direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0938.BP05000-VG01

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volwaardige agrarische bedrijven met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. een intensieve veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • c. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. een agrotaverne, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrotaverne';
  • e. een zorgboerderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';
  • f. recreatiewoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' tot maximaal het aantal zoals aangeduid;
  • g. de landschappelijke inpassing in de vorm van gebiedseigen groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, zoals hagen, bomen en opgaande/afschermende beplanting, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 1' tot en met 'specifieke vorm van groen - 24' en een en ander overeenkomstig het landschapsplan zoals weergegeven in bijlage 15 van de regels;
  • h. uitsluitend voor agrarisch gerelateerde opslag, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';

met de daarbij behorende:

  • i. voorzieningen, zoals verharding, wegen, paden en groen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtname van het parkeerbeleid uit artikel 51.3.2 en 51.3.3;
  • l. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • m. doeleinden van openbaar nut.
4.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 51.5.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van het in 4.1.1 toegestane gebruik; en de daarbij behorende andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen, waaronder in ieder geval een bovengrondse mestopslag tot maximaal 500 m3 wordt verstaan.
4.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen in het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de voorgevel dient in of evenwijdig in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van gebouwen mag ten hoogste 4.50 meter bedragen of de bestaande goothoogte indien deze hoger is, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' de aangegeven maximale goothoogte geldt;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste 8.00 meter bedragen of de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' de aangegeven maximale bouwhoogte geldt;
  • e. de dakhelling van gebouwen mag minimaal 30º en maximaal 60º bedragen;
  • f. de bouwhoogte van silo's mag ten hoogste 12.00 meter bedragen;
  • g. een bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen dienen te voldoen aan het bepaalde in 4.2.3.
4.2.3 Regels met betrekking tot de bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen

Voor het bouwen van de bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning dient ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' te worden gebouwd;
  • b. de bedrijfswoning mag in ten hoogste 2 bouwlagen worden gebouwd;
  • c. de hoogte van een bouwlaag mag niet meer dan 3,50 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 12.50 meter bedragen;
  • e. de voorgevelbreedte van een bedrijfswoning dient ten minste 5.50 meter te bedragen;
  • f. bedrijfswoningen dienen met plat of met een kap van ten minste 30o en ten hoogste 60o te worden afgedekt. Overkappingen en serres mogen worden afgedekt met een kap van ten hoogste 30o; 
  • g. bijgebouwen mogen uitsluitend 3,00 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • h. voor zover bijgebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3.00 meter te bedragen;
  • i. per bedrijfswoning mag het oppervlakte aan bijgebouwen ten hoogste 70 m² bedragen;
  • j. bijgebouwen mogen maximaal 20.00 meter achter de achtergevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • k. bijgebouwen mogen in ten hoogste 1 bouwlaag worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw (waaronder begrepen carports en overkappingen) ten hoogste gelijk zal zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het woonhuis plus 0.25 meter;
    • 2. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw ten hoogste 3.00 meter zal bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van een bijgebouw ten hoogste 5.00 meter zal bedragen.
4.2.4 Regels met betrekking tot teeltondersteunende voorzieningen

Teeltondersteunende voorzieningen, zoals containervelden, ondersteunend glas, boogkassen, hagelschermen en regenkappen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. In afwijking daarvan geldt dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – boogkassen’ niet mag worden gebouwd met uitzondering van permanente boogkassen met een bouwhoogte van maximaal 3.50 meter binnen het bebouwde deel van de agrarische bouwkavel;
  • b. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – tijdelijk overdekte stellingconstructies’ niet mag worden gebouwd met uitzondering van tijdelijk overdekte stellingconstructies met een bouwhoogte van maximaal 2.25 meter binnen het bebouwde deel van de bouwkavel;
  • c. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – tijdelijk overdekte regenkappen’ niet mag worden gebouwd met uitzondering van tijdelijke regenkappen met een bouwhoogte van maximaal 3.00 meter binnen het onbebouwde deel van de bouwkavel.
4.2.5 Overige regels met betrekking tot de bebouwing

Voor andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat sleufsilo's uitsluitend achter de voorgevelrooilijn mogen worden opgericht;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, mag maximaal 3.50 meter bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1.00 meter mag bedragen en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2.00 meter mag bedragen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - andere bouwwerken' de bouwhoogte van andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, maximaal 8.00 meter mag bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 51.4.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het vergroten van de bouwhoogte van gebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het vergroten van de bouwhoogte van gebouwen, geen woning zijnde, tot ten hoogste 12.00 meter, met dien verstande dat:

  • a. dit om bedrijfseconomische redenen noodzakelijk is;
  • b. geen beperkingen ontstaan voor de bedrijfsvoering van bedrijven in de omgeving;
  • c. dit vanuit landschappelijk en stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 48.2.
4.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het toevoegen van een extra bouwlaag aan aangebouwde bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het toevoegen van een extra bouwlaag aan aangebouwde bijgebouwen bij de bedrijfswoning, onder de voorwaarden dat:

  • a. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw ten hoogste gelijk is aan de hoogte van de tweede bouwlaag van de bedrijfswoning plus 0.25 meter;
  • b. een aangebouwd bijgebouw plat of met een kap, waarvan de dakhelling gelijk is aan de dakhelling van het hoofdgebouw, dient te worden afgedekt;
  • c. geen onevenredige nadelige aantasting van de herkenbaarheid van de woning als zodanig optreedt;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 48.2.
4.4.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde met een grotere bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. dit om bedrijfseconomische redenen noodzakelijk is;
  • b. dit vanuit landschappelijk en stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde ten hoogste 6.00 meter mag bedragen;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 48.2.
4.4.4 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van een afwijkende dakhelling van bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een dakhelling van minimaal 15º ten behoeve van bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. om bedrijfstechnische c.q. bedrijfseconomische redenen een dakhelling van tenminste 30º niet realiseerbaar is;
  • b. dit vanuit landschappelijk en stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • c. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 48.2.
4.4.5 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bebouwingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', met dien verstande dat:

  • a. dit om bedrijfseconomische redenen noodzakelijk is;
  • b. de overschrijding van de bouwgrenzen niet meer dan 5.00 meter bedraagt;
  • c. de landschappelijke openheid niet onevenredig nadelig wordt aangetast;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 48.2.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor en/of als:

  • a. het oprichten van bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van verlichting, zoals lantaarnpalen, lichtmasten en verlichtingspalen;
  • b. intensieve veehouderij en glastuinbouw, anders dan het bepaalde in artikel 4.1.1;
  • c. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • d. detailhandel en groothandel, anders dan ondergeschikt en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • e. horeca;
  • f. opslag, uitgezonderd opslag overeenkomstig het normale gebruik bij de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf';

en anders dan voor en/of als:

  • g. grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • h. tuin en/of groen;
  • i. parkeren;
  • j. stallen van caravans, mits niet zichtbaar binnen een gebouw, niet zijnde een glazen kas, binnen het bouwvlak.
4.5.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van bouwwerken voor en/of als:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. detailhandel en groothandel, anders dan ondergeschikt en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • c. horeca;
  • d. (verblijfs)recreatie;
  • e. verkooppunt voor motorbrandstoffen of andere explosiegevaarlijke stoffen;
  • f. opslag, anders dan in verband met het toegelaten gebruik en anders dan voor het stallen van kampeermiddelen en boten niet zichtbaar binnen bestaande bebouwing, niet zijnde een glazen kas, binnen het bouwvlak, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
  • g. permanente of tijdelijke bewoning anders dan in de bedrijfswoning.
4.5.3 Landschappelijke inpassing

Het gebruiken en/of het laten gebruiken van de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden conform de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 4.1.1 onder f. conform het landschapsplan zoals opgenomen in bijlage 15 van de regels, binnen 2 jaar na afgifte van de omgevingsvergunning en/of de planologische maatregel is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijken ten behoeve van niet-agrarische activiteiten naast de agrarische bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de onderstaande niet-agrarische activiteiten naast de agrarische bedrijfsactiviteiten, in het kader van de dynamische ontwikkeling van het platteland en met inachtneming van de regels als bedoeld in de Structuurvisie Buitengebied (module 4) zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels van dit bestemmingsplan;

Een omgevingsvergunning voor bewerking en/of verkoop aan de boerderij van agrarische producten, het bieden van werk en verzorging aan hulpbehoevende mensen, kinderopvang, verblijfsrecreatie in de vorm van kamperen, bed en breakfast en vakantieappartementen op de boerderij, dagrecreatie in de vorm van het bieden van dagarrangementen en excursie alsmede (sier)tuinen, kleinschalige horeca en culturele activiteiten zoals natuurcursussen en exposities en/of daarmee qua aard en omvang naar het oordeel van burgemeester en wethouders gelijk te stellen activiteiten, wordt alleen verleend als:

  • a. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
  • c. de activiteiten landschappelijk goed inpasbaar zijn c.q. worden, hetgeen moet blijken uit een landschapsplan, en omliggende natuurlijke en landschappelijke waarden en belangen niet onevenredig schaden;
  • d. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige nadelige verkeersoverlast leiden;
  • e. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, overeenkomstig de richtcijfers van de ASVV/CROW;
  • f. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 48.2;

specifiek voor boerderijverkoop:

  • g. boerderijverkoop onderdeel uitmaakt van een functionerend agrarisch bedrijf en wordt beëindigd bij beëindiging van het agrarisch bedrijf;
  • h. boerderijverkoop uitsluitend plaats vindt in op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde of bewerkte agrarische producten;
  • i. bewerking van agrarische producten uitsluitend de bewerking van op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde producten betreft;
  • j. het vloeroppervlak voor boerderijverkoop ten hoogste 50 m² bedraagt;

specifiek voor kamperen bij de boer:

