direct naar inhoud van Regels
Plan: Hoek Hunnecum Putgats, Nuth
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0951.BP20316-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Hoek Hunnecum Putgats, Nuth' met identificatienummer NL.IMRO.0951.BP20316-VA01 van de gemeente Nuth.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aan- en uitbouw

bouwwerken die in directe verbinding staan met en architectonisch ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw waaraan zij worden gebouwd.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.7 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.8 beeldkwaliteit

de aan een bouwwerk toegekende architectonische waarde voor de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat het deel van het bestemmingsvlak dan wel van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.11 begane grond

de eerste bouwlaag boven het peil.

1.12 bestaande bebouwing

de bebouwing, zoals deze bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven bouwvergunning mag worden gebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.13 bestaand gebruik

het gebruik van grond en opstallen, zoals dat bestaat op het tijdstip dat het plan of betreffende planonderdeel rechtskracht heeft gekregen.

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijgebouw (aangebouwd en vrijstaand)

een gebouw dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw.

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.19 bijgebouwengrens

de grens van een bouwaanduiding 'bijgebouwen'.

1.20 bouwlaag (voor woningen)

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grondlaag en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder.

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.25 carport/overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde met ten minste een dak en niet of slechts aan één zijde voorzien van een wand, bestaande wanden van overige gebouwen niet meegerekend.

1.26 cultuurhistorische waarde

de aan het bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.

1.27 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen resp. huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van het gebouw.

1.29 extensief recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.30 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.32 gemeentelijk parkeerbeleid

toepassing van de meest actuele CROW parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering.

1.33 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.34 hagelnetten

netten ter bescherming van de fruitteelt bij hagel.

1.35 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.36 horeca(bedrijf)

een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of waarin zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd.

1.37 maatschappelijke doeleinden

doeleinden ten behoeve van educatieve, sociale, religieuze, culturele, sportieve, recreatieve, verzorgende, gezondheidszorg/medische en overheidsfuncties.

1.38 natuurwetenschappelijke/natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.39 omgevingsvergunning

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of diens opvolger.

1.40 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m. boven peil is gelegen.

1.41 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een bouwwerk, op of aan een van nature geaccidenteerd terrein het gemiddelde aanliggende afgewerkte maaiveld.
1.42 perceel

een deel van het Nederlands grondgebied van welk deel de Dienst voor het kadaster en openbare register, de begrenzing met behulp van landmeetkundige gegevens heeft vastgelegd op grond van gegevens betreffende de rechtstoestand, bestemming en het gebruik dat door zijn kadastrale aanduiding is gekenmerkt.

1.43 regels van stedenbouwkundige aard

regels voor:

  • a. de wegen waaraan gebouwd mag worden;
  • b. de rooilijnen, en;
  • c. de plaatsing van bouwwerken ten opzichte van elkaar.
1.44 recreatief medegebruik

het medegebruik van gronden voor routegebonden recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, ruitersport en kanovaren, en voor plaatsgebonden recreatieve activiteiten, zoals voor sportvisserij, alsmede voor route-ondersteunende voorzieningen, zoals picknick-, uitzicht-, rust- en informatieplaatsen, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.

1.45 ruimtelijke kwaliteit

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.

1.46 schuilgelegenheid

een gebouw, behorende bij een landbouwperceel/landbouwkavel, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het (agrarisch) hoofdgebruik of hobbymatig agrarisch gebruik. Het gaat hier onder meer om dierenverblijven, schuilhutten, schuilgelegenheden, kapschuren, melkschuren, nissenhutten, overkappingen, etc.

1.47 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotischepornografische aard plaatsvinden;

onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan: een (raam-)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seks-bioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.48 stedenbouwkundig beeld

ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de aansluitende terreinen, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen.

1.49 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen/constructies met als doel het gewas te forceren tot meer groei en/of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van de normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen dat leidt tot een betere kwaliteit van het product.

1.50 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

teeltondersteunende voorzieningen, die korter dan 6 maanden, al dan niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig zijn.

1.51 verblijfsgebied

gedeelte van één of meer bouwwerken op een perceel met dezelfde bestemming, met ten minste één verblijfsruimte bestaande uit een of meer op dezelfde bouwlaag gelegen aan elkaar grenzende ruimten anders dan een toilet-, bad-, technische of verkeersruimte.

1.52 verblijfsruimte

ruimte voor het verblijven van mensen, dan wel een ruimte, van één of meer bouwwerken op een perceel met dezelfde bestemming, waarin dezelfde kenmerkende activiteiten plaatsvinden.

1.53 voorgevelrooilijn

de bouwgrens/lijn die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens, die behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde of de van de weg afgekeerde zijde niet mag worden overschreden;

ter verduidelijking:

onder bouwgrens valt zowel de grens van een bouwvlak als de grens van een vlak met de bouwaanduiding 'bijgebouwen'.

1.54 weg

een voor het rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.

