vrijwel alle nieuwe ontwikkelingen, die met ruimtelijke plannen mogelijk worden gemaakt, onderzocht moet worden.

In onderhavig geval wijzigt het feitelijke gebruik van de gronden ter plaatse van de percelen niet. De bestemming blijft 'Wonen'. Alleen het gebruik zal zich beperken tot tuin.

Reeds in 2004 is voor deze locatie een verkennend bodemonderzoek door Aelmans ECO BV uitgevoerd (04/03942/V/E/HW, d.d. 12 juli 2004), ten behoeve van de voorgenomen bouw van de drie woningen. Dit onderzoek is als bijlage 1 toegevoegd. Daarbij zijn geen significante verontreinigingen aangetroffen in de bodem of het grondwater. In de tijd die verstreken is sinds het genoemde onderzoek uit 2004 hebben zich geen wijzigingen voorgedaan op het perceel. Ook zijn er geen vergunningen van enig aard verleend voor het perceel binnen het plangebied.

De gemeente Nuth heeft in 2006 een bodembeheerplan inclusief bodemkwaliteitskaart opgesteld. Hieruit blijkt dat de bodemkwaliteit in de gemeente Nuth gekenmerkt wordt door het verspreid voorkomen van diffuse (hoofdzakelijk lichte) verontreiniging. Deze grootschalige diffuse bodemverontreiniging in Nuth is in hoofdzaak toe te schrijven aan diverse, soms langdurige opeenstapeling van menselijke activiteiten. De toepassing van verontreinigde ophoogmaterialen en atmosferische depositie door industriële activiteiten, draagt slechts in zeer geringe mate bij aan de diffuse bodemverontreiniging. Voor onderhavig plangebied zijn geen opvallende verontreiniging of functies opgenomen.

Vervolgens is in 2015 een historisch vooronderzoek door Econsultancy uitgevoerd (15101915, d.d. 19 november 2015). Dit onderzoek is als bijlage 2 toegevoegd. Uit dit onderzoek blijkt dat er geen aanwijzingen zijn gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging in de bodem op de onderzoekslocatie te verwachten. Op basis van het vooronderzoek en de terreininspectie kan gesteld worden, dat er milieuhygiënisch géén belemmeringen bestaan voor de voorgenomen plannen op de onderzoekslocatie. De onderzoeksresultaten geven géén aanleiding voor verder bodemonderzoek dan wel een bodemonderzoek op analytische grondslag en de analytische resultaten afkomstig van het verkennend bodemonderzoek uit 2004 worden voldoende representatief geacht voor de huidige situatie aangezien tussentijds géén wijzigingen in het gebruik van de onderzoekslocatie hebben plaatsgevonden.

Hoewel het uitgevoerde bodemonderzoek op 19 november 2015 is uitgevoerd, kan er gelet op het feit dat sedertdien geen ontwikkelingen hebben plaatsgevonden en/of vergunningen ten behoeve van ontwikkelingen zijn verleend, géén wijzigingen in het gebruik hebben plaatsgevonden, het behoud van de woonbestemming en de aanduiding van het plangebied in het bodembeheerplan, worden geconcludeerd dat er geen nader onderzoek naar de bodemkwaliteit ter plaatse noodzakelijk is.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Daarbij gaat het om de risico's verbonden aan 'risicovolle inrichtingen', waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, opgeslagen of gebruikt, om het 'vervoer van gevaarlijke stoffen' via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0951.BP20316-VA01_0007.jpg"

Uitsnede van het plangebied binnen de risicokaart

Uit bovenstaande afbeelding blijkt dat onderhavig plangebied gelegen is aan de weg N298. Over deze weg vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Daarnaast is tegenover het plangebied aan de Hunnecum 33, de inrichting Habets BV gelegen. Tevens zijn er op circa 385 meter afstand twee buisleidingen gelegen van de Gasunie waarin transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Door het wegbestemmen van de drie woningen zullen ter plaatse geen personen langdurig verblijven. Door het gebruik als tuin wordt juist gewaarborgd dat het aantal personen wat ter plaaste zal verblijven gelijk blijft. Het aspect externe veiligheid is derhalve geen belemmering voor het beoogde gebruik als tuin (wonen onbebouwd).

