direct naar inhoud van Regels
Plan: Zandstraat 12, Ospeldijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0946.BPZandstraat2023-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Zandstraat 12, Ospeldijk met identificatienummer NL.IMRO.0946.BPZandstraat2023-VA01 van de gemeente Nederweert.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis gebonden beroep

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein; hieronder dienen niet te worden begrepen de uitoefening van ambachten alsmede vormen van detailhandel.

1.6 aan- en uitbouw

een bijgebouw dat aan een hoofdgebouw is vast gebouwd.

1.7 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 m van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.8 activiteit

activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid of artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.9 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens de gemeente of door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de minister van OCW) en werkend volgnd de kwaliteitsnorm van de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.10 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.11 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingspercentage

een in de verbeelding of regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogst mag worden bebouwd.

1.14 bedrijvigheid aan huis

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en/of leveren als ondergeschikte activiteit van goederen, die verband houden met het ambacht.

1.15 begane grond

een bouwlaag geen verdieping zijnde.

1.16 bestaand

legaal aanwezig of in aanbouw op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, tenzij anders is bepaald.

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bevoegd gezag

het bevoegd gezag in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Als hoofdregel is dit het college van burgemeester en wethouders van Nederweert.

1.20 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.21 bijbehorende voorzieningen

functies en bebouwing die niet nader in de doeleindenomschrijving van een bestemming zijn genoemd, maar die inherent zijn aan de in de doeleindenomschrijving genoemde functies en bebouwing.

1.22 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Erkers worden hier niet onder begrepen.

1.23 bodemingreep

werken of werkzaamheden die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige archeologische bodemarchief.

1.24 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.25 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.26 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke, of bij benadering gelijke, hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de onderbouw en de kap/zolder.

1.27 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.30 bouwvoor

bovenste deel van de bodem van bijvoorbeeld een akker dat door menging door ploegen of spitten is ontstaan en humusrijker is dan de ondergrond (zie ook akkerdek). De grondlaag waar de wortels van de planten in groeien. Doorgaans is dit de bovenste 30 cm.

1.31 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.32 carport

een bijgebouw of bouwwerk, geen gebouw, bedoeld als stallingsgelegenheid voor auto's en zonder zelfstandige wand.

1.33 consumentverzorgende dienstverlening

het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het aan huist gebonden beroep, gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, zoals een nagelstudio en kapper. De woning behoudt hierbij in overwegende mate haar functie en de bedrijvigheid heeft een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is. Een seksinrichting wordt hier in ieder geval niet onder begrepen.

1.34 deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg

een door het college van burgemeester en wethouders c.q. bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.

1.35 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen resp. huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; horecadoeleinden worden hier niet onder begrepen.

1.36 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder ook een autorijschool, een architect, een internetcafé en een administratiekantoor.

1.37 doeleinden van openbaar nut

kleinschalige nutsvoorzieningen zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, riolering, telefooncellen en wachthuisjes, straatvoorzieningen (o.a. voor afvalstoffen).

1.38 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.

1.39 evenement

elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak op sociaal, cultureel gebied of op het gebied van sport.

1.40 extensief medegebruik

(recreatief) medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten dat geen specifiek beslag legt op de ruimte behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets, en ruiterpaden en rust- en picknickplaatsen, en die in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving.

1.41 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.42 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.43 gevellijn

de bouwgrens die nagenoeg gelijk loopt aan de as van de weg waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is (zijn) geplaatst en die is gelegen aan de weg(en) grenzende perceelsgrens.

1.44 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen als het belangrijkst bouwwerk valt aan te merken.

1.45 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies.

1.46 huishouden
  • één persoon; of
  • meerdere personen die een economisch-consumptieve eenheid vormen met de intentie om zelfstandig, bestendig, voor onbepaalde tijd, in gezinsverband of in een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband te wonen. Er is sprake van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.

1.47 internetwinkels

(detail)handel via internet (of postorder), mits ter plekke geen sprake is van het uitstallen, afhalen of verkoop ter plekke (ook niet als ondergeschikte activiteit), waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.48 levensloop bestendige woning

woning die voorziet in de primaire voorzieningen, zoals badkamer en slaapkamer, op de begane grond.

1.49 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, waaronder begrepen ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen.

