Plan: | Montfortstraat sectie C6439 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0917.BP010300W000002-0401 |
In 2008 is de „Stadsvisie 2026„ door de raad van de gemeente Heerlen vastgesteld. In deze visie worden de belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen benoemd waar Heerlen mee te maken heeft en die ook in de komende jaren van groot belang zullen zijn: de bevolkingskrimp als gevolg van vergrijzing en ontgroening, de individualisering van de samenleving en de daarmee onder druk staande sociale cohesie in buurten en de mondialisering van de economie. Aan de hand van deze thema.s worden kansen gezocht voor de komende jaren. Deze lijken met name te liggen in samenwerking op regionaal (Parkstad Limburg), nationaal (Tripool Zuid-Limburg, G27) en internationaal (MAHHL, Eurocities, Heerlen-Aken) gebied. Naast deze kansen vormt de belangrijkste bedreiging het verminderen van de aantrekkelijkheid, veiligheid en levendigheid van het stadscentrum, waarbij het van belang wordt geacht dat de inwoners zich samen met de stad ontwikkelen. De afgelopen jaren heeft ten aanzien van veiligheid en levendigheid een duidelijke verbeteringsslag plaatsgevonden, die de komende jaren moet worden doorgezet.
Met het thema “Van Coriovallum naar Corioforum” worden vier speerpunten geformuleerd voor Heerlen: Centrumstad, Ondernemende stad, Jeugdige stad en Netwerkstad. De visie wordt samengevat als ”Heerlen 2026: Energiek hart van Parkstad”. Op het onderhavige bouwplan is met name het speerpunt Centrumstad van toepassing. Voor de binnenstad wordt kwaliteit, diversiteit en levendigheid beoogd. Eén van de uitgangspunten daarbij is het stimuleren van wonen in en direct rond de binnenstad, zodat deze optimaal bewoond en leefbaar blijft. Daarbij moet de kwaliteit van woningen en woonmilieus centraal staan.
Deze Stadsvisie kent geen specifieke uitgangspunten voor dit solitaire bouwplan.
Op 11 mei 2004 heeft de gemeenteraad de nota Ruimtelijke kwaliteit Heerlen vastgesteld.
Na ruim 6,5 jaar met deze nota te hebben gewerkt, was deze aan herziening toe. Op 3 april 2012 heeft de gemeenteraad de Nota Ruimtelijke Kwaliteit 2011 vastgesteld.
Voor deze ingrijpende herziening zijn meerdere redenen aan te geven, waarvan de volgende de belangrijkste zijn:
1. In de afgelopen periode heeft de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Heerlen (CRKH) haar werkwijze geëvalueerd. Naar aanleiding hiervan heeft zij geconcludeerd dat zij behoefte had aan een duidelijker toetsingskader zodat efficiënter en meer praktijk gericht gewerkt kan worden;
2. De verhouding tussen de welstandscriteria en de bestemmingsplanregels waren niet altijd even duidelijk. Ook leidt de inwerkintreding van het Bor (Besluit omgevingsrecht, sinds 1 oktober 2010) er toe dat er meer bouwwerken vergunningvrij zijn geworden. Tevens legt het Bor een nieuwe en bijzondere relatie met het bestemmingsplan inzake vergunningvrijheid. De huidige nota is nog niet op het Bor afgestemd;
3. In de loop van de tijd zijn er beeldkwaliteitplannen opgesteld, maar de criteria die genoemd zijn in beeldkwaliteitplannen zijn niet opgenomen in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit, waardoor voor deze gebieden een formeel toetsingskader ontbreekt;
4. Sinds 1 oktober 2010 is de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) van kracht. De inwerkingtreding van deze wet heeft gevolgen voor verschillende aspecten van het welstandstoezicht en voor de beschrijving daarvan in een welstandsnota. De huidige nota is hier nog niet op aangepast;
5. De wens bestaat dat de Nota Ruimtelijke kwaliteit integraal en digitaal raadpleegbaar wordt via internet.
In september 2001 is het Waterplan 2001-2015 voor de gemeente Heerlen opgesteld. In het waterplan is de gezamenlijke visie van het waterschap Roer en Overmaas, Zuiveringschap Limburg en de gemeente op het stedelijk waterbeheer weergegeven. Het watersysteem is een samenhangend systeem van riolering (afvalwater), oppervlaktewater (zowel kwaliteit als kwantiteit), grondwater en natuur. Integraal waterbeheer is een sleutelbegrip in het waterplan. Per deelgebied is een ambitieniveau aangegeven, dat aangeeft welke doelen bereikt moeten zijn in 2015. In september 2001 is het Waterplan 2001-2015 voor de gemeente Heerlen opgesteld. Het plangebied ligt binnen het deelgebied Caumerbeekdal-overig. De ambitie voor dit deelgebied is eerlijk water. Dit is het laagste ambitieniveau. De gebruiks- en belevingswaarde van het water staan centraal.