4.6 Kabels en leidingen

In of nabij het plangebied liggen geen kabels of leidingen, die ten behoeve van het gebruik en/of de veiligheid planologische bescherming behoeven, en daarmee een belemmering voor het planvoornemen betekenen.

4.7 Bedrijven en milieuzonering

Aan de Hunnecum 33 (tegenover het plangebied) is het bedrijf Habets BV gelegen. Dit bedrijf vormt géén belemmering voor onderhavig planvoornemen om het plangebied in gebruik te nemen als tuin. Andersom geldt tevens dat het planvoornemen geen belemmeringen oplevert voor dit bedrijf en overige bedrijven en/of woningen in de directe en wijdere omgeving van het plangebied, aangezien juist woningen worden wegbestemd.

4.8 Flora en fauna

4.8.1 Inleiding

Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor het behoud en de ontwikkeling van de natuur. Het natuurbeschermingsrecht is te vinden in verdragen, Europese en nationale regelgeving en in nationaal en provinciaal beleid. Vanuit de Europese regelgeving wordt met name nadruk gelegd op de bescherming van plant- en diersoorten en leefgebieden (Vogel- en Habitatrichtlijn). Ten behoeve hiervan zijn dan ook diverse beschermingsgebieden aangewezen. De belangrijkste beschermingszones zijn Natura 2000-gebieden. Behalve de mogelijke effecten op natuurgebieden moet ook duidelijk zijn of het betreffende plan effecten heeft, en zo ja welke, op beschermde soorten. De soortenbescherming is vastgelegd in de 'Wet natuurbescherming'. Deze wet is de implementatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn voor wat betreft de soortenbescherming. In de volgende subparagrafen wordt specifiek ingegaan op respectievelijk gebiedsbescherming en soortenbescherming.

4.8.2 Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming, die de implementatie vormt van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De Natura 2000-gebieden vormen samen een Europees netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van natuurwaarden binnen een Natura 2000-gebied, moet een vergunning worden aangevraagd. Gedeputeerde staten van de provincie zijn het bevoegd gezag voor verlening van deze vergunning. Indien eerst een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor een activiteit waarvoor tevens een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming is vereist, dan haakt de natuurtoets aan bij de omgevingsvergunning.

Verder moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De regels met betrekking tot het NNN zijn opgenomen in de provinciale verordening. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'.

Ten zuidoosten van het plangebied, op circa 3.400 meter afstand, ligt het Natura 2000-gebied 'Geuldal'. Het plangebied zelf maakt hier geen onderdeel van uit. Gelet op de aard van de activiteiten in het plangebied, het wegbestemmen van woningen en het in gebruik nemen van het perceel als tuin, en het feit dat de woonbestemming behouden blijft mag worden aangenomen dat het planvoornemen geen nadelige invloed uitoefent op het Natura 2000-gebied.

4.8.3 Soortenbescherming

De bescherming van dier- en plantensoorten is eveneens in de Wet natuurbescherming geregeld. In deze wet zijn drie beschermingsregimes opgenomen: voor vogels in de zin van de Vogelrichtlijn, voor dier- en plantensoorten uit de Habitatrichtlijn en voor overige soorten. Kort gezegd is het verboden om beschermde diersoorten opzettelijk te doden, te vangen of te verstoren. Hun voortplantings- en rustplaatsen mogen niet (opzettelijk) worden beschadigd of vernield. Verder is het verboden beschermde plantensoorten te vernielen. Onder voorwaarden is ontheffing van de verbodsbepalingen mogelijk. Het bevoegd gezag voor het verlenen van een ontheffing zijn gedeputeerde staten van de provincie. Als eerst een omgevingsvergunning wordt aangevraagd, dan haakt de ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming daarbij aan.

