Plan: | Steenfabriek Beek B.V. |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0888.PBSTEENFABRIEKBEEK-VA01 |
Ter plekke van de Stationstraat 106 te (6191 BG) Beek is 'Steenfabriek Beek B.V.' (hierna: de 'steenfabriek') gevestigd. De steenfabriek richt zich op het fabriceren van gevelstenen.
Uitsnede topografische kaart met aanduiding projectgebied
De steenfabriek heeft de afgelopen jaren een aantal veranderingen doorgevoerd ten opzichte van de vergunde situatie. Tevens is een aantal nieuwe ontwikkelingen voorzien. Het betreft concreet de volgende onderdelen:
De beoogde ontwikkelingen hiervoor genoemd onder 2 en 3 passen niet binnen de kaders van het ter plekke gelden planologisch-juridische kader. De gemeente Beek heeft schriftelijk kenbaar gemaakt onder voorwaarden medewerking te willen verlenen aan de voorgenomen plannen. Betreffend schrijven is bijgevoegd als Bijlage 1. Hiertoe dient een buitenplanse (uitgebreide) omgevingsvergunningprocedure te worden doorlopen.
In verband met de vergunningverlening in afwijking van het geldende bestemmingsplankader dient overwogen te worden of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Middels voorliggend document wordt voorzien in de daartoe vereiste ruimtelijke onderbouwing.
Onderhavig projectgebied, waarbij is uitgegaan van de van toepassing zijnde bestemmingsgrenzen van de steenfabriek, is gelegen aan de Stationstraat 106 te Beek en omvat tevens de adressen Stationsstraat 102, 104, en 114.
Luchtfoto met aanduiding projectgebied
Kadastraal betreft het projectgebied de percelen gemeente Beek – sectie G – nummers 1555 (gedeeltelijk), 1660, 1736, 1961, 1962, 2232, 2286, en 2341, en gemeente Stein – sectie K – nummer 239 (gedeeltelijk). Alle percelen betreffende eigendom, behoudens perceelnummer 1555 op welk perceel(gedeelte) desondank wel de bestemming 'Bedrijventerrein' van toepassing is.
Kadastrale kaart met aanduiding projectgebied
De situatie ter plekke van het projectgebied wordt weergegeven aan de hand van de volgende luchtfoto.
Luchtfoto projectgebied
De activiteiten van de steenfabriek ter plekke van het projectgebied zijn gestart in 1912. Door de decennia heen heeft de oude ringoven plaats gemaakt voor nieuwe moderne bedrijfsbebouwing. In hoofdzaak betreft de bebouwing kleiloodsen, een drogerij, een ovenhal, een opslaghal, en een cementeerhal. In de bestaande toestand is circa 15.200 m2 bebouwing aanwezig. Op het buitenterrein vindt voorts opslag plaats van stenen.
In de bestaande situatie is sprake van een bedrijfsvoering gericht op het produceren van gevelstenen. De productie vindt inpandig plaats. De grondstoffen (klei en zand) worden aangevoerd middels vrachtwagens. Ter plekke worden de grondstoffen gemengd en gemaald en worden stenen geperst. Deze stenen worden achtereenvolgens gedroogd en gebakken. Tot slot worden de stenen bewerkt voor het uiteindelijke uiterlijk.
Voor de gebezigde activiteiten is een revisievergunning Wet milieubeheer op 6 december 2016 verleend. Tevens zijn een melding Activiteitenbesluit van 7 januari 2016 en omgevingsvergunning milieuneutrale verandering van 7 juli 2017 van kracht.
De steenfabriek is voornemens een aantal veranderingen c.q. ontwikkelingen door te voeren. Hierna wordt op ieder onderdeel nader ingegaan.
Vooraleerst is het voornemen om het bestaande kantoorpand (Stationstraat 106) met een oppervlak van circa 163 m2, dat niet meer voldoet aan de huidige maatstaven, te slopen en in de plaats daarvan ter plekke van het perceel aan de Stationsstraat 114 een nieuw kantoorpand (circa 258 m2) met bijbehorende parkeerplaats te realiseren. Dit wordt schetsmatig weergegeven in onderstaande figuur.
Schetsmatige weergave sloop en nieuwbouw kantoorpand
Het nieuwe kantoorpand gaat ruimte bieden aan vier kantoorruimten, een vergaderruimte, een archiefruimte, een kantine, en sanitairvoorzieningen. De bebouwing wordt uitgevoerd in één bouwlaag met platte afdekking. De bouwhoogte zal circa 3,5 meter gaan bedragen.
Straataanzicht nieuw kantoorpand
Medio 2021 is een deel van de bestaande bedrijfsgebouwen grenzend aan de drogerij en ovenhal gesloopt om plaats te maken voor een nieuw bedrijfsgebouw. Daarbij zal tevens nog een deel van de bestaande productiehal worden gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw. Het nieuwe gebouw gaat ruimte bieden aan de pers en drogerij. De bestaande hal van de pers en drogerij wordt in de nieuwe situatie gedeeltelijk gebruikt voor opslag/sorteren, e.d..
Schetsmatige weergave ligging nieuw bedrijfsgebouw
De gewenste bouwhoogte van de nieuwbouw wordt gelijk getrokken met de bouwhoogte van de reeds bestaande kleiloodsen waardoor deze, afhankelijk van de meetwijze, ten hoogste circa 12,5 meter gaat bedragen. Deze bouwhoogte is benodigd vanwege de machinerie voor het productieproces. De nieuwe productiehal heeft een oppervlak van net meer dan 5.000 m2.
In onderstaande figuur is de nieuwbouw t.o.v. de de bestaande kleiloods aan de achterzijde gevisualiseerd.
Nieuwe loods t.o.v. bestaande kleiloods
De bestaande woningen aan de Stationstraat 102 en 104 worden bewoond door medewerkers van de steenfabriek met constignatiedienst. De woningen zijn gesitueerd op een deel van het kadastrale perceelnummer 2232, zijnde tevens het perceel waarop de bedrijfsbebouwing van de steenfabriek is gesitueerd. In bestemmingsplanmatig opzicht zijn betreffende woningen reguliere burgerwoningen. De wens bestaat om de twee woonhuizen, overeenkomstig het feitelijke gebruik, te bestemmen als bedrijfswoningen waardoor deze ook in planologisch-juridisch en milieutechnisch opzicht onderdeel vormen van de gebezigde bedrijfsactiviteiten.
Schetsmatige weergave ligging woningen Stationstraat 102 en 104
De twee woningen aan de Stationstraat 102 en 104 behoren al sinds jaar en dag (van voor de jaren 50) bij de Steenfabriek. Ter plekke hebben altijd medewerkers van de Steenfabriek gewoond. Het is ook de bedoeling dat deze in de toekomst bewoond blijven door medewerkers van de steenfabriek. Deze medewerkers doen afwisselend de consignatiedienst en beheren / bewaken het terrein. Bij een eventuele storing dienen de medewerkers snel ter plaatse te zijn. Onderhavige woningen zijn daar het meest geschikt voor. Ook in het weekend dienen er controles uitgevoerd te worden en is de aanwezigheid op het terrein een groot voordeel.
