direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Lochtstraat 41
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0946.BPLochtstraat41-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Lochtstraat 41 in Ospel is op de begane grond een autobedrijf gevestigd en op de eerste verdieping een woning. Op de begane grond vinden enkel activiteiten met betrekking tot de showroom plaats. De overige bedrijfsmatige activiteiten die behoren tot het autobedrijf, de reparatie en service van auto's, vinden niet plaats binnen het plangebied.

De woning op de eerste verdieping betreft een bedrijfswoning. De huidige bestemming staat het gebruiken van die bedrijfswoning als reguliere woning niet toe. De gemeente heeft te kennen gegeven medewerking te willen verlenen aan de vereiste procedure om het gebruik van de bedrijfswoning als reguliere woning toe te kunnen staan.

In de vigerende beheersverordening heeft het plangebied de bestemming 'Bedrijf'. Om het regulier gebruik van de woning toe te kunnen staan is een bestemmingswijziging nodig. Hiervoor moet een bestemmingsplan herziening worden opgesteld en ingediend, waarbij de bestemming 'Bedrijf' wordt omgezet in de bestemming 'Wonen'.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen in de gemeente Nederweert, in het noordoosten van de kern van Ospel. Het plangebied is gelegen op de hoek van de Lochtstraat en de Verreussellaan. De gemeente Nederweert is gelegen binnen de provincie Limburg, in de streek van Midden-Limburg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0946.BPLochtstraat41-VA01_0001.png"

1.3 Geldende bestemmingsplan

Het plangebied is gelegen in de beheersverordening 'Ospel 2014' als vastgesteld door de gemeenteraad op 3 juni 2014. Op het plangebied ligt de bestemming 'Bedrijf' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3 middelhoog'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0946.BPLochtstraat41-VA01_0002.png"

Uitsnede verbeelding 'Ospel 2014'

Aan het plangebied is in de beheersverordening 'Ospel 2014' de bestemming 'Bedrijf' toegekend. De gronden zijn daarmee bestemd voor:

  • a. ter plaatse reeds bestaande bedrijven, welke aanwezig zijn op het moment dat de beheersverordening in werking trad;
  • b. bedrijven en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld bij milieucategorie 1 en 2 zoals die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten en/of daarmee qua milieueffecten gelijk te stellen bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;
  • c. industriële en ambachtelijke bedrijven alsmede handelsbedrijven die niet omgevingsvergunningplichtig zijn;
  • d. het ter plaatse vervaardigen, bewerken en herstellen van goederen als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering van het ter plaatse gevestigde bedrijf;
  • e. kantoorruimte, niet zijnde zelfstandige kantoren, als onderdeel van het bedrijf;
  • f. autobedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  • g. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • h. doeleinden van openbaar nut,

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden is maximaal één bedrijfswoning per volwaardig bedrijf toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Daarnaast is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garage' een autobedrijf toegestaan.

Het plangebied valt ook onder de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3 middelhoog'. De voor die bestemming aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

Het beoogde voornemen de bedrijfswoning te gebruiken als reguliere woning is in strijd met de bestemmingsomschrijving 'Bedrijf' omdat er enkel een bedrijfswoning is toegestaan.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk, wordt in hoofdstuk 2 het planvoornemen besproken. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de relevante beleidskaders van het Rijk, de provincie en de gemeente, waarna in hoofdstuk 4 zal worden stil gestaan bij de sectorale aspecten. In hoofdstuk 5 zal de juridische planopzet worden beschreven en tot slot wordt in hoofdstuk 6 en 7 de uitvoerbaarheid van het planvoornemen en de juridische procedure besproken.

Hoofdstuk 2 Het planvoornemen

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de omgeving van het plangebied en het planvoornemen binnen het plangebied zelf.

2.2 Omgeving plangebied

Het plangebied, Lochtstraat 41, is gelegen ten oosten van de kern Ospel, gemeente Nederweert, op de hoek van de Lochtstraat en de Verreussellaan. Het gaat om een bedrijfsperceel dat is gelegen in een woonomgeving. Binnen de kern van Ospel ligt in de directe omgeving van het plangebied een autobedrijf. Buiten de kern bevinden zich een aantal agrarische bedrijven waaronder agrarische bedrijf dat kokosstrooisel verkoopt, en een pluimveeservice. Daarnaast bevindt zich aan de Lochtstraat 49 een bedrijf dat is gespecialiseerd in het beschilderen van voertuigen. De verdere omgeving van het plangebied heeft de bestemming 'Wonen'.

