Plan: | Wijzigingsplan Bientjesweg 2, Ospel |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0946.WPBientjesweg22013-VA01 |
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.a.) voorkomen worden en kan ook de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Met ingang van 3 juli 2003 is een watertoets in de vorm van een waterparagraaf en de toelichting hierop een verplicht onderdeel voor ruimtelijke plannen van provincies, regionale openbare lichamen en gemeenten. Met dit besluit wordt de zogenaamde watertoets verankerd in het Besluit van ruimtelijke ordening 1985. Dit houdt in dat de toelichting bij het ruimtelijk plan een beschrijving dient te bevatten van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Dit beleid is voortgezet in het huidige Besluit ruimtelijke ordening.
In dit besluit wordt het begrip “waterhuishouding” breed opgevat. Aangesloten wordt bij de definitie zoals die is opgenomen in de Wet waterhuishouding (art. 1Wwh). Zowel het oppervlaktewater als het grondwater valt onder de zorg voor de waterhuishouding. Bij de voorbereiding van een waterparagraaf dienen alle van belang zijnde waterhuishoudkundige aspecten beoordeeld te worden. Naast veiligheid en wateroverlast (waterkwantiteit) zullen ook de gevolgen van het ruimtelijk plan voor de waterkwaliteit en verdroging bezien worden.
De locatie valt binnen het werkgebied van waterschap Peel en Maasvallei.
Het waterschap Peel en Maasvallei heeft ten aanzien van de watertoets een handboek opgesteld waarin het beleid ten aanzien van de waterhuishouding is omschreven en waarin de nomen voor de waterbergingscompensatie staan genoemd.
Het doel van de watertoets is te waarborgen dat water expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing wordt genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen van zowel Rijk, provincies als gemeenten. Dit betekent in de praktijk dat in beeld gebracht dient te worden welke weg het water aflegt binnen een ruimtelijk plan. Hierbij is het doel 'waterneutraal bouwen in ruimte en tijd', waarvoor de initiatiefnemer verantwoordelijk is. De beoordeling van de waterhuishoudkundige relevantie vindt plaats voor zowel regionale wateren, grondwater, als rijkswateren en kan betrekking hebben op alle mogelijke wateraspecten.
Binnen een bestemmingsplanwijziging heeft het waterschap verschillende rollen, namelijk die van informateur, adviseur, controleur en vergunningverlener.
Uit de plankaart, zoals weergegeven in onderstaande figuur, blijkt dat onderhavige locatie is aangewezen als boringsvrije zone.
Waterkaart.
Bron: Provincie Limburg.
Ten aanzien van boringsvrije zones wordt het volgend beleid gehanteerd:
"In Limburg is het grondwater in bepaalde gebieden van nature beschermd tegen verontreinigingen vanaf Maaiveld. Deze zogenaamde geologische bescherming waarbij het watervoerende pakket wordt afgedekt met slecht doorlatende kleilagen komt voor in de Venloschol en de Roerdalslenk. Diepe boringen door de natuurlijke geologische bescherming heen kunnen het diepe grondwater aantasten, indien ze niet zorgvuldig worden uitgevoerd. Met het oog op de bescherming van het diepe grondwater voor de drinkwatervoorziening geldt een boorverbod met ontheffingsmogelijkheid."
Bij de voorgenomen ontwikkeling is geen sprake van boringen in het maaiveld die de grondwaterkwaliteit aantasten. Hiermee kan worden gesteld dat geen sprake is van belemmeringen ten aanzien van beschermingsgebieden.
Het plangebied bevindt zich aan de Bientjesweg 2 te Ospel en heeft de bestemming 'Agrarisch met waarden - Openheid'. In onderhavig geval is sprake van een vergroting van het bouwvlak ten behoeve van het oprichten van nieuwe voeropslag. De referentiesituatie voor hydrologisch neutraal ontwikkelen bestaat uit 5.955 m2 verhard oppervlak, zijnde dakoppervlak. Tevens is sprake van 4.150 m2 aan erfverharding.
Het totaal verharde oppervlak bedraagt dus 10.105 m2.
De voorgenomen ontwikkeling realiseert een nieuwe voeropslag aan de Bientjesweg 2 te Ospel. Hierbij zal 660 m2 aan nieuw verhard oppervlak worden opgericht. Er zal geen nieuwe erfverharding worden aangelegd.
De totale toename van het verharde oppervlak ter plaatse bedraagt dus 660 m2.
Aanleg van nieuw verhard oppervlak leidt tot versnelde afvoer van hemelwater naar de watergangen. Om te voorkomen dat hierdoor wateroverlast ontstaat, is de aanleg van extra waterberging van belang (waterbergingscompensatie).
De benodigde ruimte voor compenserende waterberging wordt berekend op basis van maatgevende regenbuien, de toename aan verhard oppervlak en de maximaal toelaatbare peilstijging.
Bij de keuze van het soort bergingsvoorziening hanteert het waterschap de trits vasthouden-bergen-afvoeren uit het NBW. In aansluiting hierop hanteert het waterschap de volgende voorkeursvolgorden:
In de nieuwe situatie zal worden voldaan aan de volgende eisen:
Uit de grondwaterkaarten van Alterra Wageningen UR kan worden geconcludeerd dat op basis van de redelijk ondiepe grondwaterstand in het plangebied, zoals weergegeven in de volgende figuur, en de doorlatendheid van de bodem, infiltratie van hemelwater geen goede mogelijkheden biedt. Voorwaarde voor infiltratie is dat de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) niet hoger komt dan 50 centimeter onder maaiveld (cm-mv). De daadwerkelijke GHG ter plaatse bedraagt 40 cm-mv. Hierdoor is rechtstreekse infiltratie in de bodem niet goed mogelijk.