Van de huidige bewoners (medewerkers) is het arbeidscontract gekoppeld aan de bedrijfswoning. Mocht in de toekomst een van de bewoners uit dienst gaan dan zal de woning direct weer beschikbaar zijn voor een andere medewerker van de Steenfabriek. Door de woningen als bedrijfswoningen aan te duiden, is juridisch geborgd dat deze woningen bewoond moeten worden door mensen die binding hebben met de Steenfabriek. Deze woningen mogen dan niet zomaar verhuurd worden.
Tot slot wordt het gebouw aan de Stationstraat 114 sinds mei 2021 gebruikt als cementeerloods, testruimte, sorteerruimte, verpakkingsruimte, en monsterruimte. Ter plekke wordt overwegend handmatige arbeid verricht zonder toepassing van zware machines.
Schetsmatige weergave ligging cementeer-, test-, sorteer-, verpakkings- en monsterruimte Stationstraat 114
Ieder bouwplan gaat gepaard met het optreden van ruimtelijk-visuele effecten, zo ook voorliggend project.
Als gevolg van onderhavig project zal vooraleerst het straatbeeld gaan wijzigen. Zo wordt het huidige kantoorpand gelegen aan de Stationstraat 106 gesloopt, en vindt nieuwbouw hiervan plaats op het voorterrein behorende bij de Stationstraat 114. Het huidige kantoorpand betreft een eenlaagse bebouwing met platte afdekking en voldoet niet meer aan de hedendaagse maatstaven. Met het realiseren van passende en hedendaagse nieuwbouw op het voorterrein van de Stationstraat 114 kan een kwaliteitsverbetering van het straatbeeld ter plekke tot stand worden gebracht.
Voorts zal op het middenterrein van onderhavige bedrijfslocatie een nieuw bedrijfsgebouw worden gerealiseerd met een bouwhoogte gelijk aan de hoogte van de enkele jaren geleden gerealiseerde kleiloodsen op het achterterrein. Uitgaande van het peil van de nieuwe hal bedraagt de bouwhoogte circa 12,5 meter. Vanuit de straatzijde is deze nieuwbouw aan de voorzijde nauwelijks zichtbaar. Wel zal deze zichtbaar zijn komende vanuit Beek onder het viaduct met de A2 door. Ook rijdend over de A2 vanuit noordelijke richting zal kort zicht gaan bestaan op de nieuwbouw.
Gelet op de ligging van het projectgebied op een bedrijventerrein worden de door te voeren ontwikkelingen vanuit ruimtelijke-visueel oogpunt passend geacht. Van onaanvaardbare ruimtelijk-visuele effecten is geen sprake.
Ter plekke van het projectgebied zijn meerdere bestemmingsplannen van kracht.
Vooraleerst is het bestemmingsplan 'Beeker Hoek, herziening 2009', vastgesteld door de gemeenteraad van Beek op 7 juli 2011, van kracht. Op grond van dit bestemmingsplan geldt in hoofdzaak de bestemming 'Bedrijventerrein' met daarbinnen opgenomen bouwvlak.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Beeker Hoek, herziening 2009', met aanduiding projectgebied
Het merendeel van de voor 'Bedrijventerrein' bestemde gronden zijn bestemd voor bedrijven, alsook opslagen en installaties, van categorie 3.1, 3.2, en 4.1 zoals opgenomen in de bij de regels gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten. De activiteiten van de steenfabriek betreft het bedrijfstype 'baksteen- en baksteenelementenfabrieken (SBI-2008: 233)', zijnde milieucategorie 4.1.
Het meest noordelijke deel en oostelijke deel van onderhavig projectgebied is op grond van het bestemmingsplan 'Beeker Hoek, herziening 2009' aangewezen voor bedrijfsactiviteiten van categorie 2, 3.1, en 3.2.
Tot slot is op het terrein aan de Stationstraat 114 een aanduiding 'detailhandel perifeer' van toepassing. Ter plekke is perifere detailhandel toegestaan, waaronder in het bestemmingsplan onder andere wordt verstaan de bedrijfsmatige verkoop van materialen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke, zoals stenen, die vanwege de omvang en de aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling.
Uitsnede verbeelding met aanduiding 'detailhandel perifeer'
Op 6 juli 2017 heeft de gemeenteraad van Beek het bestemmingsplan 'Tasveld Façade Beek' vastgesteld. Dit bestemmingsplan is van toepassing op het kadastrale perceel nummer 1660 behorende tot onderhavig plangebied. Het oostelijke deel van betreffend terreindeel is in gebruik als tasveld, bedoeld voor de opslag en droging van stenen. Het westelijke deel van het terrein wordt in gebruik gegeven als hondendressuurterrein. Met vaststelling van het bestemmingsplan 'Tasveld Façade Beek' is het feitelijke gebruik planologisch-juridisch correct geregeld.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Tasveld Façade Beek' met aanduiding projectgebied
Ter plekke van dit terreindeel is de bestemming 'Bedrijventerrein' van kracht alwaar bedrijven van categorie 3.1, 3.2 en 4.1 zijn toegestaan. Omdat geen sprake is van een bouwvlak mogen ter plekke geen gebouwen worden opgericht. Uitsluitend ter plekke van de aanduiding op de verbeelding is tevens een hondendressuurterrein toegestaan.
Een deel van onderhavige projectgebied, zijnde het terrein ter plekke van het kadastrale perceel nummer 239, is gelegen binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2019' binnen het grondgebied van de gemeente Stein. Op grond van dat bestemmingsplan geldt voor betreffend terreindeel de bestemming 'Bedrijf', met specifieke aanduiding 'klei- en zandopslag'.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' met aanduiding projectgebied
Vanwege het ontbreken van een bouwvlak zijn ter plekke gebouwen niet toegestaan. De bedrijfsmatige activiteiten gericht op klei- en zandopslag kunnen worden geschaard onder het bedrijfstype 'zand en grind' (SBI-2008: 46735) en betreffen in casu milieucategorie 3.2.
Naast de hiervoor genoemde bestemmingsplannen is ter plekke van het projectgebied een tweetal facetbestemmingsplannen van toepassing.
Voor zover gelegen binnen het grondgebied van de gemeente Beek is ter plekke van het projectgebied het facetbestemmingsplan 'Parkeren', vastgesteld op 8 november 2018 door de gemeenteraad van Beek, van kracht. Met dit facetbestemmingsplan heeft de gemeente de geldende parkeernormen publiekrechtelijk verankerd. Nieuwe initiatieven dienen tevens te worden getoetst aan dit facetbestemmingsplan.
