1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Beeldentuin Geverikerstraat' met identificatienummer NL.IMRO.0888.BPBEELDENGEVERIK17-VA01 van de gemeente Beek;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.6 atelier:
een werkplaats, in het bijzonder die van een beeldend kunstenaar;
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.8 beeldentuin:
een tuin, binnenhof of park waarin beeldhouwwerken zijn opgenomen om een esthetisch effect te creëren, kunstwerken te presenteren of om uit te nodigen tot filosofische diepgang;
1.9 begane grond:
een bouwlaag geen verdieping zijnde;
1.10 bestaand:
- bij bouwwerken: de als zodanig op de verbeelding aangegeven bebouwing, welke bestaat op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, dan wel op basis van een afgegeven omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden c.q. isgebouwd;
- bij gebruik: het als zodanig op de verbeelding aangegeven gebruik, welke bestaat op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, dan wel op basis van een afgegeven omgevingsvergunning is toegestaan;
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.13 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.14 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.15 bouwlaag:
een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg op gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder en met een maximale hoogte van 3,00 m voor woningen en 4,50 m voor andere gebouwen;
1.16 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.17 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.18 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.19 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.20 cultuurhistorische waarde:
de aan het bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.21 dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
1.22 dakopbouw:
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van dat gebouw bevindt en die in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst;
1.23 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop en te huur aanbieden waaronder mede begrepen het uitstallen ter verkoop, verkopen en/of afleveren van goederen aan degenen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders
dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.24 doeleinden van openbaar nut:
voorzieningen ten dienste van openbaar en semi-openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;
1.25 educatieruimte:
ruimte ten behoeve van het verzorgen van een cursus of een toelichting op werkzaamheden;
1.26 escortbedrijf:
een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
1.27 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.28 hoofdgebouw:
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming die het belangrijkst is;
1.29 maatschappelijke doeleinden:
doeleinden ten behoeve van onderwijs, openbaar bestuur, religieuze functies, overdekte sport- en spelaccommodaties, medische-sociale functies, maatschappelijke en culturele functies. Seksinrichtingen en/of pornobedrijven vallen hier in ieder geval niet onder;
1.30 maaiveld:
hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de bebouwing;
1.31 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
1.32 ondergeschikte detailhandel:
detailhandel in goederen of producten ondergeschikt aan de hoofdbestemming;
1.33 ondergronds:
Beneden peil;
1.34 perceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.35 peil:
- voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld;
1.36 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.37 ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte;
1.38 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden.
onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan:
een (raam-)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.39 selectiebesluit:
een archeologisch inhoudelijke afweging na een onderzoeksfase over eventuele archeologische vervolgstappen;
1.40 stedenbouwkundig beeld:
Het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa bepaald beeld inclusief het ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormd beeld;
1.41 straatprostitutie:
het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
de kortste afstand tussen de (zijdelingse) bouwperceelgrenzen tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
Horizontaal tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren);
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 het bebouwde oppervlak van een bouwperceel, een bouwvlak of een ander terrein:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken / bouwvlak of op een ander terrein gelegen bouwwerken tezamen;
2.9 ondergeschikte bouwdelen:
De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op gevel- en kroonlijsten, pilaster, plinten, stoepranden, kozijnen, dorpels, dakgoten en overstekende daken, ventilatiekanalen, schoorstenen en soortgelijke bouwdelen.
Artikel 3 Maatschappelijk
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- doeleinden ten behoeve van onderwijs en maatschappelijke en culturele functies in de vorm van een atelier met educatieruimte in combinatie met een beeldentuin, met dien verstande dat seksinrichtingen en/of pornobedrijven hier in ieder geval niet onder vallen;
- ondergeschikte detailhandel ten behoeve van een atelier met educatieruimte in combinatie met een beeldentuin;
- verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen en fiets en voetpaden;
- parkeren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;
- opslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’;
- groen;
- doeleinden van openbaar nut;
een ander met bijbehorende voorzieningen.
3.2.1 Algemeen
- Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen;
- bouwwerken, geen gebouw zijnde.
- Bebouwing, welke hetzij bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, hetzij wordt of kan worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning en die afwijkt van één of meer van de in (afzonderlijke) bepalingen voorgeschreven situering, maatvoering en/of aantal(len), wordt geacht te voldoen aan de regels van dit plan.
3.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', waarbij het bouwvlak volledig mag worden bebouwd.