Grondwaterstanden.
Bron: Alterra Wageningen UR.
De benodigde ruimte voor compenserende waterberging wordt berekend op basis van maatgevende regenbuien, de toename aan verhard oppervlak, de maximaal toelaatbare peilstijging en het infiltratievermogen van de bodem. Uit gegevens van Waterschap Peel en Maasvallei blijkt dat bij een regenbui die gemiddeld genomen eens in de 10 jaar plaatsvindt (T=10) een buffer van 44 millimeter vereist is. Bij een bui die gemiddeld eens in de 100 jaar plaatsvindt (T=100) bedraagt deze buffer 84 millimeter. T=100 is echter een uitzonderlijke situatie, waarbij een deel van het eigen erf gedurende een dag onder water mag staan, mits dit niet zal zorgen voor overlast.
Om zeker te zijn dat geen wateroverlast zal plaatsvinden wordt in dit plan uitgegaan van een situatie T=100. Hierbij bedraagt de buffer voor waterberging dus 84 millimeter. Er zal dus 84 millimeter op 660 m2 worden gerealiseerd. Dat komt neer op een benodigde capaciteit van 0,084 x 660 = 56 m3. Om te voldoen aan de gestelde bergingscapaciteit zal waterberging worden toegepast.
Om negatieve effecten op de huidige goede waterkwaliteit te voorkomen en waterbesparing te bereiken wordt:
De locatie is voorzien van riolering, waar het afvalwater van de bedrijfswoning op wordt geloosd. Het bedrijfsafvalwater (afvalwater, reinigingswater stallen en het bedrijfsafvalwater van huishoudelijke aard) wordt opgevangen in de binnen de inrichting aanwezige mestkelders onder de stallen. De mestkelders beschikken over voldoende capaciteit hiervoor. In de voorgenomen activiteit wordt geen afvalwater geloosd. Al het opgevangen afvalwater wordt tegelijk met de mest afgevoerd.
Zoals aangetoond in de paragraaf "Waterbeleid" (paragraaf 4.5.2) is de locatie niet in een gebied is gelegen waar problematiek speelt rondom water. Hiermee worden geen belemmeringen verwacht voor realisatie van waterberging. Om hydrologisch neutraal te bouwen en versnelde afvoer te voorkomen, wordt waterberging toegepast.
Zoals blijkt uit de gegevens uit de paragraaf "Hydrologisch neutraal ontwikkelen" (paragraaf 4.5.5) is voor de berging van het water een capaciteit nodig van 56 m3. Bij een maximale peilstijging van 0,4 meter (gebaseerd op de GHG ter plaatse) betekent dit een benodigde oppervlakte van 139 m2.
Om de gestelde capaciteit te kunnen bergen zal door de initiatiefnemer oppervlaktewater in de vorm van een infiltratievijver worden aangelegd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een zogenaamd infiltratiebosje, waarbij de diepte geleidelijk toeneemt tot maximaal 40 centimeter onder maaiveld. Dit infiltratiebosje zal ruim voldoende capaciteit bevatten om de gestelde 56 m3 te kunnen bergen. Uitvoering van de infiltratievoorziening is verder uitgewerkt in het landschappelijk inrichtingsplan (zie bijlage 1 van dit plan).
Mogelijk is voor de gewenste waterbergingsvoorziening een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een ontheffing op de Keur van het Waterschap en/of een Watervergunning in het kader van de Waterwet noodzakelijk. Mocht een dergelijke vergunning en/of ontheffing nodig zijn dan zal deze te zijner tijd worden aangevraagd.
Ten aanzien van water dient bekeken te worden of de planlocatie is gelegen in een gebied waar mogelijk problematiek speelt rondom water. De planlocatie is gelegen in een boringsvrije zone. Ten aanzien van deze gebieden worden door het waterschap voorwaarden gesteld. Ontwikkelingen binnen deze gebieden zijn uitsluitend mogelijk als aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. Bij de voorgenomen ontwikkeling zal aan de gestelde voorwaarden worden voldaan, waardoor geen sprake is van problematiek rondom water.
Ten aanzien van het hydrologisch neutraal bouwen is het van belang te kijken naar de toename van het verharde oppervlak ter plaatse. Bij de voorgenomen ontwikkeling zal het totale verharde oppervlak toenemen, waardoor compensatie noodzakelijk is. Zoals blijkt uit gegevens van het waterschap is een compensatie nodig van 56 m3. Deze compensatie zal plaatsvinden door middel van waterberging.
Om te voldoen aan de gestelde compensatie van 56 m3 zal waterberging plaatsvinden binnen het plangebied. Om aan de gestelde bergingscapaciteit te voldoen zal door de initiatiefnemer een bergingsvoorziening worden aangelegd. Deze is verder uitgewerkt in het landschappelijk inrichtingsplan.
Indien voor de werkzaamheden ten behoeve van de waterberging een vergunning en/of ontheffing in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de Waterwet of de Keur van het waterschap vereist is, dan zal deze te zijner tijd worden aangevraagd.
Hiermee kan worden gesteld dat ten aanzien van de wateraspecten geen belemmeringen te verwachten zijn.