direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Parapluplan stedelijk gebied Kerkrade
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0928.BPParStGbKrd-Vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 en de daaruit voortvloeiende verplichting voor gemeenten om oude bestemmingsplannen te actualiseren en vervolgens alle bestemmingsplannen tenminste elke 10 jaar opnieuw te herzien, is de gemeente Kerkrade in 2006 gestart met de actualisatie van de binnen de gemeente geldende bestemmingsplannen. Een groot deel van die bestemmingsplannen hebben betrekking op het stedelijk gebied.

Gedurende de actualisatie van de diverse bestemmingsplannen binnen de gemeente Kerkrade is ernaar gestreefd de diverse plannen voor wat betreft opbouw, systematiek en planregels zoveel mogelijk te uniformeren. Door voortschrijdend inzicht, wetswijzigingen en op basis van jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en door ervaringen die zijn opgedaan met het toetsen aan de plannen is gebleken dat behoefte bestaat aan een aanpassing c.q. verduidelijking van de bestemmingsregels voor alle bestemmingen waarin wonen mogelijk is in de diverse bestemmingsplannen voor zover het betreft kamerbewoning en –verhuur, woningsplitsing, de gebruikswijziging naar wonen en het realiseren van meergezinswoningen.

Daarnaast wordt binnen dit parapluplan een uniforme regeling opgenomen ten aanzien van parkeren. De noodzaak tot het opnemen van een dergelijke regeling is ontstaan naar aanleiding van de wetswijziging middels de 'Reparatiewet BZK 2014'.

1.2 Achtergrond

In de gemeente Kerkrade vigeren een groot aantal bestemmingsplannen. De woonbestemmingen in de plannen bevatten verschillende gebruiksregels en bouwingsvoorschriften, tevens verschillen de begripsomschrijvingen van elkaar. In een aantal vigerende bestemmingsplannen zijn inmiddels regels opgenomen dat woningsplitsing niet is toegestaan. Echter in het merendeel van de bestemmingen van deze vigerende bestemmingsplannen zijn geen regels opgenomen over woningomzetting, kamerbewoning en -verhuur.

Daarnaast zijn in een aantal bestemmingen in een aantal vigerende bestemmingsplannen mogelijkheden om meergezinswoningen te realiseren op de plek waar één grondgebonden woning staat, mits daarvoor een aanduiding is. Tevens is in een aantal bestemmingsplannen de mogelijkheid tot gebruikswijziging van een bestaand gebouw naar wonen, niet uitgesloten. Deze mogelijkheid is met name opgenomen binnen de bestemmingen 'Gemengd', 'Centrum', 'Horeca' en 'Maatschappelijk'.

Op 19 april 2017 is door de gemeenteraad van gemeente Kerkrade de 'Regionale woonvisie Parkstad Limburg, lokale woonvisie gemeente Kerkrade 2017-2021' (hierna: de Woonvisie) vastgesteld. Tevens is op 28 september 2016 de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg door de gemeenteraad vastgesteld (hierna: de Structuurvisie).

In de Woonvisie en de Structuurvisie wordt aangegeven dat door demografische ontwikkelingen minder woningen nodig zijn, waardoor steeds meer woningen leeg staan in Kerkrade. Er hoeven kwantitatief gezien geen woningen meer bij. Iedere woning die wordt toegevoegd moet gecompenseerd worden door onttrekking van een andere woning. De gemeente Kerkrade heeft een transformatieopgave van 2.570 woningen voor de periode 2017-20301. Woningsplitsing is feitelijk het toevoegen van één of meerdere woningen aan de woningmarkt.

Uit de Woonvisie blijkt daarnaast dat ruime grondgebonden woningen opgekocht worden door particuliere verhuurders om hier al dan niet illegaal kamerverhuur/woningsplitsing te realiseren. Regelmatig is de woonkwaliteit bij deze gevallen van kamerverhuur en woningsplitsing onder de maat, met negatieve effecten op de leefbaarheid tot gevolg.

Om in de toekomst nieuwe ontwikkelingen van woningsplitsing, woningomzetting, kamerbewoning en –verhuur, de gebruikswijziging naar wonen en de realisatie van meergezinswoningen tegen te gaan, dienen deze vormen te worden uitgesloten binnen de vigerende bestemmingsplannen van gemeente Kerkrade.

Vanuit het oogpunt van een uniforme regeling, die rechtszekerheid biedt en duidelijk is voor alle inwoners en een goede basis geeft om op te treden tegen ongewenste vormen van kamerbewoning en -verhuur, de realisatie van meergezinswoningen en woningsplitsing, woningomzetting is het voorliggende parapluplan opgesteld. Daarmee wil de gemeente een goed leefklimaat en een goede ruimtelijke ordening bewerkstelligen. Met behulp van deze nieuwe regelgeving kan de gemeente uniform sturen op woningsplitsing, woningomzetting, kamerbewoning en –verhuur, de gebruikswijziging naar wonen en de realisatie van meergezinswoningen.

Naast het bovenstaande wordt in dit plan tevens een uniforme regeling opgenomen ten aanzien van parkeren. Door een wetswijziging (de 'Reparatiewet BZK 2014') is het met ingang van 29 november 2014 niet meer mogelijk om stedenbouwkundige voorschriften, zoals parkeervoorschriften, op te nemen in de gemeentelijke bouwverordening. De bouwverordening vormt het toetsingskader bij een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Dit houdt dat bestemmingsplannen die na 29 november 2014 zijn vastgesteld voor het voldoen aan de parkeernormen niet meer kunnen verwijzen naar de bouwverordening, maar dat in het bestemmingsplan hiervoor een regeling moet zijn opgenomen. Indien dat niet het geval is, is het niet mogelijk om een aanvraag omgevingsvergunning aan de parkeernormen te toetsen. Binnen deze wetswijziging is tevens een overgangsregeling opgenomen tot 1 juli 2018. De overgangsregeling houdt in dat voor bestemmingsplannen vastgesteld vóór 29 november 2014 de bouwverordening van kracht blijft tot 1 juli 2018. Dat betekent dat gemeenten tot die tijd de ruimte krijgen om alsnog regels ten aanzien van parkeren in deze plannen op te nemen.

Inmiddels is ook het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd in die zin dat omwille van flexibiliteit het mogelijk is geworden om in een bestemmingsplan te verwijzen naar beleidsregels. Er is daarmee een wettelijke grondslag gecreëerd om onder meer wat betreft het aspect parkeren in het bestemmingsplan direct te verwijzen naar beleidsregels die parkeernormen bevatten.

Om uiterlijk 1 juli 2018 alle bestemmingsplannen te hebben aangepast is het niet nodig om alle bestemmingsplannen opnieuw vast te laten stellen. Dit kan ook door middel van één overkoepelend bestemmingsplan: een parapluplan. Dit parapluplan vervangt de bestaande parkeerregeling in alle vigerende bestemmingsplannen, met uitzondering van een aantal plannen waarbij dit niet meer mogelijk is. Binnen onderhavig plan wordt zowel de vervangende parkeerregeling als de uniforme regeling ten aanzien van , de gebruikswijziging naar wonen, woningomzetting, kamerbewoning en –verhuur en de realisatie van meergezinswoningen opgenomen.