  • k. niet meer dan 15 kampeerplaatsen, exclusief bijzettentje, aanwezig zijn;
  • l. het plaatsen van kampeermiddelen is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  • m. de sanitaire voorzieningen worden binnen het bouwvlak ondergebracht;
  • n. vaste staanplaatsen en trekkershutten zijn niet toegestaan;
  • o. middels bodemonderzoek is aangetoond dat de bodemkwaliteit geschikt is voor het beoogde gebruik;

specifiek voor verblijfsrecreatie:

  • p. bed en breakfast mag aan maximaal 8 personen worden aangeboden en alleen in de bedrijfswoning en de aangebouwde bijgebouwen;
  • q. niet meer dan 6 vakantieappartementen mogen worden gerealiseerd binnen het bouwvlak met een oppervlakte van maximaal 100 m2 per appartement;
  • r. één groepsaccommodatie geschikt en ingericht voor niet meer dan 30 personen binnen het bouwvlak;
  • s. ter voorkoming van permanente bewoning wordt een maximale aaneengesloten verblijfsduur van individuen gehanteerd van 12 weken. Daarnaast dient met een initiatiefnemer een overeenkomst te worden gesloten waarin wordt bedongen dat indien sprake is van permanente bewoning een boeteclausule in werking zal treden;
  • t. middels bodemonderzoek is aangetoond dat de bodemkwaliteit geschikt is voor het beoogde gebruik;

specifiek voor kleinschalige dagrecreatie en horeca:

  • u. kleinschalige rustige vormen van dagrecreatie en horeca ten dienste staan van extensieve recreatie in de kern en/of het buitengebied c.q. ondersteunend zijn aan wandel- en fietsroutes en een gezamenlijke gebruiksoppervlakte hebben van maximaal 150 m2 per perceel;
  • v. expositie-, educatie- en culturele doeleinden een gezamenlijke gebruiksvloeroppervlakte hebben van maximaal 200 m2.
4.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het gebruik van een aangebouwd bijgebouw bij de bedrijfswoning als afhankelijke woonruimte, onder de voorwaarden dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. het een aan de bedrijfswoning gebouwd bijgebouw betreft;
  • c. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het eigen woonmilieu en verblijfsklimaat of in de directe omgeving ontstaan of kunnen ontstaan;
  • d. per bedrijfswoning niet meer dan één omgevingsvergunning tegelijkertijd wordt verleend;
  • e. voor verlening van de vergunning door het burgemeester en wethouders nadere informatie wordt ingewonnen bij de verzoeker, die zeker dient te stellen dat er zorgbehoefte is, inclusief het feit dat deze naar haar aard tijdelijk is;
  • f. aan de vergunning wordt de voorwaarde verbonden dat de vergunning komt te vervallen als de bestaande noodzaak vanuit mantelzorg niet meer aanwezig is;
  • g. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 48.2.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijziging naar wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  • a. de agrarische bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • b. de woningbouw past binnen de Provinciale Woonvisie;
  • c. geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
  • d. de woningen inpasbaar zijn vanuit het stedenbouwkundig beeld;
  • e. de geluidsbelasting, blijkens een geluidsniveaukaart dan wel een akoestisch onderzoek, niet hoger is dan de voor wegverkeerslawaai geldende voorkeursgrenswaarden, of een hogere grenswaarde in het kader van de Wet geluidhinder, in welk geval de verblijfsruimten van de woning in overwegende mate aan de geluidsluwe zijde dienen te worden gesitueerd;
  • f. uit onderzoek naar de gesteldheid van de bodem is gebleken, dat er vanuit milieuhygiënisch opzicht geen bezwaren bestaan tegen de realisering van woningen. Voor zover uit dat onderzoek een verontreiniging naar voren komt, dienen de gronden te worden gesaneerd in overeenstemming met de saneringsaanpak zoals opgenomen in de Wet bodembescherming;
  • g. de luchtkwaliteit niet zodanig is of kan worden beïnvloed dat wettelijke bezwaren bestaan tegen de realisering van woningen;
  • h. voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de flora en fauna waarden van het gebied dient te zijn gegeven.
  • i. rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);
  • j. er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem;
  • k. de regels als bedoeld in de Structuurvisie Buitengebied (module 6) zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels van dit bestemmingsplan in acht worden genomen;
  • l. bij de wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 27 met dien verstande dat, het wijzigingsplan duidelijkheid geeft over (nieuwe) bouwvlakken en de aanduiding 'bijgebouwen', alsmede het aantal en de aard van de woningen.
4.7.2 Wijziging ten behoeve van economische dragers

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf wijzigen in de bestemmingen Bedrijf, Horeca, Recreatie - Dagrecreatie, Recreatie - Verblijfsrecreatie of Sport - Manege ten behoeve van een nieuwe economische drager in vrijkomende agrarische bebouwing, met dien verstande dat de voorwaarden zoals neergelegd in de Structuurvisie Buitengebied (module 6), zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels van dit bestemmingsplan, in acht worden genomen.