direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf
Plan: Het Lierdal
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0944.bp10005LIELDL-VA01

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijven uitgezonderd intensieve veehouderij;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. agrarisch hobbymatig gebruik;
    • 2. perceelsontsluitingswegen;
    • 3. recreatief medegebruik;
    • 4. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen.Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 28.2.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde bestemming;
  • b. één bedrijfswoning per bedrijf, tenzij anders aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum aantal woonheden';
  • c. de daarbij behorende bijgebouwen;
  • d. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
4.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan;
  • b. binnen het bouwvlak mogen gebouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • c. het bouwvlak mag voor maximaal 100% worden bebouwd;
  • d. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • e. de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde mag maximaal 4,50 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van gebouwen, geen woning zijnde mag maximaal 8,00 m bedragen;
  • g. de goothoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 5,50 m bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 9,00 m bedragen;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag maximaal 80 m2 bedragen;
  • j. de goothoogte mag maximaal 3,00 m bedragen.
  • k. de bouwhoogte mag maximaal 5,00 m bedragen.
4.2.3 Overige regels
  • a. Buiten het bouwvlak mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 5,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 m mag bedragen en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 m mag bedragen en de bouwhoogte van voedersilo's 10,00 m mag bedragen.
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  • d. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
4.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 4.3.2 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de milieusituatie
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en van omliggende waarden;
  • e. verbetering van de gebiedskwaliteit.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning (voorheen: ontheffing) verlenen voor het afwijken van van het bepaalde in artikel 4.2.2 ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak waarbij de grenzen van het bouwvlak met maximaal 5 meter worden overschreden, met dien verstande dat:

  • a. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet onevenredig worden aangetast;
  • b. dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;
  • c. dient te worden aangetoond dat de overschrijding om bedrijfseconomische redenen noodzakelijk is.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en opstallen voor en/of als:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. detailhandel;
  • c. groothandel, anders dan ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • d. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • e. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • f. buitenopslag, waaronder de opslag van mest(stoffen), behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • g. vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een bed & breakfastvoorziening

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning (voorheen: ontheffing) verlenen voor de vestiging van een bed & breakfastvoorziening ten behoeve van recreatief nachtverblijf, met dien verstande dat:

  • a. de voorziening uitsluitend mag worden gevestigd in de bedrijfswoning, of in een bijgebouw, op een afstand van maximaal 25,00 meter van de woning;
  • b. de voorziening ondergeschikt blijft aan de hoofdfunctie, wat inhoudt dat de voorziening maximaal 4 kamers mag omvatten;
  • c. een kamer een minimale oppervlakte dient te hebben van 12m2 en dat de maximale totale oppervlakte maximaal 70 m2 mag bedragen;
  • d. aan maximaal 8 personen gelijktijdig onderdak mag worden geboden, voor een maximale aaneengesloten verblijfsduur van 1 week;
  • e. de hoofdbewoner tijdens het nachtverblijf aanwezig is;
  • f. overnachting ten behoeve van tijdelijke of seizoensgebonden arbeid niet is toegestaan;
  • g. de voorziening dient te voldoen aan het Bouwbesluit, de bouwverordening en brandveiligheidseisen;
  • h. er geen (onevenredig) nadeel mag ontstaan voor omliggende bedrijven;
  • i. de voorziening niet mag worden voorzien van een eigen kookgelegenheid;
  • j. dat middels een privaatrechtelijke overeenkomst wordt geborgd dat permanente bewoning is uitgesloten.
4.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een kleinschalige toeristische verblijfseenheid

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning (voorheen: ontheffing) verlenen voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of van een bijgebouw voor een kleinschalige toeristische verblijfseenheid, met dien verstande dat:

  • a. de kleinschalige toeristische verblijfseenheid uitsluitend is toegestaan in bestaande bebouwing;
  • b. de kleinschalige toeristische verblijfseenheid dient te worden gesitueerd op een perceel, grenzend aan de toeristisch recreatieve hoofdstructuur;
  • c. het een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit betreft, welke behoort bij en ondergeschikt is aan de (agrarische) woonfunctie ter plaatse;
  • d. kleinschalige toeristische verblijfseenheden geen onevenredige afbreuk mogen doen aan de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven en woningen;
  • e. de totale gezamenlijke oppervlakte van de verblijfseenheid/-heden bij één woning niet meer mag bedragen dan 70m2;
  • f. per bouwperceel maximaal twee verblijfseenheden toegestaan;
  • g. de tijdelijke bewoning door dezelfde bewoner(s) zich dient te beperken tot een aaneengesloten periode van maximaal 3 weken;
  • h. overnachting in verband met het verrichten van seizoensgebonden arbeid niet is toegestaan;
  • i. de verblijfseenheid dient te voldoen aan het Bouwbesluit, de bouwverordening en de brandveiligheidseisen.
  • j. reclameuitingen dienen te voldoen aan redelijke eisen van welstand;
  • k. de ontwikkeling slechts een geringe ruimtelijke uitstraling mag hebben en niet mag leiden tot een onaanvaardbare toename van de verkeers- en parkeerdruk;
  • l. op eigen terrein dient te worden voorzien in de aanleg van voldoende parkeerplaatsen;
  • m. indien de verblijfseenheid wordt gevestigd in een vrijstaand bijgebouw tenminste 1 gevel van dit gebouw binnen een afstand van 25 meter van de (bedrijfs)woning dient te staan;
  • n. het afwijken van de bestemmingsplanbepalingen op grond van dit artikel niet mogelijk is indien de ontwikkeling op grond van het bepaalde in de op 25 februari 2011 door de gemeenteraad vastgestelde structuurvisie Het Lierdal dient bij te dragen aan de kwaliteitsverbetering van het plangebied Het Lierdal.

4.6.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning (voorheen: ontheffing) verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.5.1 onder g voor het tijdelijk gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. de afhankelijke woonruimte qua oppervlakte past in de voor deze bestemming geldende regeling voor bijgebouwen;
  • c. in geval het een vrijstaand bijgebouw betreft, de afstand daarvan tot de op hetzelfde bouwperceel gelegen woning maximaal 25,00 meter mag bedragen;
  • d. het gebruik als afhankelijke woonruimte onmiddellijk wordt beëindigd, vanaf het moment dat de mantelzorg niet meer is vereist;
  • e. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de vergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.