Het Beleidsplan Stedelijk Watermanagement 2011-2015, afgekort BSW, is het vervolg op het GRP (Gemeentelijk Riolering plan) 2006-2010 en geeft invulling aan de gemeentelijke zorgplichten voor riolering. De Wet Gemeentelijke Watertaken uit 2008 en de Waterwet van 22 december 2009 hebben invloed op de gemeentelijke zorgplicht. Deze zijn nu verbreed naar stedelijk afvalwater, hemel water en grondwater. Daarnaast is vanuit de Europese KaderRichtlijn Water (KRW) de verantwoordelijkheid toegenomen die de gemeenten hebben voor de waterkwaliteit.
De taakverbreding vraagt om het opstellen van een integraal plan, het Beleidsplan Stedelijk Watermanagement met een looptijd van 2011 tot en met 2015. Het beleid wordt uitgewerkt in jaarlijkse operationele programma's die worden opgesteld in nauw overleg met het opstellen van de gemeente begroting.
Hoofddoelstelling van het BSW 2011-2015 is invulling geven aan de gemeentelijke zorgplichten voor afval water, overtollighemelwater en overtollig grondwater. Het BSW geeft ook in zicht in de mate waarin de doelen uit het GRP 2006-2010 zijn behaald, de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van beleid en plannen, de stand van zaken van de uitvoering, de nog uit te voeren maatregelen met tijdsplanning, de gekozen strategie om het resultaat (uitvoeren maatregelen) te behalen en tenslotte de middelen en de kostendekking.
De centrale thema's in het BSW zijn:
- invulling geven aan doelbewust, integraal en gebiedsgericht beheer van het rioleringsstelsel;
- achterstand rioolrenovatie wegwerken;
- maatregelen verbeteren waterkwaliteit innovatief uitvoeren.
Monumentenbeleid
Het gemeentelijk monumentenbeleid is opgesteld in mei 2001. De gemeentelijke monumentenzorg is een taak van de afdeling Stadsplanning en heeft korte lijnen met verwante beleidsvelden als ruimtelijke ordening, architectuurbeleid en welstandszorg. De wettelijke kaders worden gevormd door de Monumentenwet 1988, de monumentenverordening en de ontwikkelde jurisprudentie. Heerlen heeft een heel eigen identiteit, die de gemeente in stand wil houden en zo mogelijk verder wil ontwikkelen en die uitgangspunt is voor het monumentenbeleid. De meeste karakterbepalende objecten, complexen en structuren zijn rond de eeuwwisseling van de vorige eeuw ontstaan en bieden een grote variatie aan bouwstijlen en stedenbouwkundige verkavelingen. De bouwplanbeoordeling is een cruciaal moment in de handhaving van het monumentenbeleid. Tot slot moet het monumentenbeleid zich niet alleen beperken tot de strikte zorg voor het cultuurhistorisch en architectonisch erfgoed, maar dient het ook te fungeren als aanjaagmotor voor het op gang brengen van het bewustwordingsproces door middel van informatie, advies en zo nodig regelgeving.
Erfgoedverordening gemeente Heerlen
De gemeenteraad van Heerlen heeft op 2 december 2008 de Erfgoedverordening gemeente Heerlen vastgesteld. Deze verordening regelt:
- de aanwijzing van onroerende zaken als gemeentelijk monument;
- de aanwijzing van gemeentelijke archeologische meldingsgebieden;
- het vergunningenstelsel van gemeentelijke monumenten;
- archeologische meldingsgebieden en beschermde stads- en dorpsgezichten;
- de verwijzing naar beschermde rijksmonumenten ingevolge de Monumentenwet 1988.
Daarnaast is in de verordening beoogd het bouwhistorisch onderzoek een nadrukkelijke rol te laten spelen bij de bepaling van het gemeentelijk monumentenbeleid.
Door het verdwijnen van het algemeen bordeelverbod uit het Wetboek van Strafrecht kan de vestiging van een bordeel niet meer verboden worden. Het is derhalve noodzakelijk om middels beleid en een adequate planologische regeling de vestiging van prostitutiebedrijven te reguleren. De planologische regeling heeft betrekking op de bestemmingen die - volgens de jurisprudentie - het gebruik ten behoeve van prostitutie niet geheel uitsluiten. Gedoeld wordt op de bestemmingen die wonen, horeca, dienstverlening en bedrijven toelaten.