Binnen het plangebied is op de begane grond showroom van een autobedrijf aanwezig. Daarnaast is op de eerste verdieping een bedrijfswoning gevestigd.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0946.BPLochtstraat41-VA01_0003.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0946.BPLochtstraat41-VA01_0004.png"

Lochtstraat 41

2.3 Planvoornemen

Het planvoornemen ziet op het planologisch-juridisch regelen van een wijziging van de op het plangebied geldende bestemming 'Bedrijf' in de bestemming 'Wonen'. Aan de huidige situatie zal niets veranderen. De showroom en de woning blijven bestaan. De woning zal echter van een bedrijfswoning in een reguliere woning veranderen. Daarnaast wordt de bedrijvigheid die plaatsvindt op de begane grond beperkt. Binnen het plangebied wordt namelijk slechts een showroom, of bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten van milieucategorie 1 zoals die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), of die daarmee vergelijkbaar zijn, toegestaan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk, provincie en regio geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald.

3.2 Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid

3.2.1 Rijksbeleid

In de Structuurvisie, Infrastructuur en Ruimte (SVIR), die op 13 maart 2012 door de minister is vastgesteld, zijn de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om zelf oplossingen te creëren. Het Rijk richt zich met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. Het Rijk heeft hiervoor drie hoofddoelen geformuleerd in het SVIR:

  • 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • 2. het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Rijk treedt daarbij op het gebied van ruimtelijke ordening terug en gemeenten en provincies krijgen een meer prominente rol. Er is alleen nog een taak voor het Rijk weggelegd wanneer er sprake is van:

  • a. een onderwerp dat nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom bijvoorbeeld mainports, brainports en greenports;
  • b. een onderwerp waarvoor internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie of werelderfgoed;
  • c. een onderwerp dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is, of een hoog afwentelingsrisico kent of reeds in beheer is bij het Rijk. Bijvoorbeeld het hoofdnetwerk voor mobiliteit (over weg, water, spoor en lucht) en energie, waterveiligheid en de bescherming van gezondheid van inwoners.

Deze drie criteria zijn leidend bij de in de structuurvisie benoemde rijksdoelen en bijbehorende nationale belangen.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), vastgesteld op 22 augustus 2011 en gewijzigd op 1 oktober 2012, zijn regels opgenomen ter bescherming van de nationale belangen, zoals vastgelegd in de SVIR. Deze regels moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen, bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen.

Gezien het in het onderhavige plan gaat om een bestemmingswijziging, waarin de bedrijfswoning zal worden gebruikt als reguliere woning, de milieucategorie op de begane grond wordt verlaagd en er geen woning binnen het plangebied bij wordt gebouwd, raakt het planvoornemen de belangen van het Rijksbeleid uit de SVIR niet. Verder maakt de kleinschaligheid en het ondergeschikte karakter van het planvoornemen dat er geen nationale belangen in het geding zijn die voortkomen uit het Barro.

Het Rijksbeleid vormt geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

3.2.2 Provinciaal beleid

Op 12 december 2014 heeft Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL 2014) en de Omgevingsverordening Limburg 2014 vastgesteld. In het POL 2014 staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, het versnellen van de energietransitie, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering. 

In de Omgevingsverordening Limburg 2014 staan de voor iedereen geldende gedragsregels, maar ook het hoofdstuk 'Ruimte'. Hierin staan instructieregels voor gemeenten opgenomen.

De woningbouw en met name de toename van de (bestaande) woningvoorraad wordt dit in het POL 2014 en de Omgevingsverordening Limburg 2014 aan banden gelegd.

In het onderhavige plan wordt een bestemmingswijziging doorgevoerd. De bestemming 'Bedrijf' wordt veranderd in de bestemming 'Wonen'. De bedrijfswoning zal hierbij gebruikt worden als reguliere woning. De milieucategorie op de begane grond wordt verlaagd. Er wordt binnen het plangebied feitelijk geen woning bijgebouwd.

Gelet op het voorgaande vormt het provinciale beleid geen belemmering voor het planvoornemen.

