direct naar inhoud van Regels
Plan: Aldenhofpark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0917.BP010200W000002-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan 'Aldenhofpark' met identificatienummer NL.IMRO.0917.BP010200W000002-0401 van de gemeente Heerlen;

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis gebonden beroep

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en waarbij de woonfunctie in overwegende mate wordt behouden, waaronder niet begrepen de uitoefening van detailhandel of consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten;

1.4 aanbouw

een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aanduidingsvlak

een vlak begrensd door aanduidingsgrenzen;

1.8 aaneengebouwde woning

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee of meerdere grondgebonden woningen;

1.9 ambachtelijke bedrijvigheid

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel of bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.12 bebouwingsvrije zone

een zone waarbinnen geen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.

1.13 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, uitgezonderd detailhandel;

1.14 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.15 bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slecht bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.16 begane grond

een bouwlaag geen verdieping zijnde;

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming;

1.19 bijgebouw

een vrijstaand gebouw – een zogenoemd bijbehorend bouwwerk – behorende bij en architectonisch ondergeschikt aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.27 bouwwerk geen gebouw zijnde

de categorie bouwwerken die niet onder de definitie van 'gebouw' valt;

1.28 brutovloeroppervlak

de som van de horizontale vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimte, met inbegrip van de daarbij behorende kantoren, magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten;

1.29 consumentverzorgend beroep

het beroepsmatig uitoefenen van dienstverlenende of ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk niet zijnde een beroep aan huis, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de ruimtelijke uitwerking of uitstraling in overeenstemming is met die woonfunctie;

1.30 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.31 dakopbouw

een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag;

1.32 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.33 dienstverlening
  • commerciële dienstverlening
    het beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten, seksinrichtingen uitgezonderd;
  • maatschappelijke dienstverlening
    het verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben, met uitzondering van een seksinrichting;
1.34 erf- of perceelsafscheiding

fysieke begrenzing van een erf of perceel van een aangrenzend erf, perceel of van de openbare ruimte;

1.35 erker

een ondergeschikt uitgebouwd gedeelte (uitbouw) van een woning aan een gevel, in één bouwlaag;

1.36 functieaanduiding

een aanduiding waarmee wordt aangegeven dat binnen een bestemming specifieke gebruiksmogelijkheden zijn toegestaan of juist niet;

1.37 garagebox

een zelfstandig gebouw bedoeld voor de stalling van auto's;

1.38 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.39 geschakelde woning

woningen met elkaar verbonden door middel van aan- of bijgebouwen;

1.40 gestapelde woning

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;

1.41 grondgebonden woning

een gebouw dat uitsluitend één woning bevat waarbij op het bijbehorende bouwperceel op basis van de bouwregels geen andere woningen mogen worden gerealiseerd;

1.42 halfvrijstaande woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen;

1.43 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.44 kap

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.45 kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten
  • a. woningen, niet zijnde verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal 2 woningen per hectare of dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, te weten:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object;
  • d. restaurants met een brutovloeroppervlak van meer dan 800 m² per object;
  • e. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt, en winkels met een totaal brutovloeroppervlak van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd; en
  • f. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

Objecten die onderdeel uitmaken van een Bevi-inrichting maken hiervan geen onderdeel uit.

1.46 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, woonzorgcomplex en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en maatschappelijke dienstverlening;

1.47 nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes en telefooncellen;

1.48 onderbouw

het doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, dat maximaal 1,50 meter boven straatpeil is gelegen en niet als ondergrondse bouwlaag wordt aangemerkt;

1.49 ondergeschikte functie

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en financieel opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de ingevolge de bestemming toegestane hoofdfunctie;

1.50 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.51 perceelsgrens

een lijn die een bouwperceel van een ander bouwperceel, ander terrein of van de openbare weg scheidt;

1.52 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van prostitutie zijn in ieder geval de volgende gebiedstyperingen en omschrijvingen relevant:

  • woonbuurt
    een gebied, ten minste bestaande uit 10 of meer aaneengesloten bouwpercelen met daarop woningen en de daarbij behorende ontsluitingswegen en groenvoorzieningen;
  • maatschappelijke voorziening
    een functie op het gebied van openbaar bestuur, dienstverlening van overheidswege, godsdienstuitoefening, verenigingsleven, onderwijs, volksgezondheid en andere culturele of daarmee gelijk te stellen doeleinden;
  • prostitué(e)
    degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;
  • prostitutiebedrijf
    een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt waaronder begrepen een seksclub en een erotische massagesalon;
  • seksinrichting 
    een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
  • sekswinkel
    een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht dan wel verhuurd;
  • straatprostitutie
    een vorm van prostitutie waarbij degene zich op de openbare weg respectievelijk in de openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimten bevindend voertuig, beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;
  • thuisprostitutie
    een vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostitué(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres wordt gewerkt als prostitué(e);
1.53 verdieping

een bouwlaag niet zijnde de begane grond;

1.54 vloeroppervlakte

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;

1.55 voorgevel

de naar de openbare weg gerichte gevel van een hoofdgebouw, met dien verstande dat bij hoekbebouwing sprake kan zijn van meerdere voorgevels;

1.56 voorgevellijn

de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

1.57 voorgevelrooilijn

de naar de openbare weg gekeerde grens van één of meerdere bouwvlakken, of indien het een bouwvlak betreft met meer dan één naar de weg gekeerde grens, die grenzen die kennelijk als zodanig moeten worden aangemerkt;

1.58 vrijstaande woning

één woning bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;

1.59 Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.60 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.;

1.61 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

1.62 woning of wooneenheid

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.63 Wro

Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;

2.7 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het in de regels bepaalde ten aanzien van het bouwen, meer in het bijzonder bouwhoogte en bouwdiepte, worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, lichtkoepels, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de aangegeven bouwmogelijkheid met niet meer dan 0,50 meter worden overschreden. Voor luifels, erkers en balkons geldt dat de bouwgrens met niet meer dan 1 meter mag worden overschreden;

2.8 peil
  • a. voor bouwwerken op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, plus/minus 0,50 meter.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen en voorzieningen voor de opvang, berging, infiltratie en afvoer van water, alsmede voor wegen, fiets- en/of voetpaden en voorzieningen ten behoeve van openbaar nut. Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  • a. gebouwen, ten behoeve van nutsvoorzieningen en een bijenkasteel;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. speelplaatsen en speelvoorzieningen;
  • d. verhardingen, zoals fietsstraten, -paden en inritten;
  • e. parkeren;
  • f. plantsoenen, bomen en beplantingsstroken;
  • g. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • h. overige bijbehorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen, ten behoeve van nutsvoorzieningen
  • a. situering binnen het bestemmingsvlak;
  • b. bouwhoogte maximaal 3,00 meter;
  • c. inhoud maximaal 50 m³ per gebouw.
3.2.2 Bijenkasteel
  • a. situering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2';
  • b. bouwhoogte maximaal 6,50 meter;
  • c. inhoud maximaal 80 m³.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. situering binnen het bestemmingsvlak;
  • b. bouwhoogte maximaal 3,00 meter, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen en met uitzondering van speeltoestellen waarvan de bouwhoogte maximaal 4,50 meter mag bedragen;
  • c. aard bij de bestemming passend.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met hoofdzakelijk een functie voor verblijf, alsmede ter ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden. Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  • a. gebouwen, ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. parkeren;
  • d. verhardingen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. in- en uitritten;
  • g. kruisende wegen en water;
  • h. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • i. overige bijbehorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en veiligheidsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen, ten behoeve van nutsvoorzieningen
  • a. situering, binnen het bestemmingsvlak;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4,00 meter, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' een andere bouwhoogte is aangegeven;
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen en schermen bedraagt maximaal 3,00 meter
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 10,00 meter.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woondoeleinden en tuin. Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  • a. in totaliteit 118 woningen, waarvan minimaal 30 grondgebonden en maximaal 88 gestapeld;
  • b. aanbouwen en bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. verhardingen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. in- en uitritten;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • i. overige bijbehorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen;

en daarnaast geldt dat:

  • j. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een ondergrondse parkeergarage is toegestaan;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' op de begane grond een ontmoetingsruimte, tentoonstellingsruimte en/of dienstverlening is toegestaan.
5.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en met inachtneming van de volgende bepalingen.