1.3 Doel

Het voorliggende parapluplan voorziet in één eenduidige regeling ten aanzien van uitsluiten van woningsplitsing, woningomzetting, kamerbewoning en –verhuur, de gebruikswijziging naar wonen en de realisatie van meergezinswoningen, voor alle bestemmingsplannen binnen onderhavig plangebied, waarin woonbestemmingen zijn opgenomen. Hiermee wordt beoogd om één uniforme regeling, in lijn met recente jurisprudentie, op te nemen voor de gehele gemeente Kerkrade. Daarnaast is het doel van dit parapluplan om ten aanzien van het parkeren de oude verwijzing naar de Bouwverordening in de geldende bestemmingsplannen te laten vervallen, alsmede de parkeernormen uit eerdere bestemmingsplannen te vervangen, door uniforme bepalingen vast te stellen die verwijzen naar beleidsregels voor parkeernormen. Op deze wijze voorziet dit parapluplan in één uniforme parkeerregeling voor alle bestemmingsplannen binnen onderhavig plangebied.

1.4 Begrenzing plangebied

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op nagenoeg het gehele grondgebied van de gemeente Kerkrade, met uitzondering van bestemmingsplannen die in dezelfde periode in procedure zijn als onderhavig bestemmingsplan of op korte termijn alsnog worden herzien.

Tevens heeft dit bestemmingsplan geen betrekking op de vigerende bestemmingsplannen die enkel analoog zijn vastgesteld. Deze plannen kunnen alleen worden herzien, indien wordt voldaan aan artikel 8.1.2, lid 2 Besluit ruimtelijke ordening. Hierin is gesteld dat wanneer het (moeder)plan in ontwerp ter inzage is gegaan vóór 1 januari 2010, en er geen bestemming verandert, artikel 8.1.2, onder b van het Besluit ruimtelijke ordening (overgangsbepaling) van toepassing is. De digitaliseringverplichtingen zijn dan niet van toepassing. Deze plannen hebben namelijk geen identificatienummer. Om een digitale herziening te maken, moet er een verwijzing mogelijk zijn naar het identificatienummer van het geldende moederplan. De herziening mag bij deze plannen analoog conform het moederplan worden voorbereid en vastgesteld. In casu is dit het bestemmingsplan 'Kerkrade West 1', vastgesteld d.d. 24 november 2010. Dit parapluplan zal analoog worden vastgesteld en wordt niet meegenomen in onderhavig parapluplan.

Daarnaast kunnen bestemmingsplannen die al geactualiseerd hadden moeten zijn op grond van art. 3.1 Wro of het overgangsrecht in de Invoeringswet Wro ook niet worden meegenomen in onderhavig parapluplan. Deze bestemmingsplannen mogen daarom niet meer partieel herzien worden. Een integrale (digitale) herziening is hiervoor noodzakelijk. De gemeente kiest ervoor om op dit moment geen integrale herziening voor deze plannen door te voeren, maar per bestemmingsplan te actualiseren. Een aantal bestemmingsplannen wordt binnen afzienbare termijn geactualiseerd.

Tevens vallen geldende beheersverordeningen niet onder dit parapluplan. De reden hiervoor is dat beheersverordeningen een andere juridische grondslag hebben. Beheersverordeningen worden vastgesteld op basis van artikel 3.38 Wet ruimtelijke ordening. Bestemmingsplannen worden vastgesteld op basis van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar paragraaf 1.5 en de verbeelding.

1.5 Vigerende bestemmingsplannen

Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan gelden de navolgende plannen, die met dit parapluplan partieel worden herzien:

Bestemmingsplan   Vaststellingsdatum  
Kerkrade Noord   15-12-2010  
School Plein   20-12-2010  
Kerkrade Oost II   26-1-2011  
Kerkrade Oost I   4-7-2012  
Kerkrade Zuid   26-6-2013  
Kerkrade West III   26-6-2013  
Maria Gorettistraat   26-6-2013  
Heilust   26-6-2013  
Centrum, 2e herziening   26-6-2013  
Transferium Kerkrade West   26-2-2014  
Kerkrade Noord, 1e wijziging   27-5-2014  
Kerkrade West IV   24-9-2014  
Kerkrade Oost III   29-10-2014  
Kerkrade Noord, 2e wijziging   27-1-2015  
Anstelvallei   24-2-2016  
Kerkrade Oost II, 1e herziening   25-5-2016  
Kerkrade West I 1e herziening   25-5-2016  
Rodaboulevard   28-9-2016  
Bt Spekholzerheide   11-1-2017  
Kerkrade West I, 2e herziening   29-3-2017  

De hiervoor genoemde bestemmingsplannen blijven naast dit parapluplan van kracht. De regels behorende bij het parapluplan kunnen worden aangemerkt als een partiële herziening van de regels van de vigerende bestemmingsplannen.

1.6 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de relevante beleidskaders van het Rijk, de provincie, de regio en de gemeente. In hoofdstuk 3 komen de milieu-, water- en omgevingsaspecten aan bod. Hoofdstuk 4 bevat de toelichting op de juridische planopzet en de planregels. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op respectievelijk de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het planvoornemen en komt ten slotte in hoofdstuk 6 de procedure aan bod.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Inleiding

Bij ieder plan vindt inkadering binnen het beleid van de overheid plaats. Door een toetsing aan rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid ontstaat een duidelijk beeld van de marges waarbinnen het bestemmingsplan wordt opgezet. De beleidsinkadering dient een compleet beeld te geven van de ruimtelijke overwegingen en het relevante planologisch beleid.

Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. In dit hoofdstuk worden de belangrijke beleidsdocumenten, op provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau, toegelicht die gerelateerd zijn aan het verbod op woningsplitsing, woningomzetting, kamerbewoning en –verhuur, de gebruikswijziging naar wonen, de realisatie van meergezinswoningen en parkeren.

2.2 Rijksbeleid

2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het Rijksbeleid op het gebied van ruimtelijke ordening is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, als vastgesteld op 13 maart 2012. Met deze structuurvisie wordt de onder het motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’ reeds ingezette decentralisatie verder doorgezet. Dit houdt in dat verantwoordelijkheden worden overgedragen aan provincies en gemeenten. Deze overheden kunnen met hun regionale kennis en onderlinge samenwerkingsverbanden opgaven zelf integraal, doeltreffend en met kwaliteit aanpakken.

Op basis van de doelstellingen uit de structuurvisie zijn 13 nationale belangen benoemd. Geen van die nationale belangen raken direct onderhavig planvoornemen. Onderhavig planvoornemen is daarom niet in strijd met de betreffende nationale belangen.