3.2.3 Regionaal beleid

Op 26 november 2014 is de structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving vastgesteld. Hierin is in regionaal verband de afspraak gemaakt dat voor de komende jaren bezien wordt hoe de overtollige plancapaciteit terug gebracht kan worden. Dit ook om ruimte te creëren om medewerking te kunnen verlenen aan die concrete initiatieven waar in de huidige markt wel behoefte aan bestaat. Dit om zo goed en snel mogelijk te kunnen (laten) voorzien in de feitelijke woningbehoefte.

Het planvoornemen voorziet in een bestemmingswijziging. Op de begane grond is een enkel een showroom of bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten met milieucategorie 1 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten, of die daarmee gelijk te stellen zijn, toegestaan. Op de eerste verdieping zal de bedrijfswoning worden gebruikt als reguliere woning. Binnen het onderhavige plan wordt er feitelijk geen woning bijgebouwd. Er vindt geen toename in omvang van de planvoorraad plaats.

Gezien het bovenstaande vormt het regionale beleid geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

3.2.4 Gemeentelijk beleid

Op 9 november 2010 is de 'Structuurvisie Nederweert' door de Raad vastgesteld. De structuurvisie heeft als doel voor burgers, bedrijven en andere overheden inzichtelijk te maken welke ruimtelijke ontwikkelingen gewenst zijn en op welke wijze de gemeente deze ontwikkelingen wil realiseren. Plannen en initiatieven voor woningbouw en herstructurering/renovatie van de bestaande woningvoorraad worden beoordeeld op het hierdoor te verbeteren woningaanbod en de bijdrage aan de kwaliteiten van de woonbuurt en de kern, waar dat bouwplan gerealiseerd gaat worden.

Het onderhavig plan zorgt voor een bestemmingswijziging. De bestemming 'Bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen'. Op de begane grond is een showroom, of bedrijven/bedrijfsactiviteiten van milieucategorie 1 zoals die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten, of die daarmee vergelijkbaar zijn, toegestaan. Op de eerste verdieping zal de bedrijfswoning worden gebruikt als reguliere woning. Binnen het plangebied wordt er geen woning bijgebouwd. Door het onderhavige plan wordt de toegestane milieucategorie verlaagd van 2 naar 1. Daarnaast is het plangebied gelegen in een woonomgeving. De bestemmingswijziging, naast de verlaging van milieucategorie, maakt dat dit plan zorgt voor een kwaliteitsverbetering voor de omgeving.

Gelet op het bovenstaande vormt het gemeentelijke beleid geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

3.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd en is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' daaraan toegevoegd. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. Dit betekent dat, als er in een bestemmingsplan een stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, de behoefte aan die ontwikkeling moet worden beschreven. Indien deze ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied valt, moet worden gemotiveerd waarom de ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.

Uit diverse uitspraken blijkt dat voor woningbouw de minimum omvang ligt rond de 10 woningen. Het planvoornemen betreft het planologisch-juridisch regelen van een wijziging van een bedrijfsbestemming naar een woonbestemming. De woning op de eerste verdieping blijft, maar zal worden gebruikt als een reguliere woning. Er is in het onderhavige plan geen sprake van uitbreiding van maximaal toegelaten oppervlakte en derhalve vindt er geen wijziging van ruimtebeslag plaats.

Gelet hierop is het planvoornemen niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de ladder is dan ook niet aan de orde.

Ook in het kader van de uitvoerbaarheid speelt de behoefte aan een woning een rol. IN dat kader is van belang dat er zitten beperkingen in de mogelijkheid van de bewoning van een bedrijfswoning. De woning kan immers alleen worden bewoond door iemand die is verbonden aan het bijbehorende bedrijf. Deze beperkingen heeft een reguliere woning niet. Doordat de woning zal worden bestemd als een reguliere woning in plaats van een bedrijfswoning, is de woning beter inzetbaar en kan leegstand worden voorkomen.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Geluid

Ten aanzien van het geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. In de Wgh zijn rond (gezoneerde) industrieterreinen, langs wegen en langs spoorwegen zones opgenomen en bevat tevens geluidsnormen en richtlijnen met betrekking tot de toelaatbare geluidsniveaus ter bescherming van geluidgevoelige objecten.