Ter plekke van het kadastrale perceel nummer 239, gelegen op het grondgebied van de gemeente Stein, is het facetbestemmingsplan 'Erfgoed Stein' (vastgesteld op 22 juli 2021) van kracht. Met dat facetbestemmingsplan heeft de gemeente Stein voor het gehele grondgebied een planologisch-juridische regeling vastgelegd ten behoeve van de bescherming van het erfgoed.
Hierna wordt per beoogde ontwikkeling ter plekke van het projectgebied beoordeeld of deze toegestaan is op grond van het geldende planologisch-juridisch kader. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen het bouwen en het gebruiken.
De sloop van het bestaande kantoorgebouw aan de Stationstraat 106 en gewenste nieuwbouw ter plekke van de Stationstraat 114 vindt plaats binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Beeker Hoek, herziening 2009'. De sloop betreft een meldingsplichtige activiteit, waardoor geen sprake is van een vergunningplicht op grond van het bestemmingsplan.
Bouwen
De gewenste nieuwbouw van het kantoor is beoogd binnen het van toepassing zijnde bouwvlak. Op basis van de bouwregels behorende bij de bestemming 'Bedrijventerrein' mag de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen ten hoogste 8 meter bedragen (artikel 5.2.2, sub b). Van een dergelijke bouwhoogte is in casu geen sprake.
Voorts is in de regels van het bestemmingsplan voorgeschreven dat ten hoogste 70% van het bouwperceel bebouwd mag zijn (artikel 5.2.2, sub c). In de nieuwe situatie is in totaal circa 19.700 m2 bebouwing ter plekke aanwezig. Het oppervlak van het van toepassing zijnde bouwvlak bedraagt circa 51.000 m2. Het totale bebouwingspercentage bedraagt daarmee circa 39% en is daarmee (ruimschoots) minder dan het voorgeschreven bebouwingspercentage.
Gebruik
De gronden alwaar de beoogde nieuwbouw van het kantoorpand wordt voorzien, mogen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten in de milieucategorieën 3.1, 3.2 en 4.1 (artikel 5.1, sub c). Zelfstandige kantoren zijn uitsluitend toegestaan ter plekke van de aanduiding 'kantoor' (artikel 5.1, sub m).
Het beoogde nieuwe kantoorpand maakt onderdeel uit van de door de steenfabriek gebezigde bedrijfsactiviteiten, en betreft geen zelfstandige kantoorfunctie. Het gebruik als zodanig is dan ook in overeenstemming met het bestemmingsplan.
Conclusie
Het slopen van het bestaande kantoorpand, het nieuwbouwen hiervan, alsook het gebruiken als zodanig, past binnen de regels van het ter plekke van toepassing zijnde bestemmingsplan 'Beeker Hoek, herziening 2009'. Het facetbestemmingsplan 'Parkeren' vormt eveneens geen belemmeringen.
De gewenste nieuwbouw voor de pers en drogerij wordt gesitueerd binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Beeker Hoek, herziening 2009'.
Bouwen
Het nieuwe bedrijfsgebouw is voorzien ter plekke van medio 2021 gesloopte bedrijfsbebouwing, binnen het op de verbeelding aangeduide bouwvlak. De voor de bedrijfsvoering beoogde maximale bouwhoogte van het nieuwe gebouw bedraagt circa 12,5 meter. De bouwregels van het bestemmingsplan schrijven een maximale bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen voor van 8 meter (artikel 5.2.2, sub b). Met toepassing van de binnenplanse 10% afwijkingsbevoegdheid (artikel 28.1, sub a) kan ten hoogste een bouwhoogte van 8,80 meter worden vergund.
De gewenste bouwhoogte van 12,5 meter is niet vergunbaar binnen de kaders van het ter plekke geldende bestemmingsplan.
Het in het bestemmingsplan voorgeschreven maximum bebouwingspercentage van 70% van het bouwperceel bebouwd (artikel 5.2.2, sub c) wordt als gevolg van de gewenste nieuwbouw niet overschreden, zoals reeds in paragraaf 3.3.1 aangegeven.
Gebruik
Ter plekke van het nieuw te realiseren bedrijfsgebouw zijn twee verschillende aanduidingen van toepassing. Het merendeel van het oostelijke deel van het nieuwe gebouw wordt gesitueerd ter plekke van de aanduiding 'bedrijf van categorie 2, 3.1 en 3.2'. Het westelijke deel van het nieuwe gebouw is voorzien binnen de aanduiding 'bedrijf van categorie 3.1, 3.2 en 4.1'.
De bedrijfsactiviteiten van de steenfabriek betreft activiteiten in de milieucategorie 4.1. De gehele bedrijfslocatie staat in het teken van de steenfabriek. In beginsel dienen dan alle daaraan te relateren activiteiten te worden geschaard onder milieucategorie 4.1. In de bestaande situatie is echter ter plekke van het projectgebied op grond van het planologisch-juridische geldende kader sprake van verschillende toegestane milieucategorieën. Dit is gevisualiseerd in de volgende figuur.
Visualisatie van toepassing zijnde milieucategorieën ter plekke van het projectgebied op grond van het planologisch-juridisch kader
Wat op basis van vorenstaande figuur kan worden geconstateerd is dat ondanks dat sprake is van met elkaar samenhangende bedrijfsactiviteiten in verband met de ter plekke gebezigde de steenfabriek, zijnde in z'n geheel bedrijfsactiviteiten in de milieucategorie 4.1, in het geldende planologisch-juridische kader dit niet voor het gehele terrein is vastgelegd. Zo is het deel van het terrein gelegen op het grondgebied van de gemeente Stein aangewezen als een activiteit milieucategorie 3.2, alsook zijn de enkele jaren geleden gerealiseerde kleiloodsen (deels) gelegen binnen de aanduiding 'bedrijf van categorie 2, 3.1 en 3.2'.
Vorenstaande impliceert dat strikt bezien het realiseren van het nieuwe bedrijfsgebouw voor de pers en drogerij niet passen binnen de ter plekke (deels) voorgeschreven milieucategorieën. Voor dit nieuwe bedrijfsgebouw met activiteiten is in casu sprake van een wijziging van milieucategorie 3.2 in 4.1.
Conclusie
Op grond van het geldende bestemmingsplan is de gewenste bouwhoogte van het nieuwe bedrijfsgebouw niet vergunbaar. Het bestemmingsplan biedt geen binnenplanse afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden om de gewenste bouwhoogte alsnog te vergunnen.