Het plangebied is in de huidige situatie vrijwel volledig beplant. Naar verwachting zullen er geen noemenswaardige wijzigingen plaatsvinden, aangezien het perceel in gebruik zal worden genomen als tuin. Eventueel daar aanwezige natuurwaarden komen als gevolg van het planvoornemen dan ook niet in het geding. De noodzaak voor het uitvoeren van een habitatgeschiktheidsbeoordeling (quickscan light) met veldbezoek wordt door de gemeente derhalve niet noodzakelijk geacht.

4.9 Archeologie en cultuurhistorie

4.9.1 Archeologie

Sinds 1 september 2007 is de nieuwe wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) van kracht. Hiermee geeft de rijksoverheid uitvoering aan de implementatie van het Europese Verdrag van Valletta (“Malta”) uit 1993 dat beoogt het cultureel erfgoed in de bodem beter te beschermen. Met de inwerkingtreding van de Wamz krijgt de gemeente Nuth een eigen verantwoordelijkheid voor het bodemarchief (veelal aangeduid als 'archeologische zorgplicht'). De kern daarvan is dat de gemeente verplicht is om archeologische waarden en verwachtingen van meet af aan volwaardig mee te laten wegen in ruimtelijke plannen. Doel is om archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond te bewaren. Pas als dat niet mogelijk is, dienen de archeologische waarden door middel van een opgraving veiliggesteld te worden. Daarbij geldt het “veroorzaker-principe”: de initiatiefnemer (bodemverstoorder) betaalt de kosten van archeologisch onderzoek. Het plangebied is volgens de Archeologische verwachtings- en beleidskaart grotendeels gelegen in een gebied met een hoge verwachtingswaarde. Het beleid voor deze gebieden is dat bij bodemingrepen dieper dan 40 centimer (-maaiveld) en tegelijkertijd groter dan 250 m2 verkennend archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Met het planvoornemen vinden geen grondwerkzaamheden plaats, ook wordt er geen nieuwe bebouwing opgericht en/of toegestaan. Het betreft het uitsluitend wegbestemmen van de woningbouwmogelijkheden en het handhaven van het gebruik als tuin. Er vinden daardoor géén bodemingrepen plaats. Derhalve is geen sprake van een archeologisch onderzoeksplicht.

4.9.2 Cultuurhistorie

Op de percelen binnen het plangebied zijn geen rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig en ook bezitten deze geen andere karakteristieke cultuurhistorische waarden. Er is evenmin sprake van werkzaamheden waardoor eventueel in de omgeving van het plangebied aanwezige cultuurhistorisch waardevolle elementen geschaad zouden kunnen worden.

4.10 Waterparagraaf

4.10.1 Watertoets

Het doel van de watertoets is om water een uitgesproken en inhoudelijk betere plaats te geven bij het opstellen en beoordelen van alle waterhuishoudkundig relevante plannen. De watertoets vraagt niet alleen een beschrijving van de waterhuishoudkundige situatie en de invloed die de voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen hebben, maar ook een vroegtijdig overleg met waterbeheerders.

4.10.2 Waterhuishoudkundige situatie

Het gehele grondgebied van de gemeente Nuth is gelegen in een infiltratiegebied. Momenteel is er binnen het plangebied geen bebouwing aanwezig. Het is mogelijk binnen het vigerende bestemmingsplan om drie vrijstaande woningen te realiseren. In de toekomstige situatie zal ook geen bebouwing of verharding worden gerealiseerd. Voor het planvoornemen is derhalve geen ontheffing van de Keur van het Waterschap Limburg noodzakelijk.

4.10.3 Invloed van het planvoornemen

Momenteel is er binnen het plangebied geen bebouwing aanwezig. Middels dit planvoornemen worden de te realiseren drie vrijstaande woningen op deze locatie wegbestemd. Planologisch gezien is er sprake van een afname aan toegestaan verhard oppervlak, waarmee het planvoornemen een positieve invloed uitoefent op de waterhuishoudkundige situatie in het plangebied. Het perceel blijft onverhard. Aangezien binnen het plangebied geen verhard oppervlak voorkomt en het perceel als tuin in gebruik zal worden genomen (zonder bebouwing), kan het water rechtstreeks in de bodem (blijven) infiltreren. Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat er geen nadelige effecten te verwachten zijn op de waterhuishouding ter plaatse.