Het plangebied is niet gelegen binnen de zone van een (gezoneerd) industrieterrein of van een spoorweg. Wel is het gelegen binnen zones van verschillende wegen. Dit zou betekenen dat er een akoestisch onderzoek plaats moet vinden. Een woning is namelijk een geluidsgevoelig object in het kader van de Wgh. In de Wgh wordt er echter geen onderscheid gemaakt tussen een reguliere en een bedrijfswoning. De toetsing aan de Wgh heeft daarom in het verleden al plaats gevonden. De woning is feitelijk al gerealiseerd. De bestemmingswijziging zorgt er niet voor dat er een geluidsgevoelig object wordt toegevoegd.

Toetsing aan de Wgh is hierdoor niet aan de orde.

4.2 Bodem

Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. In de regel dient daarom een bodemonderzoek plaats te vinden.

De categorie waar een showroom volgens de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG onder valt is 'Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven'. Binnen het plangebied vindt echter uitsluitend de handel in auto's en motorfietsen plaats. De reparatie en service vinden plaats op een andere locatie. Binnen het plangebied is dus geen risico op bodemverontreiniging. Het uitvoeren van (nader) onderzoek is dan ook niet aan de orde.

4.3 Luchtkwaliteit

In titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm) worden luchtkwaliteitseisen gesteld. Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden uit (lid 2) mogen uitoefenen. Als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekendende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Hoofdstuk 5 van de Wet Milieubeheer maakt onderscheid tussen projecten die 'Niet in betekenende mate' (NIBM) en 'In betekenende mate' (IBM) bijdragen aan de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen. In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die NIBM zijn. Deze NIBM-projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Als een project ervoor zorgt dat de concentratie fijn stof of CO2 met meer dan 3% van de grenswaarde verhoogd, draagt het project in betekenende mate bij aan luchtvervuiling en dient er een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd te worden. Deze regel komt voort uit het NSL. Deze 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg, 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen;
  • kantoorlocaties: 100.000 m² bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitingsweg, 200.000 m² bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitingswegen.

In het onderhavige plan wordt planologisch-juridisch een wijziging van bestemming geregeld. De woning op de eerste verdieping blijft, maar zal in plaats van een bedrijfswoning worden gebruikt als een reguliere woning. Daarnaast wordt de bedrijvigheid beperkt. Waar eerst een autobedrijf met milieucategorie 2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten was toegestaan, is nu een showroom, of bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten van milieucategorie 1 zoals die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten, of die daarmee vergelijkbaar zijn, toegestaan. Aangenomen wordt dat luchtkwaliteit dan ook geen belemmering vormt voor de realisatie van het plan.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

Zowel in het kader van een goede ruimtelijke ordening als vanuit milieuwet- en regelgeving wordt gestreefd naar het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten, met als doel het handhaven en waar mogelijk bevorderen van een goede kwaliteit van het leefmilieu. Dit gebeurt onder andere door het fysiek scheiden van milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige objecten (zoals woningen) door het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding daartussen. Deze ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand, hetgeen ook wel wordt aangeduid als milieuzonering. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • 1. het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • 2. het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt in de praktijk gebruik gemaakt van VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst waarin voor veelvoorkomende milieubelastende activiteiten richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies, uitgaande van een gemiddeld modern bedrijf. Deze lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand.

Het plangebied ziet op het planologisch-juridisch regelen van de verandering van de bestemming 'Bedrijf' naar de bestemming 'Wonen'. De bedrijfswoning zal worden gebruikt als reguliere woning. Op de begane grond is/zijn een showroom, bedrijven en/of uitoefening van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld bij milieucategorie 1 zoals die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten en/of daarmee gelijk te stellen zijn, toegestaan. Onder de 'Bedrijven en Milieuzonering' brochure valt de showroom onder de categorie 'Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven'. Binnen het plangebied vindt echter enkel de handel in auto's en motorfietsen plaats. De reparatie en service vindt niet plaats binnen het plangebied.

Het plangebied is gelegen in een gemengd gebied. Het is namelijk direct gelegen langs de hoofdinfrastructuur. De Lochtstraat is een doorlopende, gebiedsontsluitingsweg (GOW), waar 50 kilometer per uur de toegestane snelheid is. Daarnaast bevinden zich in de omgeving verschillende functies, waaronder een autobedrijf, agrarische bedrijvigheid die zich bevindt ten oosten van het plangebied en de bedrijf dat zich bezig houdt met beschildering van voertuigen. Dit maakt dat het onderhavig gebied valt onder een gemengd gebied volgens 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG.

afbeelding "i_NL.IMRO.0946.BPLochtstraat41-VA01_0005.png"

Uitsnede 'Beleidsplan verkeer en vervoer Nederweert' - Gebiedsontsluitingswegen

Doordat er sprake is van een gemengd gebied kan volgens 'Bedrijven en milieuzonering' de richtafstand met één afstandsstap worden verlaagd.