De gemeenten in Parkstad Limburg hebben een gezamenlijk regionale visie met betrekking tot het prostitutiebeleid ontwikkeld. Het opstellen van de “Parkstadnota regionale visie prostitutiebeleid” werd noodzakelijk geacht omdat een zeer stringent lokaal beleid kan leiden tot verplaatsing van de in de gemeenten aanwezige prostitutiebedrijven naar omringende gemeenten, die een minder stringent beleid voeren. Door regionaal beleid wordt voorkomen dat ongewenste bewegingen ontstaan in de vestiging van prostitutiebedrijven en kunnen gemeenten beargumenteerd bepaalde vormen van prostitutiebedrijven uitsluiten.
Regionaal beleid kan ondersteunend zijn voor die Parkstadgemeenten, die een nulbeleid willen voeren voor bepaalde vormen van prostitutie. Regionaal beleid is ook van belang voor gemeenten die willen afbouwen, omdat er te veel seksinrichtingen zijn binnen hun grondgebied, terwijl doorverwijzing naar omliggende gemeenten met enige ruimte ten aanzien van seksinrichtingen mogelijk is. Uitgangspunt is een regionale status-quo ten aanzien van de gevestigde vormen van prostitutiebedrijven. Een regionale toename van het aantal prostitutievestigingen zal niet worden toegestaan.
In de “Beleidsnota Seksinrichtingen, sekswinkels en escortbedrijven Heerlen” is het gemeentelijk beleid van neergelegd. In februari en maart 2000 is inspraak gegeven op deze nota. Vervolgens heeft de gemeenteraad de nota op 13 juni 2000 vastgesteld, waardoor het seksinrichtingenbeleid in oktober 2000 van kracht is geworden. In de nota is ruimtelijk beleid geïntegreerd in het totale beleid. Een van de zes hoofddoelstellingen die ten grondslag lagen bij de opheffing van het algemeen bordeelverbod was: de beheersing en regulering van exploitatie van prostitutie. Het seksinrichtingenbeleid van de gemeente richt zich mede op het beheersen, sturen en saneren van de prostitutiebranche waarbij rekening gehouden is met de plaatselijke en regionale omstandigheden. De vestiging van prostitutiebedrijven (qua aard, maximering en spreiding) is een ruimtelijk sturingsinstrument in het belang van een goed woon- en leefklimaat. Voorkomen moet worden dat seksinrichtingen het woon- en leefklimaat in negatieve zin aantasten. Spreiding van nieuwe seksinrichtingen wordt zoveel mogelijk nagestreefd. Er is bewust niet gekozen voor een concentratie van prostitutiebedrijven. Door het stellen van vestigingscriteria wordt gestreefd naar een meer evenredige verdeling van seksinrichtingen over de stadsdelen door natuurlijk verloop.
Seksinrichtingen horen niet thuis in een woonbuurt. Om dit te voorkomen zijn uit oogpunt van leefbaarheid en veiligheid voor nieuwe te vestigen (prostitutie)bedrijven vestigingscriteria opgesteld (pag. 11 van de nota i.c.). Daarnaast mogen er zich verspreid over Heerlen, maximaal 6 prostitutiebedrijven vestigen en één parenclub, maar geen raamprostitutie en geen seksclubs. Tevens dienen de vergunningplichtige seksinrichtingen te voldoen aan de eisen zoals neergelegd in de APV, hoofdstuk 3, afdeling 4 Seksinrichtingen. Elke vestigingslocatie wordt getoetst aan het bestemmingsplan, Leefmilieuverordening en/of de Wet op de Stads- en Dorpsvernieuwing. Drie prostitutiebedrijven die onder het overgangsrecht van het seksinrichtingenbeleid vallen zijn gesitueerd in woonbuurten. Voor deze geldt een uitsterfconstructie (alleen de huidige exploitant mag blijven exploiteren, overname is niet toegestaan). Anno 2004 hebben twee exploitanten hun exploitatie in woonbuurten eigener beweging beëindigd. Van drie prostitutiebedrijven die in strijd met het vigerende bestemmingsplan exploiteerden, hebben er twee hun exploitatie beëindigd. Voor deze drie gold in het kader van het overgangsrecht (neergelegd in de APV) een uitzondering: zij behoefden niet te voldoen aan de bestemmingsplantoets, tenzij zwaarwegende planologische bezwaren alsnog tot handhaving van het bestemmingsplan moesten leiden.