1.55 woning/wooneenheid

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden;

hiervan is ook sprake bij een kamerverhuurbedrijf, waarbij de kamers afzonderlijke wooneenheden vormen, indien daarbij centrale voorzieningen aanwezig zijn, zoals een keuken, een douche en andere centrale voorzieningen.

1.56 Wro

Wet van 20 oktober 2006, Stb 2006, 566 houdende regels omtrent de ruimtelijke ordening.

1.57 zolder

ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de lengte en/of breedte en/of diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenzijde van de gevels of het hart van de scheidsmuren, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grond vloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend vergunningplichtige bouwwerk.

2.8 het bebouwingspercentage:

het door bouwwerken bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen de bestemming of een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

2.9 de hoogte van een bouwlaag:

de afstand tussen de scheidende vloerdelen gemeten van bovenkant afgewerkte vloer (peil) tot bovenkant afgewerkte vloer.

2.10 de bruto vloeroppervlakte van een bouwlaag:

op de vloer van de bouwlaag, tussen de binnenzijde van de gevelmuren (en/of gemeenschappelijke scheidingsmuren).

2.11 de bedrijfsvloeroppervlakte:

binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

2.12 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken, vlakken met de bouwaanduiding 'bijgebouwen' of 'bestemmingsvlakken' worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, lichtkoepels, gevel- en kroonlijsten, en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- en/of de bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 m. wordt overschreden. Voor luifels, erkers en balkons geldt dat de bouw- en/of bestemmingsgrens met niet meer dan 1,00 m. wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Agrarisch met waarden

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie en duurzaam agrarisch bedrijfsmatig gebruik met bijbehorende voorzieningen;
  • b. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
  • c. behoud en herstel van aanwezige steilranden;
  • d. (onverharde) paden, bestaande erfverhardingen, kavelpaden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen, tuinen en erfbeplantingen;
  • f. behoud en herstel van aangeplante en beoogde groenstroken langs veldwegen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede duurzaam bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/-buffering en infiltratie;
  • h. extensief recreatief medegebruik;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwen, algemeen

Op de tot 'Agrarisch met waarden' bestemde gronden mogen uitsluiten bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. Er zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde anders dan kleinschalige windmolens en teeltondersteunende voorzieningen toegestaan.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • d. De bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van hagelnetten mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
3.3 Afwijken bouwregels
3.3.1 Schuilgelegenheden

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.2.1 voor het bouwen van schuilgelegenheden gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bestaande schuilgelegenheden zijn toegestaan, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan bestaand.
  • b. Nieuwe schuilgelegenheden zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van één schuilgelegenheid per 1,5 ha aaneengesloten agrarisch gebied.
  • c. De oppervlakte per schuilgelegenheid mag niet meer bedragen dan 30 m².
  • d. De goothoogte van schuilgelegenheden mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • e. De bouwhoogte van schuilgelegenheden mag niet meer bedragen dan 5 m.
  • f. De schuilgelegenheid moet voor 1/6 deel open zijn/blijven.
  • g. Aan de voorzijde van de schuilgelegenheid mag 20 m2 worden verhard.
  • h. De afstand van schuilgelegenheden tot andere schuilgelegenheden mag niet minder bedragen dan 70 m.
  • i. De afstand van schuilgelegenheden tot (bedrijfs)woningen mag niet minder bedragen dan 30 m.
  • j. De afstand van schuilgelegenheden tot de aangrenzende toegangsweg mag niet meer bedragen dan 20 m.
  • k. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
  • l. De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
3.3.2 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.2.1 voor het realiseren van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan onderstaande voorwaarden:

  • a. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • b. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn maximaal 6 maanden per jaar toegestaan.
  • c. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen dienen direct na de teelt te worden verwijderd.
  • d. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’.
  • e. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal’.
  • f. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan bij hellingen < 4 % mits dit niet ten koste gaat van de karakteristieke openheid van de plateaus.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken:

