Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Centrum
Status: geconsolideerd
Plan identificatie: NL.IMRO.0935.gcCentrum-gc01

Regels


 
1 Inleidende regels

 
Artikel 1 Begrippen

 
1.1 plan:
het bestemmingsplan "Centrum" van de Gemeente Maastricht.
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0935.gcCentrum-gc01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
 
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 aan- en/of uitbouw:
een aan een hoofdgebouw vastgebouwd bouwwerk dat qua verschijningsvorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar dat in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw.
 
1.6 aan huis verbonden beroep:
de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, (waaronder in ieder geval kinderopvang wordt verstaan) dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat een ruimtelijke uitstraling heeft dat met die woonfunctie in overeenstemming is. Deze functie kan alleen worden uitgeoefend door de feitelijke bewoner(s) van het pand.
 
1.7 additionele voorzieningen:
die voorzieningen, die direct of indirect samenhangen met de bestemmingen; hieronder zijn in ieder geval begrepen  plastieken, standbeelden of andere kunstwerken in het openbaar gebied, kiosken, abri's, telefooncellen, nutsgebouwtjes, voetgangersliften, straatmeubilair of daarmee vergelijkbare nutsvoorzieningen, ondergrondse en bovengrondse stallingsvoorzieningen voor (brom-, snor- en motor-) fietsen, ondergrondse en bovengrondse afvalvoorzieningen en parkeervoorzieningen voor auto's, met uitzondering van parkeergarages.
 
1.8 afhaalservice:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwakalcoholische en niet-alcoholische dranken.
 
1.9 antennebeleid:
het gemeentelijk antennebeleid, zoals verwoord in het door de raad d.d. 01.03.2009 vastgestelde document 'Antennebeleid 2009/UMTS Nota 2009'.
 
1.10 antenne-installatie:
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
 
1.11 archeologisch onderzoek:
archeologisch onderzoek behelst veldwerk, uitwerking, rapportage en het deponeren van vondsten en/of documentatie in het gemeentelijk depot, e.e.a. zoals bedoeld in de 'Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie' .
 
1.12 archeologische zone:
gebied met bepaalde archeologische waarde, aangeduid ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde - archeologische zone a’ (in en binnen een straal van 50 meter om bekende archeologische vindplaatsen en historische relicten alsmede het gebied binnen de eerste stadsmuur), ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde - archeologische zone b’ (tussen de eerste en tweede stadsmuur alsmede historische dorpskernen) of ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde - archeologische zone c’ (buiten de tweede stadsmuur), waarbinnen respectievelijk verschillende ondergrenzen voor archeologisch onderzoek gelden, als omschreven in de beleidsnota “Springlevend Verleden Maastricht 2008” alsmede in deze regels.
 
1.13 atelier:
werkplaats van een beeldend kunstenaar, waarbij detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van ter plaatse vervaardigde producten is toegestaan.

1.14 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.15 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding en/of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
 
1.16 bedrijfsvloeroppervlakte/brutovloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
 
1.17 bedrijfswoning:
een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een bedrijfsterrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het bedrijfsgebouw of het bedrijfsterrein noodzakelijk is.
 
1.18 bekende archeologische vindplaats:
alle bij de gemeente bekende en geregistreerde archeologische vindplaatsen, waaronder ook de archeologische monumenten.
 
1.19 bestaand(e):
  1. bij bouwwerken: aanwezig c.q. in aanbouw op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, tenzij in de regels anders is bepaald. De bestaande goothoogten zijn opgenomen in de lijst in bijlage 3 'bestaande situatie functies en goothoogten' van deze regels;
  2. bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod, tenzij in de regels anders is bepaald. De bestaande functies op de begane grond zijn opgenomen in de lijst in bijlage 3 'bestaande situatie functies en goothoogten' van deze regels.
1.20 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.21 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.22 bijgebouw:
een gebouw behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat qua verschijningsvorm en functioneel opzicht ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.
 
1.23 bodemverstoring:
alle effecten die het gevolg zijn van veranderingen van en/of aan de fysische bodemkarakteristieken lager dan 0,40 m onder maaiveld, zoals door bouw-, aanleg en/of sloopwerkzaamheden.
 
1.24 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.25 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
 
1.26 bouwlaag:
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder en dat een maximale hoogte heeft van 3,5 meter.
 
1.27 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.28 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
 
1.29 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.30 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.31 café:
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid (toetsing aan horecabeleid).
 
1.32 cafetaria/snackbar/fastfoodbedrijf:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwakalcoholische en niet-alcoholische dranken.
 
1.33 coffeeshop:
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid en van verdovende en/of hallucinerende stoffen.
  
1.34 consumentverzorgende ambachtelijke bedrijvigheid (aan huis/niet aan huis):
een gebouw behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat qua verschijningsvorm en functioneel opzicht ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.
 
1.35 cultureel erfgoed:
alle materiële getuigenissen uit het verleden die de samenleving van belang vindt om te conserveren, te onderzoeken, te presenteren en over te informeren.
 
1.36 cultuurhistorisch attentiegebied:
gebied, gekenmerkt door een samenhangende (ruimtelijke) cultuurhistorische en/of architectonische waarde.
 
1.37 cultuurhistorisch rapport:
onderzoek waarbij de algemene historische waarden en/of de ensemblewaarden en/of de architectuurhistorische waarden en/of de bouwhistorische waarden en/of de waarden vanuit de gebruikshistorie, worden geïnventariseerd en in kaart worden gebracht.
 
1.38 cultuurhistorische waardestelling:
een bestaande en/of toegekende samenhangende waardestelling op het gebied van algemene historische waarden en/of de ensemblewaarden en/of de architectuurhistorische waarden en/of de bouwhistorische waarden en/of de waarden vanuit de gebruikshistorie, toegekend aan een zaak en/of object en/of gebied.
 
1.39 dakopbouw:
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
 
1.40 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en, verhuren en leveren van goederen aan personen die, die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; hieronder worden niet begrepen smart-, head- en growshops. Hieronder worden mede begrepen galeries.
  
1.41 dominant bouwwerk:
bouwwerk met cultuurhistorische en/of architectonische waarden, waarvan zowel het interieur als het exterieur, zoals omschreven in het als bijlage 2 toegevoegde rapport 'Bestemmingsplan Centrum, deelrapport Inventarisatie", bescherming genieten ingevolge de dubbelbestemming 'Waarde - Maastrichts Erfgoed'.
 
1.42 eco-producten:
verzamelnaam voor plantaardige producten met een sterk stimulerende werking. De betreffende producten (zoals psychedelische paddenstoelen, sommige cactussen, yohimbe en kava kava) hebben een psychoactieve werking.
 
1.43 erotisch horecabedrijf:
een horeca-inrichting, niet zijnde een prostitutiebedrijf, waar op regelmatige basis vertoningen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden. Een erotisch horecabedrijf valt onder de noemer “seksbedrijf” zoals bedoeld en omschreven in artikel 1 lid 77 van deze regels en is derhalve APV-vergunningplichtig.
 
1.44 evenementen:
grootschalige, al dan niet periodieke en/of meerdaagse manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten,
bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen en thematische markten.
 
1.45 galerie:
tentoonstellings- en verkoopruimte voor kunst.
 
1.46 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.47 geluidgevoelig object:
gebouwen, terreinen of objecten die volgens de Wet geluidhinder als geluidgevoelig object worden beschouwd; hieronder worden verstaan woningen, geluidgevoelige terreinen en andere geluidgevoelige gebouwen.
  
1.48 gevelafwerking:
de kleurlagen op de gevel, het metsel- en voegwerk, de textuur en het patin.
  
1.49 grow-producten:
verzamelnaam voor producten welke gebruikt worden voor de kweek van hennep, zoals onder andere meststoffen, zaden, groeilampen, ventilatoren en lectuur.
 
1.50 growshop:
een specifieke vorm van detailhandel voor grow-producten.
 
1.51 guesthouse:
een kleinschalig logiesverstrekkend bedrijf, gericht op het bieden van een toeristisch en kortdurend verblijf, waarbij het aanbod zich beperkt tot maximaal twee kamers. Deze overnachtingsaccommodatie is gevestigd in een woning, wordt geëxploiteerd door de eigenaar(s), tevens hoofdbewoner(s) van de betreffende woning.
 
1.52 head-producten:
verzamelnaam voor producten welke verwant zijn aan de hasj-cultuur zoals onder andere waterpijpen, vloeipapier, cocaïnedoosjes en versnijdingsmiddelen zoals cafeïne.
 
1.53 headshop:
een specifieke vorm van detailhandel voor head-producten.
 
1.54 herbouw:
Het opnieuw (op)bouwen van een gebouw op exact dezelfde locatie na bijvoorbeeld een calamiteit.
 
1.55 historisch relict:
objecten en structuren van vóór 1830, zoals kastelen, historische landhuizen, molens, kloosters, hoeves en vestingwerken.
 
1.56 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
 
1.57 horeca:
een bedrijf of instelling, gericht op één of meer van de navolgende bedrijfsmatige activiteiten:
  1. het verstrekken van nachtverblijf;
  2. het verstrekken en/of bereiden van drank en/of etenswaren voor consumptie;
  3. het exploiteren van zaalaccommodatie;
  4. discotheek/dancing.
De horecabedrijven worden als volgt onderverdeeld:
 
horeca categorie 1:een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen dan wel fungeert als aan een hoofdfunctie ondergeschikte nevenactiviteit, waarbij naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren, in hoofdzaak alcoholvrije drank(en) worden verstrekt;  

horeca categorie 2: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszaken, lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel. koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant;
 
horeca categorie 3: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar;
 
horeca categorie 4:een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nachtcafé en een zalencentrum (met nachtvergunning);
 
horeca categorie 5:een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.
 
1.58 horecabeleid:
het in de gemeente Maastricht geldende horecabeleid, zoals opgenomen in het door de raad d.d. 22.01.2008 vastgestelde document 'Horecanota 2008'.
 
1.59 interieur:
de binnenkant van een gebouw/bouwwerk, zijnde de zaken die door bestanddeelvorming en/of een hechte verbinding met het gebouw/bouwwerk, een onroerend karakter hebben.
 
1.60 kamerverhuur:
het verhuren van onzelfstandige woonruimte.
 
1.61 kantoor:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben, dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek.
 
1.62 kenmerkend bouwwerk:
bouwwerk met cultuurhistorische en/of architectonische waarde, waarvan het exterieur, zoals omschreven in het als bijlage 2 toegevoegde rapport"Bestemmingsplan Centrum, deelrapport Inventarisatie" bescherming geniet ingevolge de dubbelbestemming 'Waarde - Maastrichts Erfgoed'.
 
1.63 (beperkt) kwetsbaar object:
In het voorliggende plan wordt verstaan onder: 
  1. kwetsbare objecten:  
     
    • woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld onder b.;      
    • gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, te weten:
      • ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
      • scholen, of
      • gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
               
    • en de volgende gebouwen, complexen en terreinen:     
      • kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, of
      • complexen waarin meer dan vijf winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
      • kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
  2. beperkt kwetsbare objecten: 
        
    • verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
    • kantoorgebouwen, hotels en restaurants en winkels, voorzover zij niet onder a. vallen;         
    • sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;         
    • bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder a. vallen;         
    • objecten die met de onder b. genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn; ·        
    • kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder a. vallen.
1.64 langzaam verkeer:
berijders van niet-motorvoertuigen (waaronder bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen), fietsers, voetgangers en geleiders/berijders van bijvoorbeeld een paard.
 
1.65 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociale, medische, culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede soortgelijke voorzieningen, of een combinatie daarvan, zoals openbaar bestuur (kantoren e.d.), artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven, consultatiebureaus, bibliotheken, uitvaartcentra, scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs, onderwijsinstellingen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs, ziekenhuizen, verpleeghuizen, jeugd-, kinder- en naschoolse opvang, religieuze gebouwen of buurt- en clubhuizen.
 
1.66 nevenfuncties (horeca):
functies die ondergeschikt zijn aan een horecafunctie, zoals keukens, opslag- en administratieruimten, vergaderzaaltjes en toiletten.
 
1.67 nok:
het hoogste gedeelte van een dak met hellende vlakken, te weten waar beide hellende vlakken elkander snijden.
 
1.68 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten dienste van openbaar en semi-openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen.
 
1.69 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw dat niet als een bouwlaag wordt aangemerkt en maximaal 1,50 m. boven peil is gelegen, tenzij in de regels een andere maat is aangegeven.
 
1.70 ondergeschikt:
in omvang gering en niet zelfstandig uitgeoefend.
 
1.71 onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonschepen, caravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.
 
1.72 overkapping/carport:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
 
1.73 parkeernormen:
de in de gemeente Maastricht geldende parkeernormen, zoals opgenomen in de door de raad d.d. 19.04.2011 vastgestelde 'Nota Parkeernormen Maastricht 2011'; deze parkeernormen zijn als bijlage 4 bij deze regels opgenomen.
 
1.74 peil:
  1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang (of die) onmiddellijk aan en weg grenzen: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang of: 
  2. in geval van bouwwerken boven een wateroppervlak: de gemiddelde maaiveldhoogte van de aanliggende oevers, of:
  3. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.75 productiegebonden opslag:
opslag van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de opslagfunctie ondergeschikt is aan het productieproces.
 
1.76 publieksaantrekkende dienstverlening:
een met detailhandel vergelijkbare functie voor het verrichten van diensten van of ten behoeve van het publiek, zoals een uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, apotheek, postkantoor, reisbureau en naar aard daarmee gelijk te stellen functies.
 
1.77 risicovolle inrichting:
  1. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  2. men Amvb-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen.
1.78 seksbedrijf:
een voor het publiek toegankelijk gebouw of een gedeelte van een gebouw, in welk gebouw of welk gedeelte, handelingen, vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welk gebouw of welk gedeelte, is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verkopen, verhuren en/of leveren van seksartikelen. Ook een prostitutiebedrijf is hieronder begrepen. Seks- en of pornobedrijf is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. bestemming, zoals bedoeld, dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.
 
1.79 setback:
terugliggende bouwlaag die wordt geprojecteerd binnen de contouren van een denkbeeldig zadeldak dat op grond van deze regels is toegestaan en waarvan de helling van de vlakken maximaal 45° bedraagt; een setback wordt niet meegeteld bij de bepaling van de goothoogte.
 
1.80 smart-producten:
verzamelnaam voor producten met een sterk stimulerende werking. De betreffende producten zoals herbal, XTC, frisdranken met guarana, producten en efedrine en paddo's kunnen zijn samengesteld uit meerdere oppeppende psychotrope stoffen.
 
1.81 smartshop:
een specifieke vorm van detailhandel voor smart-producten.
 
1.82 terras:
plek behorende bij een horecagelegenheid waar men buiten kan zitten.
 
1.83 terrasbeleid:
het in de gemeente Maastricht geldende terrasbeleid, zoals opgenomen in het door het College van Burgemeester en Wethouders d.d. 25.11.2008 vastgestelde document 'Terrasbeleid en toetscriteria'.
 
1.84 verstoringsoppervlakte, projectgebied:
de omvang van de bodemverstoring respectievelijk de omvang van het gebied, welk gebied onderwerp is van een omgevingsvergunning voor het opheffen van het planologisch strijdig gebruik als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.85 Voetgangerszone Kernwinkelgebied:
De voetgangerszone van het kernwinkelgebied van Maastricht, zoals vastgesteld bij besluit d.d. 10.09.2003 van het College van Burgemeester en Wethouders van Maastricht.
 
1.86 voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.
 
1.87 waardevolle cultuurhistorische elementen:
objecten en bouwwerken, niet zijnde gebouwen, met cultuurhistorische waarde die bescherming genieten ingevolge de dubbelbestemming ‘Waarde - Maastrichts Erfgoed’.
 
1.88 waardevolle groenelementen:
karakteristieke elementen en patronen in het landschap alsmede sporen die de natuur en de mens in het landschap hebben achtergelaten met cultuurhistorische waarde, zoals bomen, struiken, hagen, holle wegen, grafheuvels, poelen, grachten en vijvers en welke bescherming genieten ingevolge de dubbelbestemming ‘Waarde - Maastrichts Erfgoed’.
 
1.89 wegverkeer:
verkeer dat over een weg plaatsvindt per auto, bus, fiets, bromfiets enzovoort.
 
1.90 winkelondersteunende horeca:
horeca in detailhandel die ondersteunend en ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en qua exploitatievorm en openingstijden aansluit bij winkelvoorzieningen en waar beperkte horecavoorzieningen aanwezig zijn, uitsluitend in de horecacategorieën 1 en 2.
 
1.91 woning:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
 
1.92 woningsplitsing:
het bouwkundig en functioneel splitsen van een zelfstandige woning in twee of meer zelfstandige woningen.
 
1.93 zendmast:
bouwwerk, waarop antenne-installaties worden geplaatst.
 
1.94 zolder:
ruimte(n) van aanzienlijke omvang in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt/uitmaken van de daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.2 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.5 ondergeschikte bouwdelen:
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.
2 Bestemmingsregels
  
Artikel 3 Bedrijf

 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van Bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 1 tot en met 3.1, met inachtneming van de in deze bijlage opgenomen minimaal aan te houden afstand, met uitzondering van geluidzoneringplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;  
  2. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van Bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 1 tot en met 3.2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3' (b≤3), met inachtneming van de in deze bijlage opgenomen minimaal aan te houden afstand, met uitzondering van geluidzoneringplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;  
  3. een garagebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garage (ga)';
  4. een overslagbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - overslagbedrijf (sb-ob)';
  5. een brouwerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - brouwerij (sb-br)';
  6. een deegwarenfabriek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - deegwarenfabriek (sb-d)';
  7. een papierfabriek in de milieucategorie 4.1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - papierfabriek (sb-p)';
  8. een stallingsgarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-stalling (sb-s)';
  9. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met vulpunt lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg (vml)';
  10. productiegebonden opslag;
  11. een gasontvangststation, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-gasontvangststation (sb-g)';
  12. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  13. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-rijksmonument [sba-rm]’ tevens voor de bescherming van het (de) op deze gronden aanwezige Rijksmonument(en);
  14. wegen en paden;
  15. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  16. additionele voorzieningen;
  17. tuinen, erven en verhardingen;
  18. groenvoorzieningen.
 
3.2 Bouwregels

 
3.2.1 Algemeen
  1. Bouwen is toegestaan binnen het gehele bestemmingsvlak, met uitzondering van die gevallen waarbij op de verbeelding binnen het bestemmingsvlak (een) bouwvlak(ken) is (zijn) aangegeven; in die gevallen mogen gebouwen alleen binnen dat (deze) bouwvlak(ken) worden gebouwd. 
  2. Daar waar op de verbeelding (een) bouwvlak(ken) is (zijn) aangegeven, heeft het in artikel 3 lid 2.2 sub b genoemde maximaal bebouwingspercentage betrekking op dit (deze) bouwvlak(ken).
3.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  2. het maximaal bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  3. de afstand van gebouwen tot de/één zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 meter;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-onbebouwd [sba-o]' mag niet worden gebouwd.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: 
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  2. de bouwhoogte van reclamemasten mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  3. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-onbebouwd [sba-o]' mag niet worden gebouwd;
  6. de totale oppervlakte aan overkappingen/carports mag per bouwperceel maximaal 30 m² bedragen, met dien verstande dat:
    1. deze niet vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mogen worden opgericht;
    2. maximaal 50% van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw met overkappingen/carports mag worden bebouwd;
    3. de maximale bouwhoogte van overkappingen/carports niet meer dan 3,5 meter mag bedragen.
3.2.4 Additionele voorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen gelden de volgende bepalingen: 
  1. gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mogen zowel binnen als buiten het aangeduide bouwvlak worden gebouwd;  
  2. de bouwhoogte van een gebouw ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;  
  3. de oppervlakte van een gebouw ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m2.
  4. de bouwdiepte van ondergrondse gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-onbebouwd' [sba-o] mag niet worden gebouwd.
3.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing en de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.3 sub a. ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen hoger dan 3 meter, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en er geen stedenbouwkundige bezwaren bestaan.
 