5.2.1 Bebouwingsoppervlakte
  • a. Binnen deze bestemming mag worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en met inachtneming van de volgende bepalingen, met dien verstande dat maximaal 60% van het bouwperceel mag worden bebouwd mits de volgende oppervlaktes niet worden overschreden:
    Oppervlakte bouwperceel   Maximaal bebouwbare oppervlakte  
    kleiner dan 750 m2   200 m2  
    750 m2 tot en met 1.000 m2   250 m2  
    groter dan 1.000 m2   300 m2  
  • b. De in 5.2.1 genoemde maximaal bebouwbare oppervlaktes gelden niet voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld'.
5.2.2 Woningen

Met inachtneming van het bepaalde in 5.2.1 gelden voor het bouwen van woningen de volgende eisen:

  • a. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. woningen worden uitsluitend met een kap uitgevoerd, uitgezonderd de woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  • c. uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' verspringt de voorgevellijn minimaal 1,50 meter en maximaal 3,00 meter ten opzichte van de naastgelegen bebouwing;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen binnen het bouwvlak uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen binnen het bouwvlak uitsluitend halfvrijstaande woningen worden gebouwd;
  • f. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand - 1' en 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand - 2' mogen binnen het bouwvlak uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' mogen binnen het bouwvlak uitsluitend halfvrijstaande of vrijstaande woningen worden gebouwd;
  • h. de maximale bouwdiepte bedraagt, met inachtneming van het bepaalde in 5.2.2 onder a:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' 12,00 meter;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand - 1' 12,00 meter;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand - 2' 15,00 meter;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' 12,00 meter;
  • i. de afstand van de bebouwing tot de naastgelegen bebouwing (bebouwingsvrije zone) bedraagt, met inachtneming van het bepaalde in 5.2.2 onder a:
    • 1. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand - 1' en 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand - 2' minimaal 5,00 meter;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' minimaal 2,50 meter en maximaal 5,00 meter, met uitzondering van de aaneengesloten zijde van een halfvrijstaande woning;
  • j. de goot- en bouwhoogte, bedraagt maximaal 7,00 respectievelijk 12,00 meter, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' een andere hoogte is aangegeven;
  • k. het maximale bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt 100, met inachtneming van het bepaalde in 5.2.1.
5.2.3 Aanbouwen

Voor het bouwen van aanbouwen gelden de volgende eisen:

  • a. situering, binnen het bestemmingsvlak en tenminste 3,00 meter achter de voorgevellijn;
  • b. goot- en bouwhoogte, maximaal 4,00 meter bij een platte afdekking, met dien verstande dat de bouwhoogte bij een schuine kap maximaal 7,00 meter mag bedragen;
  • c. oppervlakte, met inachtneming van het bepaalde in 5.2.1.
5.2.4 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende eisen:

  • a. situering, binnen het bestemmingsvlak en tenminste 3,00 meter achter de voorgevellijn;
  • b. goot- en bouwhoogte, maximaal 4,00 meter bij een platte afdekking, met dien verstande dat de bouwhoogte bij een schuine kap maximaal 6,00 meter mag bedragen;
  • c. oppervlakte, met inachtneming van het bepaalde in 5.2.1.
5.2.5 Erkers

Voor het bouwen van erkers geldende volgende eisen:

  • a. situering, binnen het bestemmingsvlak, waarbij:
    • 1. de afstand van een erker tot de naar de weg gekeerde perceelgrens minimaal 2,00 meter moet bedragen;
    • 2. de diepte van een erker niet meer dan 1,50 m mag bedragen, en
    • 3. de breedte van een erker niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de gevel van de woning waaraan de erker gebouwd wordt;
  • b. bouwhoogte, de bouwhoogte van een erker mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning waaraan de erker gebouwd wordt.
5.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende eisen:

  • a. de bouwhoogte van erfscheidingen bedraagt voor de voorgevellijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevellijn maximaal 2,00 meter;
  • b. ten aanzien van overkappingen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt maximaal 3,50 meter;
    • 2. de overkapping dient op een afstand van ten minste 1,00 meter achter de voorgevellijn te worden gebouwd;
    • 3. de bebouwde oppervlakte aan overkappingen bedraagt niet meer dan het bepaalde in 5.2.1;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,00 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.2 onder i en toestaan dat ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand - 1' en 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand - 2' de bebouwingsvrije zone minimaal 2,00 meter en maximaal 5,00 meter bedraagt.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Aan huis gebonden beroep