1.50 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

Er moet sprake zijn van meer dan 8 uur verleende per week mantelzorg door de mantelzorger over een periode die langer duurt dan 3 maanden. Als een verklaring zoals hierboven bedoeld kan ook dienen dat de mantelzorgbehoevende bekend is bij het gemeentelijk WMO-loket als zorgbehoevende.

1.51 omgevingsvergunning

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.52 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde verbonden is.

1.53 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.54 peil

voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.55 primaire voorzieningen

voorzieningen die minimaal noodzakelijk zijn voor het dagelijks gebruik van een woning, zoals woonkamer, keuken, badkamer/toilet en slaapkamer.

1.56 projectgebied

gebied waar een (nieuwe) bestemming wordt opgelegd. Omdat het verdrag van Malta en de daarop geënte Wamz van het beschermen in situ (ter plaatse in de bodem) uitgaat, is het zaak voor die delen die - vooralsnog - niet verstoord worden, een beschermingsregime op te leggen (of te handhaven).

1.57 risicovolle inrichting

een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (BRZO'99) of het Vuurwerkbesluit.

1.58 stedenbouwkundig beeld

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald of beoogd beeld, inclusief het ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere, door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormd dan wel beoogd beeld.

1.59 twee-aan-eengebouwde woning

een woning waarvan het hoofdgebouw met één zijgevel in de zijdelingse bouwperceelgrens is gebouwd en waarvan de afstand tot de andere zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m bedraagt; de woning kan deel uitmaken van een blok van ten hoogste twee woningen ("twee-onder-één-kap").

1.60 vrijstaande woning

een woning, waarvan de afstand van beide zijgevels van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen ten minste een in de bouwregels bepaalde afstand bedraagt.

1.61 Wabo

de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht welke op 1 oktober 2010 in werking is getreden.

1.62 wonen

het gehuisvest zijn van één huishouden in een woning.

1.63 woning

een zelfstandig (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-) gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.2 het bebouwingspercentage

het percentage van een bouwperceel dat mag worden bebouwd. Voor zover op de kaart bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.

2.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen

2.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.

2.9 de ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.10 de oppervlakte van een bodemingreep

het gebied (zone) waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden die een verstorende werking kunnen hebben op het archeologisch bodemarchief.

2.11 de diepte van de bodemingreep

de diepte van de bodemverstorende ingreep, gemeten ten opzichte van het peil ter plaatse (straat of terreinniveau).

2.12 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1.5 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. wonen in nog te realiseren woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' waar het aangegeven aantal woningen gerealiseerd mag worden;
  • c. doeleinden van openbaar nut;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. tuinen en erven;
  • e. verhardingen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen en stallingsruimten voor fietsen.

3.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 7.1.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. vrijstaande, twee-aan-eengebouwde en aaneengebouwde woningen, ten behoeve van het in artikel 3.1.1 toegestane gebruik, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak' en 'bijgebouwen';
  • c. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.

3.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen woningen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. op percelen waar nog nieuwe woningen mogen worden opgericht, mogen alleen woningen opgericht worden in de vorm van vrijstaande en twee-aan-eengebouwde woningen;
  • c. het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;
  • d. de voorgevel van de woning wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens, ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' of maximaal 2 meter daarachter;
  • e. het hoofdgebouw mag alleen met een kap van maximaal 60° worden afgedekt;
  • f. de goothoogte bedraagt maximaal 6,00 meter;
  • g. de bouwhoogte bedraagt maximaal 11,00 meter;
  • h. de inhoud van bouwwerken ten behoeve van doeleinden van openbaar nut bedraagt maximaal 50 m³ en de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter.

3.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen bijgebouwen worden gebouwd met een oppervlak van maximaal 75 m², met dien verstande dat de gronden gelegen in de aanduiding 'bijgebouwen' voor maximaal 40% bebouwd mogen worden;
  • b. ten behoeve van het (ver)bouwen van een (bedrijfs)woning tot een levensloop bestendige woning mag de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen maximaal 100 m² bedragen, met dien verstande dat de gronden gelegen in de aanduiding 'bijgebouwen' voor maximaal 40% bebouwd mogen worden;
  • c. bij sloop van de bestaande bijgebouwen mag naast het bepaalde onder a en b 40% van het meerdere worden teruggebouwd met een maximum van 300 m²;
  • d. de goothoogte van de bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • e. de bouwhoogte van de bijgebouwen bedraagt maximaal 6,00 meter;
  • f. carports en overkappingen mogen uitsluitend 0,50 m voor de voorgevelrooilijn dan wel minimaal 0,50 m achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd, met dien verstande dat bij vrijstaande woningen aan slechts één zijde van de woning een carport of overkapping mag worden gebouwd.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. binnen de bestemming mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 3,00 meter, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 meter bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van voorzieningen voor de openbare verlichting maximaal 8,00 meter bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van antennes en antennemasten maximaal 12,00 meter bedraagt;
  • c. carports en overkappingen mogen uitsluitend 0,50 m voor de voorgevelrooilijn dan wel minimaal 0,50 m achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd, met dien verstande dat bij vrijstaande woningen aan slechts één zijde van de woning een carport of overkapping mag worden gebouwd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 50 m² per bouwperceel bedragen.