3.6 Specifieke gebruiksregels
 
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 1 sub a. en b. voor het toestaan van bedrijfsactiviteiten die niet zijn opgenomen in bijlage 1 (Staat van Bedrijfsactiviteiten) dan wel tot een hogere milieucategorie behoren, maar die aantoonbaar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn aan toegelaten milieucategorieën.
 
3.5 Specifieke gebruiksregels

 
3.5.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en opstallen voor: 
  1. bedrijfsactiviteiten, anders dan genoemd in artikel 3 lid 1 en in bijlage 1 (Staat van Bedrijfsactiviteiten) alsmede daaraan naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijven en voor zover niet voorzien van een specifieke aanduiding; 
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van (bedrijfs)woningen;
  4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren.
3.5.2 Bedrijfsbeëindiging
Bij bedrijfsbeëindiging van de onder artikel 3 lid 1 sub b. tot en met i. aangegeven bedrijven mag het gebruik van gronden en opstallen als volgt worden voortgezet:
  1. conform de bedrijfsactiviteit zoals aangegeven met deze aanduiding, mits de bedrijfsactiviteiten qua milieu-uitstraling passen binnen de geluidruimte van een (eventueel aanwezige) geluidcontour, of
  2. met een bedrijfsactiviteit die passend is binnen het bepaalde in artikel 3 lid 1 sub a., met uitzondering van het bedrijf met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-papierfabriek' (sb-p) en het bedrijf met de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3 (b≤3)', waarvoor geldt dat de bedrijfsactiviteit passend moet zijn binnen de in bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten genoemde activiteiten tot en met milieucategorie 3.2.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
 
3.7.1 Verwijderen aanduidingen van de verbeelding
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 Wro het plan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van (één of meer van de) aanduidingen 'bedrijf tot en met categorie 3' (b≤3), 'garage (ga)', 'specifieke vorm van bedrijf - overslagbedrijf (sb-ob)', 'specifieke vorm van bedrijf - brouwerij (sb-br)', 'specifieke vorm van bedrijf - deegwarenfabriek (sb-d)', 'specifieke vorm van bedrijf-papierfabriek (sb-p)', 'specifieke vorm van bedrijf-stalling (sb-s)', 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg (vml)' van de verbeelding.
 
3.7.2 Wijzigen in Wonen
  1. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 Wro de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Wro-zone wijzigingsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat voldaan kan worden aan de volgende wijzigingsregels:

    1. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf-deegwarenfabriek' (sb-d) en 'specifieke vorm van bedrijf-stalling' (sb-s) dienen definitief te zijn gestaakt en dienen op de verbeelding van het wijzigingsplan te vervallen;
    2. op de als 'Wro-zone wijzigingsgebied' aangewezen gronden mogen maximaal 35 grondgebonden en/of gestapelde woningen worden gebouwd met een woonoppervlak van maximaal 3.500 m²;
    3. de maximale goothoogte bedraagt 13,50 meter;
    4. de maximale bouwhoogte bedraagt 16 meter; 
    5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-onbebouwd' [sba-o] niet mag worden gebouwd;
    6. er dient te worden voorzien in een ondergrondse parkeervoorziening van minimaal 60 parkeerplaatsen, die ontsloten dient te zijn vanaf de Looiersgracht;
    7. de hoofdontsluiting van de woningen vindt plaats via de Grote Looiersstraat; de ontsluiting voor het langzaamverkeer vindt plaats via de Grote Looiersstraat, Verwerhoek en een poort in de walmuur;
    8. Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de typologie, vorm, hoogte en situering van de woningen;
    9. Burgemeester en Wethouders kunnen afwijken van de in deze regels en/of op de verbeelding aangegeven maten en getallen tot een maximum van 10%;
    10. voor vaststelling van het wijzigingsplan dient middels milieuhygiënisch bodemonderzoek te worden aangetoond dat de gronden, al dan niet na sanering, geschikt zijn voor de beoogde woonfunctie;
    11. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    12. er mogen geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
    13. nadat de bestemming is gerealiseerd, zijn de regels zoals opgenomen in Wonen van toepassing.  
        
  2. Er mag niet worden gebouwd voor inwerkingtreding van het wijzigingsplan.
Artikel 4 Centrum

 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de hierna genoemde doeleinden op de hierbij aangegeven plaatsen:
     
     Doeleinden
    Begane grond en kelders
    Verdiepingen
     detailhandel
    bn
    a
     (publieksaantrekkende) dienstverlening
    bn
    a
     horeca in de categorieën 1 tot en met 5
    *
    *
     kantoren met baliefunctie
    bn
    a
     kantoren zonder baliefunctie
    b
    b
     cultuur en ontspanning, met daaraan ondergeschikte horeca
    bn
    a
     maatschappelijke voorzieningen, met daaraan ondergeschikte horeca
    bn
    a
     wonen
    3
    bn
     aan huis verbonden beroepen
    3
    bn
     consumentverzorgende ambachtelijke bedrijvigheid aan huis
    3
    a
     consumentverzorgende ambachtelijke bedrijvigheid, niet aan huis
    bn
              b
     galeries en ateliers
    bn
    bn

    *  = conform gebiedsaanduidingen in artikel 29 lid 1 (Horeca-winkelgebied (A)), artikel 29 lid 2 (Horeca-horecaconcentratiegebied (B)), artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) of artikel 29 lid 4  (Horeca-woongebied (D)).

    bn = bestaand toegestaan, nieuwvestiging toegestaan
    b = bestaand toegestaan, nieuwvestiging niet toegestaan
    a = bestaand toegestaan, nieuwvestiging via afwijking
    3 = bestaande vestigingen met 3-jaarsclausule, nieuwvestiging niet toegestaan**
     
    ** = met de 3-jaarsclausule wordt bedoeld dat indien de genoemde activiteit gedurende drie  aaneengesloten jaren niet meer ter plaatse wordt uitgeoefend, deze aldaar niet meer mag worden voortgezet.
  2. smart- head en growshops, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-smart-, head- en growshop (sdh-shg)' mits aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan en als zodanig vermeld in de als bijlage 5 van deze regels opgenomen lijst van ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezige smart- head- en growshops;
  3. evenementen;
  4. openbare parkeergarages, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage (pg)';
  5. water in de vorm van een rivier, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘water’ (wa);
  6. guesthouse;
  7. prostitutiebedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-prostitutiebedrijf (sb-pb)';
  8. sekswinkels, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-sekswinkel (sdh-sw)',

    en daarbij behorende: 
     
  9. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  10. terrassen, conform de uitgangspunten van het terrasbeleid;
  11. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-rijksmonument [sba-rm]’ tevens voor de bescherming van het (de) op deze gronden aanwezige Rijksmonument(en);
  12. overig water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  13. tuinen en erven;
  14. groenvoorzieningen;
  15. additionele voorzieningen.
4.2 Bouwregels

 
4.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. bestaande hoofdgebouwen mogen niet worden uitgebreid, met uitzondering van aan-, uit- en bijgebouwen conform het bepaalde in artikel 4 lid 2.2;
  2. nieuwbouw is niet toegestaan, met uitzondering van herbouw;
  3. de bestaande goothoogte mag niet worden overschreden; dit is de goothoogte zoals vermeld in bijlage 3 'Bestaande situatie functies en goothoogten' van deze regels;  
  4. de bouwdiepte van ondergrondse openbare parkeergarages mag maximaal 14 meter bedragen;
  5. het doorbreken van panden is niet toegestaan.
   
4.2.2 Aan-, uit- en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen: 
  1. aan-, uit- en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd; 
  2. bij hoeksituaties mogen geen aan-, uit- en bijgebouwen worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van aan-, uit- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 80 m²; 
  4. de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden bebouwd; 
  5. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter; 
  6. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter.  
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 meter;
  2. de bouwhoogte van verkeersgeleidende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  3. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  5. de totale oppervlakte aan overkappingen/carports mag per bouwperceel maximaal 30 m² bedragen, met dien verstande dat:
    1. deze niet vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mogen worden opgericht;
    2. maximaal 50% van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw met overkappingen/carports mag worden bebouwd;
    3. de maximale bouwhoogte van overkappingen/carports niet meer dan 3,5 meter mag bedragen.
4.2.4 Additionele voorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen voor additionele voorzieningen mogen zowel bovengronds als ondergronds worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van voetgangersliften mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  3. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van overige additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  4. de bouwdiepte van ondergrondse gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  5. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m² per gebouw, met uitzondering van parkeergarages en ondergrondse en bovengrondse stallingsvoorzieningen voor (brom- en snor-) fietsen, die maximaal 500 m² mogen bedragen. 
4.2.5 Onderdoorgangen
Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang [ond]' dienen de gronden te worden ingericht als onderdoorgang waarbij de vrije hoogte niet minder dan 2,5 meter mag bedragen.
 
4.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing en de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  3. de verkeersveiligheid; 
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
4.4 Afwijken van de bouwregels
 
4.4.1 Vergroten hoofdgebouwen
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 onder a. ten behoeve van:
  1. het vergroten van de goothoogte van hoofdgebouwen tot maximaal 4 meter boven de bestaande goothoogte, zoals vermeld in bijlage 3 'Bestaande situatie functies en goothoogten' bij deze regels, met dien verstande dat de nokhoogte daarbij met dezelfde maat mag worden verhoogd;
  2. het vergroten van de diepte van hoofdgebouwen aan de achtergevel;
  3. het doorbreken van panden,
mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
  4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
  5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  6. er moet voldaan kunnen worden aan de regelgeving met betrekking tot het geldende risicoprofiel aangaande externe veiligheid vanwege het spooremplacement en doorgaande transporten;
  7. aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden;
  8. de regels zoals aangegeven in de dubbelbestemming Waarde - Maastrichts Erfgoed worden gerespecteerd.
4.4.2 Aanvullende mogelijkheden aan-, uit- en bijgebouwen
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.2 sub c en/of het bepaalde in artikel 4 lid 2.2 sub d ten behoeve van het realiseren van meer dan 80 m² aan aan-, uit- en bijgebouwen en/of het volledig bebouwen van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  3. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.
4.5 Specifieke gebruiksregels

 
4.5.1 Aan-huis-verbonden beroep
Uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. de woonfunctie dient als hoofdfunctie te blijven bestaan;
  2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  3. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;
  4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
4.5.2 Consumentverzorgende ambachtelijke bedrijvigheid aan huis
Consumentverzorgende ambachtelijke activiteiten aan huis zijn niet toegestaan, met uitzondering van die consumentverzorgende ambachtelijke activiteiten die reeds aanwezig waren ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
 
4.5.3 Mantelzorg
Het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
 
4.5.4 Guesthouse
Binnen de woonfunctie is een guesthouse toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. per woning mogen maximaal twee kamers gebruikt worden ten behoeve van guesthouse;
  2. het gebruik leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  3. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
4.5.5 Parkeren
Parkeren voor de voorgevel, voor zover er niet geparkeerd wordt voor een garage of carport, is niet toegestaan.
   
4.5.6 Woningsplitsing
Woningsplitsing is niet toegestaan.
 
4.5.7 Kamerverhuur
Ten aanzien van kamerverhuur gelden de volgende bepalingen: 
  1. kamerverhuur is niet toegestaan indien de kamerverhuurder niet dient ter plaatse het hoofdverblijf heeft;
  2. kamerverhuur is toegestaan indien de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft en aan de volgende bepalingen wordt voldaan:
    1. per woning mogen maximaal twee kamers voor kamerverhuur worden gebruikt;   
    2. de minimale oppervlakte per kamer dient 20 m² te bedragen.
4.5.8 Terrassen
Het gebruik van gronden ten behoeve van terrassen is niet toegestaan bij of in:
  1. horecafuncties in de horecacategorie 1;
  2. de Voetgangerszone Kernwinkelgebied.
4.5.9 Horeca
Horecafuncties zijn uitsluitend toegestaan conform de in artikel 29 lid 1 t/m 4 aangegeven gebiedsaanduidingen.
 
4.5.10 Smart-, head- en growshops
Ten aanzien van smart-, head- en growshops gelden de volgende gebruiksbepalingen: 
  1. het aantal smart-, head- en growshops mag niet meer bedragen dan het aantal dat ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan aanwezig was en als zodanig is opgenomen in de lijst in bijlage 5 van deze regels;
  2. de onder 1. bedoelde smart-, head- en growshops zijn alleen op de begane grond toegestaan;
  3. het bestaande gebruik voor de onder 1. bedoelde smart-, head- en growshops mag niet worden vergroot;
  4. indien een onder 1. bedoelde smart-, head- en growshop ophoudt te bestaan is ter plaatse geen smart-, head- en growshop meer toegestaan.
4.5.11 Dakterrassen
Het gebruik van daken ten behoeve van dakterrassen is niet toegestaan.
 
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
   
4.6.1 Verruiming functionele gebruiksmogelijkheden horecafuncties
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:   
  1. artikel 4 lid 5.9 en artikel 29 lid 1 (Horeca-winkelgebied (A)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 2 op de begane grond en/of in kelders;
  2. artikel 4 lid 5.9 en artikel 29 lid 1 (Horeca-winkelgebied (A)) en artikel 29 lid 2 (Horeca-horecaconcentratie gebied (B)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 5;
  3. artikel 4 lid 5.9 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 1 op de begane grond en/of in kelders;
  4. artikel 4 lid 5.9 en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 1,
waarbij bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid onder a. t/m d. voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:
  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
  4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
  5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  6. aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden.

    en waarbij bij toepassing van de afwijkingsmogelijkheid als genoemd in artikel 4 lid 6.1 sub c. aanvullend op de punten 1. tot en met 6. tevens aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:
  7. de te vestigen horecafunctie is fysiek onmogelijk te realiseren in een bestaand horecapand;
  8. de maximale geluidbelasting binnen de inrichting mag nooit meer dan Lamax=80 dB(A) (of Laeq=70 dB(A)) bedragen;
  9. de te vestigen horecafunctie is versterkend voor de doelen van het horecabeleid;
  10. in de straat waarin de nieuwe horecafunctie wordt gerealiseerd is de woonfunctie niet de hoofdfunctie
     
4.6.2 Verruiming overige functionele gebruiksmogelijkheden
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:  
  1. artikel 4 lid 1 sub a ten behoeve van het toestaan van detailhandel op de verdieping;
  2. artikel 4 lid 1 sub a ten behoeve van het toestaan van (publieksaantrekkende) dienstverlening op de verdieping;
  3. artikel 4 lid 1 sub a ten behoeve van het toestaan van kantoren met baliefunctie op de verdieping;
  4. artikel 4 lid 1 sub a ten behoeve van het toestaan van cultuur en ontspanning, met daaraan ondergeschikte horeca, op de verdieping;
  5. artikel 4 lid 1 sub a ten behoeve van het toestaan van maatschappelijke voorzieningen, met daaraan ondergeschikte horeca, op de verdieping;
  6. artikel 4 lid 5.2 ten behoeve van het toestaan van consumentverzorgende ambachtelijke bedrijvigheid aan huis op de verdieping, 

    waarbij bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid onder a. t/m f. voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:
              
    1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
    3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
    4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
    5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke     kwaliteit ter  plaatse;
    6. aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden.

      en waarbij bij toepassing van de afwijkingsmogelijkheid als genoemd onder artikel 4 lid 6.2 sub f. aanvullend op de punten 1 t/m 6 tevens aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

    7. de woonfunctie dient de hoofdfunctie te blijven; 
    8. detailhandel is uitsluitend toegestaan indien het ondergeschikt is aan en in direct verband staat met de toegelaten functie;
    9. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
    10. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving
   
4.6.3 Woningsplitsing
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 5.6 voor het afwijken van het in dat artikel opgenomen splitsingsverbod indien:        
  1. in de nieuwe woning een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd;
  2. per nieuwe woning wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernorm;
  3. de bruto vloeroppervlakte per nieuwe woning niet minder bedraagt dan 50 m², waarbij bergruimte slechts mag worden meegeteld voor 5 m²;
  4. de belangen van derden en de waarden van aangrenzende bestemmingen niet onevenredig worden geschaad;
  5. aanwezige bedrijven in hun functioneren niet onevenredig worden beperkt;
  6. de nieuwe woningen passen in het gemeentelijke woningbouwprogramma;
  7. de nieuwe woningen beschikken over een inpandige voorziening om fietsen te stallen en huishoudelijk afval tijdelijk op te slaan.
4.6.4 Aanvullende mogelijkheden kamerverhuur
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 5.7 voor het toestaan van kamerverhuur voor meer dan twee kamers dan wel het toestaan van kamerverhuur indien de verhuurder niet ter plaatse het hoofdverblijf heeft, met dien verstande dat:  
  1. er voor wat betreft de nieuwe woonruimte(n) moet worden voldaan aan de gemeentelijke parkeernorm;
  2. het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig mag worden verstoord;
  3. de minimale oppervlakte per kamer 20 m² dient te bedragen;
  4. de ontstane woonruimten beschikken over een berging en fietsenstalling;
  5. indien de verhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft er per woning maximaal drie kamers voor kamerbewoning worden gebruikt.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
 
4.7.1 Horeca
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van het bepaalde in:
  1. artikel 4 lid 5.9 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorieën 2 en 3 op de begane grond en/of in kelders;
  2. artikel 4 lid 5.9 en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 2;
  3. artikel 4 lid 5.9 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 5,

    waarbij bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid onder a. t/m c. voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:

    1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
    3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
    4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
    5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse

      en waarbij bij toepassing van de wijzigingsmogelijkheid als genoemd onder sub a. en c. voor zover gelegen binnen de gebiedsaanduiding conform artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) aanvullend op de punten 1. tot en met 5. tevens aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:
    6. de te vestigen horecafunctie is fysiek onmogelijk te realiseren in een bestaand horecapand;
    7. de te vestigen horecafunctie is versterkend voor de doelen van het horecabeleid;
    8. de maximale geluidbelasting binnen de inrichting mag nooit meer dan Lamax=80 dB(A) (of Laeq=70 dB(A)) bedragen;
    9. in de straat waarin de nieuwe horecafunctie wordt gerealiseerd is de woonfunctie niet de hoofdfunctie.

4.7.2 Smart-, head- en growshops
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van het bepaalde in artikel 4 lid 1 onder b. ten behoeve van de verplaatsing van een smart-, head- of growshop naar een andere locatie binnen het plangebied van dit bestemmingsplan mits voldaan wordt aan de volgende vestigingseisen: 
  1. op de nieuwe locatie moet de bestemming 'detailhandel' gevestigd zijn;
  2. vestiging is niet toegestaan in een straat waar reeds een coffeeshop of smart-, head- of growshop gevestigd is;
  3. vestiging is niet toegestaan in een straat waar een onderwijsinstituut of jongerencentrum gevestigd is;
  4. vestiging is niet toegestaan in een gebied met een overwegend woonkarakter;
  5. vestiging is slechts toegestaan indien geen negatieve uitstraling op het woon- en leefklimaat plaatsvindt.
    