Voorts is sprake van het bouwen van een nieuw bedrijfsgebouw ten behoeve van een bedrijfsactiviteit in de milieucategorie 4.1, terwijl het gebouw deels wordt geprojecteerd binnen de aanduiding 'bedrijf van categorie 2, 3.1 en 3.2'. Zeer strikt bezien is in dit verband ook sprake van strijdig gebruik, waarvoor het bestemmingsplan geen binnenplanse afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden biedt.
Teneinde de gewenste bouwhoogte en het gebruik te kunnen vergunnen dient een buitenplanse afwijkingsprocedure te worden doorlopen.
De woningen aan de Stationstraat 102 en 104 zijn op grond van het bestemmingsplan 'Beeker Hoek, herziening 2009' bestemd voor reguliere woondoeleinden. Dit betekent dat derden, die geen binding hebben met de activiteiten van de steenfabriek, ter plekke kunnen wonen. Vanuit oogpunt van ruimtelijke ordening en milieuwetgeving is een dergelijke situatie, gelet op de directe nabijheid van de bedrijfsactiviteiten, minder wenselijk. Betreffende woningen worden momenteel bewoond de medewerkers met constignatiediensten. Door de woningen als bedrijfswoningen overeenkomstig het feitelijke gebruik te bestemmen, worden eventuele (in casu theoretische) belemmeringen vanuit ruimtelijke ordening en milieuwetgeving opgeheven.
Bouwen
Als gevolg van deze gewenste ontwikkeling vinden geen bouwactiviteiten plaats.
Gebruik
Hoewel het gebruiken van de woningen voor wonen feitelijk reeds is toegestaan, is het betitelen van deze woningen als bedrijfswoningen binnen het geldende bestemmingsplan niet mogelijk.
Conclusie
Teneinde de woningen als reguliere woningen te kunnen betitelen, dient een buitenplanse afwijkingsprocedure te worden doorlopen. Het facetbestemmingsplan 'Parkeren' vormt geen belemmeringen.
Het gebouw dat is voorzien ten behoeve van het cementeerproces, en als test-, sorteer-, verpakkings- en monsterruimte is gelegen binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Beeker Hoek, herziening 2009'.
Bouwen
Als gevolg van deze gewenste ontwikkeling vinden geen bouwactiviteiten plaats.
Gebruik
Op grond van het bestemmingsplan is ter plekke de aanduiding 'bedrijf van categorie 3.1, 3.2 en 4.1' van toepassing. De aldaar beoogde activiteiten vormen een onderdeel van de bedrijfsactiviteiten van de steenfabriek, en dienen te worden geschaard onder de milieucategorie 4.1.
Conclusie
Het geldende bestemmingsplan verzet zich niet tegen het beoogde gebruik van betreffend gebouw.
Het facetbestemmingsplan 'Parkeren' vormt eveneens geen belemmeringen.
Nu voor een aantal onderdelen van onderhavig project - te weten het nieuwe bedrijfsgebouw en het beoogde gebruik van de woningen aan de Stationstraat 102 en 104 - blijkt dat deze niet binnen de regels van het geldende planologisch-juridische kader kunnen worden vergund, dient buitenplans de worden afgeweken. In dat verband dient beoordeeld te worden of, ondanks de strijdigheid met de geldende kaders, toch sprake is van een goede ruimtelijke ordening waartoe voorliggend document dient.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. In de NOVI staat de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal, waarmee wordt bedoeld dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden.
In de NOVI wordt gebruik gemaakt van afwegingsprincipes bij het maken van keuzes:
In de NOVI zijn de volgende belangrijste keuzes opgenomen:
Daarbij wordt bijvoorbeeld gewerkt aan de overgang naar de kringlooplandbouw zodat gebruik van de grond meer wordt afgestemd op de natuurlijke water- en bodemsystemen.
Ter uitvoering van de in de NOVI gemaakte keuzes is een Uitvoeringsagenda opgesteld. Daarin staat hoe samen met medeoverheden en de samenleving uitvoering zal moeten worden gegeven aan de NOVI. In de Uitvoeringsagenda staat een overzicht van instrumenten voor de verschillende beleidskeuzes uit de NOVI. De NOVI wordt uitgewerkt in algemene rijksregels, bestuurlijke afspraken, beleidsprogramma's, inzet van financiële middelen en kennisontwikkeling. Daarnaast wordt gebiedsgericht gewerkt met Omgevingsagenda's en NOVI-gebieden.
In de NOVI wordt ten aanzien van Zuid Limburg aangegeven dat de regio sociaaleconomische en fysieke opgaven heeft die van betekenis zijn in een bijzondere grensoverschrijdende omgeving (met regio's rond het Duitse Aken, het Waalse Luik en het Vlaamse Hasselt). De opgaven die te maken hebben met bereikbaarheid (drielandentrein), circulaire economie (Chemelot) en bevolkingsdaling (voormalige mijnstreek) zijn stuk voor stuk fors en vragen alle drie internationale afstemming en overleg. Een rijksrol is daarbij noodzakelijk.
Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationale ruimtelijke beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Navolgende onderwerpen met nationaal belang zijn opgenomen in het Barro en de eerste aanvulling (Stb. 2012, nr. 388):
Naast het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) in werking getreden. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen, gebieden, objecten en zones worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In de Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven.
Onderhavig project levert geen strijd op met de Nationale Omgevingsvisie, het Barro en de Rarro. Het Rijksbeleid is niet aan de orde, omdat sprake is van een - op Rijksniveau - kleinschalige ontwikkeling en er geen onderwerpen vanuit de NOVI en Barro op het projectgebied van toepassing zijn. Ook gelden er vanuit de Rarro geen beperkingen ten aanzien van de beoogde ontwikkelingen.
Op het moment van inwerkingtreding van de nieuwe Omgevingswet dient de provincie te beschikken over een Provinciale Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. De provincie heeft in dat verband het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014) vervangen door de Omgevingsvisie Limburg (hierna ook: de POVl). De POVI richt zich op de langere termijn (2030-2050) en beschrijft onderwerpen zoals wonen, bodem, infrastructuur, milieu, ruimtelijke economie, water, natuur, luchtkwaliteit, landschap en cultureel erfgoed. Maar ook de aspecten gezondheid en een gezonde leefomgeving worden in de Omgevingsvisie meegenomen.
De zoneringen op grond van het POL2014 zijn in de POVI vertaald op de kaart 'Limburgse principes'. In de POVI is onderhavig projectgebied gelegen in voor 'bedrijventerreinen' aangewezen gebied.
Uitsnede provinciale kaart met aanduiding projectgebied
De door de Steenfabriek gewenste ontwikkelingen worden niet belemmerd door de beleidsuitgangspunten van de provincie Limburg binnen (bestaande) bedrijventerreinen.
Naast de indeling in zoneringen is tevens sprake van diverse provinciale beschermingsgebieden, waartoe op grond van de Omgevingsverordening Limburg 2014 specifieke regelgeving geldt.