2.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte genoemd, bevat regels ter bescherming van nationale belangen. De keuze voor deze belangen is reeds gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en wordt met het Barro juridisch verankerd. Verdere uitwerking heeft voorts plaatsgevonden in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro). In totaal gaat het om dertien nationale belangen.

In het kader van deregulering en decentralisatie is er voor gekozen om de regels zoveel mogelijk door te laten werken op het niveau van de lokale besluitvorming. Door de nationale belangen in bestemmingsplannen te borgen, worden deze belangen reeds in een vroeg stadium vastgelegd, wat bijdraagt aan een versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke druk. Enkele bepalingen hebben echter betrekking op provinciaal medebewind en ontheffingsmogelijkheden. In het bijzonder gaat het hier om de artikelen ten behoeve van Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en de EHS.

2.2.3 Besluit ruimtelijke ordening

Met het inwerkingtreding van het Barro heeft er ook een wijziging plaatsgevonden van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Bro is opgenomen dat gemeenten en provincies verplicht zijn om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen, wanneer een zodanig ruimtelijk besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt. Middels dit bestemmingsplan worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt en is de Ladder-onderbouwing dan ook geen vereiste.

2.2.4 Reparatiewer BZK Parkeren

Met de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening in 2008 werd aanvankelijk beoogd om de mogelijkheid om stedenbouwkundige bepalingen op te nemen in de Bouwverordening te schrappen. Uiteindelijk werd hiervan afgezien omdat te veel vragen bestonden of en over de wijze waarop met name het parkeren in het bestemmingsplan zou kunnen worden geregeld. De betreffende bepaling is nooit in werking getreden. Middels de inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK 2014 (Stb. 2014, 458) op 29 november 2014, is de Woningwet alsnog op dit punt aangepast. Hierdoor zijn de stedenbouwkundige bepalingen uit de Bouwverordening komen te vervallen. Voor bestemmingsplannen vastgesteld vóór die datum voorziet echter artikel 133, leden 1 en 2 van de Woningwet in een overgangsregeling. Die houdt in dat onder andere de artikelen 8, vijfde lid, en 9 van de Woningwet van toepassing blijven tot het tijdstip van wijziging van het bestemmingsplan voor het gebied, doch uiterlijk tot 1 juli 2018. Daarna moet een regeling zijn opgenomen in bestemmingsplannen of beheersverordeningen.

Inmiddels is ook het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd waardoor het mogelijk is geworden om in een bestemmingsplan te verwijzen naar beleidsregels. Er is in artikel 3.1.2, tweede lid, aanhef en onder a van het Bro een wettelijke grondslag geschapen om wat betreft het parkeren in het bestemmingsplan direct te verwijzen naar beleidsregels die parkeernormen bevatten. Daarbij is het mogelijk om middels een zogenaamde dynamische verwijzing te bepalen dat indien de beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening gehouden dient te worden met het gewijzigde beleid. Middels onderhavig bestemmingsplan wordt van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.

2.2.5 Conclusie

Middels deze partiële herziening worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt en zijn geen van de voorgenoemde rijksbelangen van belang. Geconcludeerd kan worden dat dit parapluplan past binnen het rijksbeleid.

2.3 Provinciaal beleid

2.3.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

Op 12 december 2014 zijn door Provinciale Staten het POL 2014 en de Omgevingsverordening Limburg 2014 vastgesteld. Zowel het POL 2014 als de Omgevingsverordening zijn op 16 januari 2015 in werking getreden. Het POL heeft vier wettelijke functies: structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), provinciaal milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), regionaal waterplan (Waterwet), Provinciaal Verkeers en Vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer). In het POL komen alleen die zaken aan bod, die op provinciaal niveau van belang zijn en vragen om regionale oplossingen. Dit sluit aan bij de basisfilosofie en tevens bij de aanpak van de rijksoverheid die zich beperkt tot een 13-tal nationale ruimtelijke belangen. Zo veel mogelijk ligt de verantwoordelijkheid bij gemeenten en andere partners die met hun lokale kennis prima maatwerk kunnen leveren.

In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, het versnellen van de energietransitie, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering.

De belangrijke principes in het Limburgs omgevingsbeleid zijn:

1. Kwaliteit staat centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', het bieden van ruimte voor verweving Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.

2. Uitnodigen staat centraal. Dat gaat meer over de manier waarop we samen met onze partners dat voortreffelijke leef- en vestigingsklimaat willen realiseren. Met instrumenten op maat en ruimte om te experimenteren. De provincie wil hierbij selectief zijn: het POL richt zich alleen op die zaken die er op provinciaal niveau echt toe doen en vragen om regionale oplossingen.

2.3.2 Omgevingsverordening Limburg

Op 12 december 2014 is door Provinciale Staten de Omgevingsverordening Limburg 2014 vastgesteld. Vervolgens hebben Provinciale Staten op 11 november 2016 de Wijzigingsverordening Omgevingsverordening Limburg 2014 vastgesteld. Deze verordening voorziet – voor zover relevant voor deze ontwikkeling – in de juridische borging van de eerder met de Limburgse gemeenten gemaakte bestuursafspraken over c.q. de regionale structuurvisies voor de thema's wonen, detailhandel, kantoren, bedrijventerreinen en vrijetijdseconomie in de Omgevingsverordening Limburg 2014. In de verordening is daartoe voorzien in bepalingen die stellen dat een ruimtelijke plan niet mag voorzien in ontwikkelingen die onder voornoemde thema's vallen en die niet voldoen aan die bestuursafspraken, dan wel niet voldoen aan het bepaalde in de betreffende regionale structuurvisie. Voor wat betreft het thema 'wonen' is aangegeven dat partijen na vaststelling uitvoering zullen geven aan een regionale structuurvisie.

De gemeenteraden van de gemeenten die zijn gelegen binnen de POL-regio Zuid-Limburg hebben in 2016 (gemeente Kerkrade op 28 september 2016) de Regionale Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg vastgesteld. Gezien het bepaalde in de Omgevingsverordening mag een (nieuw) ruimtelijk plan niet voorzien in een toevoeging van woningen aan de bestaande voorraad woningen dan wel de bestaande planvoorraad woningen. Dit verbod is niet van toepassing op ruimtelijke plannen die voldoen aan de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg.

Dit parapluplan voorziet niet in een toevoeging van woningen aan de voorraad dan wel de planvoorraad. Het plan beoogt juist ondubbelzinnig het splitsen van woningen uit te sluiten en ook het toevoegen van onzelfstandige wooneenheden, door kamergewijze woningen uit te sluiten, alsmede het toevoegen van woningen middels gebruikswijziging en realisatie van meergezinswoningen. Daarmee wordt voldaan aan het bepaalde in de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg (zie paragraaf 2.4.6).

2.3.3 Conclusie

Middels dit parapluplan zijn geen van de voorgenoemde provinciale belangen van belang. Er worden geen woningen toegevoegd aan de woningvoorraad. Middels dit plan wordt juist woningsplitsing, woningomzetting, kamerbewoning en –verhuur, de gebruikswijziging naar wonen en de realisatie van meergezinswoningen, uitgesloten. Parkeren is geen provinciale taak, maar een gemeentelijke taak. Er zijn derhalve geen provinciale belangen in het geding inzake de parkeernormen die in dit bestemmingsplan geregeld worden. Geconcludeerd kan worden dat dit parapluplan past binnen het provinciaal beleid.