Artikel 5 Cultuur en Ontspanning
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. bioscopen en filmhuizen;
  2. theaters en overige (toneel)podia;     
  3. aan de functies zoals genoemd in a. en b. ondergeschikte horeca in de categorieën 1 en 2;
  4. tuinen, erven en verhardingen; 
  5. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  6. een parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage (pg)';
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. groenvoorzieningen en speelvoorzieningen;
  9. additionele voorzieningen.
5.2 Bouwregels

 
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. deze mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  2. bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid;
  3. de bestaande goothoogte mag niet worden overschreden; dit is de goothoogte zoals vermeld in bijlage 3 'Bestaande situatie functies en goothoogten' van deze regels;
  4. de bouwdiepte van de ondergrondse openbare parkeergarage mag maximaal 5 meter bedragen;
  5. het doorbreken van panden is niet toegestaan.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: 
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  4. de totale oppervlakte aan overkappingen/carports mag per bouwperceel maximaal 30 m² bedragen, met dien verstande dat:
    1. deze niet vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mogen worden opgericht;
    2. maximaal 50% van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw met overkappingen/carports mag worden bebouwd;
    3. de maximale bouwhoogte van overkappingen/carports niet meer dan 3,5 meter mag bedrage
5.2.3 Additionele voorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mogen zowel binnen als buiten het aangeduide bouwvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van een gebouw ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  3. de bouwdiepte van ondergrondse gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  4. de oppervlakte van een gebouw ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m2.
5.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing en de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
5.4 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 2.1 onder b. ten behoeve van:
  1. het vergroten van de goothoogte van hoofdgebouwen tot maximaal 4 meter boven de bestaande goothoogte, zoals vermeld in bijlage 3 'Bestaande situatie functies en goothoogten' bij deze regels, met dien verstande dat de nokhoogte daarbij met dezelfde maat mag worden verhoogd;
  2. het vergroten van de diepte van hoofdgebouwen aan de achtergevel;
  3. het doorbreken van panden,
mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
  4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
  5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  6. er moet voldaan kunnen worden aan de regelgeving met betrekking tot het geldende risicoprofiel aangaande externe veiligheid vanwege het spooremplacement en doorgaande transporten;
  7. aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden;
  8. de regels zoals aangegeven in de dubbelbestemming Waarde - Maastrichts Erfgoed worden gerespecteerd.
5.5 Specifieke gebruiksregels

 
5.5.1 Horeca
Horecafuncties zijn uitsluitend toegestaan conform het bepaalde in artikel 5 lid 1 en voor het overige conform de in artikel 29 lid 1 t/m 4 aangegeven gebiedsaanduidingen.
 
5.6 Afwijken van de gebruiksregels

 
5.6.1 Verruiming functionele mogelijkheden horecafunctie
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 5 lid 5.1 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 1 op de begane grond en/of in kelders;
  2. artikel 5 lid 5.1 en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 1,
waarbij bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid onder a. en b. voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:
  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
  4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
  5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  6. aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden.

    en waarbij bij toepassing van de afwijkingsmogelijkheid als genoemd in artikel 5 lid 6.1 sub a. aanvullend op de punten 1. tot en met 6. tevens aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

  7. de te vestigen horecafunctie is fysiek onmogelijk te realiseren in een bestaand horecapand;
  8. de maximale geluidbelasting binnen de inrichting mag nooit meer dan Lamax=80 dB(A) (of Laeq=70 dB(A)) bedragen;
  9. de te vestigen horecafunctie is versterkend voor de doelen van het horecabeleid;
  10. in de straat waarin de nieuwe horecafunctie wordt gerealiseerd is de woonfunctie niet de hoofdfunctie
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van het bepaalde in:
  1. artikel 5 lid 5.1 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorieën 2 en 3 op de begane grond en/of in kelders;
  2. artikel 5 lid 5.1 en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 2;
  3. artikel 5 lid 5.1 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 5,

    waarbij bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid onder a. t/m c. voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:

    1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
    3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
    4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
    5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse,

      en waarbij bij toepassing van de wijzigingsmogelijkheid als genoemd onder sub a. en c. voor zover gelegen binnen de gebiedsaanduiding conform artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) aanvullend op de punten 1. tot en met 5. tevens aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

    6. de te vestigen horecafunctie is fysiek onmogelijk te realiseren in een bestaand horecapand;
    7. de te vestigen horecafunctie is versterkend voor de doelen van het horecabeleid;
    8. de maximale geluidbelasting binnen de inrichting mag nooit meer dan Lamax=80 dB(A) (of Laeq=70 dB(A)) bedragen;
    9. in de straat waarin de nieuwe horecafunctie wordt gerealiseerd is de woonfunctie niet de hoofdfunctie.
Artikel 6 Detailhandel

 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. detailhandel;
  2. tuinen, erven en verhardingen;
  3. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. groenvoorzieningen en speelvoorzieningen;
  6. additionele voorzieningen.
6.2 Bouwregels

 
6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. deze mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  2. bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid;
  3. de bestaande goothoogte mag niet worden overschreden; dit is de goothoogte zoals vermeld in bijlage 3 'Bestaande situatie functies en goothoogten' van deze regels;
  4. het doorbreken van panden is niet toegestaan.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: 
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  4. de totale oppervlakte aan overkappingen/carports mag per bouwperceel maximaal 30 m² bedragen, met dien verstande dat:
    1. deze niet vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mogen worden opgericht;
    2. maximaal 50% van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw met overkappingen/carports mag worden bebouwd;
    3. de maximale bouwhoogte van overkappingen/carports niet meer dan 3,5 meter mag bedragen
6.2.3 Additionele voorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mogen zowel binnen als buiten het aangeduide bouwvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van een gebouw ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  3. de bouwdiepte van ondergrondse gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  4. de oppervlakte van een gebouw ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m2.
6.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing en de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
6.4 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.1 onder b. ten behoeve van:
  1. het vergroten van de goothoogte van hoofdgebouwen tot maximaal 4 meter boven de bestaande goothoogte, zoals vermeld in bijlage 3 'Bestaande situatie functies en goothoogten' bij deze regels,
    met dien verstande dat de nokhoogte daarbij met dezelfde maat mag worden verhoogd;
  2. het vergroten van de diepte van hoofdgebouwen aan de achtergevel;
  3. het doorbreken van panden,
mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
  4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
  5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  6. er moet voldaan kunnen worden aan de regelgeving met betrekking tot het geldende risicoprofiel aangaande externe veiligheid vanwege het spooremplacement en doorgaande transporten;
  7. aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden;
  8. de regels zoals aangegeven in de dubbelbestemming Waarde - Maastrichts Erfgoed worden gerespecteerd.
6.5 Specifieke gebruiksregels
 
6.5.1 Horeca
Horecafuncties zijn uitsluitend toegestaan conform de in artikel 29 lid 1 t/m 4 aangegeven gebiedsaanduidingen.
 
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
6.6.1 Verruiming functionele gebruiksmogelijkheden horecafuncties
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 6 lid 5.1 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 1 op de begane grond en/of in kelders;
  2. artikel 6 lid 5.1 en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 1,
waarbij bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid onder a. en b. voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:
  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
  4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
  5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  6. aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden

    en waarbij bij toepassing van de afwijkingsmogelijkheid als genoemd in artikel 6 lid 6 sub a. aanvullend op de punten 1 tot en met 6 tevens aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

  7. de te vestigen horecafunctie is fysiek onmogelijk te realiseren in een bestaand horecapand;
  8. de maximale geluidbelasting binnen de inrichting mag nooit meer dan Lamax=80 dB(A) (of Laeq=70 dB(A)) bedragen;
  9. de te vestigen horecafunctie is versterkend voor de doelen van het horecabeleid;
  10. in de straat waarin de nieuwe horecafunctie wordt gerealiseerd is de woonfunctie niet de hoofdfunctie
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van het bepaalde in:
  1. artikel 6 lid 5.1 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorieën 2 en 3 op de begane grond en/of in kelders;
  2. artikel 6 lid 5.1 en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 2;
  3. artikel 6 lid 5.1 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 5,

    waarbij bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid onder a. t/m c. voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:
    1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
    3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
    4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
    5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse,

      en waarbij bij toepassing van de wijzigingsmogelijkheid als genoemd onder sub a. en c. voor zover gelegen binnen de gebiedsaanduiding conform artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) aanvullend op de punten 1. tot en met 5. tevens aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

    6. de te vestigen horecafunctie is fysiek onmogelijk te realiseren in een bestaand horecapand;
    7. de te vestigen horecafunctie is versterkend voor de doelen van het horecabeleid;
    8. de maximale geluidbelasting binnen de inrichting mag nooit meer dan Lamax=80 dB(A) (of Laeq=70 dB(A)) bedragen;
    9. in de straat waarin de nieuwe horecafunctie wordt gerealiseerd is de woonfunctie niet de hoofdfunctie.
Artikel 7 Gemengd-1

 
7.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Gemengd 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de hierna genoemde doeleinden op de hierbij aangegeven plaatsen:
     
    Doeleinden
    Begane grond
    en kelders
    Verdiepingen
    detailhandel
    a
    (publieksaantrekkende) dienstverlening
    a
    b
    horeca in de categorieën 1 tot en met 5
    *
    *
    kantoren met baliefunctie
    3
     3 
    kantoren zonder baliefunctie
    a
    b
    cultuur en ontspanning, met daaraan ondergeschikte horeca
    a
     b 
    maatschappelijke voorzieningen, met daaraan ondergeschikte horeca
    a
    b
    wonen
    bn
    bn
    aan huis verbonden beroepen
    bn
    bn
    consumentverzorgende ambachtelijke bedrijvigheid aan huis
    a
    a
    consumentverzorgende ambachtelijke bedrijvigheid, niet aan huis
    a
    b
    galeries en ateliers
    a
    a
    * = conform gebiedsaanduidingen in artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) of artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D))
    bn = bestaand toegestaan, nieuwvestiging toegestaan
    b = bestaand toegestaan, nieuwvestiging niet toegestaan
    a = bestaand toegestaan, nieuwvestiging via afwijking
    3 = bestaande vestigingen met 3-jaarsclausule, nieuwvestiging niet toegestaan**
     
    ** = met de 3-jaarsclausule wordt bedoeld dat indien de genoemde activiteit gedurende drie aaneengesloten jaren niet meer ter plaatse wordt uitgeoefend, deze aldaar niet meer mag worden voortgezet. 
  2. smart- head en growshops, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-smart-, head- en growshop (sdh-shg)' mits aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan en als zodanig vermeld in de als bijlage 5 van deze regels opgenomen lijst van ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezige smart- head- en growshops;
  3. evenementen; 
  4. water in de vorm van een rivier, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'water' (wa);
  5. een sportcentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum (spc)';
  6. guesthouse;
  7. sekswinkels, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-sekswinkel (sdh-sw)',

    en daarbij behorende:
  8. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  9. terrassen, conform de uitgangspunten van het terrasbeleid; 
  10. er plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-rijksmonument [sba-rm]’ tevens voor de bescherming van het (de) op deze gronden aanwezige Rijksmonument(en);
  11. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  12. tuinen en erven;
  13. groenvoorzieningen;
  14. additionele voorzieningen.
7.2 Bouwregels

 
7.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. bestaande hoofdgebouwen mogen niet worden uitgebreid, met uitzondering van aan-, uit- en bijgebouwen conform het bepaalde in artikel 7 lid 2.2
  2. nieuwbouw is niet toegestaan, met uitzondering van herbouw;
  3. de bestaande goothoogte mag niet worden overschreden; dit is de goothoogte zoals vermeld in bijlage 3 'Bestaande situatie functies en goothoogten' van deze regels;
  4. het doorbreken van panden is niet toegestaan.
7.2.2 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  2. bij hoeksituaties mogen geen bijgebouwen worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, inclusief aan het hoofdgebouw gerealiseerde aan- en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan 80 m²;
  4. de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden bebouwd;
  5. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;
  6. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 meter;
  2. de bouwhoogte van verkeersgeleidende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  3. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  5. de totale oppervlakte aan overkappingen/carports mag per bouwperceel maximaal 30 m² bedragen, met dien verstande dat:
    1. deze niet vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mogen worden opgericht;
    2. maximaal 50% van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw met overkappingen/carports mag worden bebouwd;
    3. de maximale bouwhoogte van overkappingen/carports niet meer dan 3,5 meter mag bedragen 
7.2.4 Additionele voorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen voor additionele voorzieningen mogen zowel bovengronds als ondergronds worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van overige additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  3. de bouwdiepte van ondergrondse gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  4. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m² per gebouw, met uitzondering van parkeergarages en ondergrondse en bovengrondse stallingsvoorzieningen voor (brom- en snor-) fietsen, die maximaal 500 m² mogen bedragen.
7.2.5 Onderdoorgangen
Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang [ond]' dienen de gronden te worden ingericht als onderdoorgang waarbij de vrije hoogte niet minder dan 2,5 meter mag bedragen.
 
7.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing en de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
7.4 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 2.1 onder a. ten behoeve van:
  1. het vergroten van de goothoogte van hoofdgebouwen tot maximaal 4 meter boven de bestaande goothoogte, zoals vermeld in bijlage 3 'Bestaande situatie functies en goothoogten' bij deze regels,
    met dien verstande dat de nokhoogte daarbij met dezelfde maat mag worden verhoogd; 
  2. het vergroten van de diepte van hoofdgebouwen aan de achtergevel;
  3. het doorbreken van panden,

    mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

    1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
    3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
    4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
    5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
    6. er moet voldaan kunnen worden aan de regelgeving met betrekking tot het geldende risicoprofiel aangaande externe veiligheid vanwege het spooremplacement en doorgaande transporten;
    7. aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden;
    8. de regels zoals aangegeven in de dubbelbestemming Waarde - Maastrichts Erfgoed worden gerespecteerd.
7.5 Specifieke gebruiksregels

 
7.5.1 Aan-huis-verbonden beroep
Uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. de woonfunctie dient als hoofdfunctie te blijven bestaan;
  2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  3. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;
  4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
7.5.2 Consumentverzorgende ambachtelijke bedrijvigheid
Consumentverzorgende ambachtelijke activiteiten aan huis zijn niet toegestaan, met uitzondering van die consumentverzorgende ambachtelijke activiteiten die reeds aanwezig waren ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
 
7.5.3 Mantelzorg
Het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
 
7.5.4 Guesthouse
Binnen de woonfunctie is een guesthouse toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. per woning mogen maximaal twee kamers gebruikt worden ten behoeve van guesthouse;
  2. het gebruik leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  3. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
7.5.5 Parkeren
Parkeren voor de voorgevel, voor zover er niet geparkeerd wordt voor een garage of carport, is niet toegestaan.
   
7.5.6 Woningsplitsing
Woningsplitsing is niet toegestaan.
 
7.5.7 Kamerverhuur
Ten aanzien van kamerverhuur gelden de volgende bepalingen:
  1. kamerverhuur is niet toegestaan indien de kamerverhuurder niet dient ter plaatse het hoofdverblijf heeft;
  2. kamerverhuur is toegestaan indien de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft en aan de volgende bepalingen wordt voldaan:
    1. per woning mogen maximaal twee kamers voor kamerverhuur worden gebruikt;
    2. de minimale oppervlakte per kamer dient 20 m² te bedragen.
7.5.8 Terrassen
Het gebruik van gronden ten behoeve van terrassen is niet toegestaan bij horecafuncties in horecacategorie 1.
 
7.5.9 Horeca
Horecafuncties zijn uitsluitend toegestaan conform de in artikel 29 lid 1 t/m 4 aangegeven gebiedsaanduidingen.
 
7.5.10 Smart-, head- en growshops
Ten aanzien van smart-, head- en growshops gelden de volgende gebruiksbepalingen:
  1. het aantal smart-, head- en growshops mag niet meer bedragen dan het aantal dat ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan aanwezig was en als zodanig is opgenomen in de lijst in bijlage 5 van deze regels;
  2. de onder 1. bedoelde smart-, head- en growshops zijn alleen op de begane grond toegestaan;
  3. het bestaande gebruik voor de onder 1. bedoelde smart-, head- en growshops mag niet worden vergroot;
  4. indien een onder 1. bedoelde smart-, head- en growshop ophoudt te bestaan is ter plaatse geen smart-, head- en growshop meer toegestaan.
7.5.11 Dakterrassen
Het gebruik van daken ten behoeve van dakterrassen is niet toegestaan.
 
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
   
7.6.1 Verruiming functionele gebruiksmogelijkheden horecafuncties
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:    
  1. artikel 7 lid 5.9 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 1 op de begane grond en/of in kelders;
  2. artikel 7 lid 5.9 en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 1,
waarbij bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid onder a. en b. voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:
  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
  4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
  5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  6. aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden.

    en waarbij bij toepassing van de afwijkingsmogelijkheid als genoemd in artikel 7 lid 6.1 sub a. aanvullend op de punten 1. tot en met 6. tevens aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

  7. de te vestigen horecafunctie is fysiek onmogelijk te realiseren in een bestaand horecapand;
  8. de maximale geluidbelasting binnen de inrichting mag nooit meer dan Lamax=80 dB(A) (of Laeq=70 dB(A)) bedragen;
  9. de te vestigen horecafunctie is versterkend voor de doelen van het horecabeleid;
  10. in de straat waarin de nieuwe horecafunctie wordt gerealiseerd is de woonfunctie niet de hoofdfunctie
7.6.2 Verruiming overige functionele gebruiksmogelijkheden
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:  
  1. artikel 7 lid 1 onder a. ten behoeve van het toestaan van detailhandel op de begane grond en in kelders;
  2. artikel 7 lid 1 onder a. ten behoeve van het toestaan van (publieksaantrekkende) dienstverlening op de begane grond en in kelders;
  3. artikel 7 lid 1 onder a. ten behoeve van het toestaan van kantoren zonder baliefunctie op de begane grond en in kelders;
  4. artikel 7 lid 1 onder a. ten behoeve van het toestaan van cultuur en ontspanning, met daaraan ondergeschikte horeca, op de begane grond en in kelders;
  5. artikel 7 lid 1 onder a. ten behoeve van het toestaan van maatschappelijke voorzieningen, met daaraan ondergeschikte horeca, op de begane grond en in kelders;
  6. artikel 7 lid 1 onder a. ten behoeve van het toestaan van galeries en ateliers;
  7. artikel 7 lid 1 onder a. ten behoeve van het toestaan van consumentverzorgende ambachtelijke bedrijvigheid aan huis of niet aan huis,

    waarbij bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid onder a. tot en met g. voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:

    1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
    3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
    4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
    5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter  plaatse;
    6. aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden.

      en waarbij bij toepassing van de afwijkingsmogelijkheid als genoemd onder artikel 7 lid 6.2 sub g. aanvullend op de punten 1. tot en met 6. tevens aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

    7. de woonfunctie dient de hoofdfunctie te blijven; 
    8. detailhandel is uitsluitend toegestaan indien het ondergeschikt is aan en in direct verband staat
    9. met de toegelaten functie;
    10. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
    11. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving
7.6.3 Mantelzorg
  1. Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 5.3 voor het toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijk woonruimte, mits:

    1. aangetoond wordt dat inwoning in het hoofdgebouw ter plaatse redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort;
    2. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven en rekening wordt gehouden met milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, veiligheid);
    4. het gebruik als afhankelijke woonruimte uitsluitend plaatsvindt in één of meer aaneengebouwde bijgebouwen;
    5. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwenregeling;
    6. het bijgebouw is gelegen op een maximale afstand van 10 meter van het hoofdgebouw;

  2. Burgemeester en Wethouders trekken de omgevingsvergunning in, indien bij het verlenen daarvan de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
7.6.4 Woningsplitsing
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in  artikel 7 lid 5.6 voor het afwijken van het in dat artikel opgenomen splitsingsverbod indien:
  1. in de nieuwe woning een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd;
  2. per nieuwe woning wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernorm;
  3. de bruto vloeroppervlakte per nieuwe woning niet minder bedraagt dan 50 m², waarbij bergruimte slechts mag worden meegeteld voor 5 m²;
  4. de belangen van derden en de waarden van aangrenzende bestemmingen niet onevenredig worden geschaad;
  5. aanwezige bedrijven in hun functioneren niet onevenredig worden beperkt;
  6. de nieuwe woningen passen in het gemeentelijke woningbouwprogramma;
  7. de nieuwe woningen beschikken over een inpandige voorziening om fietsen te stallen en huishoudelijk afval tijdelijk op te slaan.
 