Uitsnede kaart 'milieubeschermingsgebieden' Omgevingsverordening Limburg 2014 met ligging projectgebied
Het bestaande bedrijfsterrein van de Steenfabriek is voor een beperkt gedeelt gelegen binnen het beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg. De nu voorliggende ontwikkelingen zijn niet gelegen binnen dit beschermingsgebied, als gevolg waarvan geen sprake is van belemmeringen.
De zogenaamde ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ is opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid, Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:
'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'
De ladder voor duurzame verstedelijking is door de provincie verankerd in de Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014) in artikel 2.2.2, lid 1. Aanvullend op deze ladder heeft de provincie daarin bepaald dat tevens de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen moet worden onderzocht.
Uitgangspunt voor toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking is dat sprake dient te zijn van een stedelijke ontwikkeling. Conform artikel 2.2.1 van de OvL2014 is de definitie van een stedelijke ontwikkeling een ‘ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen’.
Bij voorliggend project wordt niet voorzien in een toename van het aantal vierkante meters bedrijfsactiviteiten. Het totale perceel heeft reeds een bedrijfsbestemming. Geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Voorliggende project wordt derhalve niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in deze bepaling van het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing is.
Gelet op vorenstaande uiteenzetting van het vigerende provinciale beleid, bestaan er geen belemmeringen met betrekking tot voorliggend project.
Op 14 december 2017 heeft de gemeenteraad van Beek ingestemd met de Structuurvisie Ruimtelijke Economie Zuid-Limburg (SVREZL). De SVREZL is een gezamenlijke, Zuid-Limburgse ruimtelijk-economische visie en handelingskader voor de winkel-, kantoren- en bedrijventerreinenmarkt, opgesteld door de Zuid-Limburgse gemeenten.
De opgave van de SVREZL is op hoofdlijnen vijfledig:
Het zwaartepunt van de aandacht gaat uit naar de bestaande voorraad in de drie segmenten (winkels, kantoren en bedrijventerreinen) waarbij enkel toevoegingen in deze segmenten plaatsvinden die een kwalitatieve versterking betekenen in de daartoe afgebakende concentratie- en balansgebieden. Toevoegingen zijn in principe alleen mogelijk onder de voorwaarde van toetsing aan de kaders in de structuurvisie, het salderingsbeleid en de voorwaarden in de procesbomen.
Binnen de SVREZL wordt onder andere de prioriteit gelegd voor hergebruik van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen. Vestiging van functies in kerken, kloosters, monumenten en andere beeldbepalende panden en panden op beeldbepalende locaties verdient de voorkeur boven andere locaties.
Onderhavig projectgebied is gelegen binnen een in de SVREZL aangewezen 'bedrijventerrein'. Geen sprake is van een toevoeging van het aantal vierkante meters bedrijfsactiviteiten.
Uitsnede kaart SVREZL met ligging projectgebied binnen 'bedrijventerreinen'
Gelet op vorenstaande uiteenzetting passen onderhavige ontwikkelingen binnen het relevante regionale beleid.
Op 10 december 2009 heeft de gemeenteraad van Beek de strategische toekomstvisie ‘Ondernemend Beek: veelzijdig en vitaal in Zuid-Limburg’ vastgesteld. In deze visie zijn de ambities en speerpunten van de gemeente tot 2030 benoemd.
Eén van de ambities en speerpunten van de gemeente is het actief stimuleren van bedrijvigheid en het ondernemersklimaat en daarmee de regionale economie. Daarbij wordt o.a. ingezet op het faciliteren van grootschalige bedrijven om zich te vestigen bij de luchthaven en het bijbehorend bedrijventerrein BMAA of op een van de andere bedrijventerreinen.
In casu is sprake van een bestaand bedrijf in de vorm van de steenfabriek, gevestigd op een bestaand bedrijventerrein. Het faciliteren van dit bedrijf in de gewenste ontwikkelingen draagt bij aan duurzame continuering op onderhavige locatie.
Op 22 maart 2012 heeft de gemeenteraad van Beek de Structuurvisie Beek 2012-2022 ‘Ruimte voor veelzijdigheid en vitaliteit’ vastgesteld. In die structuurvisie is onder andere aangegeven dat het aantrekkelijk blijven voor bedrijven een belangrijke doelstelling is voor de ontwikkeling van Beek met betrekking tot het thema economie en toerisme & recreatie.
Onderhavig project is gericht op een aantal gewenste ontwikkelingen voor goede continuering van de bedrijfsvoering van de ter plekke al zeer lange tijd gevestigde steenfabriek. Met facilitering van de gewenste ontwikkelingen blijft de locatie geschikt voor de bedrijfsactiviteiten. Derhalve is geen sprake van strijdigheden met de Structuurvisie Beek 2012-2022 ‘Ruimte voor veelzijdigheid en vitaliteit’.
Gelet op het vorenstaande uiteenzetting van het gemeentelijke beleid wordt geconcludeerd dat onderhavig project niet strijdig is met dit beleid.
Bij de realisering van een project moet in de eerste plaats rekening worden gehouden met aspecten uit de omgeving die een negatieve invloed kunnen hebben op het projectgebied. Dit geldt omgekeerd ook voor de uitwerking die het project heeft op zijn omgeving. Voor de locatie zijn in dit hoofdstuk de milieuaspecten bodem, geluid, milieuzonering, luchtkwaliteit en externe veiligheid onderzocht.
Indien sprake is van een planologische functiewijziging en/of het toevoegen van nieuwe verblijfsruimten, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik.
Ten behoeve van onderhavig project heeft zowel ter plekke van de plek van de nieuwe bedrijfshal als ter plekke van het nieuwe kantoorpand (zijnde een nieuwe verblijfsruimte) bodemonderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem plaatsgevonden.
Bodemonderzoek nieuwe bedrijfshal
De rapportage van het bodemonderzoek ten behoeve van de nieuwe bedrijfshal is bijgevoegd als Bijlage 2. Op grond van het verrichte onderzoek zijn de volgende conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan:
Op basis van de resultaten van het verrichte bodemonderzoek ten behoeve van de nieuwe bedrijfshal is geconcludeerd dat geen milieuhygiënische belemmeringen bestaan voor het huidige en geplande gebruik van de locatie.
Bodemonderzoek nieuw kantoorpand
De rapportage van het bodemonderzoek ten behoeve van het nieuwe kantoorpand is bijgevoegd als Bijlage 3. Op grond van het verrichte onderzoek zijn de volgende conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan:
Voor wat betreft de aangetroffen PAK-verontreiniging in de grond betreft dit een nieuw geval van bodemverontreiniging. Wettelijk geldt de verplichting om deze volledig te verwijderen. Hiertoe dient voorafgaand een Plan van Aanpak te zijn goedgekeurd door het bevoegd gezag.