- de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 1 bouwlaag, zijnde 4,50 meter.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouw zijnde:
- de bouwhoogte mag niet meer dan 3,00 m bedragen met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 m mag bedragen met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van een erfafscheiding aan de voorzijde 1,00 m mag bedragen;
- dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen.
3.3 Nadere eisen
- Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de sociale veiligheid;
- de externe veiligheid;
- deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering respectievelijk waarborging van de ruimtelijke- en stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
- bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in artikel 14 lid 1 van toepassing.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in
artikel 3 lid 1 alsmede het gebruik ten behoeve van (straat)prostitutie.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport via een op de verbeelding aangeduide hogedruk gastransportleiding en hogedruk gasvoedingsleiding en de bescherming, het beheer en het onderhoud van de leidingen.
4.2 Bouwregels
Op de voor '
Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, geen bouwwerken worden gebouwd.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken
- Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2 ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge de ter plaatse op de verbeelding aangewezen andere bestemming, alsmede voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de betrokken leidingen, mits de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
- Indien door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van een bouwwerk schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 4 lid 1 omschreven doeleinden wordt geen afwijking verleend;
- alvorens burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4 lid 3.1 sub a verlenen horen zij de beheerinstantie van de betrokken leidingen.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het wijzigen van het bestaande bodemniveau door ophogingen, afgravingen of het verrichten van andere graafwerkzaamheden;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
- het aanbrengen van andere leidingen dan waarop deze dubbelbestemming toeziet;
- het aanbrengen, vellen en of rooien van bomen of beplantingen, welke dieper wortelen dan 0,75 meter.
4.4.2 Uitzonderingen op verbod
- werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- werken of werkzaamheden van ongeschikte betekenis;
- voor het periodiek kappen van hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het toegelaten bodemgebruik en voor zover de Boswet of krachtens die Wet gestelde regels van toepassing zijn;
- voor normaal spitwerk tot een diepte van niet meer dan 0,30 meter;
- voor werken en werkzaamheden waarop de verordening op ontgrondingen in Limburg van toepassing is.
4.4.3 Afwegingskader
De werken of werkzaamheden als bedoeld in
artikel 4 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan, hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de bedrijfsveiligheid van de betrokken leiding niet in gevaar wordt of kan worden gebracht. Hiertoe wordt de betrokken leidingbeheerder gehoord.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' (gebied van archeologische waarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
5.2.2 Uitzonderingen op verbod
- indien de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 250 m²;
- bij het bouwen van gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en waarbij de onderbouw van het gebouw ook niet dieper reikt dan de bestaande onderbouw;
- op bouwprojecten waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend en waarbij een rapport is overlegd waarin de archeologisch waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
- op gronden die zijn vrijgegeven door middel van een door het bevoegd gezag genomen negatief selectiebesluit.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 5 lid 2.1 ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge de ter plaatse op de verbeelding aangewezen bestemming.
5.3.2 Afwegingskader
Een in
artikel 5 lid 3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen bezwaar bestaat, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het afgraven, ophogen, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem tot meer dan 0,30 meter;
- het aanleggen van drainage en het graven van sloten;
- het aanbrengen van ondergrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet;
- het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk.
5.4.2 Uitzonderingen op verbod
Het in
artikel 5 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden:
- waarvan de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 250 m²;
- die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
- die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- waarin de Erfgoedwet voorziet;
- die plaatsvinden ten behoeve van archeologisch onderzoek.
5.4.3 Afwegingskader
Een in
artikel 5 lid 4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door de werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen bezwaar of nadeel ontstaat voor de bescherming van archeologische waarden, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
5.4.4 Strafregel
Overtreding van het bepaalde in
artikel 5 lid 3.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 3
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' (gebied met lage verwachtingswaarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
6.2.2 Uitzonderingen op verbod
- indien de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 10.000 m²;
- bij het bouwen van gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en waarbij de onderbouw van het gebouw ook niet dieper reikt dan de bestaande onderbouw;
- op bouwprojecten waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend en waarbij een rapport is overlegd waarin de archeologisch waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
- op gronden die zijn vrijgegeven door middel van een door het bevoegd gezag genomen negatief selectiebesluit.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 6 lid 2.1 ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge de ter plaatse op de verbeelding aangewezen bestemming.
6.3.2 Afwegingskader
Een in
artikel 6 lid 3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen bezwaar bestaat, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het afgraven, ophogen, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem tot meer dan 0,3 meter;
- het aanleggen van drainage en het graven van sloten;
- het aanbrengen van ondergrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet;
- het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk.