3.3 Nadere eisen
3.3.1 Bevoegdheid

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van bouwpercelen, met dien verstande dat:
  • c. deze eisen blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen;
  • d. zulks noodzakelijk is in verband met de woonsituatie in de directe omgeving;
  • e. zulks noodzakelijk is in verband met het straat- en bebouwingsbeeld;
  • f. zulks noodzakelijk is in verband met de verkeers-, sociale- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
  • g. zulks noodzakelijk is in verband met de milieusituatie;
  • h. zulks noodzakelijk is in verband met de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
  • i. de situering van ontsluitingswegen;
  • j. parkeren op eigen terrein;
  • k. het afkoppelen van hemelwater en de situering van waterhuishoudelijke voorzieningen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Woningsplitsing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.1.1 en 3.5 onder f voor het splitsen van een vrijstaande woning in twee-aan-eengebouwde woningen, met dien verstande dat:

  • a. de woningsplitsing past binnen de regionale afspraken over woningbouw en het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • b. de splitsing vanuit stedenbouwkundig oogpunt verantwoord is;
  • c. de inhoud van de vrijstaande woning minimaal 800 m³ bedraagt;
  • d. het doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

3.4.2 hoofdgebouw in zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder a voor het bouwen van een hoofdgebouw buiten het bouwvlak tot in de zijdelingse perceelsgrens, met dien verstande dat:

  • a. dit slechts aan één zijde gebeurt;
  • b. de afstand tot de naast gelegen woning minimaal 3,00 meter bedraagt;
  • c. de zijdelingse perceelsgrens niet aan de bestemming Verkeer' grenst;
  • d. het doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

3.4.3 Uitbreiding woning voor de gevellijn

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder a en c voor het uitbreiden van de woning voor de aangegeven gevellijn ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn', met dien verstande dat:

  • a. de diepte van de uitbreiding maximaal 2,00 meter bedraagt;
  • b. de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan de goothoogte van de woning;
  • c. de breedte van de uitbreiding maximaal 3,50 meter bedraagt;
  • d. de afstand van de voorkant van de uitbreiding tot aan de bestemming 'Verkeer' minimaal 3,00 meter bedraagt;
  • e. het doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

3.4.4 Plat dak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder e voor het afdekken van een woning met een plat dak, met dien verstande dat het straatbeeld niet wordt aangetast.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. de opslag van oude metalen, schroot, lompen, papier, puin of vuilnis, met uitzondering van gemeentelijke afvalinzamelmiddelen;
  • b. de opslag van rij- of voertuigen, die voor de sloop bestemd zijn, of reeds gedeeltelijk gesloopt zijn, of daaruit reeds gesloopte materialen;
  • c. speelautomatenhal;
  • d. bedrijfsactiviteiten;
  • e. detailhandel;
  • f. wonen in de vorm van nieuwe woningen, uitgezonderd vervangende nieuwbouw of herbouw van woningen en ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • g. woningsplitsing in meerdere woningen;
  • h. zelfstandige bewoning van vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen;
  • i. parkeren van motorvoertuigen voor de gevellijn, uitgezonderd ter plaatse van een in- of uitrit gelegen voor een bijgebouw.

3.5.2 Aan huis gebonden beroep, bedrijvigheid aan huis of consumentverzorgende dienstverlening

Het hoofdgebouw mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep, bedrijvigheid aan huis of consumentverzorgende dienstverlening, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. er geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • c. de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredige nadelig wordt beïnvloed of kan worden beïnvloed;
  • d. detailhandel slechts is toegestaan voor zover deze beperkt blijft tot een ondergeschikte verkoop en in direct verband staat met het aan huis gebonden beroep, bedrijvigheid aan huis of consumentverzorgende dienstverlening;
  • e. maximaal 40 m² gebruikt mag worden voor een aan huis gebonden beroep, bedrijvigheid aan huis of consumentverzorgende dienstverlening.