Buiten de verontreinigingscontour bestaan er geen milieuhygiënische belemmeringen voor het huidige en het geplande gebruik van de locatie.
Gelet op vorenstaande vormt het aspect bodem, na volledige verwijdering van de aangetroffen PAK-verontreiniging, geen belemmering.
Met betrekking tot het aspect geluid (van externe komaf) kan sprake zijn van geluidbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai, industrielawaai en spoorweglawaai. Indien sprake is van het realiseren van een geluidgevoelig object, dient te worden onderzocht of voldaan kan worden aan de wettelijke geluidgrenswaarden.
De Wet geluidhinder (Wgh) biedt vooral in het ruimtelijk spoor bescherming tegen (spoor)weglawaai en industrielawaai van inrichtingen gelegen op een gezoneerd industrieterrein. In de Wet geluidhinder wordt een beperkt aantal typen objecten beschermd. De Wet geluidhinder beschermt de volgende objecten:
Onderhavig project voorziet niet in het realiseren van nieuwe geluidgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh) of Besluit geluidhinder (Bgh).
Gelet op vorenstaande vormt het aspect geluid geen belemmering.
Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat (andersom) nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Het waar mogelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
De gemeente beslist zelf of zij op een bepaalde locatie bedrijven of woningen wil mogelijk maken. Dit besluit dient echter wel zorgvuldig te worden afgewogen en te worden verantwoord.
Bij voorliggend project worden geen nieuwe milieugevoelige objecten gerealiseerd, waardoor geen belemmeringen vanwege bestaande bedrijvigheid in de omgeving aan de orde is.
Als gevolg van voorliggend project vinden veranderingen plaats in de bestaande en vergunde bedrijfsactiviteiten van de steenfabriek. Als gevolg van deze veranderingen dient te worden beoordeeld welke gevolgen deze hebben voor het woon- en leefklimaat in de woningen gelegen in de directe omgeving. De veranderingen zijn vanuit akoestisch oogpunt relevant, als gevolg waarvan een akoestisch onderzoek industrielawaai is verricht. Daarbij behoeven de woningen aan de Stationstraat 102 en 104 niet (meer) te worden beschouwd aangezien deze als bedrijfswoningen zullen worden aangemerkt en gaan behoren tot de inrichting van de steenfabriek.
De rapportage van het verrichte onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 4. Op grond van het verrichte onderzoek is de volgende (eind)conclusie getrokken:
'De nieuwe geluidssituatie van de steenfabriek Beek is conform de 'Handleiding meten en rekenen industrielawaai' vastgesteld. Uit de resultaten volgt dat de uitbreiding van de bedrijfsactiviteit ruimtelijk inpasbaar wordt geacht. Tevens wordt de bedrijfsactiviteit van de gehele inrichting, een type C bedrijf, vergunbaar geacht onder voorschriften.'
Gelet op vorenstaande vormt het aspect milieuzonering geen belemmering.
Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wm). Omdat de luchtkwaliteitseisen op zijn genomen in titel 5.2 van de Wm, staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'.
Het doel van titel 5.2 Wm is om de mensen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.
Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid van een bestuursorgaan ex. artikel 5.16 Wm:
Het 'Besluit NIBM' is een Algemene maatregel van Bestuur (AmvB) en legt vast wanneer een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de toename van concentraties van bepaalde stoffen in de lucht. Een project is NIBM wanneer het aannemelijk is dat het een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2.
Het NSL is vanaf augustus 2009 van kracht, zodat de 3% grens aangehouden dient te worden.
In de regeling NIBM is (onder andere) aangegeven dat een plan tot 1.500 woningen niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentratie fijn stof en stikstofdioxide in de lucht. Voorliggend project is geenszins vergelijkbaar met een plan van genoemd aantal.
Gelet op vorenstaande vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering.
Indien sprake is van een (beperkt) kwetsbaar object dient een afweging te worden gemaakt of de planontwikkeling ertoe leidt dat er een onaanvaardbaar risico ontstaat in het kader van de externe veiligheid.
Bij onderhavig project is sprake van de sloop en nieuwbouw van een bestaand kantoorpand en het realiseren van een bedrijfsgebouw. Niet wordt voorzien in het realiseren van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten. Bovendien gelden voor de woningen gelegen aan de Stationstraat 102 en 104 bij omvorming hiervan tot bedrijfswoning vanuit oogpunt van externe veiligheid minder strenge eisen dan voor reguliere woningen.
Weliswaar heeft de Veiligheidsregio Zuid-Limburg een advies uitgebracht met betrekking tot onderhavig project. Zulks vanwege de ligging van het projectgebied binnen het invloedsgebied van de risicobronnen 'spoortraject Maastricht - Sittard', 'Rijksweg A2', en 'Rijksweg A76'. Het volledige advies is als bijlage bij de brief van de gemeente Beek met principemedewerking gevoegd (Bijlage 1).
Over genoemde tracées vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het nieuwe kantoorpand en het nieuwe bedrijfsgebouw zijn gelegen binnen het invloedsgebied van het vervoer van brandbare (hittestraling), explosieve (overdruk), en toxische stoffen over de A2, A76, en/of het spoor. Voor elk van deze drie scenario's worden door de Veiligheidsregio een aantal maatregelen geadviseerd om de effecten van mogelijke incidenten zoveel mogelijk te beperken en/of de zelfredzaamheid van de aanwezigen te vergroten. Het betreft o.a.:
Gelet op vorenstaande vormt het aspect externe veiligheid, rekening houdend met het advies van de Veiligheidsregio, geen belemmering.
Naast de diverse milieutechnische aspecten, zoals uiteengezet in Hoofdstuk 5, dient tevens te worden gekeken naar de overige ruimtelijke aspecten. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aspecten archeologie, kabels en leidingen, verkeer en parkeren, waterhuishouding, natuur- en landschap, flora en fauna en duurzaamheid.
Archeologische waarden zijn bij wet beschermd. Daaromtrent zijn in de Erfgoedwet bepalingen opgenomen die de gemeenteraad in acht moet nemen. Indien sprake is van (nieuwe) bodemverstoring, dient beoordeeld te worden of eventuele archeologische waarden in het geding zijn.
Op grond van het bestemmingsplan 'Beeker Hoek, herziening 2009' is de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2' van toepassing ter plekke van het beoogde nieuwe kantoorpand en de nieuwe bedrijfshal. Op grond van de regels behorende bij deze dubbelbestemming dient archeologisch onderzoek te worden verricht indien sprake is van bodemverstoring dieper dan 30 centimeter én met een groter oppervlak van 10.000 m2.
Bij voorliggend project is geen sprake van een bodemverstoring met een dergelijk groot oppervlak, waardoor archeologisch onderzoek niet behoeft te worden verricht.