7.6.5 Aanvullende mogelijkheden kamerverhuur
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 5.7 voor het toestaan van kamerverhuur voor meer dan twee kamers dan wel het toestaan van kamerverhuur indien de verhuurder niet ter plaatse het hoofdverblijf heeft, met dien verstande dat:
  1. er voor wat betreft de nieuwe woonruimte(n) moet worden voldaan aan de gemeentelijke parkeernorm;
  2. het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig mag worden verstoord;
  3. de minimale oppervlakte per kamer 20 m² dient te bedragen;
  4. de ontstane woonruimten beschikken over een berging en fietsenstalling;
  5. indien de verhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft er per woning maximaal drie kamers voor kamerbewoning worden gebruikt.
7.7 Wijzigingsbevoegdheid
 
7.7.1 Horeca
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van het bepaalde in:
  1. artikel 7 lid 5.9 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorieën 2 en 3 op de begane grond en/of in kelders;
  2. artikel 7 lid 5.9 en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 2;
  3. artikel 7 lid 5.9 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 5,

    waarbij bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid onder a.tot en met c. voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:

    1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
    3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
    4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
    5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse

    en waarbij bij toepassing van de wijzigingsmogelijkheid als genoemd onder sub a. en c. voor zover gelegen binnen de gebiedsaanduiding conform artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) aanvullend op de punten 1. tot en met 5. tevens aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

    1. de te vestigen horecafunctie is fysiek onmogelijk te realiseren in een bestaand horecapand;
    2. de te vestigen horecafunctie is versterkend voor de doelen van het horecabeleid;
    3. de maximale geluidbelasting binnen de inrichting mag nooit meer dan Lamax=80 dB(A) (of Laeq=70 dB(A)) bedragen;
    4. in de straat waarin de nieuwe horecafunctie wordt gerealiseerd is de woonfunctie niet de hoofdfunctie.


7.7.2 Smart-, head- en growshops
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van het bepaalde in artikel 7 lid 1 onder b. ten behoeve van de verplaatsing van een smart-, head- of growshop naar een andere locatie binnen het plangebied van dit bestemmingsplan mits voldaan wordt aan de volgende vestigingseisen:
  1. op de nieuwe locatie moet de bestemming 'detailhandel' gevestigd zijn;
  2. vestiging is niet toegestaan in een straat waar reeds een coffeeshop of smart-, head- of growshop gevestigd is;
  3. vestiging is niet toegestaan in een straat waar een onderwijsinstituut of jongerencentrum gevestigd is;
  4. vestiging is niet toegestaan in een gebied met een overwegend woonkarakter;
  5. vestiging is slechts toegestaan indien geen negatieve uitstraling op het woon- en leefklimaat plaatsvindt.
Artikel 8 Gemengd-2

 
8.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Gemengd 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. de hierna genoemde doeleinden op de hierbij aangegeven plaatsen:

     
    Doeleinden
    Begane grond
    en kelders
    Verdiepingen
    detailhandel
     a 
     3 
    (publieksaantrekkende) dienstverlening
    a
     b
    horeca in de categorieën 1 tot en met 5
    *
    *
    kantoren met baliefunctie
    bn
     a
    kantoren zonder baliefunctie
    bn
    bn
    maatschappelijke voorzieningen, met daaraan ondergeschikte horeca
    bn
     a 
    wonen
    bn
    bn
    aan huis verbonden beroepen
    bn
    bn
    consumentverzorgende ambachtelijke bedrijvigheid aan huis
    a
    a
    consumentverzorgende ambachtelijke bedrijvigheid, niet aan huis
    a
    b
    galeries en ateliers
    bn
    a
    * = conform gebiedsaanduidingen in artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) of artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D))
    bn = bestaand toegestaan, nieuwvestiging toegestaan
    b = bestaand toegestaan, nieuwvestiging niet toegestaan
    a = bestaand toegestaan, nieuwvestiging via afwijking
    3 = bestaande vestigingen met 3-jaarsclausule, nieuwvestiging niet toegestaan**
     
    ** = met de 3-jaarsclausule wordt bedoeld dat indien de genoemde activiteit gedurende drie aaneengesloten jaren niet meer ter plaatse wordt uitgeoefend, deze aldaar niet meer mag worden voortgezet.
  2. evenementen;
  3. guesthouse

    en daarbij behorende:  
  4. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  5. terrassen, conform de uitgangspunten van het terrasbeleid;
  6. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-rijksmonument [sba-rm]’ tevens voor de bescherming van het (de) op deze gronden aanwezige Rijksmonument(en);
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. tuinen en erven;
  9. groenvoorzieningen;
  10. additionele voorzieningen.
8.2 Bouwregels

 
8.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. bestaande hoofdgebouwen mogen niet worden uitgebreid, met uitzondering van aan-, uit- en bijgebouwen conform het bepaalde in artikel 8 lid 2.2;
  2. nieuwbouw is niet toegestaan, met uitzondering van herbouw;
  3. de bestaande goothoogte mag niet worden overschreden; dit is de goothoogte zoals vermeld in bijlage 3 'Bestaande situatie functies en goothoogten' van deze regels;
  4. het doorbreken van panden is niet toegestaan.
8.2.2 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  2. bij hoeksituaties mogen geen bijgebouwen worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, inclusief aan het hoofdgebouw gerealiseerde aan- en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan 80 m²;
  4. de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden bebouwd;
  5. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;
  6. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 meter;
  2. de bouwhoogte van verkeersgeleidende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  3. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  5. de totale oppervlakte aan overkappingen/carports mag per bouwperceel maximaal 30 m² bedragen, met dien verstande dat:
    1. deze niet vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mogen worden opgericht;
    2. maximaal 50% van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw met overkappingen/carports mag worden bebouwd;
    3. de maximale bouwhoogte van overkappingen/carports niet meer dan 3,5 meter mag bedragen.
8.2.4 Additionele voorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen voor additionele voorzieningen mogen zowel bovengronds als ondergronds worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van overige additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  3. de bouwdiepte van ondergrondse gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  4. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m² per gebouw, met uitzondering van parkeergarages en ondergrondse en bovengrondse stallingsvoorzieningen voor (brom- en snor-) fietsen, die maximaal 500 m² mogen bedragen. 
8.2.5 Onderdoorgangen
Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang [ond]' dienen de gronden te worden ingericht als onderdoorgang waarbij de vrije hoogte niet minder dan 2,5 meter mag bedragen.
 
8.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing en de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
8.4 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 2.1 onder a. ten behoeve van:
  1. het vergroten van de goothoogte van hoofdgebouwen tot maximaal 4 meter boven de bestaande goothoogte, zoals vermeld in bijlage 3 'Bestaande situatie functies en goothoogten' bij deze regels, met dien verstande dat de nokhoogte daarbij met dezelfde maat mag worden verhoogd;
  2. het vergroten van de diepte van hoofdgebouwen aan de achtergevel;
  3. het doorbreken van panden,
mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
  4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
  5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  6. er moet voldaan kunnen worden aan de regelgeving met betrekking tot het geldende risicoprofiel aangaande externe veiligheid vanwege het spooremplacement en doorgaande transporten;
  7. aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden;.
  8. de regels zoals aangegeven in de dubbelbestemming Waarde - Maastrichts Erfgoed worden gerespecteerd.
8.5 Specifieke gebruiksregels

 
8.5.1 Aan-huis-verbonden beroep
Uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. de woonfunctie dient als hoofdfunctie te blijven bestaan;
  2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  3. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;
  4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
8.5.2 Consumentverzorgende ambachtelijke bedrijvigheid
Consumentverzorgende ambachtelijke activiteiten aan huis zijn niet toegestaan, met uitzondering van die consumentverzorgende ambachtelijke activiteiten die reeds aanwezig waren ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
 
8.5.3 Mantelzorg
Het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
 
8.5.4 Guesthouse
Binnen de woonfunctie is een guesthouse toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. per woning mogen maximaal twee kamers gebruikt worden ten behoeve van guesthouse;
  2. het gebruik leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  3. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
8.5.5 Parkeren
Parkeren voor de voorgevel, voor zover er niet geparkeerd wordt voor een garage of carport, is niet toegestaan.
   
8.5.6 Woningsplitsing
Woningsplitsing is niet toegestaan.
 
8.5.7 Kamerverhuur
Ten aanzien van kamerverhuur gelden de volgende bepalingen:
  1. kamerverhuur is niet toegestaan indien de kamerverhuurder niet dient ter plaatse het hoofdverblijf heeft;
  2. kamerverhuur is toegestaan indien de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft en aan de volgende bepalingen wordt voldaan:
    1. per woning mogen maximaal twee kamers voor kamerverhuur worden gebruikt;
    2. de minimale oppervlakte per kamer dient 20 m² te bedragen.
8.5.8 Terrassen
Het gebruik van gronden ten behoeve van terrassen is niet toegestaan bij horecafuncties in horecacategorie 1.
 
8.5.9 HorecaH
Horecafuncties zijn uitsluitend toegestaan conform de in artikel 29 lid 1 t/m 4 aangegeven gebiedsaanduidingen.
 
8.5.10 Dakterrassen
Het gebruik van daken ten behoeve van dakterrassen is niet toegestaan.
 
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
   
8.6.1 Verruiming functionele gebruiksmogelijkheden horecafuncties
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:    
  1. artikel 8 lid 5.9 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 1 op de begane grond en/of in kelders;
  2. artikel 8 lid 5.9 en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 1,
waarbij bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid onder a. en b. voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:
  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
  4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
  5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  6. aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden

    en waarbij bij toepassing van de afwijkingsmogelijkheid als genoemd in artikel 8 lid 6.1 sub a. aanvullend op de punten 1. tot en met 6. tevens aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

  7. de te vestigen horecafunctie is fysiek onmogelijk te realiseren in een bestaand horecapand;
  8. de maximale geluidbelasting binnen de inrichting mag nooit meer dan Lamax=80 dB(A) (of Laeq=70 dB(A)) bedragen;
  9. de te vestigen horecafunctie is versterkend voor de doelen van het horecabeleid;
  10. in de straat waarin de nieuwe horecafunctie wordt gerealiseerd is de woonfunctie niet de hoofdfunctie
   
8.6.2 Verruiming overige functionele gebruiksmogelijkheden
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:  
  1. artikel 8 lid 1 onder a. ten behoeve van het toestaan van detailhandel op de begane grond en in kelders;
  2. artikel 8 lid 1 onder a. ten behoeve van het toestaan van (publieksaantrekkende) dienstverlening op de begane grond en in kelders;
  3. artikel 8 lid 1 onder a. ten behoeve van het toestaan van kantoren met baliefunctie op de verdieping;
  4. artikel 8 lid 1 onder a. ten behoeve van het toestaan van maatschappelijke voorzieningen, met daaraan ondergeschikte horeca, op de verdieping;
  5. artikel 8 lid 1 onder a. ten behoeve van het toestaan van galeries en ateliers op de verdieping;
  6. artikel 8 lid 1 onder a. ten behoeve van het toestaan van consumentverzorgende ambachtelijke bedrijvigheid aan huis of niet aan huis;

    waarbij bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid onder a. tot en met f. voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:  
            
    1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
    3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
    4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
    5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter  plaatse;
    6. aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden.

      en waarbij bij toepassing van de afwijkingsmogelijkheid als genoemd onder artikel 7 lid 6.2 sub f. aanvullend op de punten 1 t/m 6 tevens aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

    7. de woonfunctie dient de hoofdfunctie te blijven; 
    8. detailhandel is uitsluitend toegestaan indien het ondergeschikt is aan en in direct verband staat met de toegelaten functie;
    9. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
    10. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
   
8.6.3 Mantelzorg
  1. Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 5.3 voor het toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijk woonruimte, mits:

    1. aangetoond wordt dat inwoning in het hoofdgebouw ter plaatse redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort;
    2. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven en rekening wordt gehouden met milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, veiligheid);
    4.  het gebruik als afhankelijke woonruimte uitsluitend plaatsvindt in één of meer aaneengebouwde bijgebouwen;
    5. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwenregeling;
    6. het bijgebouw is gelegen op een maximale afstand van 10 meter van het hoofdgebouw;

  2. Burgemeester en Wethouders trekken de omgevingsvergunning in, indien bij het verlenen daarvan de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
8.6.4 Woningsplitsing
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 5.6 voor het afwijken van het in dat artikel opgenomen splitsingsverbod indien:
  1. in de nieuwe woning een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd;
  2. per nieuwe woning wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernorm;
  3. de bruto vloeroppervlakte per nieuwe woning niet minder bedraagt dan 50 m², waarbij bergruimte slechts mag worden meegeteld voor 5 m²;
  4. de belangen van derden en de waarden van aangrenzende bestemmingen niet onevenredig worden geschaad;
  5. aanwezige bedrijven in hun functioneren niet onevenredig worden beperkt;
  6. de nieuwe woningen passen in het gemeentelijke woningbouwprogramma;
  7. de nieuwe woningen beschikken over een inpandige voorziening om fietsen te stallen en huishoudelijk afval tijdelijk op te slaan.
8.6.5 Aanvullende mogelijkheden kamerverhuur
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 5.7 voor het toestaan van kamerverhuur voor meer dan twee kamers dan wel het toestaan van kamerverhuur indien de verhuurder niet ter plaatse het hoofdverblijf heeft, met dien verstande dat:
  1. er voor wat betreft de nieuwe woonruimte(n) moet worden voldaan aan de gemeentelijke parkeernorm;
  2. het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig mag worden verstoord;
  3. de minimale oppervlakte per kamer 20 m² dient te bedragen;
  4. de ontstane woonruimten beschikken over een berging en fietsenstalling;
  5. indien de verhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft er per woning maximaal drie kamers voor kamerbewoning worden gebruikt.
8.7 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van het bepaalde in:
  1. artikel 8 lid 1 onder a. en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorieën 2 en 3 op de begane grond en/of in kelders;
  2. artikel 8 lid 1 onder a. en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 2;
  3. artikel 8 lid 1 onder a. en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 5.
waarbij bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid onder a. tot en met c. voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:
  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
  4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
  5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse
en waarbij bij toepassing van de wijzigingsmogelijkheid als genoemd onder sub a. en c. voor zover gelegen binnen de gebiedsaanduiding conform artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) aanvullend op de punten 1. tot en met 5. tevens aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:
  1. de te vestigen horecafunctie is fysiek onmogelijk te realiseren in een bestaand horecapand;
  2. de te vestigen horecafunctie is versterkend voor de doelen van het horecabeleid;
  3. de maximale geluidbelasting binnen de inrichting mag nooit meer dan Lamax=80 dB(A) (of Laeq=70 dB(A)) bedragen;
  4. in de straat waarin de nieuwe horecafunctie wordt gerealiseerd is de woonfunctie niet de hoofdfunctie.
Artikel 9 Groen

 
9.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. parken;
  3. plantsoenen;
  4. bermen en beplantingen;
  5. speelvoorzieningen en hangplekken;
  6. railverkeer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer' (rv);
  7. een parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' (pg);
  8. een brug, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug' (br);
  9. verkeer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' (v);         
  10. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-rijksmonument [sba-rm]’ tevens voor de bescherming van het (de) op deze gronden aanwezige Rijksmonument(en);
  11. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  12. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  13. additionele voorzieningen.
9.2 Bouwregels
 
9.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
  1. gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen en
  2. een ondergrondse openbare parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’ (pg), waarvan de bouwdiepte maximaal 5 meter mag bedragen.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: 
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 meter;
  2. bouwhoogte van verkeersgeleidende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  3. bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  5. de totale oppervlakte aan overkappingen/carports mag per bouwperceel maximaal 30 m² bedragen, met dien verstande dat:
    1. deze niet vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mogen worden opgericht;
    2. maximaal 50% van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw met overkappingen/carports mag worden bebouwd;
    3. de maximale bouwhoogte van overkappingen/carports niet meer dan 3,5 meter mag bedragen.
9.2.3 Additionele voorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen voor additionele voorzieningen mogen zowel bovengronds als ondergronds worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van overige additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  3. de bouwdiepte van ondergrondse gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  4. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m² per gebouw.
9.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing en de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
9.4 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9 lid 2.3 sub b. ten behoeve van het bouwen van additionele voorzieningen hoger dan 3 meter, mits dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid en de stedenbouwkundige kwaliteit.
Artikel 10 Horeca
 
10.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. horeca van categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2' (h=2);
  2. horeca tot en met categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3' (h≤3);
  3. horeca van categorie 4, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 4' (h=4);
  4. horeca van categorie 5, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5' (h=5);
  5. terrassen, conform de uitgangspunten van het terrasbeleid;
  6. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-rijksmonument [sba-rm]’ tevens voor de bescherming van het (de) op deze gronden aanwezige Rijksmonument(en);
  7. tuinen, erven en verhardingen;
  8. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. groenvoorzieningen en speelvoorzieningen;
  11. additionele voorzieningen.
10.2 Bouwregels

 
10.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. deze mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  2. bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid;
  3. de bestaande goothoogte mag niet worden overschreden; dit is de goothoogte zoals vermeld in bijlage 3 'Bestaande situatie functies en goothoogten' van deze regels;
  4. het doorbreken van panden is niet toegestaan.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: 
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  4. de totale oppervlakte aan overkappingen/carports mag per bouwperceel maximaal 30 m² bedragen, met dien verstande dat:
    1. deze niet vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mogen worden opgericht;
    2. maximaal 50% van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw met overkappingen/carports mag worden bebouwd;
    3. de maximale bouwhoogte van overkappingen/carports niet meer dan 3,5 meter mag bedragen.
10.2.3 Additionele voorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mogen zowel binnen als buiten het aangeduide bouwvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van een gebouw ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  3. de bouwdiepte van ondergrondse gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  4. de oppervlakte van een gebouw ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m2.
10.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing en de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
10.4 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10 lid 2.1 onder b. ten behoeve van:
  1. het vergroten van de goothoogte van hoofdgebouwen tot maximaal 4 meter boven de bestaande goothoogte, zoals vermeld in bijlage 3 'Bestaande situatie functies en goothoogten' bij deze regels,
    met dien verstande dat de nokhoogte daarbij met dezelfde maat mag worden verhoogd; 
  2. het vergroten van de diepte van hoofdgebouwen aan de achtergevel;
  3. het doorbreken van panden,
mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
  4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
  5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  6. er moet voldaan kunnen worden aan de regelgeving met betrekking tot het geldende risicoprofiel aangaande externe veiligheid vanwege het spooremplacement en doorgaande transporten;
  7. aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden;
  8. de regels zoals aangegeven in de dubbelbestemming Waarde - Maastrichts Erfgoed worden gerespecteerd.
10.5 Specifieke gebruiksregels

 
10.5.1 Horeca
Horecafuncties zijn uitsluitend toegestaan conform het bepaalde in artikel 10 lid 1 en voor het overige conform de in artikel 29 lid 1 t/m 4 aangegeven gebiedsaanduidingen.
 