2.4 Regionaal beleid

2.4.1 Intergemeentelijke structuurvisie Parkstad Limburg

In 2009 is de intergemeentelijke structuurvisie “Ruimte voor park en stad” vastgesteld. De structuurvisie bevat het kader voor de door de regiogemeenten gezamenlijk nagestreefde duurzame economische structuurversterking van de regio voor de periode tot 2030, als antwoord op onder meer de bestaande en voorziene sociale problematiek en demografische ontwikkelingen. De bevolkingskrimp die zich binnen de regio voordoet wordt daarbij gezien als kans om de kwaliteit van de woon-, werk- en leefomgeving duurzaam te versterken.

In de periode tot 2030 wordt ingezet op de volgende kwaliteiten:

  • meer en beter bereikbaar groen, meer ecologische kwaliteit en structuur, o.a. door een groter contrast van stad en land;
  • een sterke economie, voortbouwend op bestaande kwaliteiten en ontwikkelend op o.a. een innovatieve energiesector, toeristische dag- en verblijfrecreatie, een hoogwaardige zorginfrastructuur en dito opleidingsfaciliteiten;
  • een geherstructureerd stedelijk gebied met Heerlen-Centrum als Parkstad-centrum;
  • een hoogstedelijke kern die hoge, gevarieerde woonkwaliteit met passende voorzieningen biedt voor bestaande én nieuwe kansrijke doelgroepen;
  • een uitstekende ontsluiting en bereikbaarheid via een Parkstadring en het openbaar vervoer, waardoor Parkstad Limburg ook internationaal een steviger positie verwerft.

Deze ambities moeten daarbij vooral worden gezien als een aanzet om samen met betrokken partijen te komen tot kansrijke ideeën, welke vervolgens concreet kunnen worden uitgewerkt.

De visie maakt onderscheid in een tweetal structuurdragers, te weten de ontwikkeling van ruimtelijke kwaliteit en de economisch-maatschappelijke ontwikkeling, welke vervolgens zijn uitgewerkt in een viertal hoofdthema's:

  • 1. Ruimtelijke identiteit – regionale ontwikkeling met de natuur als goede buur. Het landschap is leidend. De beekdalen krijgen meer ruimte en waardevolle landschappen worden versterkt;
  • 2. Economie – meer vitaliteit vanuit historische en huidige kracht, onder andere toerisme;
  • 3. Wonen – meer kwaliteit voor een veranderende bevolking;
  • 4. Mobiliteit – meer samenhang, betere bereikbaarheid.
2.4.2 Herstructureringsvisie voor de woningvoorraad Parkstad Limburg (2009)

De Herstructureringsvisie geeft de kwantitatieve uitwerking van het regionale woonbeleid. De visie is vastgesteld door de Parkstad Raad in december 2009. In de Herstructureringsvisie wordt de noodzaak van het onttrekken van woningen aan de woningvoorraad nader onderstreept. Voor de periode 2010-2020 wordt duidelijk waar en op welke wijze de kwantitatieve en kwalitatieve veranderingsopgave plaats moet vinden, uitgedrukt in cijfers. Per gemeente is een transformatieopgave (de zogenaamde ‘envelop’) vastgesteld. Deze opgave wordt regelmatig gemonitord om te bekijken of het ingezette beleid haar vruchten afwerpt. Deze enveloppen bestaan uit een kwantitatieve en een kwalitatieve transformatieopgave (onttrekkingen ten gevolge van bevolkingsdaling en bouwplannen en vervangingsopgave.

De laatste berekening dateert uit 2017. Hieruit blijkt dat Kerkrade in totaal 1.110 woningen zou moeten afnemen in de periode 2017-2020. Voor de periode 2017-2030 betreft dit een aantal van 2.570 woningen2 . De transformatieopgave is gebaseerd op de bevolkingsontwikkeling en het leegstandspercentage. Dit aantal is exclusief de toevoeging van nieuwbouwwoningen die reeds op de Regionale Woningmarktprogrammering staan aangegeven.

Met overzichtskaarten is aangegeven waar de herstructureringsopgave gerealiseerd moet worden, waarbij onderscheid is gemaakt in drie typen gebieden:

1. Beheergebieden: In deze gebieden vindt geen herstructurering van de woningvoorraad plaats. Binnen beheergebieden kunnen wel overige ontwikkelingen plaatsvinden, niet zijnde woningbouwherstructurering.

2. Verdunningsgebieden: In verdunningsgebieden zal de verdunningsopgave landen. Dit zijn gebieden waar een kwaliteitsslag gemaakt kan worden door verdunning, voor wat betreft o.a. het wonen, het verminderen van druk op het openbaar gebied, vergroening en verbetering van leefbaarheid in het algemeen. Hierbij kan gedacht worden aan sloop en nieuwbouw, maar ook aan bijvoorbeeld samenvoeging en aanpassing van woningen.

3. Ontwikkelingsgebieden: Dit zijn gebieden waar door de gemeenten (en partners), in het kader van de krimp, reeds integrale plannen zijn opgesteld die structuur-en functieverandering omvatten en die bekend zijn in de gemeente. Het zijn de plannen waarmee de partners willen starten met de herstructurering in het licht van de in deze visie omschreven opgave. Naast ontwikkelingsgebieden in het kader van de krimp, kunnen ook nog andere (grootschalige) ontwikkelingen binnen de gemeenten gepland of in uitvoering zijn die losstaan van de krimpopgave. Tevens kan in een aantal ontwikkelingsgebieden een deel van de verdunningsopgave landen.

2.4.3 Structuurvisiebesluit Wonen en Retail (2011)

Op 31 oktober 2011 heeft de Parkstadraad het Structuurvisiebeleid Wonen en Retail vastgesteld. In het regionale woon- en retailbeleid is het mede uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gezien de voorziene ontwikkelingen van het aantal huishoudens in Parkstad Limburg, niet gewenst op de regionale woning- en retailvoorraad verder te laten toenemen om het (toekomstige) overschot aan woningen en winkels niet nog verder te laten toenemen.