4.11 Milieueffectrapportage

4.11.1 Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage

De voorgenomen activiteiten ter plaatse kunnen via een tweetal sporen leiden tot de plicht tot het uitvoeren van milieueffectrapportage (m.e.r.). Het eerste spoor is via de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage. Het nieuwe Besluit m.e.r. is op 1 april 2011 in werking getreden. Een milieueffectrapportage is bij dit spoor verplicht voor besluiten van de overheid over initiatieven van particulieren of marktpartijen, zoals bij de bouw van woonwijken, de aanleg van auto(snel)wegen, spoorwegen, vliegvelden, pijpleidingen voor gas of olie en (stuw)dammen.

Een m.e.r. kan ook verplicht zijn voor plannen van de overheid, zoals een bestemmingsplan. Ingevolge het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.) wordt getoetst of het bestemmingsplan voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Hiervoor zijn in de bijlage bij het Besluit m.e.r. lijsten opgenomen waarin activiteiten zijn aangewezen die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (lijst C) of ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (lijst D). In de lijsten zijn (indicatieve) drempelwaarden opgenomen.

In het plangebied worden geen activiteiten uitgevoerd en komen geen gevallen voor die in lijst C of D zijn genoemd. Hiermee kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van significante effecten, die een m.e.r.(beoordelings)plicht noodzakelijk maken.

4.11.2 Wet Natuurbescherming en Wet Milieubeheer

Het tweede spoor op basis waarvan de plicht tot het uitvoeren van milieueffectrapportage (m.e.r.) aanwezig kan zijn is via de Wet Natuurbescherming en de Wet Milieubeheer. Indien niet (op voorhand) kan worden uitgesloten dat de voorgenomen activiteit significant negatieve effecten heeft op een Natura 2000-gebied, dient een zogenaamde passende beoordeling te worden uitgevoerd. Dit leidt automatisch ook tot de verplichting een m.e.r.-procedure te doorlopen, waarvan de passende beoordeling (of de conclusies ervan) onderdeel uitmaakt. Gelet op de aard en schaal van het planvoornemen en de afstand tot een N2000-gebied (circa 3400 meter), mag worden geconcludeerd dat ook bij dit spoor geen sprake is van significante effecten, die een m.e.r.(beoordelings)plicht noodzakelijk maken.

Hoofdstuk 5 Planopzet

5.1 Feitelijke planopzet

5.1.1 Algemeen

In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de inrichting van het gebied door voor de gronden bestemmingen aan te wijzen. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In deze paragraaf wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.

5.1.2 Wettelijk kader

Het wettelijk kader wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De wettelijke regeling voor bestemmingsplannen is vervolgens verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het bestemmingsplan dient te voldoen aan de als bijlage bij de voornoemde Regeling opgenomen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Dit betekent dat bestemmingsplannen kwalitatief gelijkwaardig zijn en uniform in aanpak, uitvoering, uitwisseling van gegevens en raadpleging daarvan.

5.1.3 Planonderdelen

Het bestemmingsplan ‘Hoek Hunnecum Putgats, Nuth' bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden opgenomen en toegepast.

 

Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels.

Een gedeelte van de informatie op de analoge verbeelding heeft geen juridische betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een kadastrale ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding. Bij eventuele verschillen tussen de digitale en analoge verbeelding is de digitale verbeelding juridisch bindend.

 

De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan ‘Hoek Hunnecum Putgats, Nuth’ zijn opgebouwd conform de door het SVBP2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels, en ten slotte de overgangs- en slotregels.

Bestemming 'Wonen'

Het plangebied behoud grotendeels de bestemming 'Wonen'. De aanduidingen 'Bouwvlak' en 'Bijgebouwen' zijn komen te vervallen. De woningbouwmogelijkheden van de drie vrijstaande woningen zijn daarmee wegbestemd. De bouwmogelijkheden zijn beperkt tot alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het gebruik als tuin.