10.6 Afwijken van de gebruiksregels

 
10.6.1 Verruiming functionele mogelijkheden horecafuncties
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 10 lid 5.1 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 1 op de begane grond en/of in kelders;
  2. artikel 10 lid 5.1 en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 1,
waarbij bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid onder a. en b. voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:
  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
  4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
  5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  6. aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden.

    en waarbij bij toepassing van de afwijkingsmogelijkheid als genoemd in artikel 10 lid 5.1 sub a. aanvullend op de punten 1. tot en met 6. tevens aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

  7. de te vestigen horecafunctie is fysiek onmogelijk te realiseren in een bestaand horecapand;
  8. de maximale geluidbelasting binnen de inrichting mag nooit meer dan Lamax=80 dB(A) (of Laeq=70 dB(A)) bedragen;
  9. de te vestigen horecafunctie is versterkend voor de doelen van het horecabeleid;
  10. in de straat waarin de nieuwe horecafunctie wordt gerealiseerd is de woonfunctie niet de hoofdfunctie
10.7 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van het bepaalde in:
  1. artikel 10 lid 5.1 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorieën 2 en 3 op de begane grond en/of in kelders;
  2. artikel 10 lid 5.1  en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 2;
  3. artikel 10 lid 5.1 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 5,

    waarbij bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid onder a. t/m c. voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:
    1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
    3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
    4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
    5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse,

      en waarbij bij toepassing van de wijzigingsmogelijkheid als genoemd onder sub a. en c. voor zover gelegen binnen de gebiedsaanduiding conform artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) aanvullend op de punten 1. tot en met 5. tevens aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:
    6. de te vestigen horecafunctie is fysiek onmogelijk te realiseren in een bestaand horecapand;
    7. de te vestigen horecafunctie is versterkend voor de doelen van het horecabeleid;
    8. de maximale geluidbelasting binnen de inrichting mag nooit meer dan Lamax=80 dB(A) (of Laeq=70 dB(A)) bedragen;
    9. in de straat waarin de nieuwe horecafunctie wordt gerealiseerd is de woonfunctie niet de hoofdfunctie.
Artikel 11 Kantoor

 
11.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. kantoren;
  2. horeca van categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2' (h=2);
  3. een parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' (pg);
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-rijksmonument [sba-rm]’ tevens voor de bescherming van het (de) op deze gronden aanwezige Rijksmonument(en);
  5. tuinen, erven en verhardingen;
  6. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. groenvoorzieningen;
  9. additionele voorzieningen.
11.2 Bouwregels

 
11.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. deze mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  2. bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid;
  3. de bestaande goothoogte mag niet worden overschreden; dit is de goothoogte zoals vermeld in bijlage 3 'Bestaande situatie functies en goothoogten' van deze regels;
  4. het doorbreken van panden is niet toegestaan;
  5. de bouwdiepte van de ondergrondse openbare parkeergarage mag maximaal 5 meter bedragen.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: 
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  4. de totale oppervlakte aan overkappingen/carports mag per bouwperceel maximaal 30 m² bedragen, met dien verstande dat:
    1. deze niet vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mogen worden opgericht;
    2. maximaal 50% van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw met overkappingen/carports mag worden bebouwd;
    3. de maximale bouwhoogte van overkappingen/carports niet meer dan 3,5 meter mag bedragen.
     
11.2.3 Additionele voorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mogen zowel binnen als buiten het aangeduide bouwvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van een gebouw ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  3. de bouwdiepte van ondergrondse gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  4. de oppervlakte van een gebouw ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m2.
11.2.4 Onderdoorgangen
Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang [ond]' dienen de gronden te worden ingericht als onderdoorgang waarbij de vrije hoogte niet minder dan 2,5 meter mag bedragen.
 
11.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing en de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
11.4 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11 lid 2.1 onder b. ten behoeve van:
  1. het vergroten van de goothoogte van hoofdgebouwen tot maximaal 4 meter boven de bestaande goothoogte, zoals vermeld in bijlage 3 'Bestaande situatie functies en goothoogten' bij deze regels,
    met dien verstande dat de nokhoogte daarbij met dezelfde maat mag worden verhoogd;
  2. het vergroten van de diepte van hoofdgebouwen aan de achtergevel;
  3. het doorbreken van panden,
mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
  4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
  5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  6. er moet voldaan kunnen worden aan de regelgeving met betrekking tot het geldende risicoprofiel aangaande externe veiligheid vanwege het spooremplacement en doorgaande transporten;
  7. aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden;
  8. de regels zoals aangegeven in de dubbelbestemming Waarde - Maastrichts Erfgoed worden gerespecteerd.
11.5 Specifieke gebruiksregels

 
11.5.1 Horeca
Horecafuncties zijn uitsluitend toegestaan conform het bepaalde in artikel 11 lid 1 en voor het overige conform de in artikel 29 lid 1 t/m 4 aangegeven gebiedsaanduidingen.
 
11.6 Afwijken van de gebruiksregels

 
11.6.1 Verruiming functionele mogelijkheden horecafuncties
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 11 lid 5.1  en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 1 op de begane grond en/of in kelders;
  2. artikel 11 lid 5.1  en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 1,
waarbij bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid onder a. en b. voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:
  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
  4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
  5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  6. aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden.

    en waarbij bij toepassing van de afwijkingsmogelijkheid als genoemd in artikel 11 lid 6.1 sub a. aanvullend op de punten 1. tot en met 6. tevens aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

  7. de te vestigen horecafunctie is fysiek onmogelijk te realiseren in een bestaand horecapand;
  8. de maximale geluidbelasting binnen de inrichting mag nooit meer dan Lamax=80 dB(A) (of Laeq=70 dB(A)) bedragen;
  9. de te vestigen horecafunctie is versterkend voor de doelen van het horecabeleid;
  10. in de straat waarin de nieuwe horecafunctie wordt gerealiseerd is de woonfunctie niet de hoofdfunctie
11.7 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van het bepaalde in:
  1. artikel 11 lid 5.1 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorieën 2 en 3 op de begane grond en/of in kelders;
  2. artikel 11 lid 5.1 en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 2;
  3. artikel 11 lid 5.1 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 5,

    waarbij bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid onder a. t/m c. voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:

    1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
    3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
    4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
    5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse,

      en waarbij bij toepassing van de wijzigingsmogelijkheid als genoemd onder sub a. en c. voor zover gelegen binnen de gebiedsaanduiding conform artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) aanvullend op de punten 1. tot en met 5. tevens aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

    6. de te vestigen horecafunctie is fysiek onmogelijk te realiseren in een bestaand horecapand;
    7. de te vestigen horecafunctie is versterkend voor de doelen van het horecabeleid;
    8. de maximale geluidbelasting binnen de inrichting mag nooit meer dan Lamax=80 dB(A) (of Laeq=70 dB(A)) bedragen;
    9. in de straat waarin de nieuwe horecafunctie wordt gerealiseerd is de woonfunctie niet de hoofdfunctie.
Artikel 12 Maatschappelijk
 
12.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. maatschappelijke voorzieningen, conform de begripsbepaling in artikel 1, lid 65;  
  2. aan de functies zoals genoemd in a. ondergeschikte horeca in de categorieën 1 en 2;  
  3. aan de functies zoals genoemd in a. ondergeschikte detailhandel;  
  4. wonen met zorg;
  5. een verenigingssociëteit, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-verenigingssociëteit (sm-vsc);
  6. horeca van categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3 (h=3)';
  7. water in de vorm van een rivier, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'water' (wa);  
  8. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-rijksmonument [sba-rm]’ tevens voor de bescherming van het (de) op deze gronden aanwezige Rijksmonument(en);
  9. tuinen, erven en verhardingen; 
  10. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  11. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  12. groenvoorzieningen en speelvoorzieningen;
  13. additionele voorzieningen.
12.2 Bouwregels

 
12.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. deze mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  2. bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid;
  3. de bestaande goothoogte mag niet worden overschreden; dit is de goothoogte zoals vermeld in bijlage 3 'Bestaande situatie functies en goothoogten' van deze regels;
  4. het doorbreken van panden is niet toegestaan.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: 
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  4. de totale oppervlakte aan overkappingen/carports mag per bouwperceel maximaal 30 m² bedragen, met dien verstande dat:
    1. deze niet vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mogen worden opgericht;
    2. maximaal 50% van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw met overkappingen/carports mag worden bebouwd;
    3. de maximale bouwhoogte van overkappingen/carports niet meer dan 3,5 meter mag bedragen.
     
12.2.3 Additionele voorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mogen zowel binnen als buiten het aangeduide bouwvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van een gebouw ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  3. de bouwdiepte van ondergrondse gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  4. de oppervlakte van een gebouw ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m2.
 
12.2.4 Onderdoorgangen
Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang [ond]' dienen de gronden te worden ingericht als onderdoorgang waarbij de vrije hoogte niet minder dan 2,5 meter mag bedragen.
 
12.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing en de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
12.4 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12 lid 2.1 onder b. ten behoeve van:
  1. het vergroten van de goothoogte van hoofdgebouwen tot maximaal 4 meter boven de bestaande goothoogte, zoals vermeld in bijlage 3 'Bestaande situatie functies en goothoogten' bij deze regels,
    met dien verstande dat de nokhoogte daarbij met dezelfde maat mag worden verhoogd;
  2. het vergroten van de diepte van hoofdgebouwen aan de achtergevel;
  3. het doorbreken van panden,
mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
  4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
  5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  6. er moet voldaan kunnen worden aan de regelgeving met betrekking tot het geldende risicoprofiel aangaande externe veiligheid vanwege het spooremplacement en doorgaande transporten;
  7. aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden;
  8. de regels zoals aangegeven in de dubbelbestemming Waarde - Maastrichts Erfgoed worden gerespecteerd.
12.5 Specifieke gebruiksregels

 
12.5.1 Horeca
Horecafuncties zijn uitsluitend toegestaan conform het bepaalde in artikel 12 lid 1 en voor het overige conform de in artikel 29 lid 1 t/m 4 aangegeven gebiedsaanduidingen.
 
12.5.2 Dakterrassen
Het gebruik van daken ten behoeve van dakterrassen is niet toegestaan.
 
12.6 Afwijken van de gebruiksregels

 
12.6.1 Verruiming functionele mogelijkheden horecafuncties
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 12 lid 5.1 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 1 op de begane grond en/of in kelders;
  2. artikel 12 lid 5.1 en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 1,

    waarbij bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid onder a. en b. voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:

    1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
    3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
    4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
    5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
    6. aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden.

      en waarbij bij toepassing van de afwijkingsmogelijkheid als genoemd in artikel 12 lid 6.1 sub a. aanvullend op de punten 1. tot en met 6. tevens aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

    7. de te vestigen horecafunctie is fysiek onmogelijk te realiseren in een bestaand horecapand;
    8. de maximale geluidbelasting binnen de inrichting mag nooit meer dan Lamax=80 dB(A) (of Laeq=70 dB(A)) bedragen;
    9. de te vestigen horecafunctie is versterkend voor de doelen van het horecabeleid;
    10. in de straat waarin de nieuwe horecafunctie wordt gerealiseerd is de woonfunctie niet de hoofdfunctie
12.7 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van het bepaalde in:
  1. artikel 12 lid 5.1 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorieën 2 en 3 op de begane grond en/of in kelders;
  2. artikel 12 lid 5.1 en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 2;
  3. artikel 12 lid 5.1 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 5,

    waarbij bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid onder a. tot en met c. voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:

    1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
    3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
    4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
    5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse,

      en waarbij bij toepassing van de wijzigingsmogelijkheid als genoemd onder sub a. en c. voor zover gelegen binnen de gebiedsaanduiding conform artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) aanvullend op de punten 1. tot en met 5. tevens aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

    6. de te vestigen horecafunctie is fysiek onmogelijk te realiseren in een bestaand horecapand;
    7. de te vestigen horecafunctie is versterkend voor de doelen van het horecabeleid;
    8. de maximale geluidbelasting binnen de inrichting mag nooit meer dan Lamax=80 dB(A) (of Laeq=70 dB(A)) bedragen;
    9. in de straat waarin de nieuwe horecafunctie wordt gerealiseerd is de woonfunctie niet de hoofdfunctie.
Artikel 13 Verkeer

 
13.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegverkeer;
  2. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
  3. ongelijkvloerse kruisingen, ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang[ond]';
  4. railverkeer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer (rv)';
  5. een parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage (pg)';
  6. water in de vorm van een rivier, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'water (wa)';
  7. een brug, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug (br)';
  8. geluidwerende voorzieningen;
  9. groenvoorzieningen;
  10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  11. additionele voorzieningen.
13.2 Bouwregels

 
13.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
  1. gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen en
  2. een ondergrondse openbare parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’(pg), waarvan de bouwdiepte maximaal 5 meter mag bedragen.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  3. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter;.
  5. de totale oppervlakte aan overkappingen/carports mag per bouwperceel maximaal 30 m² bedragen, met dien verstande dat:
    1. deze niet vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mogen worden opgericht;
    2. maximaal 50% van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw met overkappingen/carports mag worden bebouwd;
    3. de maximale bouwhoogte van overkappingen/carports niet meer dan 3,5 meter mag bedragen.
 
13.2.3 Additionele voorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  3. de bouwdiepte van ondergrondse gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  4. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m² per gebouw.
13.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing en de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
Artikel 14 Verkeer-Railverkeer
 
14.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Verkeer-Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. spoorwegvoorzieningen, waaronder rangeerterreinen;
  2. ondergrondse (spoorweg)voorzieningen;
  3. verkeersvoorzieningen ter plaatse van spoorwegovergangen;
  4. een tunnel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tunnel (tu)';
  5. een brug, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug (br)';
  6. een onderhoudsbedrijf voor spoorwegen, uitsluitend ter plaaste van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-onderhoudsbedrijf spoorwegen (sb-obs)';
  7. een papierfabriek in de milieucategorie 4.1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - papierfabriek (sb-p)';
  8. een stationsgebouw, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-stationsgebouw (sv-sgb)';
  9. een seinhuis, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-seinhuis (sv-s)';
  10. een voetgangersovergang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-voetgangersovergang (sv-vo)';
  11. een verenigingssociëteit, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-verenigingssociëteit (sm-vsc);
  12. water in de vorm van een rivier, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'water (wa)';
  13. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-rijksmonument [sba-rm]’ tevens voor de bescherming van het (de) op deze gronden aanwezige Rijksmonument(en);
  14. groenvoorzieningen;
  15. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  16. additionele voorzieningen.
14.2 Bouwregels

 
14.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen: 
  1. deze mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  2. bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid;
  3. nieuwbouw is niet toegestaan, met uitzondering van herbouw;
  4. de bestaande goothoogte mag niet worden overschreden; dit is de goothoogte zoals vermeld in bijlage 3 'Bestaande situatie functies en goothoogten' van deze regels;
  5. het doorbreken van panden is niet toegestaan;
  6. voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf/papierfabriek (sb-p)' gelden de bouwregels als opgenomen in artikel 3 lid 2.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  3. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  5. de totale oppervlakte aan overkappingen/carports mag per bouwperceel maximaal 30 m² bedragen, met dien verstande dat:
    1. deze niet vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mogen worden opgericht;
    2. maximaal 50% van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw met overkappingen/carports mag worden bebouwd;
    3. de maximale bouwhoogte van overkappingen/carports niet meer dan 3,5 meter mag bedragen.
14.2.3 Additionele voorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen voor additionele voorzieningen mogen zowel bovengronds als ondergronds worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van overige additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  3. de bouwdiepte van ondergrondse gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  4. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m² per gebouw, met uitzondering van ondergrondse en bovengrondse stallingsvoorzieningen voor (brom- en snor-) fietsen, die maximaal 500 m² mogen bedragen.
14.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing en de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
14.4 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in  artikel 14 lid 2.1 onder b. ten behoeve van:
  1. het vergroten van de goothoogte van hoofdgebouwen tot maximaal 4 meter boven de bestaande goothoogte, zoals vermeld in bijlage 3 'Bestaande situatie functies en goothoogten' bij deze regels,
    met dien verstande dat de nokhoogte daarbij met dezelfde maat mag worden verhoogd;
  2. het vergroten van de diepte van hoofdgebouwen aan de achtergevel;
  3. het doorbreken van panden,
mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
  4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
  5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  6. er moet voldaan kunnen worden aan de regelgeving met betrekking tot het geldende risicoprofiel aangaande externe veiligheid vanwege het spooremplacement en doorgaande transporten;
  7. aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden;
  8. de regels zoals aangegeven in de dubbelbestemming Waarde - Maastrichts Erfgoed worden gerespecteerd.
14.5 Specifieke gebruiksregels

 
14.5.1 Horeca
Horecafuncties zijn uitsluitend toegestaan conform de in artikel 29 lid 1 t/m 4 aangegeven gebiedsaanduidingen.
 
14.5.2 Detailhandel
Detailhandelsfuncties zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer-stationsgebouw' (sv-sgb)'.
 
14.6 Afwijken van de gebruiksregels

 
14.6.1 Verruiming functionele mogelijkheden horecafuncties
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14 lid 5.1 en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 1, waarbij bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:
  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
  4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
  5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  6. aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden.
14.7 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van het bepaalde in: 
  1. artikel 14 lid 5.1 en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 2;  
  2. artikel 14 lid 5.1 en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 5, 

    waarbij bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid onder a. en b. voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:

    1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
    3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
    4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
    5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.
Artikel 15 Verkeer-Verblijfsgebied
15.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Verkeer-Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:    
  1. verkeersontsluiting;
  2. verblijfsgebied;
  3. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
  4. een informatievoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-informatievoorziening (sv-iv)',
  5. een brug, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug (br)';
  6. een tunnel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tunnel (tu)';
  7. een parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage (pg)';
  8. een rederij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf-rederij (sb-r)';
  9. water in de vorm van een rivier, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'water (wa)';
  10. evenementen;
  11. terrassen, conform de uitgangspunten van het terrasbeleid;
  12. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-rijksmonument [sba-rm]’ tevens voor de bescherming van het (de) op deze gronden aanwezige Rijksmonument(en);
  13. groenvoorzieningen;
  14. speelvoorzieningen;
  15. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  16. additionele voorzieningen.
 