Wel blijft de noodzaak aanwezig om de samenstelling van de woningvoorraad en het winkelvastgoed aan te passen aan de veranderende woonwensen. Daarvoor zullen nieuwe woningen moeten worden gerealiseerd die dienen als vervanging van bestaande voorraad. Met het Structuurvisiebesluit worden de potentiële mogelijkheden tot het realiseren van wonen en retail, die nu nog in bestemmingsplannen aanwezig zijn maar nog niet gerealiseerd zijn, beperkt door aan te kondigen dat deze bij actualisatie van bestemmingsplannen na 1-1-2013 in evenwicht worden gebracht met vraag en aanbod. Het structuurvisiebesluit zegt het volgende over de uitvoering:

  • Vanaf 1 januari 2013 zullen - voor bestemmingsplannen waarin woonbestemmingen zijn opgenomen die dan nog niet in realisatie zijn - herzieningen van deze bestemmingen op basis van de actualisering in procedure worden gebracht, deze woonbestemmingen komen te vervallen tenzij deze zijn opgenomen in/ passen binnen de regionale afsprakenkaders (o.a. woningbouwprogrammering);
  • Vanaf het moment van vaststelling van dit beleid zullen geen bestemmingsplannen in procedure worden gebracht die leiden tot een toename van de regionale woningvoorraad, tenzij deze zijn opgenomen in/ passen binnen de regionale afsprakenkaders (o.a. woningbouwprogrammering);
  • De gemeenten in Parkstad Limburg zullen geen medewerking verlenen aan het verstrekken van een ontheffing dan wel omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan indien daarbij sprake is van toevoegen van woningen aan de regionale woningvoorraad, tenzij deze zijn opgenomen in/passen binnen de regionale afsprakenkaders (o.a. woningbouwprogrammering);
  • Vanaf 1 januari 2013 zullen voor bestemmingsplannen waarin detailhandelbestemmingen zijn opgenomen die dan nog niet in realisatie zijn, herzieningen van deze bestemmingsplannen op basis van de actualisatieslag in procedure worden gebracht, deze detailhandelbestemmingen komen te vervallen tenzij deze zijn opgenomen in / passen binnen de regionale afsprakenkaders (o.a. beslisboom Retailstructuurvisie);
  • Vanaf het moment van vaststelling van dit beleid zullen geen bestemmingsplannen in procedure worden gebracht die leiden tot een toename van de regionale retailvoorraad, tenzij deze zijn opgenomen in / passen binnen de regionale afsprakenkaders (o.a. beslisboom Retailstructuurvisie);
  • De gemeenten in Parkstad Limburg zullen geen medewerking verlenen aan het verstrekken van een ontheffing dan wel een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan indien daarbij sprake is van toevoegen van retailoppervlakte aan de regionale retailvoorraad, tenzij deze zijn opgenomen in / passen binnen de regionale afsprakenkaders (o.a. beslisboom Retailstructuurvisie);
  • Indien noodzakelijk kan het Parkstadbestuur middels een beleidsregel de wijze van uitvoering herzien.

Dit structuurvisiebesluit houdt dus in dat alle plannen die niet op de Regionale woningmarktprogrammering staan benoemd, bij de aanpassing van de bestemmingsplannen worden geschrapt.

2.4.4 Regionale Woonstrategie 2012-2020; Kiezen voor Parkstad (2012)

In december 2012 heeft de Parkstadraad de ‘Regionale Woonstrategie 2012 – 2020; Kiezen voor Parkstad’ vastgesteld. De Woonstrategie schetst de keuzes die gemaakt worden om de uitvoering van de herstructurering die inmiddels in volle gang is, verder vorm te geven. Tevens wordt alle betrokken partijen – bewoners, corporaties, marktpartijen en overheden – gevraagd om samen te blijven werken aan een duurzaam vitaal Parkstad.

Met vaststelling van de woonstrategie kiest Parkstad in de periode tot 2020 voor een aantal thema's waar de focus op zal liggen, te weten:

  • 1. het beperken van de plancapaciteit (prioriteiten stellen en het gericht terugbrengen van het volume);
  • 2. de aanpak van de particuliere voorraad, en;
  • 3. het bevorderen van doorstroming op de woningmarkt (focus op doelgroepen).

De aanpak zal per thema verschillend van aard zijn. Parkstad heeft hierin een sturende en faciliterende rol, maar zonder bijdragen van haar partners kunnen de voorgenomen activiteiten niet worden uitgewerkt.

2.4.5 Regionale Woningmarktprogrammering 2013-2016 Parkstad Limburg (2013)

De Parkstadraad heeft op 11 december 2013 de regionale woningmarktprogrammering voor de periode 2013- 2016 vastgesteld. Deze regionale woningmarktprogrammering is nog steeds vigerend. In 2018 zal deze geactualiseerd worden. Dit betreft de uitwerking van de Regionale Woonstrategie. Met deze regionale woningmarktprogrammering spreken de gemeenten in Parkstad Limburg uit, rekening te houden met elkaars belangen en te streven naar een evenwichtige woningmarkt. De regionale woningmarktprogrammering koppelt kwaliteit aan kwantiteit en is daarmee een belangrijk instrument voor de regiogemeenten. De gemeenten geven met deze regionale woningmarktprogrammering aan welke woningbouwprojecten het best aansluiten bij de huidige marktomstandigheden en hoe in de toekomst met nieuw toe te voegen woningbouwprojecten wordt omgegaan. Hiermee wordt beoogd om de regio Parkstad een aantrekkelijke woonregio te maken. De regionale woningmarktprogrammering geeft enerzijds de regels aan hoe om te gaan met bestaande en nieuwe woningbouwplannen. Anderzijds is er een projectenlijst, die gecategoriseerd is en waarbij een werkwijze is afgesproken. Anders dan voorheen is de regionale woningmarktprogrammering dus meer dan alleen een overzichtslijst van projecten.

Het doel van de regionale woningmarktprogrammering is om volume terug te brengen een daarbij te sturen op de frictie in kwaliteit.

In de regionale woningmarktprogrammering is een onderscheid gemaakt tussen bestaande en nieuwe projecten. In beide gevallen geldt dat er zowel kwantitatieve als kwalitatieve toetsing plaats heeft gevonden. De kwantitatieve toets is voor beiden gelijk, de kwalitatieve toets verschilt. De bestaande projecten zijn vanuit een markttechnisch perspectief getoetst op de locatie van het woningbouwproject en de productmarktcombinatie. Dit heeft erin geresulteerd dat de bestaande woningbouwprojecten kunnen worden verdeeld in de volgende categorieën:

  • Categorie 1: Herstructureringsprojecten.
  • Categorie 2: Goede projecten.
  • Categorie 3: De juiste plek verdient de juiste woning.
  • Categorie 4: Toevoegen, maar tegelijk slopen is essentieel.
  • Categorie 5: Te veel concurrentie.
  • Categorie 0: Éénpitters.

Bij nieuwe projecten staat de transformatieopgave op het niveau van woongebieden centraal. Een nieuw initiatief kan worden toegevoegd aan de regionale woningmarktprogrammering, als bij de kwantitatieve en kwalitatieve afweging wordt voldaan aan enkele voorwaarden. In dit bestemmingsplan zijn nog enkele bouwmogelijkheden aanwezig. Al deze mogelijkheden zijn opgenomen in een van de categorieën van de projectenlijst van de regionale woningmarktprogrammering.

Binnen onderhavig plangebied zijn geen nieuwbouwontwikkelingen aanwezig die in de Regionale Woningmarktprogrammering zijn opgenomen.