  • a. ten behoeve van de aanleg van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, anders dan folies;
  • b. voor buitenopslag van goederen, anders dan in verband met het toegelaten gebruik;
  • c. het gebruiken van schuilgelegenheden anders dan voor (hobbymatig) houden van dieren;
  • d. het gebruiken van meer dan één bouwlaag voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen;
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Gebruik gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.4.1 voor het toestaan van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De bouw dient noodzakelijk te zijn voor de eigen bedrijfsvoering.
  • b. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn maximaal 6 maanden per jaar toegestaan.
  • c. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen dienen direct na de teelt te worden verwijderd.
  • d. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’.
  • e. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal’.
  • f. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan bij hellingen < 4 % mits dit niet ten koste gaat van de karakteristieke openheid van de plateaus.
  • g. De voorzieningen mogen geen onevenredige aantasting van de waterhuishoudkundige belangen tot gevolg hebben.
  • h. De afwijking is noodzakelijk voor de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf.
  • i. De agrarische functie blijft op het bouwvlak als hoofdfunctie aanwezig
  • j. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • k. De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
3.5.2 Gebruik gronden voor hagelnetten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.4.1 voor het toestaan van hagelnetten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De hoogte van hagelnetten mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  • b. Hagelnetten zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’.
  • c. Hagelnetten zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal’.
  • d. Hagelnetten zijn uitsluitend toegestaan bij hellingen < 8 % mits de hagelnetten niet doorlopen tot aan de grond en dit niet ten koste gaat van de karakteristieke openheid van de plateaus.
  • e. De afwijking is noodzakelijk voor de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf.
  • f. De agrarische functie blijft op het bouwvlak als hoofdfunctie aanwezig
  • g. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • h. De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. Verboden werken en werkzaamheden:
    • 1. het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem) van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld);
    • 2. het leggen van leidingen op een diepte van meer dan 0,6 m;
    • 3. het diepploegen en -woelen van de bodem op een diepte van meer dan 0,5 m;
    • 4. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
    • 5. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
    • 6. het verwijderen van landschapselementen, die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;
    • 7. het beplanten van gronden met bos, hoger dan 2,50 m., en opgaand houtgewas in verband met boomteelt of houtteelt;
    • 8. het aanleggen van landschapselementen;
    • 9. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
    • 10. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².
3.6.2 Uitzonderingen

Het in 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.6.3 Toelaatbaarheid

De in 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en landschapswaarden.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. tuin en erven;
  • c. duurzaam, bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/buffering en infiltratie.
  • d. met de daarbij behorende voorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan het bepaalde in artikel 6.2.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, binnen een marge van 5,00 m., nadere eisen stellen ten aanzien van de op grond van in dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, parkeerhinder, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 voor:

  • a. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte zoals bepaald in artikel 7.2;

Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid wordt de procedure in artikel 10.1 gevolgd.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Gebruik van de gronden

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt ten minste verstaan het gebruik van de grond anders dan voor:

  • a. groenvoorzieningen en/of tuin en erven;
  • b. verhardingen in verband met het toegelaten gebruik;
  • c. water en/of vijvers;
  • d. opslagdoeleinden, in verband met het toegelaten gebruik. Als verboden gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van vuurwerk.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
6.1.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

6.1.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

6.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
6.2.1 Regels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3,50 m., met uitzondering van erfafscheidingen.
  • b. De bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 1,00 m., uitgezonderd ter plaatse van hoekpercelen. Hiervoor geldt het bepaalde onder e.;
  • c. Bij hoekpercelen bedraagt de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 2,00 m., onder de voorwaarden dat:
    • 1. de erfafscheiding 3,00 m. achter de voorgevel van de woning is gelegen en haaks op de woning staat;
    • 2. de afstand van de erfafscheiding tot de zijdelingse perceelsgrens 0,5 m. bedraagt.
6.3 Ondergronds bouwen
6.3.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

6.3.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. Er is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
    • 2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen als opgenomen in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming in acht wordt genomen;
    • 3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
    • 4. per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd.

d. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;

e. bij het berekenen van bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken zoals bepaald in 7.2.

7.2 Algemene afwijking

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken zoals bepaald in 7.3 mits in artikel 4 naar deze afwijkingsmogelijkheid verwezen wordt.

7.3 Afwijken ten aanzien van het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte, mits:

  • a. ten behoeve van de privacy, voldoende afstand tot aangrenzende percelen wordt aangehouden;
  • b. ten behoeve van de verkeersveiligheid, voldoende afstand tot de bestemming verkeersdoeleinden wordt aangehouden;
  • c. geen onevenredige aantasting van het stedenbouwkundig beeld plaatsvindt.
7.4 Procedureregeling afwijken

Burgemeester en wethouders volgen bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid de in artikel 10.1 gegeven procedure.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 veiligheidszone - leiding 2

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone-leiding 2' leidt de aanwezigheid van de leiding tot inachtname van een aandachtsgebied voor groepsrisico. Binnen deze veiligheidszone geldt een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico die een berekening omvat (zie bijlage 1 bij de planregels).

8.2 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen II' leidt de aanwezigheid van transportassen tot inachtname van een aandachtsgebied voor groepsrisico. Binnen deze veiligheidszone (buiten de 200 m-zone uit de transportassen) geldt een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico die uitsluitend de beschouwing en verantwoording van de gevolgen van het voorgenomen besluit voor de mogelijkheden van rampbestrijding en de zelfredzaamheid van de mensen omvat (contact opnemen met brandweer).

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Algemeen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen een bestemming wijzigen zoals bepaald in artikel 9.2.
9.2 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het in geringe mate, tot niet meer dan 2 m., verschuiven van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is, in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de kaart, ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken.

Artikel 10 Algemene procedureregels

10.1 Procedure afwijking

Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

Artikel 11 Overige regels

11.1 (Wettelijke) regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Hoek Hunnecum Putgats, Nuth'.