Ten aanzien van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep gelden de volgende bepalingen:

  • a. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan in de woning en de bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen;
  • b. voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep mag maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief de bijbehorende bouwwerken met uitzondering van overkappingen, tot een maximum van 80 m² als zodanig worden gebruikt;
  • c. de woonfunctie van het betreffende perceel blijft in overwegende mate behouden.
5.4.2 Gebruik bijgebouw

Een bijbehorend bouwwerk in de hoedanigheid van een bijgebouw wordt niet gebruikt als zelfstandige of niet-zelfstandige woonruimte.

5.4.3 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik van de in 5.1 mogelijk gemaakte woningen is ter plaatse van de aanduiding "milieuzone - geluidsgevoelige functie" slechts toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geluidsnormen ten aanzien van het binnenklimaat van woningen.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 ten behoeve van het gebruik van de woning en de bijbehorende aan en bijgebouwen voor de uitoefening van een consumentverzorgend beroep.

5.5.2 Voorwaarden consumentverzorgend beroep

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 5.5.1 onder a., kan slechts worden verleend indien:

  • a. het een eenmansbedrijf is;
  • b. de bewoners het consumentverzorgend beroep zelf uitoefenen;
  • c. er geen sprake is van zelfstandige detailhandel, met dien verstande dat beperkte verkoop inherent aan de betreffende activiteit, en van ondergeschikte aard, is toegestaan;
  • d. voor de uitoefening van het consumentverzorgend beroep maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van de woning, inclusief de bijbehorende bouwwerken met uitzondering van overkappingen, tot een maximum van 80 m² als zodanig wordt gebruikt;
  • e. de woonfunctie van het betreffende perceel in overwegende mate behouden blijft;
  • f. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van de aan omliggende gronden;
  • g. het geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft waardoor verkeersoverlast wordt veroorzaakt;
  • h. kan worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen ten behoeve van het uit te oefenen consumentverzorgend beroep;
  • i. er geen reclameborden groter dan 0,50 m² bij of aan de woning en bijbehorende bouwwerken worden geplaatst, en

mits:

  • j. voor de uitoefening geen melding ingevolge de Wet milieubeheer en geen omgevingsvergunning op grond van de Wabo benodigd is, tenzij het consumentverzorgend beroep qua omvang, ruimtelijke uitstraling en ruimtelijke uitwerking vergelijkbaar is met een consumentverzorgend beroep waarvoor een dergelijke verplichting niet geldt.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Nutsvoorzieningen

Voor zover niet anders bepaald in deze planregels gelden voor nutsvoorzieningen de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van een gebouwde nutsvoorziening bedraagt maximaal 3,00 meter;
  • b. de inhoud van een gebouwde nutsvoorziening bedraagt maximaal 50 m3.
7.2 Splitsen van woningen

Het splitsen van woningen is niet toegestaan.

7.3 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse gebouwen of souterrains mogen uitsluitend worden opgericht tot een diepte van maximaal 3,50 meter per ondergrondse bouwlaag met een maximum van twee ondergrondse bouwlagen. De betreffende gebouwen mogen maximaal 1,50 meter boven peil worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mag een voorziening ten behoeve van de waterhuishouding tot maximaal 6,00 meter onder peil gebouwd worden;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van ondergrondse bouwwerken bedraagt niet meer dan de gezamenlijke oppervlakte aan bovengrondse bouwwerken zoals deze is toegestaan op grond van de voor die gronden geldende bestemming(en).
7.4 Aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven, overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet, buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Verboden gebruik