6.4.2 Uitzonderingen op verbod
Het in
artikel 6 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden:
- waarvan de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 10.000 m²;
- die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
- die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- waarin de Monumentenwet 1988 voorziet;
- die plaatsvinden ten behoeve van archeologisch onderzoek.
6.4.3 Afwegingskader
Een in
artikel 6 lid 4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door de werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen bezwaar of nadeel ontstaat voor de bescherming van archeologische waarden, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
6.4.4 Strafregel
Overtreding van het bepaalde in
artikel 6 lid 4.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 4
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' (gebied met hoge verwachtingswaarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
7.2.2 Uitzonderingen op verbod
- indien de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 2.500 m²;
- bij het bouwen van gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en waarbij de onderbouw van het gebouw ook niet dieper reikt dan de bestaande onderbouw;
- op bouwprojecten waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend en waarbij een rapport is overlegd waarin de archeologisch waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
- op gronden die zijn vrijgegeven door middel van een door het bevoegd gezag genomen negatief selectiebesluit.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 7 lid 2.1 ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge de ter plaatse op de verbeelding aangewezen bestemming.
7.3.2 Afwegingskader
Een in
artikel 7 lid 3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen bezwaar bestaat, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het afgraven, ophogen, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem tot meer dan 0,3 meter;
- het aanleggen van drainage en het graven van sloten;
- het aanbrengen van ondergrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet;
- het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk.
7.4.2 Uitzonderingen op verbod
Het in
artikel 7 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
- waarvan de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 2.500 m²;
- die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
- die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- waarin de Monumentenwet 1988 voorziet;
- die plaatsvinden ten behoeve van archeologisch onderzoek.
7.4.3 Afwegingskader
Een in
artikel 7 lid 4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door de werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen bezwaar of nadeel ontstaat voor de bescherming van archeologische waarden, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
7.4.4 Strafregel
Overtreding van het bepaalde in
artikel 7 lid 4.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten.
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
Het is verboden op de in het plan begrepen gronden enig bouwwerk te bouwen, waarbij de in de verbeelding van het plan aangegeven bouwvlak wordt overschreden, behoudens overschrijdingen, die volgens deze regels zijn toegestaan.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
10.1 Strijdig gebruik
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met dein het plan aan de grond gegeven bestemming.
Onder een strijdig gebruik met de bestemming wordt tenminste verstaan:
- het gebruik voor opslag, al dan niet voor de verhuur of de verkoop van machines, voer-of vaartuigen, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- het gebruik voor het op slaan, storten of bergen van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;
- voor het plaatsen van kampeerwagens, caravans, kampeerauto's, kampeertenten en vaartuigen, tenzij het betreft de stalling van één van dergelijke onderkomens per perceel en behoudens voorzover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van gronden;
- voor het opslaan van houten aannemersmaterialen, behoudens voorzover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het (laten) gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, prostitutie en straatprostitutie.
10.2 Uitzondering strijdig gebruik
Onder een gebruik strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan:
- het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voorzover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning of ontheffing vereist is en deze is verleend;
- het aanleggen of laten aanleggen van kabels en/of leidingen:
- die, voorzover het aardgastransportleidingen betreft, een diameter hebben van minder dan 4" en/of een druk van minder dan 40 bar;
- die, voorzover het transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3- categorie betreft, een diameter hebben van minder dan 4";
- waarvoor, indien en voorzover voor de aanleg een omgevingsvergunning is vereist, deze is verleend.
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
11.1 Luchtvaartverkeerzones
11.1.1 luchtverkeerszone - Ke-contour
Ter plaatse van de aanduidingen 'luchtvaartverkeerzone – 45 Ke-contour' en 'luchtvaartverkeerzone – 50 Ke- contour' geldt het gestelde in het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart.
11.2.1 geluidzone - 47 BKL-contour
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone – 47 BKL-contour', zijnde de zone behorende bij de 47 Bkl- contour mogen woningen en andere geluidgevoelige gebouwen in de zin van het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart slechts worden opgericht, indien wordt voldaan aan het bepaalde in hoofdstuk IV artikelen 8 en 9 van genoemd besluit.
11.3 Vrijwaringszone - luchtvaart
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - luchtvaart' is het verboden bouwwerken op te richten met een grotere bouwhoogte dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte'. De aangegeven bouwhoogte in meters ten opzichte van N.A.P. mag evenmin overschreden worden door schoorstenen, dakkapellen, antennes, vlaggenmasten, opbouwen ten behoeve van lift- en luchtbehandelingsinstallaties, reclameborden of -verlichting en dergelijke, alsmede door enig deel van windturbines.