Gelet op vorenstaande vormt het aspect archeologie geen belemmering.
Door het plangebied lopen geen boven- en/of ondergrondse leidingen. Er is op dat gebied derhalve geen sprake van bijbehorende (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden op dit punt.
De aanwezigheid van kabels en leidingen met betrekking tot de nutsvoorzieningen in de omgeving is evident. Bij het nader uitwerken van de aansluitingen, dient met de verschillende netwerkbeheerders contact te worden opgenomen.
Gelet op vorenstaande vormt het aspect kabels en leidingen geen belemmering.
Met betrekking tot onderhavige planontwikkeling dienen de (eventuele) gevolgen voor de verkeersstructuur alsmede het parkeren inzichtelijk te worden gemaakt.
Vooralsnog blijft vanwege onderhavig project de bestaande verkeersstructuur, met bestaande in- en uitritconstructie, op de Stationstraat ongewijzigd. De gemeente is momenteel doende met een studie voor herinrichting van de Stationstraat, waarbij wordt gekeken naar verschillende mogelijkheden om de kruising van de Stationstraat met de Middelweg aan te passen. Over eventuele toekomstige wijzigingen van de bestaande in- en uitritconstructie van het projectgebied dient in overleg met de gemeente te worden getreden.
Ter plekke van onderhavig projectgebied is het facetbestemmingsplan 'Parkeren' van kracht (zie paragraaf 3.2.1). In dat plan is vastgelegd dat 'bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor wijzigen van het gebruik is verzekerd dat op eigen terrein, aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort, wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen en dat deze parkeergelegenheid in stand wordt gehouden'. Daarbij moet worden voldaan aan de parkeernormen zoals neergelegd in de 'Parkeernota 2018 gemeente Beek'.
Onderhavig projectgebied is qua zonering gelegen in de zone 'Rest bebouwde kom'. Voor de berekening van de noodzakelijke parkeerplaatsen is uitgegaan van de functies 'bedrijfswoning', 'opslag', 'industrie', en 'kantoor (zonder baliefunctie)'. Bij de berekening van de parkeerbehoefte is de huidige situatie vergeleken met de parkeerbehoefte voor de nieuwe situatie; zogenaamde 'saldering'. Hierbij is uitgegaan van het feit dat het BVO van de bedrijfsfunctie niet toeneemt. Immers, op dezelfde plek waar sloop van de oude bebouwing heeft plaatsgevonden zal ook de nieuwe bedrijfsloods worden gerealiseerd. Wel zal de oppervlakte van het kantoor worden vergroot.
Uit de salderingsberekeningen blijkt dat het bestaand aantal parkeerplaatsen met 3 stuks zal moeten worden verhoogd.
In de bestaande situatie is fysieke ruimte beschikbaar voor het stallen van 32 personenwagens. Aanvullend zijn 2 parkeerplaatsen groter uitgevoerd voor aanhangers. De ligging van de bestaande parkeerplaatsen is gevisualiseerd in de volgende afbeelding.
Bestaande situatie parkeergelegenheid
In de nieuwe situatie dient, gelet op de salderingsberekeningen op grond waarvan 3 extra parkeerplekken dienen te worden gerealiseerd, fysieke ruimte beschikbaar te zijn op eigen terrein voor het kunnen stallen van 35 personenwagens. Nabij het nieuwe kantoorgebouw wordt voorzien in parkeergelegenheid voor 28 voertuigen. De bestaande parkeerplaatsen blijven gehandhaafd, behoudens 10 stuks rondom het te slopen kantoorpand. Het parkeren in de nieuwe situatie is gevisualiseerd in onderstaande figuur.
Nieuwe situatie parkeergelegenheid
In totaal wordt in de nieuwe situatie voorzien in parkeergelegenheid op eigen terrein voor 50 personenwagens, terwijl een parkeerbehoefte bestaat voor 35 auto's.
In de nieuwe situatie behoeven geen problemen in de verkeersdoorstroming, -afwikkeling en –veiligheid te worden verwacht. Tevens is afdoende ruimte op eigen terrein beschikbaar om te kunnen voorzien in de vereiste parkeergelegenheid.
In het Nationaal Waterplan 2016-2021 zijn de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de daartoe behorende aspecten van het nationale ruimtelijke beleid beschreven. Met dit Nationaal Waterplan voldoet Nederland aan de Europese eisen die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water (KRW), de Richtlijn Overstromingsrisico`s (ROR) en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KMS).
De provincie Limburg kent als uitgangspunt dat verdroging zo veel mogelijk moet worden tegengegaan en dat de waterkwaliteit, met het oog op een duurzaam gebruik in de toekomst, erg belangrijk is. Verder sluit de provincie aan bij het beleid van de Vierde Nota Waterhuishouding om infiltratie van water in de bodem te bevorderen en water meer terug te brengen in stedelijk gebied.
Binnen de waterbeheersplannen van Limburg is integraal waterbeheer een belangrijk begrip. Ook hier speelt verdroging en waterkwaliteit een belangrijke rol in het beleidsproces. Ter invulling van (specifiek) ecologische functies stelt het Waterschap onder andere dat, ter voorkoming van verdroging, grondwaterstanden (daar waar dat mogelijk is) verhoogd moeten worden door peilbeheer. Ook dient het rioleringsbeheer door gemeenten op en aan de aan watergangen en -plassen toegekende functies, afgestemd te worden. Naast die ecologische functie dienen er ook mensgerichte hoofdfuncties ten behoeve van industrie of drinkwater ingepast te worden. Tevens dient er plaats te zijn voor mensgerichte nevenfuncties.
Vanaf 1 november 2003 zijn de overheden wettelijk verplicht om alle ruimtelijke plannen, die van invloed zijn op de waterhuishouding, voor advies voor te leggen aan de waterbeheerders. Tot juli 2004 kwam het voor dat voor de watertoets verschillende waterbeheerders (waterschapsbedrijf, waterschap, provincie en Rijkswaterstaat) apart moesten worden benaderd. Die gaven dan afzonderlijke wateradviezen. Dat zorgde voor veel onduidelijkheid en papieren rompslomp. Daarom hebben de Limburgse waterbeheerders afgesproken om alle aanvragen in het hun betreffende gebied af te handelen via één loket: het zogenaamde watertoetsloket. Het loket is ondergebracht bij het waterschap.
Sinds de nieuwe keur van april 2019 dienen alle plannen te worden voorgelegd aan het waterschap Limburg. Het waterschap geeft haar advies over de plannen.
Ten behoeve van van onderhavig project en de in dat verband aan te vragen revisievergunning is een wateranalyse uitgevoerd. Aan de hand van die analyse is inzichtelijk gemaakt welke waterstromen binnen de inrichting worden gebruikt en welke (afval)waterstromen vrijkomen alsmede op welke wijze deze hergebruikt en/of geloosd worden. De wateranalyse is in z'n geheel bijgevoegd als Bijlage 5.