Omliggende bedrijven en bedrijfsactiviteiten
In de directe omgeving van het plangebied bevindt zich één inrichting die mogelijk van invloed kan zijn op het planvoornemen, te weten het autobedrijf aan Lochtstraat 45. Dit bedrijf valt, volgens 'Bedrijven en milieuzonering', onder de categorie 'Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven'. Door de verlaging met één afstandsstap komt de afstand van geluid op 10 meter te liggen. De afstand tussen het autobedrijf aan Lochtstraat 45 en het plangebied bedraagt meer dan 10 meter en vormt voor het planvoornemen dus geen belemmering.

De afstand van gevaar kan, ondanks dat het plangebied in een gemengd gebied ligt, niet worden verlaagd met een afstandsstap. De afstand blijft in dit geval 10 meter. Aangezien de afstand tussen het plangebied en het autobedrijf meer dan 10 meter bedraagt, zorgt gevaar ook niet voor belemmering voor het planvoornemen.

De afstand van geur komt door de verlaging te liggen op 0 meter en de richtafstand van stof ligt zonder de verlaging al op 0 meter. Hierdoor vormen ook deze aspecten geen belemmering voor het planvoornemen.

Bedrijven en bedrijfsactiviteiten binnen het plangebied
Gezien het feit dat het plangebied is gelegen in een gemengd gebied kunnen de afstanden die voor de toegestane bedrijven gelden worden verlaagd met één afstandsstap. Dit geldt niet voor gevaar. Binnen het plangebied is echter geen bedrijf toegestaan waar voor gevaar een richtafstand van 10 meter geldt.

De afstanden voor de aspecten geur, stof en geluid bedragen niet meer dan 10 meter. Aangezien de afstanden voor die aspecten met één afstandsstap kunnen worden verlaagd, komen die afstanden op 0 meter te liggen.

De bedrijven en/of de bedrijfsactiviteiten die zijn toegestaan binnen het plangebied vormen dan ook geen belemmering voor de omgeving.

Contactgeluid
Ook moet contactgeluid in aanmerking worden genomen. Contactgeluid kan voor geluidshinder zorgen. Om toch te zorgen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat moet de woning voldoen aan het Bouwbesluit en gescheiden zijn van de onderliggende showroom. Het bouwbesluit maakt echter geen onderscheid tussen een bedrijfswoning en een reguliere woning. Gezien het feit dat de woning voldoet aan het bouwbesluit en gescheiden is van de onderliggende showroom, is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Contactgeluid zorgt voor het onderhavige plan niet voor belemmering.

4.5 Archeologie en cultuurhistorie

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Hiermee is de Wet op de archeologische monumentenzorg komen te vervallen. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend.

Gemeenten dienen in hun bestemmingsplannen rekening te houden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten. Voor een goed gemeentelijk archeologisch beleid kunnen gemeenten meer gedetailleerde verwachtings- of beleidskaarten laten opstellen. Hiermee kunnen gemeente binnen hun eigen beleidsruimte een invulling geven.

De gemeente Nederweert heeft samen met de gemeente Weert een Nota Archeologiebeleid voor de gemeenten Weert en Nederweert opgesteld. In deze beleidsnota worden de beleidsuitgangspunten op het gebied van archeologie en hun achtergronden beschreven. Het planvoornemen ziet slechts op de wijziging van de bestemming 'Bedrijf' in de bestemming 'Wonen' van de bestaande bebouwing en hiervoor zullen geen bodemingrepen plaatsvinden. Daarnaast zal de dubbelbestemming voor archeologie worden overgenomen waardoor bescherming van deze belangen bij eventuele toekomstige bodemingrepen zijn gewaarborgd.