2.4.6 Regionale Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg (SVWL)

Deze regionale structuurvisie is op 28 september 2016 door de gemeenteraad van Kerkrade vastgesteld. De SVWL is opgesteld door de 18 Zuid-Limburgse gemeenten (Beek, Brunssum, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Meerssen, Nuth, Onderbanken, Schinnen, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg aan de Geul en Voerendaal). Deze visie verwoordt de gezamenlijke aanpak van de Zuid-Limburgse gemeenten om te komen tot een excellent woon- en leefklimaat in Zuid-Limburg door een goed functionerende woningmarkt met aantrekkelijke, elkaar aanvullende woonmilieus. Dit is een voorwaarde voor het benutten van de economische potentie van de regio, een ambitie die Zuid-Limburg hoog in het vaandel heeft. De driedelige opgave die de structuurvisie bevat is:

  • het verdunnen van de bestaande voorraad waar sprake is van een overschot;
  • het terugdringen van de (ongewenste) planvoorraad tot het niveau van de transformatieopgave en;
  • het toevoegen van woonproducten waar een tekort aan is, passend binnen de uitgangspunten van de structuurvisie.

Om invulling te kunnen geven aan deze opgaven zijn een dertiental beleidsafspraken gemaakt. Zo is onder meer afgesproken dat in een subregionale woningmarktprogrammering de toevoegingen en onttrekkingen op basis van de transformatieopgave per gemeente worden vastgelegd, wordt voorzien in het schrappen van harde plancapaciteit aan met name de randen van steden en kernen en in te zetten op herinvulling van cultuurhistorisch waardevol bestaand vastgoed. Tevens is voorzien in een compensatieregeling voor het toevoegen van nieuwe woningen. De transformatieopgave per gemeente staat centraal in de ontwikkeling van de woningvoorraad. De transformatieopgave wordt bepaald door de combinatie van de leegstand in de woningvoorraad (minus een frictieleegstand van 2%) en de huishoudensontwikkeling. Daarnaast wordt er ingezet op het terugdringen van illegale kamerverhuur en op passende alternatieven voor kwetsbare groepen die behoefte hebben aan goedkope woonruimte.

2.4.7 Conclusie

Dit parapluplan past binnen voorgenoemd regionaal beleid. Het plan voorziet namelijk niet in een toevoeging van woningen aan de (plan)voorraad. Het plan beoogt juist uitsluiting van , de gebruikswijziging naar wonen , woningomzetting, kamerbewoning en –verhuur en de realisatie van meergezinswoningen.

2.5 Gemeentelijk beleid

2.5.1 Regionale Woonvisie Parkstad Limburg, Lokale woonvisie gemeente Kerkrade, 2017-2021

Deze Woonvisie is op 19 april 2017 door de gemeenteraad van Kerkrade vastgesteld. Het doel van deze Woonvisie is richting geven aan de actuele ontwikkelingen op de woningmarkt: het in balans brengen van vraag en aanbod (zowel kwalitatief als kwantitatief), zodat rekening wordt gehouden met de veranderende bevolkingsontwikkeling en veranderende woonwensen. Daarnaast geeft de Woonvisie invulling aan de nieuwe samenwerking tussen gemeente, woningcorporaties en huurdersorganisaties, ingegeven door de herziene Woningwet.

Uit de visie volgt dat de gemeente Kerkrade een grote opgave kent om de woningmarkt gezond te maken. Er is veel sprake van leegstaande woningen en het aantal huishoudens neemt de komende jaren af. Daardoor is er in de toekomt minder behoefte aan woningen. De bestaande woningvoorraad moet worden aangepast op deze ontwikkelingen, zodat vraag en aanbod op elkaar aansluiten. Er is echter wel sprake van een kleine toevoeging aan de vraag naar sociale huurwoningen op korte termijn. Op de lange termijn zal de vraag naar sociale huur echter afnemen. Particuliere verhuurders spelen in op de dringende behoefte aan woonruimte onder kwetsbare doelgroepen. Deels is dit legale, maar soms ook (illegale) kamerverhuur. Regelmatig is de woonkwaliteit van deze illegale kamerverhuur onder de maat, met negatieve effecten op de leefbaarheid. Gemeente Kerkrade staat woningsplitsing en (illegale) kamerverhuur niet toe. Middels onderhavig parapluplan wordt dit beleid planologisch-juridisch geregeld voor alle bestemmingsplannen binnen onderhavig plangebied.

2.5.2 Structuurvisie Kerkrade 2010-2020

In de 'Structuurvisie Kerkrade 2010-2020', die op 30 maart 2011 is vastgesteld, heeft de raad de ambitie van Kerkrade voor 2020 uitgesproken: Kerkrade als Europese en gastvrije stad. Kerkrade moet in 2020 een bruisende stad zijn waarin inwoners en bezoekers zich veilig en thuis voelen, een centrum met een goed aanbod en waar altijd iets te doen is. Verder is de stad goed verbonden met de omliggende (Eu)regio en heeft het aanbod van toerisme en recreatie zich sterk ontwikkeld. Kerkrade is in 2020 een stad waar haar inwoners trots op kunnen zijn.

Het betreft een gemeentelijk strategisch beleidsdocument, waarin op hoofdlijnen de afwegingen en keuzes voor de gehele gemeente voor de komende tien jaar zijn beschreven. Het is een richtinggevend document waarin duidelijk wordt welk sociaal, economisch en ruimtelijk beleid de gemeente nastreeft. De visie schetst een beeld van Kerkrade, van haar ontstaan en van de wijze waarop de gemeente samen met inwoners en andere partijen de komende jaren aan de slag wil gaan. De ambitie van Kerkrade is om een Europese en gastvrije stad te zijn. Voor de thema’s Landschap en Groen, Infra, Wonen, Werken, Voorzieningen en Toerisme en Recreatie zijn kaarten opgenomen waarin de gewenste ontwikkelingen zijn opgenomen. Ook is per thema beschreven “Wat we willen zijn” en “Wat we gaan doen”. Dit vormt de strategie en geeft de gewenste aanpak per thema aan. Met betrekking tot het thema "Wonen" is met name relevant dat gesteld wordt dat sprake is van een overschot aan woningen (kwalitatief). Middels onderhavig parapluplan wordt voorkomen dat er nog meer woningen worden toegevoegd, middels woningsplitsing, woningomzetting, kamerbewoning en –verhuur, de gebruikswijziging naar wonen of de realisatie van meergezinswoningen. Gelet hierop past dit plan binnen deze structuurvisie.

De gemeentelijke structuurvisie is nader uitgewerkt in drie stadsdeelvisies: stadsdeelvisie Kerkrade West (februari 2011), Kerkrade-Oost I (december 2012) en Kerkrade Noord en Oost II (februari 2014). De visies zijn in samenwerking met de actieve woningcorporaties in Kerkrade opgesteld en hebben met name betrekking op het bebouwde deel van Kerkrade.