Bestemming 'Agrarisch met waarde'

Het perceel aan de noordzijde, waar de ontsluiting van de woningen was voorzien, wordt bestemd als 'Agrarisch met waarde' aansluitend op de aangrenzende vigerende bestemming in het buitengebied. Ter plaatse van deze bestemming zijn de gronden bestemd voor duurzaam agrarisch gebruik waarbij de aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarde wordt gewaarborgd. Ter plaats van deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan in de vorm van erf- en terreinafscheidingen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

Naast het toetsen van een bestemmingsplan aan diverse milieu- en veiligheidsaspecten, dient het bestemmingsplan ook getoetst te worden aan de uitvoerbaarheid van het plan. Hierbij wordt gekeken naar de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Het planvoornemen betreft het niet langer toestaan van een drietal woningen. De kosten van het planvoornemen worden geheel gedragen door de initiatiefnemer. Dit wordt geregeld middels een anterieure overeenkomst, waarin tevens de planschade wordt geregeld. Voor de gemeente Nuth zelf zijn er geen kosten verbonden aan de verwezenlijking van het plan.

Gezien de ligging van het plangebied, en het feit dat er geen bebouwing meer wordt toegestaan, is de kans nihil te noemen dat er planschade ontstaat voor omwonenden. Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de economische en financiële uitvoerbaarheid van het project voldoende is gegarandeerd.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Gezien het feit dat de realisatie van een drietal woningen met bijgebouwen niet langer wordt toegestaan, is sprake van een aanzienlijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering ter plaatse. De functie als tuin blijft gehandhaafd waarin qua gebruik geen wijzigingen optreden. Er mag derhalve worden aangenomen dat tegen het planvoornemen geen overwegende bezwaren bestaan. Daarnaast wordt het bestemmingsplan conform de gebruikelijke procedure gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kan een ieder reageren op het planvoornemen en zijn of haar zienswijzen indienen.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 De te volgen procedure

Het bestemmingsplan doorloopt als (voor)ontwerp respectievelijk vastgesteld en onherroepelijk bestemmingsplan de volgende procedure, te weten:

  • a. Voorbereiding:

Vooroverleg met instanties

Watertoets

  • b. Ontwerp:

1e ter inzage legging (ontwerp bestemmingsplan)

  • c. Vaststelling:

Vaststelling door de Raad

2e ter inzage legging (vastgesteld bestemmingsplan)

  • d. Beroep:

(Gedeeltelijk) onherroepelijk bestemmingsplan

Reactieve aanwijzing

Beroep bij Raad van State

In het kader van deze procedure kunnen gedurende de ter inzageligging van het ontwerp bestemmingsplan (fase b) zienswijzen worden ingesteld. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Uiteindelijk besluit de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien nodig, over het plan in zijn onherroepelijke vorm.

7.2 Kennisgeving

Overeenkomstig artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 14 maart 2018, gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan, kennis gegeven van het voornemen tot het voorbereiden van het bestemmingsplan Hoek Hunnecum Putgats, Nuth.

7.3 Vooroverleg

Gezien onderhavig planvoornemen het wegbestemmen van woningbouwmogelijkheden betreft, zijn er geen rijks-, provinciale- of gemeentelijke belangen in het geding. Dit plan geeft juist invulling aan het provincieel en gemeentelijk beleid met betrekking tot het verdunnen van de woningvoorraad (er worden drie bouwtitels wegbestemd). Het planvoornemen wordt derhalve direct als ontwerp ter inzage gelegd.

7.4 Vaststelling

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 14 maart 2018, gedurende zes weken, dat wil zeggen tot en met 25 april 2018 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is er één zienswijze tegen het plan ingediend. Deze zienswijze is ongegrond maar aan het verzoek om aan de aangrenzende gronden de voorheen geldende bestemming 'Agrarisch met waarden' toe te kennen wordt medewerking verleend. Dit heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is ten opzichte van het ontwerp dan ook gewijzigd vastgesteld in de raadsvergadering van 25 september 2018.