4.6 Flora en fauna

Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening gehouden worden met de gevolgen van de ontwikkeling voor de natuur. Het natuurbeschermingsrecht is te vinden in verdragen, Europese en nationale regelgeving en in nationaal en provinciaal beleid. Vanuit de Europese regelgeving wordt met name nadruk gelegd op de bescherming van plant- en diersoorten (Vogelrichtlijn) en leefgebieden (Habitatrichtlijn). Ten behoeve hiervan zijn dan ook diverse beschermingsgebieden aangewezen. De belangrijkste beschermingszones zijn Natura 2000-gebieden.

Gebiedsbescherming

De bescherming van gebieden is vastgelegd in de Wet natuurbescherming (Stb. 2016, 34), die de implementatie vormt van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De gebieden die op grond van de beide Europese richtlijnen zijn aangewezen als speciale beschermingszones (de zogenoemde Vogel- en Habitatrichtlijngebieden) vallen onder het regime van de Wet natuurbescherming, mits de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden ook op grond van deze wet zijn aangewezen ter uitvoering van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Deze gebieden vormen samen een Europees netwerk van natuurgebieden: Natura 2000.

Het planvoornemen ziet op het planologisch-juridisch regelen van een bestemmingswijziging. De woning op de eerste verdieping blijft, maar zal in plaats van een bedrijfswoning worden gebruikt als een reguliere woning. Op de begane grond is/zijn een showroom, bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten van milieucategorie 1 zoals die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten, of die daarmee vergelijkbaar zijn, toegestaan.

De meest nabij gelegen Natura 2000-gebieden zijn de 'Groote Peel' en 'Sarsven en De Banen', beide gelegen op ca. 2,7 kilometer afstand van het plangebied. De ontwikkeling in het onderhavige plan heeft geen negatief effect op deze Natura2000-gebieden.

Soortenbescherming

Behalve de mogelijke effecten op natuurgebieden moet ook duidelijk zijn of het betreffende plan effecten heeft, en zo ja welke, op beschermde soorten. De Wet natuurbescherming beschermt niet alleen gebieden, maar ook plant- en diersoorten. Op grond van de Wet natuurbescherming is het verboden om beschermde dieren te verontrusten, verjagen, vangen of te doden. Ook rust- en voortplantingsplaatsen mogen niet worden verontrust of beschadigd. Beschermde planten mogen niet worden vernield. Voor handelingen die mogelijk schadelijk kunnen zijn voor beschermde soorten, moet een ontheffing worden aangevraagd.

Door de functiewijziging in het onderhavige plan, zijn er, zonder sloop-, bouw- of kapactivitetien, geen negatieve gevolgen te verwachten voor beschermde soorten of hun verblijfplaatsen, vliegroutes of fourageergebieden.

4.7 Externe Veilligheid

Bij de ruimtelijke planvorming moet rekening worden gehouden met het aspect externe veiligheid. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en risicovol transport. Daarbij gaat het om de risico's verbonden aan 'risicovolle inrichtingen', waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, opgeslagen of gebruikt en anderzijds om het 'vervoer van gevaarlijke stoffen' via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen. Het uitgangspunt van wet- en regelgeving en beleid ten aanzien van externe veiligheid is scheiding van kwetsbare functies en risicobronnen, waarmee men het volgende wil bereiken:

  • bescherming van personen die zich bevinden in de nabijheid van een risicobron tegen de kans op overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen of ten gevolge van een ongeval met een vliegtuig op of nabij een luchthaven;
  • bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een dergelijk ongeval met een groot aantal slachtoffers.

afbeelding "i_NL.IMRO.0946.BPLochtstraat41-VA01_0006.png"

Uitsnede risicokaart en plangebied (blauw omcirkeld)

De afstand tussen het plangebied en de de dichtstbijzijnde risicovolle inrichting is 460 meter. Dit betreft een benzinestation met LPG. Het benzinestation heeft een risicocontour (10-6) van 110 meter.

In de directe omgeving zijn geen transporttassen gelegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De dichtsbijzijnde betreft de N275, op 1.370 meter afstand. Gezien deze afstand kan worden gesteld dat het plangebied niet is gelegen binnen de plaatsgebonden risicocontour (10-6) dan wel het invloedsgebied van deze wegen.

Binnen het plangebied en in de omgeving liggen geen buisleidingen ten behoeve van het vervoer van gevaarlijke stoffen die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Daarnaast wordt er geen woning aan het plangebied toegevoegd. Hierdoor neemt het aantal personen binnen het plangebied niet toe.

Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat vanuit het aspect externe veiligheid geen belemmeringen aanwezig zijn en nader onderzoek is dan ook niet aan de orde.

4.8 Verkeer/parkeren

In het 'Beleidsplan verkeer en vervoer Nederweert' heeft de gemeente Nederweert parkeerbeleid opgesteld. Hierin wordt gesteld dat in een woongebied ervoor moet worden gezorgd dat binnen een straal van 100 meter voldoende parkeerplaatsen dienen te zijn om aan de behoefte te kunnen voldoen.

In het onderhavige plan wordt de bestemming 'Bedrijf' gewijzigd in de bestemming 'Wonen'. De woning op de eerste verdieping blijft, maar zal in plaats van een bedrijfswoning worden gebruikt als een reguliere woning. Op de begane grond is uitsluitend een showroom, bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten met milieucategorie 1 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten, of die daarmee vergelijkbaar zijn, toegestaan.

Het planvoornemen ziet niet op uitbreiding van de bebouwing of intensivering van het gebruik. Hierdoor wijzigt de verkeer- en parkeersituatie niet. Onderzoek naar verkeersaspecten is dan ook niet nodig.

4.9 Waterhuishouding

Water vormt een steeds belangrijker aspect bij ontwikkelingen op onder meer het gebied van woningbouw en bedrijventerreinen. Belangrijke thema's zijn: het vasthouden in plaats van direct afvoeren van hemelwater, het hergebruik van water, het zuinig omgaan met drinkwater en het beperken van de onttrekking van grondwater. Het is dan ook verplicht om bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de toelichting van een bestemmingsplan aan te geven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding.

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen belangen van het Waterschap Limburg aanwezig. Ook is er geen oppervlaktewater in de directe omgeving aanwezig.

Het planvoornemen ziet enkel in het wijzigen van de bestemming 'Bedrijf' in de bestemming 'Wonen'. De woning op de eerste verdieping blijft, maar zal in plaats van een bedrijfswoning worden gebruikt als reguliere woning. Op de begane grond is uitsluitend een showroom, bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten van milieucategorie 1 zoals die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten, of die daarmee vergelijkbaar zijn, toegestaan. Deze kleine ontwikkeling heeft geen invloed op de waterhuishoudkunige situatie ter plaatse van het plangebied en de directe omgeving.

4.10 Kabels en leidingen

Er zijn in de nabije omgeving van het plangebied geen leidingen aanwezig die een belemmering zouden kunnen vormen voor de beoogde plannen en planologische bescherming behoeven.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Inleiding

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening, bepaalt een viertal zaken de opzet en inrichting van de bestemmingsplanregels, te weten:

  • de digitale raadpleegbaarheid;
  • de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012);
  • het Besluit ruimtelijke ordening
  • de Beheersverordening 'Ospel 2014'

Bij het opstellen van de inhoud van de regels hebben de voorschriften uit de huidige beheersverordening 'Ospel 2014' als basis gediend.

5.2 De verbeelding

Op de verbeelding zijn aangegeven:

  • de grens van het plangebied;
  • het bouwvlak;
  • de enkelbestemming 'Wonen';
  • de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3 middelhoog';
  • de maatvoeringsaanduiding 'maximum goothoogte';
  • de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte';
  • de figuur: 'gevellijn'.

De structuur van het plan is zodanig dat de verbeelding de primaire informatie geeft over waar en hoe gebouwd mag worden. Bij het raadplegen van het bestemmingsplan dient dan ook eerst naar de verbeelding gekeken te worden. Vervolgens kan in de regels teruggelezen worden welk gebruik en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan.

5.3 De regels

De regels zijn conform de SVBP 2012 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) als volgt opgebouwd:

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

Naast het toetsen van het planvoornemen aan diverse milieu- en veiligheidsaspecten, dient ook getoetst te worden aan de uitvoerbaarheid van het planvoornemen. Hierbij wordt gekeken naar de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

6.2 Economische en financiële uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de plantoelichting inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Daarnaast is volgens artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening (Wro) de gemeente verplicht een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur (hierna: artikel 6.2.1 Bro) aangewezen bouwplan is voorgenomen. Een exploitatieplan is echter niet nodig indien:

  • het kostenverhaal anderszins is verzekerd;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels of uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13 tweede lid onder b, c en d Wro niet noodzakelijk is.