15.2 Bouwregels

 
15.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van: 
  1. gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen.
  2. een informatievoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-informatievoorziening (sv-iv)', waarvoor geldt dat het op de verbeelding aangegeven bouwvlak volledig mag worden bebouwd en de bouwhoogte maximaal 4 meter mag bedragen;
  3. een rederijgebouw, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf-rederij (sb-r)',
    waarvoor geldt dat het op de verbeelding aangegeven bouwvlak volledig mag worden bebouwd en
    de bouwhoogte maximaal 4 meter mag bedragen;
  4. de bouwdiepte van de ondergrondse openbare parkeergarage mag maximaal 10 meter bedragen.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer
    alsmede de bouwhoogte voor voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer mag niet
    meer bedragen dan 10 meter;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  3. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  5. de totale oppervlakte aan overkappingen/carports mag per bouwperceel maximaal 30 m² bedragen, met dien verstande dat:
    1. deze niet vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mogen worden opgericht;
    2. maximaal 50% van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw met overkappingen/carports mag worden bebouwd;
    3. de maximale bouwhoogte van overkappingen/carports niet meer dan 3,5 meter mag bedragen.
 
15.2.3 Additionele voorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen voor additionele voorzieningen mogen zowel bovengronds als ondergronds worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  3. de bouwdiepte van ondergrondse gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  4. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m² per gebouw, met uitzondering van ondergrondse en bovengrondse stallingsvoorzieningen voor (brom- en snor-) fietsen, die maximaal 500 m² mogen bedragen.
15.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing en de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
15.4 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in  artikel 15 lid 2.1 onder a. ten behoeve van:
  1. het vergroten van de goothoogte van hoofdgebouwen tot maximaal 4 meter boven de bestaande goothoogte, zoals vermeld in bijlage 3 'Bestaande situatie functies en goothoogten' bij deze regels,
    met dien verstande dat de nokhoogte daarbij met dezelfde maat mag worden verhoogd;
  2. het vergroten van de diepte van hoofdgebouwen aan de achtergevel;
  3. het doorbreken van panden,
mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
  4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
  5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  6. er moet voldaan kunnen worden aan de regelgeving met betrekking tot het geldende risicoprofiel aangaande externe veiligheid vanwege het spooremplacement en doorgaande transporten;
  7. aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden;
  8. de regels zoals aangegeven in de dubbelbestemming Waarde - Maastrichts Erfgoed worden gerespecteerd.
15.5 Specifieke gebruiksregels

 
15.5.1 Horeca
Horecafuncties zijn uitsluitend toegestaan conform de in artikel 29 lid 1 t/m 4 aangegeven gebiedsaanduidingen.
 
15.6 Afwijken van de gebruiksregels

 
15.6.1 Verruiming functionele gebruiksmogelijkheden horecafuncties
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:   
  1. artikel 15 lid 5.1 en artikel 29 lid 1 (Horeca-winkelgebied (A)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 2 op de begane grond en/of in kelders;
  2. artikel 15 lid 5.1 en artikel 29 lid 1 (Horeca-winkelgebied (A)) en artikel 29 lid 2 (Horeca-horecaconcentratie gebied (B)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 5;
  3. artikel 15 lid 5.1 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 1 op de begane grond en/of in kelders;
  4. artikel 15 lid 5.1 en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 1,
waarbij bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid onder a. tot en met d. voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:
  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
  4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
  5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  6. aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden.

    en waarbij bij toepassing van de afwijkingsmogelijkheid als genoemd in artikel 15 lid 6.1 sub c. aanvullend op de punten 1. tot en met 6. tevens aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

  7. de te vestigen horecafunctie is fysiek onmogelijk te realiseren in een bestaand horecapand;
  8. de maximale geluidbelasting binnen de inrichting mag nooit meer dan Lamax=80 dB(A) (of Laeq=70 dB(A)) bedragen;
  9. de te vestigen horecafunctie is versterkend voor de doelen van het horecabeleid;
  10. in de straat waarin de nieuwe horecafunctie wordt gerealiseerd is de woonfunctie niet de hoofdfunctie
     
  
15.7 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van het bepaalde in:
  1. artikel 15 lid 5.1 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorieën 2 en 3 op de begane grond en/of in kelders;
  2. artikel 15 lid 5.1 en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 2;
  3. artikel 15 lid 5.1 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 5,

    waarbij bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid onder a. tot en met c. voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:

    1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
    3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
    4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
    5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse,

      en waarbij bij toepassing van de wijzigingsmogelijkheid als genoemd onder sub a. en c. voor zover gelegen binnen de gebiedsaanduiding conform artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) aanvullend op de punten 1. tot en met 5. tevens aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

    6. de te vestigen horecafunctie is fysiek onmogelijk te realiseren in een bestaand horecapand;
    7. de te vestigen horecafunctie is versterkend voor de doelen van het horecabeleid;
    8. de maximale geluidbelasting binnen de inrichting mag nooit meer dan Lamax=80 dB(A) (of Laeq=70 dB(A)) bedragen;
    9. in de straat waarin de nieuwe horecafunctie wordt gerealiseerd is de woonfunctie niet de hoofdfunctie.
Artikel 16 Water

 
16.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. doeleinden die betrekking hebben op de natuurlijke afvloeiing en (tijdelijke) berging van water in de vorm van watergangen en rivieren; 
  2. beroeps- en recreatievaart;
  3. aanlegsteigers ten behoeve van de recreatieve scheepvaart, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' (as); 
  4. aanlegsteigers ten behoeve van de rederij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water-aanlegsteiger rederij' (sw-ar); 
  5. een walradar, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water-walradar (sw-wr)';
  6. horeca van categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2 (h=2)';
  7. detailhandel in nautische producten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-nautische producten' (sd-np);
  8. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-rijksmonument [sba-rm]’ tevens voor de bescherming van het (de) op deze gronden aanwezige Rijksmonument(en).
16.2 Bouwregels
 
16.2.1 Gebouwen
Op of in de voor 'Water' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden opgericht.
 
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd ten dienste van de in artikel 16 lid 1 genoemde doeleinden. Hieronder worden in ieder geval begrepen steigers, toegangsbruggen en aanmeerpalen ten behoeve van verankering in de bodem. Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van aanmeerpalen mag maximaal 6,00 meter bedragen;
  2. de bouwhoogte van walradars mag maximaal 12,00 meter bedragen;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen;
  4. de totale oppervlakte aan overkappingen/carports mag per bouwperceel maximaal 30 m² bedragen, met dien verstande dat:
    1. deze niet vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mogen worden opgericht;
    2. maximaal 50% van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw met overkappingen/carports mag worden bebouwd;
    3. de maximale bouwhoogte van overkappingen/carports niet meer dan 3,5 meter mag bedragen..
16.2.3 Drijvende objecten
Voor het bouwen van drijvende objecten gelden de volgende regels: 
  1. deze mogen alleen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-nautische producten' (sd-np) worden gebouwd;
  2. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan twee, waarbij de bouwhoogte, gerekend vanaf het wateroppervlak, niet meer mag bedragen dan 6 meter.  
 
Artikel 17 Wonen

 
17.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen in de vorm van grondgebonden woningen;
  2. wonen in de vorm van gestapelde woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld [gs]';
  3. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel (dh)';
  4. een bedrijf tot en met categorie 2 van bijlage 1 (Staat van Bedrijfsactiviteiten), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf (b)';
  5. horeca van categorie 2,uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2 (h=2)';
  6. horeca van categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3 (h=3)';
  7. een maatschappelijke voorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' (m);
  8. dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening (dv)';
  9. een praktijkruimte, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte (prr)';
  10. een kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor (k)';
  11. een sportcentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum (spc)';
  12. verkeer, uitsluitend ter plaatse van de aandudiing 'verkeer (v)';
  13. water in de vorm van een rivier, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'water (wa)';
  14. guesthouse;
  15. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-rijksmonument [sba-rm]’ tevens voor de      bescherming van het (de) op deze gronden aanwezige Rijksmonument(en).
  16. aan-huis-verbonden beroepen;
  17. tuinen, erven en verhardingen;
  18. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  19. groenvoorzieningen;
  20. additionele voorzieningen.
17.2 Bouwregels

 
17.2.1 Hoofdgebouwen van grondgebonden woningen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen van grondgebonden woningen gelden de volgende bepalingen:
  1. bestaande hoofdgebouwen mogen niet worden uitgebreid, met uitzondering van aan-, uit- en bijgebouwen conform het bepaalde in
  2. nieuwbouw is niet toegestaan, met uitzondering van herbouw;
  3. de bestaande goothoogte mag niet worden overschreden; dit is de goothoogte zoals vermeld in bijlage 3 'Bestaande situatie functies en goothoogten' van deze regels;  
  4. het doorbreken van panden is niet toegestaan.
17.2.2 Hoofdgebouwen bij gestapelde woningen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen van gestapelde woningen gelden de volgende bepalingen:  
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd;
  2. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' is aangegeven;
  3. bestaande hoofdgebouwen mogen niet worden uitgebreid, met uitzondering van aan-, uit- en bijgebouwen conform het bepaalde in artikel 17 lid 2.3;
  4. nieuwbouw is niet toegestaan, met uitzondering van herbouw;
  5. de bestaande goothoogte mag niet worden overschreden; dit is de goothoogte zoals vermeld in bijlage 'Bestaande situatie functies en goothoogten' van deze regels;
  6. het doorbreken van panden is niet toegestaan.
17.2.3 Aan-, uit- en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen: 
  1. aan-, uit- en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd; 
  2. bij hoeksituaties mogen geen aan-, uit- en bijgebouwen worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van aan-, uit- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 80 m²; 
  4. de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden bebouwd; 
  5. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter; 
  6. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter.
17.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 meter;
  2. de bouwhoogte van verkeersgeleidende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  3. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  5. de totale oppervlakte aan overkappingen/carports mag per bouwperceel maximaal 30 m² bedragen, met dien verstande dat:
    1. deze niet vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mogen worden opgericht;
    2. maximaal 50% van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw met overkappingen/carports mag worden bebouwd;
    3. de maximale bouwhoogte van overkappingen/carports niet meer dan 3,5 meter mag bedragen.
17.2.5 Additionele voorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen voor additionele voorzieningen mogen zowel bovengronds als ondergronds worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  3. de bouwdiepte van ondergrondse gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  4. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m² per gebouw.
17.2.6 Onderdoorgangen
Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang [ond]' dienen de gronden te worden ingericht als onderdoorgang waarbij de vrije hoogte niet minder dan 2,5 meter mag bedragen.
 
17.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing en de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
17.4 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17 lid 2.1 onder a. en artikel 17 lid 2.2 onder c. ten behoeve van:
  1. het vergroten van de goothoogte van hoofdgebouwen tot maximaal 4 meter boven de bestaande goothoogte, zoals vermeld in bijlage 3 'Bestaande situatie functies en goothoogten' bij deze regels,
    met dien verstande dat de nokhoogte daarbij met dezelfde maat mag worden verhoogd;
  2. het vergroten van de diepte van hoofdgebouwen aan de achtergevel;
  3. het doorbreken van panden,
mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
  4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
  5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  6. er moet voldaan kunnen worden aan de regelgeving met betrekking tot het geldende risicoprofiel aangaande externe veiligheid vanwege het spooremplacement en doorgaande transporten;
  7. aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden;.
  8. de regels zoals aangegeven in de dubbelbestemming Waarde - Maastrichts Erfgoed worden gerespecteerd.
17.5 Specifieke gebruiksregels

 
17.5.1 Aan-huis-verbonden beroep
Uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. de woonfunctie dient als hoofdfunctie te blijven bestaan;
  2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  3. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;
  4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
17.5.2 Consumentverzorgende ambachtelijke bedrijvigheid
Consumentverzorgende ambachtelijke activiteiten aan huis zijn niet toegestaan, met uitzondering van die consumentverzorgende ambachtelijke activiteiten die reeds aanwezig waren ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
 
17.5.3 Mantelzorg
Het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
 
17.5.4 Guesthouse
Binnen de woonfunctie is een guesthouse toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. per woning mogen maximaal twee kamers gebruikt worden ten behoeve van guesthouse;
  2. het gebruik leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  3. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
17.5.5 Parkeren
Parkeren voor de voorgevel, voor zover er niet geparkeerd wordt voor een garage of carport, is niet toegestaan.
   
17.5.6 Woningsplitsing
Woningsplitsing is niet toegestaan.
 
17.5.7 Kamerverhuur
Ten aanzien van kamerverhuur gelden de volgende bepalingen:
  1. kamerverhuur is niet toegestaan indien de kamerverhuurder niet dient ter plaatse het hoofdverblijf heeft;
  2. kamerverhuur is toegestaan indien de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft en aan de volgende bepalingen wordt voldaan:
    1. per woning mogen maximaal twee kamers voor kamerverhuur worden gebruikt;
    2. de minimale oppervlakte per kamer dient 20 m² te bedragen.
17.5.8 Horeca
Horecafuncties zijn uitsluitend toegestaan conform het bepaalde in artikel 17 lid 1 en voor het overige conform de in artikel 29 lid 1 t/m 4 aangegeven gebiedsaanduidingen.
 
17.5.9 Dakterrassen
Het gebruik van daken ten behoeve van dakterrassen is niet toegestaan.
 
17.6 Afwijken van de gebruiksregels
   
17.6.1 Verruiming functionele gebruiksmogelijkheden horecafuncties
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 17 lid 5.8 en artikel 29 lid 1 (Horeca-winkelgebied (A)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 2 op de begane grond en/of in kelders;
  2. artikel 17 lid 5.8 en artikel 29 lid 1 (Horeca-winkelgebied (A)) en artikel 29 lid 2 (Horeca-horecaconcentratie gebied (B)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 5;
  3. artikel 17 lid 5.8 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 1 op de begane grond en/of in kelders;
  4. artikel 17 lid 5.8 en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 1,
waarbij bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid onder a. t/m d. voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:
  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
  4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
  5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  6. aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden.

    en waarbij bij toepassing van de afwijkingsmogelijkheid als genoemd in artikel 17 lid 6.1 sub a. aanvullend op de punten 1. tot en met 6. tevens aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

  7. de te vestigen horecafunctie is fysiek onmogelijk te realiseren in een bestaand horecapand;
  8. de maximale geluidbelasting binnen de inrichting mag nooit meer dan Lamax=80 dB(A) (of Laeq=70 dB(A)) bedragen;
  9. de te vestigen horecafunctie is versterkend voor de doelen van het horecabeleid;
  10. in de straat waarin de nieuwe horecafunctie wordt gerealiseerd is de woonfunctie niet de hoofdfunctie
17.6.2 Consumentverzorgende ambachtelijke bedrijvigheid
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel  artikel 17 lid 5.2 voor het toestaan van consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:  
  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
  4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
  5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  6. aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden;
  7. de woonfunctie dient de hoofdfunctie te blijven;
  8. detailhandel is uitsluitend toegestaan indien het ondergeschikt is aan en in direct verband staat met de toegelaten functie;  
  9. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;  
  10. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
17.6.3 Mantelzorg
  1. Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in voor het toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw bij een grondgebonden woning wordt gebruikt als afhankelijk woonruimte, mits:
    1. aangetoond wordt dat inwoning in het hoofdgebouw ter plaatse redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort;
    2.  een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven en rekening wordt gehouden met milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, veiligheid);
    4.  het gebruik als afhankelijke woonruimte uitsluitend plaatsvindt in één of meer aaneengebouwde bijgebouwen;
    5. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwenregeling;
    6. het bijgebouw is gelegen op een maximale afstand van 10 meter van het hoofdgebouw;

  2. Burgemeester en Wethouders trekken de omgevingsvergunning in, indien bij het verlenen daarvan de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
17.6.4 Woningsplitsing
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17 lid 5.6 voor het afwijken van het in dat artikel opgenomen splitsingsverbod indien:
  1. in de nieuwe woning een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd;
  2. per nieuwe woning wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernorm;
  3. de bruto vloeroppervlakte per nieuwe woning niet minder bedraagt dan 50 m², waarbij bergruimte slechts mag worden meegeteld voor 5 m²;
  4. de belangen van derden en de waarden van aangrenzende bestemmingen niet onevenredig worden geschaad;
  5. aanwezige bedrijven in hun functioneren niet onevenredig worden beperkt;
  6. de nieuwe woningen passen in het gemeentelijke woningbouwprogramma;
  7. de nieuwe woningen beschikken over een inpandige voorziening om fietsen te stallen en huishoudelijk afval tijdelijk op te slaan.
17.6.5 Aanvullende mogelijkheden kamerverhuur
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17 lid 5.7 voor het toestaan van kamerverhuur voor meer dan twee kamers dan wel het toestaan van kamerverhuur indien de verhuurder niet ter plaatse het hoofdverblijf heeft, met dien verstande dat:
  1. er voor wat betreft de nieuwe woonruimte(n) moet worden voldaan aan de gemeentelijke parkeernorm;
  2. het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig mag worden verstoord;
  3. de minimale oppervlakte per kamer 20 m² dient te bedragen;
  4. de ontstane woonruimten beschikken over een berging en fietsenstalling;
  5. indien de verhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft er per woning maximaal drie kamers voor kamerbewoning worden gebruikt.
17.7 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van het bepaalde in:
  1. artikel 17 lid 5.8 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorieën 2 en 3 op de begane grond en/of in kelders;
  2. artikel 17 lid 5.8 en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 2;
  3. artikel 17 lid 5.8 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 5,

    waarbij bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid onder a. t/m c. voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:

    1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
    3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
    4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
    5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse,

      en waarbij bij toepassing van de wijzigingsmogelijkheid als genoemd onder sub a. en c. voor zover gelegen binnen de gebiedsaanduiding conform artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) aanvullend op de punten 1. tot en met 5. tevens aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

    6. de te vestigen horecafunctie is fysiek onmogelijk te realiseren in een bestaand horecapand;
    7. de te vestigen horecafunctie is versterkend voor de doelen van het horecabeleid;
    8. de maximale geluidbelasting binnen de inrichting mag nooit meer dan Lamax=80 dB(A) (of Laeq=70 dB(A)) bedragen;
    9. in de straat waarin de nieuwe horecafunctie wordt gerealiseerd is de woonfunctie niet de hoofdfunctie.
Artikel 18 Leiding - Gas

 
18.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Leiding-Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de aangeduide hogedruk gastransportleiding.
 
18.2 Bouwregels
 
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemming(en) van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen gronden uitsluitend bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van de leiding worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte van 3 meter.
 
18.3 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in  artikel 18 lid 2 met dien verstande dat geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de energievoorziening. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning dient de leidingbeheerder schriftelijk toestemming te hebben verleend.
 
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
18.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: 
  1. het aanbrengen van een gesloten wegdek;
  2. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  3. het indrijven van voorwerpen in de grond zoals damwanden, heipalen, reclamezuilen, lichtmasten, verkeersborden, verkeerssignaleringen enz.;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  5. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  6. het permanent opslaan van goederen; 
  7. het vellen of rooien van houtgewas.
18.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel 18 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagd vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
 
18.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld onder artikel 18 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan, hetzij direct, hetzij indirect, te verwachte gevolgen de in de aanhef van dit artikel omschreven doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder artikel 18 lid 4.1 dient de leidingbeheerder schriftelijk toestemming te hebben verleend.
Artikel 19 Leiding - Riool

 
19.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Leiding-Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de aangeduide rioolwatertransportleiding.
 
19.2 Bouwregels
 
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemming(en) van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen gronden uitsluitend bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van de leiding worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte van 3 meter.
 
19.3 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in  artikel 19 lid 2 met dien verstande dat geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de waterafvoer. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning dient de leidingbeheerder toestemming te hebben verleend.
 