11.4 Milieuzone - beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg
11.4.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg' zijn de gronden mede bestemd voor het behouden, versterken en ontwikkelen van de (huidige) landschappelijke kernkwaliteiten als onderdeel van de kernwaarden van het Nationaal Landschap. De regels dienaangaande uit de Omgevingsverordening Limburg zijn van overeenkomstige toepassing.
11.4.2 Bouwregels
Er mag geen bebouwing plaatsvinden waarmee de kwaliteit van de bodem en de waarden daarvan onevenredig wordt verminderd.
11.4.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
12.1 Afwijken
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels afgeweken kan worden middels een omgevingsvergunning, zijn burgemeester en wethouders bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:
- het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, dakhellingen, inhoudsmaten, bouwperceelsgrensafstanden en bebouwde oppervlakten met ten hoogste 10%;
- het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, alsmede religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, monumenten, kapellen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
- de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15m²;
- de goothoogte niet meer bedraagt dan 3meter;
- de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer dan 10 meter mag bedragen;
- voor zover het betreft gronden gelegen binnen de bestemmingen 'Leiding - Gas', 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' het bepaalde in de artikelen betreffende afwijking van de bouwregels, in acht worden genomen;
- geringe afwijkingen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
- het in geringe mate afwijken van een bestemmingsgrens, alsmede de vorm van bouwvlakken, voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
- het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan 15 meter voor antennes voor privégebruik en niet meer dan 30 meter voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik;
12.2 Afwegingskader
Een in het eerste lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de landschappelijke waarde;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de sociale veiligheid;
- de externe veiligheid.
12.3 Burgemeester en wethouders
In deze regels wordt, voor zover het de afwijkingsregels betreft, onder burgemeester en wethouders mede verstaan elk ander bevoegd gezag ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
13.1 Wijzigingsgebied
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
13.2 Afwegingskader
Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in het eerste lid genoemde wijzigingsregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
- de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
- de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
- de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.
Artikel 14 Algemene procedureregels
14.1 Nadere eisen
Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in het eerste lid genoemde wijzigingsregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
- de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
- de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
- de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.
14.2 Wijziging
Met betrekking tot de voorbereiding van de wijziging van het plan ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.2a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
Artikel 15 Overige regels
15.1 Algemene bouw- en gebruiksregel
15.1.1 Parkeren
- bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik is verzekerd dat op eigen terrein, aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen en dat deze parkeergelegenheid in stand wordt gehouden. Daarbij moet worden voldaan aan de parkeernormen zoals neergelegd in de ‘Parkeernota 2018 gemeente Beek’;
- de afmetingen van de onder a. bedoelde parkeergelegenheid moeten voldoen aan de daarvoor geldende richtlijnen zoals opgenomen in de ‘Parkeernota 2018 gemeente beek’;
- indien de ‘Parkeernota 2018 gemeente Beek’, wordt gewijzigd of herzien, moet rekening worden gehouden met deze wijziging dan wel herziening.
15.1.2 Laden en lossen
Indien de bestemming aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. In deze behoefte moet op eigen terrein zijn voorzien. De ruimte voor het laden en lossen van goederen moet tevens in stand worden gehouden.
15.1.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan bij de omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning boor een wijziging van het gebruik nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in
artikel 15 lid 1.1 sub b, indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.
15.1.4 Afwijken
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik verlenen in afwijking van het bepaalde in
artikel 15 lid 1.1 en/of
artikel 15 lid 1.2,
- indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
15.1.5 Voorwaarden voor afwijken
- de parkeersituatie in de openbare ruimte;
- de woon- en leefsituatie.
15.3 Noodzaak bodemonderzoek
Bij nieuw op te richten gebouwen dient, voor zover daarin (nagenoeg) voortdurend mensen verblijven, inzicht te worden verschaft in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem aan de hand van een in te stellen bodemonderzoek. Dit geldt eveneens voor locaties waarvan de bestemming gewijzigd wordt middels een daartoe opgenomen wijzigingsbevoegdheid. De omgevingsvergunning zal niet eerder worden verleend dan nadat (een deel van) de gronden, indien nodig, zijn gesaneerd en geschikt gemaakt voor de toekomstige functie.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
16.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 17 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Beeldentuin Geverikerstraat' van de gemeente Beek.