Tegen seksinrichtingen die zich in strijd met het onderhavige bestemmingsplan etc. willen vestigen of zich al gevestigd hebben, wordt bestuursrechtelijk opgetreden. De bovengenoemde nota en de beleidsevaluatie zijn op 27 juli 2004 door B&W behandeld. Deze stukken bevatten de complete verantwoording en achtergronden van het prostitutiebeleid. In de huidige situatie liggen de seksinrichtingen verspreid over de stad. In totaliteit zijn er acht seksinrichtingen in Heerlen. In het onderhavige plangebied zijn geen seksinrichtingen gevestigd. De consequenties van het opheffen van het bordeelverbod en het hiervoor aangehaalde beleid zijn dat ter uitvoering van het ruimtelijke beleid en van het spreidingsbeleid de bestemmingsplannen moeten worden aangepast. Ter uitvoering van het ruimtelijke en het spreidingbeleid zullen de bestemmingsplannen worden aangepast. De strekking van de uitvoering van het prostitutiebeleid is erop gericht seksinrichtingen zo veel mogelijk te spreiden, althans een concentratie van seksinrichtingen te voorkomen. In het onderhavige beheersplan is dit dan ook een van de uitgangspunten. Teneinde te voorkomen dat onbedoelde seksinrichtingen kunnen worden gevestigd, conform het bestemmingsplan, is besloten om de planvoorschriften zo te formuleren dan het vestigen van nieuwe seksinrichtingen uitgesloten is. Hieronder worden kort de verschillende vormen van prostitutie beschreven.
Straatprostitutie
Dit betreft een open vorm van prostitutie en komt alleen voor in het stadsdeel Heerlerbaan. Straatprostitutie heeft een zeer nadelige invloed op het woon- en leefmilieu en kan leiden tot ernstige hinder voor de omgeving. In regionaal verband is in de behoefte aan een locatie voor straatprostitutie voorzien binnen de gemeente Heerlen aan de Imstenraderweg. Het college kan maximaal 35 vergunningen afgeven voor het zich prostitueren binnen de aangewezen straatprostitutielocatie. Ter voorkoming van het ontstaan van straatprostitutie op andere locaties dan op de bovenstaand genoemde, wordt aan de gebruiksvoorschriften van de vigerende plannen een specifiek gebruiksvoorschrift toegevoegd: “onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik van gronden voor straatprostitutie”.
Seksinrichtingen
Momenteel voert de gemeente een nulbeleid ten aanzien van raamprostitutie en seksclubs. Middels strafbepalingen in de APV en het gemeentelijk prostitutiebeleid worden deze twee vormen van exploitatie strafbaar gesteld. In de beleidsnota is vastgelegd dat er binnen de gemeente Heerlen maximaal zes prostitutiebedrijven geëxploiteerd mogen worden. Momenteel zijn er vijf vergunde prostitutiebedrijven. Er is dus nog ruimte voor één prostitutiebedrijf. De uitstraling naar de woonomgeving is bij parenclubs groter dan bij prostitutiebedrijven. Daarom wordt voor de exploitatie van een parenclub een vergunning vereist. Op grond van het oude beleid ter zake gold voor seksbioscopen een ontheffingsplicht. Nu is dit een vergunningplicht. Door middel van planherzieningen worden de bestaande prostitutiebedrijven positief bestemd. De positief bestemde percelen vormen de gemeentelijke locaties waar prostitutiebedrijven zich nu en in de toekomst in ieder geval kunnen vestigen. Daarbij wordt uitgesloten dat ter plaatse raamprostitutie kan worden uitgeoefend. Wanneer blijkt dat aan een bestaande seksinrichting geen behoefte meer bestaat, i.c. een seksinrichting gedurende twee jaar of langer niet als zodanig wordt gebruikt, dan komt de toegevoegde positieve bestemming te vervallen en resteert slechts de oorspronkelijke bestemming conform de reeds vigerende bestemmingsplannen. Er wordt dan vanuit gegaan dat op dat moment het draagvlak voor de desbetreffende seksinrichting niet langer aanwezig is.
Sekswinkels
Het te voeren beleid voor sekswinkels is beperkt tot het aanwijzen van gebieden waar het niet toegestaan is zich te vestigen en regels vast te stellen ten aanzien van het ten toon stellen, aanbieden of aanbrengen van goederen en/of afbeeldingen. Sekswinkels mogen zich uitsluitend vestigen in de winkelcentra van de stadsdelen Heerlen-Centrum, Heerlerbaan, Heerlerheide en Hoensbroek. Met dien verstande dat vestiging in elkaars directe nabijheid (zijnde op honderd meter loopafstand) is uitgesloten. Binnen panden met een detailhandelsbestemming wordt vestiging van sekswinkels beperkt tot panden, die op voldoende afstand van zuivere woonbuurten en maatschappelijke voorzieningen als scholen, kerken e.d. zijn gelegen. Als voldoende afstand wordt een afstand van 250 meter aangehouden, als zijnde een afstand tot de woonomgeving, waarbuiten jonge kinderen zich doorgaans niet begeven.
Escortbedrijven
Heerlen kent momenteel één vergund escortbedrijf. Binnen het plangebied komen geen vormen van prostitutie voor.