Voor onderhavig project geldt de uitvoeringsnotitie 'Verwerken hemelwater particulier terrein bij nieuwbouw'. Op grond daarvan dient bij nieuwbouw het hemelwater op eigen terrein te worden verwerkt.
Het streven is om bij nieuwbouw 100% van het verharde oppervlak af te koppelen van de gemeentelijke riolering. Daarbij is het streven om alles zoveel mogelijk klimaat adaptief aan te leggen. De te realiseren hemelwatervoorziening(en) dien(t)(en) te worden gedimensioneerd op een extreme bui van met een neerslaghoeveelheid van 80 millimeter in 2 uur, met een noodoverlaat.
In de wateranalyse wordt ingegaan op zowel de wijze van afhandeling van het afval- als het hemelwater. Daarbij wordt tevens de bestaande bebouwing en verharding meegenomen. In de volgende tabel is een samenvatting gegeven van de waterhoeveelheden en voorgestelde wijze van afhandeling van het afval- en hemelwater.
Specifiek ten aanzien van de afhandeling van het hemelwater op de nieuw te realiseren bebouwing wordt het volgende voorgesteld.
Kantoorgebouw
Het oppervlak van het nieuwe kantoorgebouw bedraagt circa 260 m² als gevolg waarvan de capacteit voor de te realiseren hemelwatervoorziening (260 m² * 80 mm) 20,8 m³ bedraagt. Dit hemelwater zal worden opgevangen in infiltratiekratten. Deze kratten worden onder de parkeerplaats aangelegd overeenkomstig de benodigde capaciteit. Via natuurlijke infiltratie zal het water in de bodem worden geïnfiltreerd.
Nieuw bedrijfsgebouw
Voor het nieuwe bedrijfsgebouw, dat een oppervlak zal krijgen van circa 4.850 m², dient in een capaciteit van (4.850 m² * 80 mm) 388 m³ te worden voorzien. Het dakoppervlak van deze nieuwe hal wordt vanuit waterhuishouding toegevoegd aan een aantal bestaande daken, die in totaal een oppervlak hebben van 6.655 m². Dit oppervlak impliceert een (rekenkundige) hoeveelheid hemelwater van 543,2 m³.
In de nieuwe hal is een buffervoorziening van 604 m³ (2 * 302 m³) voorzien voor de opvang van hemelwater. Het betreffende water wordt gebruikt in het productieproces. Het overige hemelwater wordt via een overloop naar het terrein ten oosten van de kleiloods geleid, alwaar het via natuurlijk infiltratie in de bodem binnen de eigen terreingrens wordt geïnfiltreerd.
Gelet op vorenstaande vormt het aspect waterhuishouding geen belemmering.
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. In deze wet zijn de onderdelen uit de Europese Habitatrichtlijn en onder meer de Vogelrichtlijn, die de bescherming van soorten betreft, geïmplementeerd.
Onderhavig projectgebied is niet gelegen binnen het Nationaal Natuur Netwerk (NNN) en een Natura2000 gebied. Sprake is van een project ter plekke van bestaand bebouwd gebied, in gebruik als bedrijventerrein, waardoor aannemelijk is dat geen sprake is van negatieve effecten op eventuele beschermde flora en fauna in de omgeving.
Ligging projectgebied t.o.v. NNN
Om te kunnen beoordelen of voorliggend project al dan niet leidt tot significate effecten op omliggende Natura2000 gebieden is stikstofonderzoek middels Aerius-berekeningen verricht. De rapportage van het verrichte onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 6.
Op grond van de stikstofberekeningen is gebleken dat als gevolg van de productie-installaties, mobiele werktuigen, verkeersgeneratie en installaties voor ruimteverwarming stikstofemissies optreden met een effect op diverse Natura2000 gebieden. Ten opzichte van de voor betreffende gebieden te hanteren referentiesituatie is echter geen sprake van een stijging van depositie.
Omdat sprake is van volledig intern salderen en het feit dat in de beoogde situatie geen sprake is van een stijging in depositie is geen sprake van een vergunningplicht op grond van de Wet natuurbescherming.
Gelet op vorenstaande vormt het aspect natuurbescherming geen belemmering.
Duurzame stedenbouw verbreedt de aandacht naar meer aspecten dan alleen de verkaveling en ontsluiting. Duurzaamheid gaat ook om een zuinig ruimtegebruik, milieuvriendelijkheid, veilig verkeer en vervoer en natuur en rekening houden met het waterhuishoudingsysteem, omgevingsinvloeden, landschapsstructuren en landschapselementen. Dit betekent in de praktijk dat gelet moet worden op het materiaalgebruik, de vormgeving, gebruik van alternatieve energiebronnen, compact bouwen, intensief ruimtegebruik en flexibel bouwen (levensloopbestendig). Duurzaam bouwen heeft een volwaardige plaats in het ontwerp, het bouwen en beheren van bebouwing. Tijdens de bouw kan door zuinig om te gaan met bouwmaterialen worden voorkomen dat er onnodig afval ontstaat.
Bij voorliggende project wordt een aantal duurzaamheidsmaatregelen doorgevoerd. Zo wordt onder andere de oude stoomketel vervangen door een nieuwe stoomketel, wordt de drogerij die momenteel gas verbruikt vervangen door een nieuwe drogerij die volledig elektrisch is, en wordt het nieuwe gebouw uitgevoerd met zonnepanelen voor eigen energieopwekking.
Gelet op vorenstaande draagt onderhavig project bij aan verduurzaming.
Het voornemen van de Steenfabriek Beek B.V. is om ter plekke van de bedrijfslocatie aan de Stationstraat 106 te Beek een aantal ontwikkelingen door te voeren. Het in dat kader gewenste nieuwe bedrijfsgebouw en het gebruik van de twee woningen aan de Stationsweg 102 en 104 als bedrijfswoningen past niet binnen de regels van het ter plekke van kracht zijnde planologisch-juridische kader.
De gemeente heeft kenbaar gemaakt medewerking te willen verlenen aan de beoogde ontwikkelingen. Er dient een buitenplanse (uitgebreide) omgevingsvergunningprocedure te worden doorlopen. In dat kader dient beoordeeld te worden of sprake is van een goede ruimtelijke ordening, waartoe voorliggend document is opgesteld.
Tegen het project bestaan vanuit ruimtelijk en stedenbouwkundig oogpunt geen bezwaren, aangezien aan de volgende uitgangspunten c.q. randvoorwaarden wordt voldaan:
Op grond van vorenstaande overwegingen kan worden geconcludeerd dat bij vergunningverlening van de beoogde ontwikkelingen ondanks strijdigheden met het geldende planologisch-juridische kader toch sprake is van een goede ruimtelijke ordening.