2.5.3 Stadsdeelvisie Kerkrade West

Voor het stadsdeel West is een visie opgesteld voor de periode tot 2020 (met een doorkijk tot 2030): De recreatie van Kerkrade West, met minder meer creëren, december 2010. De stadsdeelvisie Kerkrade West is op 23 februari 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Deze visie vormt een nadere uitwerking van de gemeentelijke structuurvisie. De stadsdeelvisie is een integratiekader voor de fysieke, sociale en economische structuurversterking van Kerkrade-West en bevat een uitvoeringsprogramma om te komen tot een duurzame wijk. De visie is als pilot aangemerkt voor de Limburgse Wijkenaanpak waarbij het thema leefbaarheid centraal staat.

2.5.4 Stadsdeelvisie Kerkrade Oost I

Voor het stadsdeel Kerkrade Oost I, is een visie opgesteld tot 2030. De visie heeft als titel meegekregen “Onbegrensd leven, wonen en werken in de Bovenstad tussen Anstel en Worm”. Deze titel geeft oppakkende wijze het wenkend toekomstperspectief aan en vormt het raamwerk voor toekomstige ontwikkelingen en initiatieven.

De stadsdeelvisie Kerkrade Oost I is op 19 december 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. Deze stadsdeelvisie vormt een uitwerking van de gemeentelijke structuurvisie. De stadsdeelvisie is een integratiekader voor de fysieke, sociale en economische structuurversterking van KerkradeOost I en bevat een uitvoeringsstrategie met prioritaire deelgebieden om de leefbaarheid te verbeteren en het stadsdeel te herontwikkelen tot een aantrekkelijk woongebied waarbij de grensligging met Duitsland optimaal zal worden benut.

2.5.5 Stadsdeelvisie Noord en Oost II

Op 26 februari 2014 heeft de Gemeenteraad van de gemeente Kerkrade de stadsdeelvisie Noord en Oost II 'Klaar voor de toekomst Kerkrade Noord en Oost II' vastgesteld. Het doel van deze stadsdeelvisie is het neerzetten van een duurzaam toekomstperspectief tot 2030 voor twee stadsdelen die te maken krijgen met grote demografische veranderingen. De gemeente Kerkrade en de woningcorporaties Wonen Limburg en Wonen Zuid hebben de stadsdeelvisie voor Noord en Oost II gezamenlijk opgesteld. Door de vergrijzing, ontgroening en krimpende bevolking hebben Kerkrade Noord en Oost II in de toekomst minder, en soms ook andere, woningen nodig. In de Herstructureringsvisie zijn door middel van de 'envelop' afspraken gemaakt over de transformatieopgave, ofwel het aantal te onttrekken woningen, in een gebied. Voor Oost II gaat dit om 165 woningen. In de gemeentelijke structuurvisie onderscheidt men een drietal typen gebieden: ontwikkelen (met veel sloop en functieverandering), verdunnen (kwaliteitsslag door sloop en samenvoegen van woningen, meer openbaar gebied, vergroening en verbetering van de leefbaarheid) en beheren (zonder specifieke opgave).

2.5.6 Gemeentelijk Verkeers- en VervoersPlan Kerkrade 2017

Als vigerend lokaal beleid ten aanzien van verkeer geldt het Gemeentelijk Verkeers- en VervoersPlan Kerkrade 2017 (GVVP). Het doel het GVVP is het op- en vaststellen van een beleidskader waarin alle facetten op het gebied van verkeer en vervoer integraal op elkaar zijn afgestemd, waardoor een optimale harmonie tussen mens, voertuig en weg ontstaat en zodoende een bijdrage wordt geleverd aan de bereikbaarheid, verkeersveiligheid en (verkeers)leefbaarheid in Kerkrade.

Het GVVP geeft invulling aan de volgende beleidsthema's:

  • Bereikbaarheid (wegenstructuur);
  • Verkeersveiligheid en vormgeving wegennet;
  • Parkeren;
  • Langzaam Verkeer;
  • Openbaar vervoer;
  • Leefbaarheid en overige (verkeers)aspecten.

Daarnaast zijn een aantal overige (verkeers)aspecten in dit GVVP opgenomen, die of niet goed in te passen zijn in één van voorgaande thema's, of zowel onder leefbaarheid als een ander thema kunnen vallen, of van toepassing (kunnen) zijn op alle thema's. Denk hierbij aan het doorgeven en de afhandeling van meldingen, het nemen van verkeersbesluiten, de communicatieactiviteiten in relatie tot het informeren van burgers en belanghebbenden, gladheidbestrijding, de gevolgen van de toekomstige Omgevingswet, belangrijke aandachtspunten vanuit andere beleidsvelden, etc.

Binnen onderhavig parapluplan wordt een uniforme parkeerregeling opgenomen. Bij het bouwen van nieuwe bouwwerken dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en te worden voldaan aan de Visie parkeerbeleid en maatregelenpakket.

2.5.7 Conclusie

Door middel van het verbod op woningsplitsing, woningomzetting, kamerbewoning en –verhuur, de gebruikswijziging naar wonen en de realisatie van meergezinswoningen in dit parapluplan, wordt voorkomen dat er nog meer ongewenste (illegale) vormen van kamerverhuur en woningtoevoegingen zullen worden gerealiseerd. Dit zal de woonkwaliteit en leefbaarheid ten goede komen. Dit past binnen de gemeentelijke structuurvisie en de verschillende stadsdeelvisies, waarin verbetering van de leefbaarheid centraal staat. Daarnaast wordt het gemeentelijk parkeerbeleid voor onderhavig plangebied planologisch-juridisch gewaarborgd middels een dynamische verwijzing. Gelet hierop kan geconcludeerd worden dat onderhavig plan past binnen het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 3 Milieuaspecten

3.1 Milieu

Aangezien dit parapluplan enkel betrekking heeft op een beperking van het gebruik van woningen die reeds als zodanig zijn bestemd (geen woningsplitsing en geen kamerbewoning en -verhuur) en er geen milieugevoelige functies worden toegevoegd, zijn er geen milieuaspecten in het geding die de uitvoerbaarheid van het plan, dan wel een goede ruimtelijke ordening in de weg kunnen staan.

3.2 Water

Water vormt een steeds belangrijker aspect bij ontwikkelingen op onder meer het gebied van woningbouw en bedrijventerreinen. Belangrijke thema's zijn: het vasthouden in plaats van direct afvoeren van hemelwater, het hergebruik van water, het zuinig omgaan met drinkwater en het beperken van de onttrekking van grondwater. Het is dan ook verplicht om bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de toelichting van een bestemmingsplan aan te geven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Aangezien dit parapluplan niet voorziet in een uitbreiding van bebouwd dan wel verhard oppervlak, zijn er geen waterhuishoudkundige aspecten in het geding.

3.3 Archeologie en cultuurhistorie

Bij ruimtelijke planvorming is in een vroeg stadium aandacht nodig voor de bescherming van archeologische en cultuurhistorische waarden binnen het plangebied. Dit bestemmingsplan leidt niet tot nieuwe bodemingrepen die negatief van invloed kunnen zijn op eventuele archeologische waarden in de bodem. Bovendien is de bescherming van eventuele archeologische waarden geborgd door middel van dubbelbestemmingen in de reeds geldende bestemmingsplannen, die naast dit parapluplan gewoon van kracht blijven.