In het onderhavige is echter geen sprake van een bouwplan bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Dit plan voorziet namelijk in het planologisch-juridisch regelen van een bestemmingswijziging. De bestemming 'Bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen'. De woning op de eerste verdieping blijft, maar zal in plaats van een bedrijfswoning worden gebruikt als een reguliere woning. De begane grond mag uitsluitend worden gebruikt als een showroom, of zijn uitsluitend bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten van milieucategorie 1 zoals die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten, of die daarmee vergelijkbaar zijn, toegestaan. Er zijn voor de gemeente geen verdere kosten dan die van de bestemmingsplanprocedure. Deze kosten worden gedekt door leges.

Hierdoor is de gemeente niet verplicht een exploitatieplan op te stellen of de kosten anderszins verzekerd moeten zijn.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het planvoornemen betreft hier het planologisch-juridisch regelen van een bestemmingswijzing van het plangebied. De bestemming 'Bedrijf' zal worden gewijzigd in de besteming 'Wonen'. De woning op de eerste verdieping blijft en zal worden gebruikt als een reguliere woning in plaats van een bedrijfswoning. De begane grond mag uitsluitend worden gebruikt als een showroom, of zijn uitsluitend bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten van milieucategorie 1 zoals die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten, of die daarmee vergelijkbaar zijn, toegestaan. De milieucategorie wordt hiermee, vergeleken met de vigerende beheersverordening, verlaagd. Daarnaast levert de bestemmingswijziging een kwaliteitsverbetering op aangezien het plangebied is gelegen in een woonomgeving.

Het planvoornemen zal daarom naar alle waarschijnlijkheid niet op overwegende planologische bezwaren uit de omgeving stuiten.

Het bestemmingsplan wordt conform de gebruikelijke procedure gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kan een ieder reageren op het planvoornemen en zijn of haar zienswijzen indienen.

6.4 Conclusie

Het planvoornemen zal gezien het bovenstaande niet leiden tot overwegende planologische bezwaren. De bestemmingswijziging betekent, na een afweging van de verschillende belangen, een aanvaardbare invulling van het plangebied.

Hoofdstuk 7 De procedure

7.1 De te volgen procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de volgende procedure:

  • a. Ontwerp:

Publicatie en terinzagelegging

Een ieder kan gedurende deze terinzagelegging een zienswijze indienen bij de

gemeenteraad

  • b. Vaststelling:

Vaststelling door de Raad

Mogelijkheid reactieve aanwijzing

Publicatie en terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan gedurende de

beroepstermijn

  • c. Inwerkingtreding:

Na afloop van de beroepstermijn (tenzij binnen de beroepstermijn een verzoek om

voorlopige voorziening wordt gedaan)

  • d. Beroep:

Beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

In het kader van deze procedure is het voor eenieder mogelijk om zijn/haar zienswijze (bij de gemeenteraad) kenbaar te maken. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Wanneer beroep wordt ingesteld, beslist uiteindelijk c.q. in hoogste instantie, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het bestemmingsplan.

7.2 Kennisgeving

Overeenkomstig artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening is kennis gegeven van het voornemen tot het voorbereiden van het bestemmingsplan 'Lochtstraat 41'. Hierin is vermeld dat het planvoornemen ziet op het wijzigen van de op het plangebied geldende bestemming 'Bedrijf' in de bestemming 'Wonen'.

7.3 Het vooroverleg met diensten van Rijk en provincie

Volgens artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met diverse instanties.

Dit plan voorziet in het planologisch-juridisch regelen van een bestemmingswijziging. De bestemming 'Bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen'. De woning op de eerste etage blijft, maar zal als reguliere woning worden gebruikt in plaats van een bedrijfswoning. De begane grond mag uitsluitend worden gebruikt als een showroom, of een bedrijf en/of bedrijfsactiviteiten van milieucategorie 1, zoals die zijn opgenomen in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten', of die daarmee vergelijkbaar zijn.

Gezien het feit dat de ontwikkeling in het onderhavige dermate kleinschalig en ondergeschikt is, zijn er geen Rijks-, provinciale of gemeentelijke belangen in het geding.

7.4 Vaststelling

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 11 mei 2018 tot en met 21 juni 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend en is er geen aanleiding tot ambtshalve wijziging van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is dan ook ongewijzigd vastgesteld in de raadsvergadering van 4 september 2018.