3.5.3 Internetwinkel

In het hoofdgebouw mag een internetwinkel gevestigd zijn, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. er geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • c. de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredige nadelig wordt beïnvloed of kan worden beïnvloed;
  • d. maximaal 40 m² gebruikt mag worden voor een internetwinkel.

3.5.4 Mantelzorg

In het hoofdgebouw van de woning is mantelzorg toegestaan.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Uitoefening van een aan huis gebonden beroep

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.1.1 en 3.5.2 voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in bijgebouwen bij een woning, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 25 m² van de oppervlakte van deze gebouwen als zodanig mag worden gebruikt;
  • b. wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 10.1 van de 'Paraplubeheersverordening Kernen' met identificatienummer NL.IMRO.0946.BVParapluKernen-VA01 zoals vastgesteld door de gemeenteraad bij besluit van 16 maart 2021;
  • c. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonklimaat ontstaan of kunnen ontstaan;

3.6.2 Uitoefening van bedrijvigheid aan huis, consumentverzorgende dienstverlening of internetwinkel

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.1.1, 3.5.2 en 3.5.3 voor de uitoefening van bedrijvigheid aan huis, consumentverzorgende dienstverlening of internetwinkel in bijgebouwen bij een woning, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 25 m² van de oppervlakte van deze gebouwen als zodanig mag worden gebruikt ;
  • b. wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 10.1 van de 'Paraplubeheersverordening Kernen' met identificatienummer NL.IMRO.0946.BVParapluKernen-VA01 zoals vastgesteld door de gemeenteraad bij besluit van 16 maart 2021;
  • c. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonklimaat ontstaan of kunnen ontstaan;
  • d. de woonfunctie in overwegende mate in stand wordt gehouden;
  • e. geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat.

3.6.3 Mantelzorg in bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.5.4 voor het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • a. er sprake is van een mantelzorgindicatie;
  • b. de voor mantelzorg te gebruiken wooneenheid niet geheel mag worden gescheiden van het hoofdgebouw;
  • c. er sprake dient te zijn van een ondergeschikte functie bij de woning;
  • d. er geen tweede woning mag ontstaan;
  • e. het gebruik dient te worden beëindigd, zodra de mantelzorg ter plaatse niet meer aan de orde is.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Afkoppelen hemelwater
  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is verzekerd dat in voldoende mate op eigen terrein in het afkoppelen/infiltreren van hemelwater wordt voorzien, overeenkomstig het “Gemeentelijk rioleringsplan Nederweert 2017-2021” inclusief bijbehorende bijlagen (vastgesteld d.d. 13 december 2016).
  • b. Indien het “Gemeentelijk rioleringsplan Nederweert 2017-2021” inclusief bijbehorende bijlagen wordt gewijzigd of herzien, moet rekening worden gehouden met deze wijziging dan wel herziening.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor:

  • a. het afwijken van de voorgeschreven minimum en maximum maten, aantallen en percentages met niet meer dan 10% voor zover:
    • 1. daarvoor in deze regels geen bijzondere afwijkingsbevoegdheden zijn opgenomen;
    • 2. geen evenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de bestemming of aan één of meer functies van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. het afwijken voor het bouwen van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio-, televisiesignalen en mobiele telefonie voor zover:
    • 1. deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 15,00 meter bedraagt;
    • 3. een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van de antennes ten opzichte van de omgeving wordt gewaarborgd;
    • 4. geen evenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de bestemming of aan één of meer functies van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van doeleinden van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, reduceerstations, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, voor zover deze bouwwerken geen grotere goothoogte dan 3,50 meter en geen groter oppervlak dan 20 m² hebben.

Artikel 7 Overige regels

7.1 Voorrangsregels
7.1.1 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, met name aan de orde bij wijzigingsbevoegdheden, gaat het belang van de dubbelbestemming voor.

7.1.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen

Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat dubbelbestemmingen gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:

  • Waarde - Archeologie 2 (hoog);
  • Waarde - Archeologie 3 (middelhoog);
  • Leiding - Gas;
  • Leiding - Riool;
  • Leiding - Water.

Hoofdstuk 4 Slotregel

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van het bestemmingsplan Zandstraat 12, Ospeldijk' met identificatienummer NL.IMRO.0946.BPZandstraat2023-VA01 van de gemeente Nederweert.