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
19.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: 
  1. het aanbrengen van een gesloten wegdek;
  2. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  3. het indrijven van voorwerpen in de grond zoals damwanden, heipalen, reclamezuilen, lichtmasten, verkeersborden, verkeerssignaleringen enz.;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  5. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  6. het permanent opslaan van goederen; 
  7. het vellen of rooien van houtgewas
19.4.2 Uitzondering
Het in artikel 19 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud betreffen dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  2. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagd vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
19.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld onder artikel 19 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan, hetzij direct, hetzij indirect, te verwachte gevolgen de in de aanhef van dit artikel omschreven doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld onder artikel 19 lid 4.1 dient de leidingbeheerder toestemming te hebben verleend.
Artikel 20 Leiding - Water

 
20.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Leiding-Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de aangeduide waterleiding.
 
20.2 Bouwregels
 
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemming(en) van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen gronden uitsluitend bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van de leiding worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte van 3 meter.
 
20.3 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in  artikel 20 lid 2 met dien verstande dat geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de watervoorziening. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning dient de leidingbeheerder toestemming te hebben verleend.
 
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
20.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: 
  1. het aanbrengen van een gesloten wegdek;
  2. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  3. het indrijven van voorwerpen in de grond zoals damwanden, heipalen, reclamezuilen, lichtmasten, verkeersborden, verkeerssignaleringen enz.;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  5. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  6. het permanent opslaan van goederen; 
  7. het vellen of rooien van houtgewas.
20.4.2 Uitzondering
Het in artikel 20 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud betreffen dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  2. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagd vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
20.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld onder artikel 20 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan, hetzij direct, hetzij indirect, te verwachte gevolgen de in de aanhef van dit artikel omschreven doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld onder artikel 20 lid 4.1 dient de leidingbeheerder toestemming te hebben verleend.
Artikel 21 Waarde - Maastrichts Erfgoed

 
21.1 Bestemmingsomschrijving

 
21.1.1 Algemeen
De voor 'Waarde - Maastrichts Erfgoed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van het op die gronden aanwezige cultureel erfgoed.
 
21.1.2 Onderdelen
De voor 'Waarde - Maastrichts Erfgoed' aangewezen gronden kennen de volgende onderverdeling van het op die gronden aanwezige cultureel erfgoed, waarbij het onder a. tot en met d. genoemde erfgoed overeenkomstig het bepaalde in de gemeentelijke Erfgoedverordening de status heeft van gemeentelijk monument, een en ander conform het bepaalde in de als bijlage 2 opgenomen rapporten “Bestemmingsplan Centrum,  deelrapport Inventarisatie","Bestemmingsplan Centrum, deelrapport Ruimtelijke karakteristiek" en "Bestemmingsplan Centrum, deelrapport Archeologie":
  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dominant bouwwerk' [sba – db]: dominant bouwwerk, met dien verstande dat zowel het interieur als het exterieur van het ter plaatse aanwezige bouwwerk wordt beschermd;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - kenmerkend bouwwerk' [sba – kb]: kenmerkend bouwwerk, met dien verstande dat uitsluitend het exterieur, zoals omschreven in het als bijlage 3 toegevoegde rapport 'Bestemmingsplan Centrum, deelrapport Inventarisatie", wordt beschermd;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - waardevol cultuurhistorisch element' [sba – ce]: waardevol cultuurhistorisch element;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - waardevol groenelement' (swr – ge): waardevol groenelement;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch attentiegebied' (swr – ca): cultuurhistorisch attentiegebied;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - beschermd stadsgezicht' (swr – bs): beschermd stadsgezicht.
  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone a' (swr – a): archeologische zone a;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone c' (swr – c): archeologische zone c.
21.2 Bouwregels

 
21.2.1 Gemeentelijke monumenten en cultuurhistorische attentiegebieden
 
21.2.1.1
Op de voor 'Waarde - Maastrichts Erfgoed' aangewezen gronden met gemeentelijke monumenten zoals bedoeld in artikel 21 lid 1.2, onder a. tot en met d. alsmede binnen een cultuurhistorisch attentiegebied als bedoeld in artikel 21 lid 1.2 onder e., mag uitsluitend worden gebouwd indien en voor zover:
  1. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming, en;
  2. de bestaande cultuurhistorische waardestelling niet wordt aangetast door wezenlijke veranderingen in situering, massa, kapvorm, hoogtematen en gevelindeling, zulks met inbegrip van waardevolle details, en;
  3. de bouwplannen niet strijdig zijn met de toegekende cultuurhistorische waardestelling en toepasselijke richtlijnen, een en ander conform het bepaalde in de als bijlage 2 opgenomen rapporten “Bestemmingsplan Centrum, deelrapport Inventarisatie","Bestemmingsplan Centrum, deelrapport Ruimtelijke karakteristiek" en "Bestemmingsplan Centrum, deelrapport Archeologie".
21.2.1.2
Voor zover de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, dan wel de directe of indirecte gevolgen van de in de bouwaanvraag genoemde bouwwerkzaamheden, kunnen leiden tot een wijziging van een gemeentelijk monument zoals bedoeld in artikel 21 lid 1 onder a. tot en met d., kan aan de omgevingsvergunning de verplichting tot het treffen van maatregelen worden verbonden, waardoor de toegekende cultuurhistorische waardestelling van het betreffende gemeentelijk monument kan worden behouden.
 
21.2.2 Archeologische zones
 
21.2.2.1
Op de gronden ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van waarde – archeologische zone a’ en ‘specifieke vorm van waarde – archeologische zone c’ mag slechts worden gebouwd indien:
  1. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming, en;
  2. de bouwwerken en bouwwerkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen hiervan aantoonbaar niet leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
Het gestelde in dit artikellid is niet van toepassing indien de verstoringsoppervlakte dan wel het projectgebied  kleiner is dan 2.500 m² ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde – archeologische zone c’.
 
21.2.2.2
Geen verstoring van archeologisch materiaal in de zin van het bepaalde in 21.2.2.1 onder b. vindt plaats indien:
  1. door bodemingrepen of werkzaamheden bodemverstoring plaatsvindt op minder dan 0,4 m onder maaiveld;
  2. het bouwplan of de bouwplannen uitsluitend betrekking heeft of hebben op verandering of vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande bebouwde oppervlakte gehandhaafd blijft en de bestaande fundering niet wordt gewijzigd en/of uitgebreid;
  3. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen behoudwaardige archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
21.2.2.3
Voor zover de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, dan wel de directe of indirecte gevolgen van de in de bouwaanvraag genoemde bouwwerkzaamheden, kan of kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan of kunnen aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek, waaronder opgravingen;
  3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologie die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
21.2.3 Rapportageplicht

21.2.3.1
Vervallen als gevolg van uitspraak 201307702/1/R1 Raad van State, d.d. 27.08.2014.
 
21.2.3.2
Vervallen als gevolg van uitspraak 201307702/1/R1 Raad van State, d.d. 27.08.2014.
 
21.2.4 Advies
Ten behoeve van de voor ‘Waarde – Maastrichts Erfgoed’ aangewezen gronden met een gemeentelijk monument zoals bedoeld in artikel 21 lid 1.2 onder a. tot en met d. alsmede binnen een cultuurhistorisch attentiegebied als bedoeld in artikel 21 lid 1.2 onder e. leggen Burgemeester en Wethouders alle aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk alsmede de aanvragen om afwijking van de bouwregels ter advies voor aan de gemeentelijke Welstands-/Monumentencommissie.
 
21.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien ter plaatse gemeentelijke monumenten of behoud- en beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn.
   
21.4 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en Wethouders kunnen, in afwijking van het bepaalde in artikel 21 lid 2 een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen ten behoeve van de onderliggende bestemmingen, onder de voorwaarden dat:
  1. de cultuurhistorische waardestelling alsmede de archeologische waarden niet worden aangetast, en;
  2. de nieuwbouw binnen de cultuurhistorische waardestelling alsmede de archeologische waarden past dan wel een kwalitatieve bijdrage aan de genoemde waarden levert, en;
  3. er geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in het stedenbouwkundige beeld, en;
  4. voor zover het bouwen en/of de gevolgen ervan monumenten en/of archeologisch waardevolle locaties betreft, hierover voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning advies dient te worden ingewonnen bij een ter zake deskundige van de gemeente Maastricht.
21.5 Uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
21.5.1 Gemeentelijke monumenten
 
21.5.1.1
Ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke bouwaanduiding – dominant bouwwerk’, ‘specifieke bouwaanduiding – kenmerkend bouwwerk’, ‘specifieke bouwaanduiding – waardevol cultuurhistorisch element’ alsmede ‘specifieke vorm van waarde – waardevol groenelement’ is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen of laten) voeren:
  1. het geheel of gedeeltelijk wijzigen, aantasten, vernietigen van dominante en kenmerkende bouwwerken, waaronder begrepen het interieur van dominante bouwwerken, alsmede alle detaillering en gevelafwerking;
  2. het geheel of gedeeltelijk wijzigen, aantasten, vernietigen van waardevolle cultuurhistorische elementen;.
  3. het vellen, rooien of anderszins aantasten van waardevolle groenelementen.
21.5.1.2
Voor zover de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van de in de aanvraag genoemde werken en/of werkzaamheden, kan of kunnen leiden tot een verandering en/of aantasting van een gemeentelijk monument, kan aan de omgevingsvergunning de verplichting tot het treffen van maatregelen worden verbonden, waardoor de toegekende cultuurhistorische waardestelling van het betreffende monument kan worden behouden.
 
21.5.2 Archeologische zones
 
21.5.2.1
Ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone a' en 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone c' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen of laten) voeren:  
  1. werken of werkzaamheden met een bodemverstorende werking op een grotere diepte dan 0,4 m. onder maaiveld, waartoe ook wordt gerekend: woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage, draineren, ontginnen alsmede het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het graven, aanleggen, verbreden of dempen van watergangen of vijvers;
  3. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  5. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  6. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  7. het aanleggen van een boomgaard;
  8. het scheuren van grasland;
  9. werken die leiden tot inklinking van de bodem, indien en voor zover zulks aantoonbaar leidt tot verstoring van het in situ archeologisch bodemarchief.
21.5.2.2
Voor zover ingevolge hoofdstuk II en III van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht geen omgevingsvergunning is vereist voor bouwactiviteiten is het ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde – archeologische zone a’ verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning werkzaamheden uit te voeren waarmee grondverzet gepaard gaat ter voorbereiding op bouwactiviteiten.
 
21.5.2.3
De in artikel 21 lid 5.1 genoemde vergunningplicht geldt slechts indien: 
  1. de verstoringsoppervlakte dan wel het projectgebied gelegen is ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde – archeologische zone a’, of;
  2. de verstoringsoppervlakte dan wel het projectgebied gelegen is ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde – archeologische zone c’ en een omvang heeft van minimaal 2.500 m².
21.5.2.4
Voor zover de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van de in de aanvraag genoemde werken en/of werkzaamheden, kan of kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan of kunnen aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende regels worden verbonden:  
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek, waaronder opgravingen;
  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologie, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
 
21.5.3 Uitzonderingen
  1. Het bepaalde in artikel 21 lid 5.1.1 en artikel 21 lid 5.2.1 is niet van toepassing voor werken of werkzaamheden die naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders van ondergeschikte betekenis zijn of behoren tot de normale bodemexploitatie en het normale bodemgebruik dan wel werken of werkzaamheden die naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders behoren tot kleinschalig onderhoud; 
  2. Het bepaalde in artikel 21 lid 5.1.1artikel 21 lid 5.2.1 en artikel 21 lid 5.2.2 is voorts niet van toepassing voor werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd.
21.5.4 Rapportageplicht
 
21.5.4.1
Burgemeester en Wethouders kunnen de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden verplichten een archeologisch en/of cultuurhistorisch rapport te overleggen, waarin de archeologische (verwachtings)waarden en/of zonodig een cultuurhistorische  waardestelling van het op de aanvraag betrekking hebbende terrein en de zich eventueel daarop bevindende opstallen naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is of zijn vastgesteld.
 
21.5.4.2
Het archeologisch en/of cultuurhistorisch rapport als bedoeld in artikel 21 lid 5.4.1 wordt vervaardigd met inachtneming van een programma van eisen, welk daartoe is opgesteld of goedgekeurd door een deskundige op het gebied van archeologie en/of cultuurhistorie van de gemeente Maastricht.
 
21.5.5 Advies
Burgemeester en Wethouders kunnen alle aanvragen om een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke bouwaanduiding – dominant bouwwerk’, ‘specifieke bouwaanduiding – kenmerkend bouwwerk’, ‘specifieke bouwaanduiding – waardevol cultuurhistorisch element’ en ‘specifieke vorm van waarde – waardevol groenelement’ voor advies aan de gemeentelijke Welstands-/Monumentencommissie voorleggen.
 
21.6 Slopen
 
21.6.1 Gemeentelijke monumenten en cultuurhistorische attentiegebieden
 
21.6.1.1
Ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke bouwaanduiding – dominant bouwwerk’, ‘specifieke bouwaanduiding – kenmerkend bouwwerk’, ‘specifieke bouwaanduiding – waardevol cultuurhistorisch element’, ‘specifieke vorm van waarde – waardevol groenelement’ en 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch attentiegebied' is het verboden een bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te breken zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning.
 
21.6.1.2
Voor zover de sloopwerkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werkzaamheden, kunnen leiden tot een aantasting van gemeentelijke monumenten en cultuurhistorische attentiegebieden, kunnen aan de omgevingsvergunning de volgende regels worden verbonden: 
  1. de verplichting tot een door burgemeester en wethouders bepaalde wijze van slopen;
  2. de verplichting de sloop te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de cultuurhistorie die voldoet aan door Burgemeester en Wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
21.6.1.3
Onverminderd het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening mag de omgevingsvergunning voor het slopen van een gemeentelijk monument of het slopen in een cultuurhistorisch attentiegebied worden geweigerd indien de sloop dan wel de sloopwerkzaamheden in strijd is of zijn met de toegekende cultuurhistorische waardestelling zoals neergelegd in dit bestemmingsplan.
21.6.2 Archeologische zones
 
21.6.2.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwwerken geheel of gedeeltelijk af te breken indien dit een bodemverstorende ingreep dieper dan 0,4 m onder maaiveld met zich brengt en:
  1. de bodemverstoring plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde – archeologische zone a’, of;
  2. de bodemverstoring plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde – archeologische zone c’ en een omvang heeft van minimaal 2.500 m².
21.6.2.2
Voor zover de sloopwerkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kunnen aan de omgevingsvergunning de volgende regels worden verbonden: 
  1. de verplichting tot een door burgemeester en wethouders bepaalde wijze van slopen;
  2. de verplichting de sloop te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van archeologie die voldoet aan door Burgemeester en Wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.  
21.6.2.3
Onverminderd het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening mag de omgevingsvergunning voor het slopen van een gemeentelijke monument of het slopen in een cultuurhistorisch attentiegebied worden geweigerd indien de sloop dan wel de sloopwerkzaamheden in strijd is of zijn met de toegekende archeologische waarden zoals neergelegd in dit bestemmingsplan. 
 
21.6.3 Rapportageplicht
 
21.6.3.1
Burgemeester en Wethouders kunnen de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het slopen van een gemeentelijk monument verplichten een archeologisch en/of cultuurhistorisch rapport te overleggen, waarin de archeologische (verwachtings)waarden en/of zonodig een cultuurhistorische waardestelling van het op de aanvraag betrekking hebbende terrein en de zich eventueel daarop bevindende opstallen naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is of zijn vastgesteld.
 
21.6.3.2
Het archeologisch en/of cultuurhistorisch rapport als bedoeld in 21.6.3.1 wordt vervaardigd met inachtneming van een programma van eisen, welk daartoe is opgesteld of goedgekeurd door een deskundige op het gebied van archeologie en/of cultuurhistorie van de gemeente Maastricht.
 
21.6.4 Advies
Burgemeester en Wethouders kunnen alle aanvragen om een omgevingsvergunning voor het slopen van een gemeentelijk monument of het slopen in een cultuurhistorisch attentiegebied voor advies aan de gemeentelijke Welstands-/Monumentencommissie voorleggen.
 
21.7 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om het bestemmingsplan te wijzigen door voor de gebieden ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke bouwaanduiding – dominant bouwwerk’, ‘specifieke bouwaanduiding – kenmerkend bouwwerk’, ‘specifieke bouwaanduiding – waardevol cultuurhistorisch element’, ‘specifieke vorm van waarde – waardevol groenelement’, specifieke vorm van waarde – archeologische zone a’ en ‘specifieke vorm van waarde – archeologische zone c’ de voormelde aanduiding geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van een cultuurhistorisch en/of archeologisch rapport is aangetoond dat op de betrokken locatie geen cultuurhistorische en/of archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel dat deze waarden niet meer als zodanig bescherming behoeven.
Artikel 22 Waterstaat - Beschermingszone waterkering

 
22.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waterstaat - Beschermingszone waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het beheer en het onderhoud van de waterkering.
 
22.2 Bouwregels
 
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
 
22.2.1 Verbod
Het is verboden om zonder af in afwijking van een omgevingsvergunning te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waterstaat - Beschermingszone waterkering' bestemde gronden.
 
22.2.2 Uitzonderingen
Het in  artikel 22 lid 2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op bebouwing ten behoeve van de waterstaat en/of waterkering met een maximale bouwhoogte van 4 meter.
 
22.2.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het verbod is artikel 22 lid 2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits de bouw verenigbaar is met de belangen van de waterstaat en/of waterkering en de beheerder van de waterkering hiervoor toestemming heeft verleend.
 
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
22.3.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  2. het indrijven van voorwerpen in de grond zoals damwanden, heipalen, reclamezuilen, lichtmasten, verkeersborden, verkeerssignaleringen enz.;
  3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  4. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  5. het vellen of rooien van houtgewas
22.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 22 lid 3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud betreffen dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  2. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagd vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
22.3.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld onder artikel 22 lid 3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan, hetzij direct, hetzij indirect, te verwachte gevolgen de in de aanhef van dit artikel omschreven doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder artikel 22 lid 3.1 dient de beheerder van de waterkering hiervoor toestemming te hebben verleend.
Artikel 23 Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed

 
23.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en behoud van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed. 
 
23.2 Bouwregels
 
Op de voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' bestemde gronden mag niet worden gebouwd.
 
23.3 Afwijken van de bouwregels
 
23.3.1 Toestaan bouwen
Het in artikel 23 lid 2 opgenomen verbod is niet van toepassing voor het bouwen overeenkomstig de bestemming 'Waterstaat-Stroomvoerend rivierbed' alsmede voor het oprichten van bouwwerken krachtens de onderliggende bestemming indien de daarvoor vereiste vergunning op basis van de Waterwet is verleend dan wel Rijkswaterstaat heeft beoordeeld dat een vergunning op basis van de Waterwet niet noodzakelijk is. Alsdan kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 23 lid 2 onder de voorwaarden zoals aangegeven in artikel 23 lid 3.2.
 