Gezien de aard en strekking van dit parapluplan is het ook niet van invloed op eventuele cultuurhistorische waarden binnen het plangebied van dit parapluplan.

3.4 Natuurwaarden

Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet in het kader van de uitvoerbaarheid en een goede ruimtelijke ordening ook rekening worden gehouden met de invloed van het planvoornemen op beschermde soorten en hun verblijfplaatsen en op beschermende natuurgebieden zoals Natura 2000-gebieden. Aangezien dit plan slechts voorziet in een partiële herziening van de planregels voor de binnen de gemeente geldende woonbestemmingen en die herziening niet leidt tot fysieke ingrepen of een intensivering van het gebruik van deze woningen, is het plan niet van invloed op beschermde soorten en hun verblijfplaatsen dan wel op beschermde natuurgebieden.

Hoofdstuk 4 Juridische opzet

4.1 Inleiding

Het voorliggende parapluplan bestaat uit een plancontour, regels en een toelichting. De plancontour en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. De plancontour en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.

4.2 Wettelijk kader

Het wettelijk kader wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De wettelijke regeling voor bestemmingsplannen is vervolgens verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het bestemmingsplan dient te voldoen aan de als bijlage bij de voornoemde Regeling opgenomen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Dit betekent dat bestemmingsplannen kwalitatief gelijkwaardig zijn en uniform in aanpak, uitvoering, uitwisseling van gegevens en raadpleging daarvan.

4.3 Verhouding tot geldende bestemmingsplannen

Dit bestemmingsplan voorziet in een partiële herziening van alle vigerende bestemmingsplannen binnen de gemeente Kerkrade die meegenomen kunnen worden volgens wettelijke regelingen (zie voor nader uitleg paragraaf 1.4). De betreffende bestemmingsplannen voldoen aan de (digitale) eisen die het Besluit ruimtelijke ordening en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening daaraan stellen. Het plangebied wordt begrensd door de hiervoor bedoelde plancontour. De geldende bestemmingsplannen blijven van kracht en er worden geen wijzigingen aangebracht in de diverse verbeeldingen. De regels worden slechts aangepast voor zover de regels van dit parapaluplan dat bepalen. Voor het overige blijven de geldende plannen onverkort van kracht. Dit parapluplan dient daarom altijd te worden gelezen in samenhang met het geldende 'moederplan' en vice versa.

4.4 De regels

De regels van het bestemmingsplan ‘Parapluplan stedelijk gebied Kerkrade’ zijn opgebouwd conform de door het SVBP2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels, en ten slotte de overgangs- en slotregels.

In Hoofdstuk 1 Inleidende regels worden alle plannen binnen het gehele grondgebied van de gemeente met uitzondering van de plangebieden van de bestemmingsplannen en beheersverordeningen zoals genoemd in paragraaf 1.4 van toepassing verklaard. Daarnaast worden de in de regels voorkomende begrippen beschreven, die voor de leesbaarheid en de uitleg van het plan van belang zijn. Bij de toetsing aan het plan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

In Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zijn alle wijzigingen opgenomen die in de betreffende bestemmingsplannen worden aangebracht ten aanzien van woningsplitsing, woningomzetting, kamerbewoning en –verhuur, de gebruikswijziging naar wonen en de realisatie van meergezinswoningen. Per bestemmingsplan is een apart artikel opgenomen. Middels deze regels wordt woningsplitsing, woningomzetting, kamerbewoning en –verhuur en de realisatie van meergezinswoningen uitgesloten. Op deze wijze dient ter realisatie van een van deze ontwikkelingen een buitenplanse procedure te worden gevolgd. Op deze wijze kan ter zijner tijd worden getoetst aan het op dat moment geldende beleid ten aanzien van woningsplitsing en kamerverhuur.

In Hoofdstuk 3 Algemene regels is een regeling opgenomen ten aanzien van parkeren. Hierbij wordt middels een dynamische verwijzing verwezen naar het gemeentelijke parkeerbeleid.

In Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels zijn de overgangs- en slotregels opgenomen. Bij de overgangsregels is het van belang dat dit parapluplan nieuwe gevallen van kamerverhuur, woningomzetting en woningsplitsing uitsluit. Indien woningsplitsing en of kamerbewoning eerder in overeenstemming met een op dat moment vigerend bestemmingsplan is gerealiseerd, valt dit nu binnen het overgangsrecht. Deze gevallen mogen dan dus worden voortgezet.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Inleiding

Naast het toetsen van het planvoornemen aan diverse milieu- en veiligheidsaspecten, dient ook getoetst te worden aan de uitvoerbaarheid van het planvoornemen. Hierbij wordt gekeken naar de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Aangezien onderhavige regeling geen betrekking heeft op een specifiek bouwproject zoals genoemd in artikel 6.2.1 Bro is het opstellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk. Aan het onderhavige bestemmingsplan zijn, behoudens de kosten voor het opstellen van het plan en het begeleiden van de procedure voor de gemeente geen kosten verbonden. Het plan is financieel uitvoerbaar.

5.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het parapluplan wordt conform de gebruikelijke procedure gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kan een ieder reageren op het planvoornemen en zijn of haar zienswijzen indienen.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 De te volgen procedure

Het parapluplan doorloopt de volgende procedure:

a. Voorbereiding

b. Ontwerp

publicatie en terinzagelegging overeenkomstig afdeling 3.4 Awb en Wro

Een ieder kan gedurende deze terinzagelegging een zienswijze indienen bij de gemeenteraad

c. Vaststelling

Vaststelling door de Raad

Mogelijkheid reactieve aanwijzing

Publicatie en terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan gedurende de beroepstermijn

d. Inwerkingtreding

Na afloop van de beroepstermijn (tenzij binnen de beroepstermijn een verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan)

e. Beroep

Beroep bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

In het kader van deze procedure is het voor eenieder mogelijk om zijn/haar zienswijze (bij de gemeenteraad) kenbaar te maken. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen, wordt daarvan steeds melding gemaakt. Wanneer beroep wordt ingesteld, beslist uiteindelijk c.q. in hoogste instantie, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het bestemmingsplan.

6.2 Vooroverleg

Volgens artikel 3.1.1 van het Bro dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met een aantal instanties. Gezien de relatief beperkte impact van dit parapluplan zijn geen rijks- of provinciale belangen in het geding. Het is de verwachting dat instanties geen opmerkingen zullen maken op dit bestemmingsplan.

6.3 Vaststelling

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 31 mei 2018 gedurende zes weken, dat wil zeggen tot en met 11 juli 2018, ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is één zienswijze tegen het plan ingediend. Ook hebben ambtshalve aanpassingen plaatsgevonden. Het bestemmingsplan is ten opzichte van het ontwerp dan ook gewijzigd vastgesteld.