Onder het verboden gebruik en verboden laten gebruiken van de in dit plan begrepen gronden en daarop voorkomende bouwwerken wordt tenminste verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal onderhoud, gebruik en beheer en met uitzondering van een gebruik als stort- en/of opslagplaats zoals uitdrukkelijk toegestaan ingevolge het bepaalde in deze regels;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan als stallings- en/of opslagplaats voor normaal onderhoud, gebruik en beheer;
  • c. een gebruik van gronden voor het beproeven van motorvoertuigen alsmede voor de beoefening van de motorsport en de modelvliegsport en voor het racen of crossen van motorvoertuigen;
  • d. een gebruik van gronden als kleinschalig kampeerterrein, tenzij de bestemming van de gronden dit specifiek toelaat;
  • e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in onderdeel D van Bijlage I bij het Besluit omgevingsrecht (Bor);
  • f. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, tenzij de bestemming van de gronden dit specifiek toelaat;
  • g. een gebruik van gebouwen, niet zijnde een woning of een ander specifiek voor permanente bewoning bestemd gebouw, voor permanente bewoning.
  • h. een gebruik van gronden voor straatprostitutie;
  • i. een gebruik van bouwwerken als seksinrichtingen;
  • j. een gebruik van bouwwerken als sekswinkels.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 milieuzone - bodembeschermingsgebied
9.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - bodembeschermingsgebied' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het vermijden van contact met en het voorkomen van verdere verspreiding van de bestaande bodemverontreiniging.

9.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - bodembeschermingsgebied' dat het oprichten van bebouwing niet is toegestaan.

9.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.1.2 voor het oprichten van bebouwing overeenkomstig de andere voor die gronden aangewezen bestemming indien een positief advies van het bevoegd gezag is ontvangen.

9.1.4 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, het volgende werk of de volgende werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 1 m-mv beneden maaiveld;
  • b. het gebruiken van grondwater.
9.1.5 Uitzonderingen

Het in artikel 9.1.4 vervatte verbod is niet van toepassing:

  • a. op werk en werkzaamheden die:
    • 1. normaal onderhoud en/of gebruik betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn;
    • 3. krachtens een vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • b. indien een positief advies van het bevoegd gezag is ontvangen.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, behoudens voorzover reeds op grond van enige andere bepaling in dit plan is afgeweken, via een omgevingsvergunning afwijken van het in dit plan bepaalde:

  • a. ten aanzien van de in deze regels gegeven maten, afmetingen, percentages, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10%;
  • b. ten aanzien van de maximale hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten. De hoogte van deze bouwwerken mag worden vergroot tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. losse masten met hekwerken en bijbehorende voorzieningen zoals gebouwtjes zijn alleen toegestaan:
      • buiten de bebouwde kom: in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs doorgaande verkeersroutes bij parkeerterreinen, benzinestations, knooppunten en viaducten, op bedrijventerreinen en horecagelegenheden;
      • binnen de bebouwde kom: op bedrijventerreinen en sportparken;
    • 2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
      • op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van de dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien;
      • tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doet aan de aanwezige kwaliteiten.
10.2 Algemene voorwaarden voor afwijkingen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 10.1 dient het onderstaande in acht te worden genomen:

  • a. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. aan het stedenbouwkundige beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse mag geen afbreuk worden gedaan;
  • c. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • d. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet in negatieve zin onevenredig worden beïnvloed;
  • e. de ruimtelijke ontwikkeling dient in overeenstemming te zijn met een goede ruimtelijke ordening.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingsgrenzen op perceelsniveau wijzigen, voor zover:

  • a. de afwijking van geringe aard is, en
  • b. de afwijking noodzakelijk is in verband met de terreingesteldheid ter plaatse.
11.2 wetgevingzone - wijzigingsgebied
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' de bouwaanduiding 'gestapeld' wijzigen in de bouwaanduidingen 'twee-aaneen' of 'specifieke bouwaanduiding - 1', waarbij het bouwvlak binnen de grenzen van het bestemmingsvlak verschoven kan worden;
  • b. Een wijziging als bedoeld onder a is uitsluitend toegestaan, indien:
    • 1. het in 5.1 onder a genoemde totaal aantal woningen niet wordt overschreden;
    • 2. het maximale bebouwingsoppervlakte als genoemd in 5.2.1 niet wordt overschreden;
    • 3. het oppervlakte van het bouwvlak niet toeneemt;
    • 4. de aanduiding 'parkeergarage' wordt verwijderd;
    • 5. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt geschaad;
    • 6. er voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein of in de directe omgeving aanwezig zijn.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Andere wettelijke bepalingen

Voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luidden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan 'Aldenhofpark'.