23.3.2 Voorwaarden
De toestemming, bedoeld in artikel 23 lid 3.1 wordt alleen gegeven indien:
  1. sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de bouwactiviteit(en) dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
  2. geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
  3. sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de bouwactiviteit(en) dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is; 
  4. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering  en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
23.4 Specifieke gebruiksregels

 
23.4.1 Riviergebonden activiteiten
Voor de navolgende riviergebonden activiteiten in het gedeelte van het rivierbed waarop het stroomvoerend
regime van toepassing is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 23 lid 4.3 sub b toestemming gegeven:
  1. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken;
  2. de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
  3. de realisatie van natuur;       
  4. duurzame compensatie van resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
23.4.2 Niet-riviergebonden activiteiten
Voor niet-riviergebonden activiteiten in het gedeelte van het rivierbed waarop het stroomvoerend regime van toepassing is, wordt geen toestemming gegeven, tenzij, onverminderd het bepaalde in artikel 23 lid 4.3 sub b sprake is van:
  1. een groot openbaar belang en de activiteit niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
  2. een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en de activiteit redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
  3. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing;
  4. een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie.
  
23.4.3 Voorwaarden
  1. De toestemming, bedoeld in artikel 23 lid 4.1 en artikel 23 lid 4.2 onder a., b. en c. wordt alleen gegeven indien:
    1. sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
    2. geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
    3. sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
    4. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
  2. De toestemming, bedoeld in artikel 23 lid 4.2 sub d, wordt alleen gegeven indien:
    1. voldaan wordt aan het bepaalde onder a. sub 1, 2 en 3;
    2. de gevraagde rivierverruimende maatregelen genomen worden, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
  
23.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
23.5.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:       
  1. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;             
  2. het indrijven van voorwerpen in de grond zoals damwanden, heipalen, reclamezuilen, lichtmasten, verkeersborden, verkeerssignaleringen enz.;      
  3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;              
  4. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;     
  5. het vellen of rooien van houtgewas.
23.5.2 Uitzondering
Het in artikel artikel 23 lid 5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:        
  1. het normale onderhoud betreffen dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig het besluitvlak;       
  2. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagd vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
23.5.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld onder artikel 23 lid 5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan, hetzij direct, hetzij indirect, te verwachte gevolgen de in de aanhef van dit artikel omschreven doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld onder artikel 23 lid 5.1 dient Rijkswaterstaat toestemming te hebben verleend.
Artikel 24 Waterstaat - Waterkering

 
24.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor dijken, kaden en andere voorzieningen ten behoeve van waterkering, en de daarbij behorende groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
 
24.2 Bouwregels
 
24.2.1 Gebouwen
Op of in deze bestemming begrepen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
 
24.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. Op de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de (bescherming van de) genoemde bestemming;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,50 meter.
24.3 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel artikel 24 lid 2 ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken mits:
  1. het belang van de waterkering niet onevenredig wordt aangetast;
  2. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning dient de beheerder van de waterkering hiervoor toestemming te hebben verleend.
Artikel 25 Waterstaat - Waterlopen

 
25.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Waterstaat-Waterlopen aangewezen gronden zijn, behalve voor doeleinden van de andere krachtens dit plan aangegeven bestemmingen, primair bestemd voor de bescherming en het onderhoud ten behoeve van de aan deze zone grenzende watergang.
 
25.2 Bouwregels
  1. op of in de voor Waterstaat-Waterlopen aangewezen gronden mag geen bebouwing worden opgericht met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen en noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de waterloop, tot een hoogte van maximaal 2,00 meter; 
  2. op of in de voor Waterstaat-Waterlopen aangewezen gronden mogen, slechts na toestemming van de waterbeheerder, bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht ten behoeve van verkeersontsluitingen, tot een hoogte van maximaal 5,00 meter.
3 Algemene regels
  
Artikel 26 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 27 Algemene bouwregels

 
27.1 Waardevolle binnenterreinen
  1. Op waardevolle binnenterreinen, aangeduid door middel van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding-binnenterrein[sba-bt]', mag niet worden gebouwd, behoudens herbouw van ten tijde van terzinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan bestaande bouwwerken. 
     
  2. Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. indien de waarde van het onbebouwde binnenterrein, gelet op het groene karakter, de stedenbouwkundige waarde of bouwhistorische waarde van omliggende bebouwing, niet in het geding is.  
  
27.2 Ondergronds bouwen
  1. Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden tot een bouwdiepte van 5 meter, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
  2. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het plan voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.
27.3 Antennemasten en zendmasten
Het bouwen van antennemasten en zendmasten is niet toegestaan.
Artikel 28 Algemene gebruiksregels

 
28.1 Strijdig gebruik
 
Het is verboden gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens te gebruiken in strijd met de bepalingen in deze regels. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  2. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van smart-, head- en growshops, tenzij dit in deze regels expliciet is toegestaan.
Artikel 29 Algemene aanduidingsregels

 
29.1 Horeca-winkelgebied (A)
 
Binnen de op basis van het horecabeleid onderscheiden aanduiding 'Horeca-winkelgebied (A)' mogen de navolgende activiteiten in de horecacategorieën 1 tot en met 5 worden uitgeoefend op de hierbij aangegeven plaatsen:

                                                                   
Winkelgebied (A)  
 Horecacategorie
 Begane grond
 Verdieping*
 Kelders 
 Categorie 1
 bn
  b 
 bn 
 Categorie 2
 a
 b
 a
 Categorie 3
 3
 3
 3
 Categorie 4
 3
 3
 3
 Categorie 5
 a
 a
 a
 
Verklaring afkortingen:          
bn = bestaand toegestaan, nieuwvestiging toegestaan
 b = bestaand toegestaan, nieuwvestiging niet toegestaan
 a = bestaand toegestaan, nieuwvestiging via afwijking
 3 = bestaande vestigingen met 3-jaarsclausule, nieuwvestiging niet toegestaan**
 
*  nevenfuncties (conform begripsbepaling in artikel 1, lid 66) zijn toegestaan op de verdieping
** met de 3-jaarsclausule wordt bedoeld dat indien de genoemde activiteit gedurende drie aaneengesloten 
    jaren niet meer ter plaatse wordt uitgeoefend, deze aldaar niet meer mag worden voortgezet.
 
Definities horecacategorieën: 
horeca categorie 1: een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank(en) worden verstrekt;
 
horeca categorie 2: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszaken, lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel. koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant;
 
horeca categorie 3: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die
ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar;
 
horeca categorie 4: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren.
Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nachtcafé en een zalencentrum (met nachtvergunning);
 
horeca categorie 5: een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers. 
   

29.2 Horeca-horecaconcentratiegebied (B)
 
Binnen de op basis van het horecabeleid onderscheiden aanduiding 'Horeca-horecaconcentratiegebied (B)' mogen de navolgende activiteiten in de horecacategorieën 1 tot en met 5 worden uitgeoefend op de hierbij aangegeven plaatsen:
 
 
Horecaconcentratiegebied (B)
Horecacategorie
Begane grond
Verdiepingen*
Kelders
Categorie 1
bn
bn
bn
Categorie 2
bn
bn
bn
Categorie 3
bn
bn
bn
Categorie 4
bn
bn
bn
Categorie 5
a
a
a
 
Verklaring afkortingen:
bn = bestaand toegestaan, nieuwvestiging toegestaan
a = bestaand toegestaan, nieuwvestiging via afwijking
 
* nevenfuncties (conform begripsbepaling in artikel 1, lid 66) zijn toegestaan op de verdieping
 
Definities horecacategorieën:
horeca categorie 1: een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank(en) worden verstrekt;
 
horeca categorie 2: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszaken, lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel. koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant;
 
horeca categorie 3: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die
ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar;
 
horeca categorie 4: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren.
Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nachtcafé en een zalencentrum (met nachtvergunning);
 
horeca categorie 5: een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.
      
29.2.1 Toestaan erotisch horecabedrijf
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29 lid 2 voor het toelaten van één erotisch horecabedrijf per horecaconcentratiegebied in horecacategorie 3 of 4.
 
29.3 Horeca-overig Centrum (C)
 
Binnen de op basis van het horecabeleid onderscheiden aanduiding 'Horeca-overig Centrum (C)' mogen de navolgende activiteiten in de horecacategorieën 1 tot en met 5 worden uitgeoefend op de hierbij aangegeven plaatsen:
 
 
overig Centrum (C)
Horecacategorie
Begane grond
Verdieping*
Kelders
Categorie 1
a
3
Categorie 2
w
3
w
Categorie 3
w
3
w
Categorie 4
3
3
3
Categorie 5
w
w
w
 
Verklaring afkortingen:
w = bestaand toegestaan, nieuwvestiging via wijziging
a = bestaand toegestaan, nieuwvestiging via afwijking
3 = bestaande vestigingen met 3-jaarsclausule, nieuwvestiging niet toegestaan**
 
*   nevenfuncties (conform begripsbepaling in artikel 1, lid 66) zijn toegestaan op de verdieping
** met de 3-jaarsclausule wordt bedoeld dat indien de genoemde activiteit gedurende drie aaneengesloten
    jaren niet meer ter plaatse wordt uitgeoefend, deze aldaar niet meer mag worden voortgezet
 
Definities horecacategorieën:
horeca categorie 1: een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank(en) worden verstrekt;
 
horeca categorie 2: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszaken, lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel. koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant;
 
horeca categorie 3: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die
ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar;
 
horeca categorie 4: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren.
Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nachtcafé en een zalencentrum (met nachtvergunning);
 
horeca categorie 5: een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.

29.4 Horeca-woongebied (D)
 
Binnen de op basis van het horecabeleid onderscheiden aanduiding 'Horeca-woongebied (D)' mogen de navolgende activiteiten in de horecacategorieën 1 tot en met 5 worden uitgeoefend op de hierbij aangegeven plaatsen:
 
 
Woongebied (D)
Horecacategorie
Begane grond
Verdieping*
Kelders
Categorie 1
a
a
Categorie 2
w
w
w
Categorie 3
3
3
3
Categorie 4
3
3
3
Categorie 5
w
w
w
 
Verklaring afkortingen:
w = bestaand toegestaan, nieuwvestiging via wijziging
a = bestaand toegestaan, nieuwvestiging via afwijking
3 = bestaande vestigingen met 3-jaarsclausule, nieuwvestiging niet toegestaan**
 
*  nevenfuncties (conform begripsbepaling in artikel 1, lid 66) zijn toegestaan op de verdieping
** met de 3-jaarsclausule wordt bedoeld dat indien de genoemde activiteit gedurende drie aaneengesloten  
    jaren niet meer ter plaatse wordt uitgeoefend, deze aldaar niet meer mag worden voortgezet.
   
Definities horecacategorieën:
horeca categorie 1: een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank(en) worden verstrekt;
 
horeca categorie 2: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszaken, lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel. koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant;
 
horeca categorie 3: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die
ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar;
 
horeca categorie 4: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren.
Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nachtcafé en een zalencentrum (met nachtvergunning);
 
horeca categorie 5: een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.
 
29.5 Geluidzone - industrie
  
29.5.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - tevens dienen voor de bescherming en instandhouding van de geluidruimte voor industrie.
 
29.5.2 Bouwregels
Op de gronden gelegen binnen de de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' behorende bij het industrieterrein, mogen geen nieuwe woningen, dan wel andere geluidgevoelige bebouwing worden opgericht.
 
29.5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29 lid 5.2 voor het bouwen van nieuwe woningen, dan wel andere geluidgevoelige bebouwing, voor zover in overeenstemming met de regels van de overige ter plekke geldende bestemming(en), mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd en er geen sprake is van een aantasting van de geluidsruimte voor de industrie en dit niet leidt tot extra beperkingen voor de (bedrijfsvoering van de) desbetreffende industrie.
 
29.5.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de gebiedsaanduiding ´geluidzone-industrie´ opgeheven wordt, indien de aanwezige geluidhinderlijke inrichting gesaneerd is, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezige geluidhinderlijke inrichting buiten werking is gesteld, of
  2. in die zin dat de gebiedsaanduiding ´geluidzone-industrie´ verkleind wordt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de geluidzone als gevolg van een wijziging in een geluidhinderlijke inrichting kleiner is geworden.

29.6 Milieuzone - geurzone
  1. Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'milieuzone - geurzone' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen nieuwe geurgevoelige objecten worden gebouwd.
  2. Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
    1. de gebiedsaanduiding ´milieuzone-geurzone´ opgeheven wordt, indien de aanwezige geurhinderlijke inrichting gesaneerd is, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezige geurhinderlijke inrichting buiten werking is gesteld, of
    2. in die zin dat de gebiedsaanduiding ´milieuzone-geurzone´ verkleind wordt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de geurzone als gevolg van een wijziging in een geurhinderlijke inrichting kleiner is geworden.
29.7 Milieuzone-gezoneerd bedrijventerrein
 
29.7.1 Aanduidingsomschrijving
De gebiedsaanduiding 'milieuzone - gezoneerd bedrijventerrein' geeft de begrenzing aan van een gezoneerd bedrijventerrein. Geluidzoneringplichtige inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'gezoneerd bedrijventerrein'.
 
29.7.2 Bouwregels
Op de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'milieuzone - gezoneerd bedrijventerrein' behorende bij het industrieterrein, mogen geen nieuwe woningen, dan wel andere geluidgevoelige bebouwing worden opgericht.
 
29.7.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, bij wijziging of opheffing van de in  bedoelde milieuzone, het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het wijzigen of verwijderen van de gebiedsaanduiding ´milieuzone - gezoneerd bedrijventerrein' op de verbeelding.

29.8 veiligheidszone - externe veiligheid

 
29.8.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'veiligheidszone - externe veiligheid' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen in verband met gevaarlijke stoffen.
 
29.8.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - externe veiligheid' geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd.
 
29.8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29 lid 8.2 voor de bouw van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - externe veiligheid' indien de ontwikkeling om zwaarwegende redenen plaatsvindt en uit het oogpunt van het groepsrisico verantwoord wordt geacht.
 
29.8.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
  1. de aanduiding 'veiligheidszone - externe veiligheid' wordt verwijderd, mits de betreffende risicovolle inrichting/activiteit niet meer aanwezig is;
  2. de omvang en situering van de aanduiding 'veiligheidszone - externe veiligheid' wordt gewijzigd indien:
    1. de hoedanigheid van de betreffende risicovolle functie is gewijzigd;
    2. de ligging van de zone is afgestemd op de risicocontouren ingevolge de van toepassing zijnde wettelijke regels.
met dien verstande dat door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van (aangrenzende) gronden.

29.9 Veiligheidszone- lpg
   
29.9.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in verband met een lpg-installatie.
 
29.9.2 Bouwregels
Op de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' mogen geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden gesitueerd.
 
29.9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29 lid 9.2 voor de bouw van beperkt kwetsbare objecten ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' indien de ontwikkeling om zwaarwegende redenen plaatsvindt en uit het oogpunt van het groepsrisico verantwoord wordt geacht.
 
29.9.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
  1. de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' wordt verwijderd, mits de betreffende lpg-installatie niet meer aanwezig is;
  2. de omvang en situering van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' wordt gewijzigd indien:
    1. de hoedanigheid van de betreffende lpg-installatie is gewijzigd;
    2. de ligging van de zone is afgestemd op de risicocontouren ingevolge de van toepassing zijnde wettelijke regels.
met dien verstande dat door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van (aangrenzende) gronden.

29.10 Vrijwaringszone-spoor
  1. Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone –spoor’ mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden opgericht.
  2. Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. teneinde de afstand van bebouwing tot het spoor te verkleinen, mits de belangen vanuit railverkeer niet in het gedrang komen. Hiertoe dient de beheerder van de spoorweg te worden gehoord.

29.11 Vrijwaringszone-vaarweg
 
29.11.1 Bouwverbod
  1. Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – vaarweg’ mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden opgericht;
  2. Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. voor het toestaan van gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde (mits toegestaan binnen de andere geldende bestemmingen), mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen vaarweg; vooraf dient de beheerder van de vaarweg hiermee in te stemmen.
29.11.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
  1. Verbod
    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:       
    1. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    2. het indrijven van voorwerpen in de grond zoals damwanden, heipalen, reclamezuilen, lichtmasten, verkeersborden, verkeerssignaleringen enz.;
    3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
    4. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
    5. het vellen of rooien van houtgewas
  2. Toelaatbaarheid
    De werken of werkzaamheden als bedoeld onder a. zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan, hetzij direct, hetzij indirect, te verwachte gevolgen voor het gebruik van de vaarweg niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder a. dient de beheerder van de vaarweg hiervoor schriftelijk toestemming te hebben verleend.
  
Artikel 30 Algemene afwijkingsregels
 
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken:
  1. van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. van deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. van deze regels ten behoeve van de overschrijding van de voorgevellijn voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, met dien verstande dat:
    1. de overschrijding van de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 2 meter;
    2. de bouwhoogte van de luifel niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    3. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.
  5. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 meter.
  6. van deze regels en toestaan dat antennemasten en zendmasten worden gebouwd met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 50 meter;
    2. er wordt voldaan aan het gemeentelijk antennebeleid.
  7. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
  8. van deze regels voor het toestaan van dakterras op een plat dak, onder de voorwaarden dat:
    1. de hoogte van de vloerafscheiding/balustrade, gemeten vanaf de bovenkant van het plat dak, niet meer mag bedragen dan 1,20 meter;
    2. er geen bouwwerken op het dakterras mogen worden opgericht;
    3. het stedenbouwkundig beeld ter plaatse niet mag worden verstoord;
    4. er geen onevenredige gevolgen voor het woonmilieu mogen ontstaan;
    5. waarden en belangen van derden niet onevenredig mogen worden of kunnen worden geschaad.
Artikel 31 Algemene wijzigingsregels

 
31.1 Wijziging bestemmingsgrenzen
 
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Deze overschrijding mag niet meer bedragen dan 3 meter.
Artikel 32 Algemene procedureregels

 
32.1 Nadere eisen
 
Bij het stellen van nadere eisen dient bij de voorbereiding van het betreffende besluit de volgende procedure te worden gevolgd:
  1. het ontwerp van het besluit met bijbehorende stukken ligt gedurende drie weken ter inzage;
  2. Burgemeester en Wethouders maken de terinzagelegging tevoren in een of meer in de gemeente verspreid wordende dag- en/of nieuwsbladen bekend;
  3. in het voorkomende geval wordt tevens de aanvrager van de omgevingsvergunning, naar aanleiding waarvan de nadere eisen worden gesteld, tevoren schriftelijk in kennis gesteld van de terinzagelegging;
  4. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit in te dienen bij Burgemeester en Wethouders;
  5. Burgemeester en Wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing. De beslissing is, als tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingediend, gemotiveerd.
32.2 Wijzigingen
 
Met betrekking tot de voorbereiding van een wijziging van het plan ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door Burgemeester en Wethouders, is Afdeling 3.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Artikel 33 Overige regels

 
33.1 Voorrangsregeling dubbelbestemmingen
 
Waar in dit plan (dubbel)bestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
  1. in de eerste plaats de regels van Leiding - Gas 
  2. in de tweede plaats de regels van Leiding - Riool;
  3. in de derde plaats de regels van Leiding - Water
  4. in de vierde plaats de regels van Waterstaat - Waterkering ; 
  5. in de vijfde plaats de regels van Waterstaat - Beschermingszone waterkering
  6. in de zesde plaats de regels van Waterstaat - Waterlopen ;
  7. in de zevende plaats de regels van Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed
  8. in de achtste plaats de regels van Waarde - Maastrichts Erfgoed
33.2 Verwijzing naar wettelijke regelingen
 
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan.
4 Overgangs- en slotregels
  
Artikel 34 Overgangsrecht

 
34.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan; 
  2. Burgemeester en Wethouders kunnen eenmalig, in afwijking van het bepaalde onder a., een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a. met maximaal 10%;
  3. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
34.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 35 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: regels behorende bij het bestemmingsplan Centrum.