Plan: | Buitengebied Noord-West |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | beheersverordening |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0882.BVBUILGRNRDNW01001-VG01 |
Naast beleidsdocumenten op nationaal niveau dienen ook beleidsdocumenten op provinciaal niveau in acht genomen te worden bij het opstellen van een beheersverordening. Voor de provincie Limburg betreft het:
Het POL2006 (actualisatie 2011) is een integraal plan. Het dient als een structuurvisie, maar is tevens een provinciaal waterhuishoudingsplan, een provinciaal milieubeleidsplan en het bevat ook de hoofdlijnen van het provinciaal verkeers- en vervoersplan. Daarnaast komen er hoofdlijnen naar voren omtrent elementen van economisch beleid en elementen van beleid voor zorg, cultuur en sociale ontwikkeling.
Uitsnede POL2006 incl. aanvullingen en legenda
Het POL2006, inclusief aanvullingen, heeft de status van een structuurvisie en is hierdoor niet direct bindend. Het is echter wel de bedoeling dat het POL2006 zijn doorwerking zal krijgen in beleidsnota's, programma's, verordeningen en bestemmingsplannen.
Perspectieven
Niet voor ieder gebied binnen de provincie Limburg gelden dezelfde beleidsbepalingen als het gaat om de kwaliteiten en ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied. Om die reden worden in het POL2006 tien perspectieven onderscheiden, met ieder een eigen benadering met betrekking tot de meest doeltreffende beleidsdoelen voor dat gebied. In het besluitgebied komen de perspectieven P1, P2, P3 en P8 voor.
P1 : Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
De ecologische hoofdstructuur is gericht op het beschermen en realiseren van een groene structuur van bos- en natuurgebieden, met tussenliggende verbindingen en waterpartijen met ecologische waarden. De EHS maakt onderdeel uit van de Ruimtelijke Hoofdstructuur, zoals bepaald in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Het beleid van de provincie ten aanzien van de EHS bestaat voornamelijk uit het realiseren en beschermen van deze groene robuuste structuur. Derhalve is het in principe niet mogelijk om ontwikkelingen plaats te laten vinden die de kenmerken en waarden van deze gebieden aantasten of belemmeren. Hierbij geldt het 'nee, tenzij'-principe. Tegenstrijdige activiteiten mogen niet plaatsvinden, tenzij de noodzaak hiervan goed onderbouwd kan worden en er compensatie plaats vindt van de aantasting of belemmering.
Gezien het bovenstaande is het maar in beperkte mate mogelijk om activiteiten te ontplooien binnen de EHS. Om gehoor te geven aan het nationale en provinciale beleid ten aanzien van de EHS, dienen deze beperkte mogelijkheden opgenomen te worden in het bestemmingsplan/ beheersverordening.
In casu heeft het natuurgebied Brunssummerheide het perspectief P1. Dit gebied blijft ook onder de werking van de beheersverordening een natuurbestemming houden.
P2 : Provinciale ontwikkelingszone groen
Een relatief groot deel van het besluitgebied heeft het perspectief Provinciale Ontwikkelingszone Groen. Dit betreft een deel rondom de Brunssummerheide.
Gronden met het perspectief P2 hoeven niet altijd te veranderen in natuur. Het kunnen ook blijvende landbouwgronden betreffen. Op bestemmingsplanniveau kunnen ook andere bestemmingen voorkomen, bijvoorbeeld wonen of recreatie. De begrenzing van de Provinciale Ontwikkelingszone Groen is geen precieze lijn.
Ook dit gebied blijft ook onder de werking van de beheersverordening een natuurbestemming houden.
P3 Ruimte voor veerkrachtige watersystemen
Het perspectief Veerkrachtige watersystemen (P3) heeft betrekking op de meer open delen van beekdalen, voor zover deze geen deel uitmaken van P1 (EHS) of P2 (POG). De betreffende gebieden hebben een relatief open karakter en zijn ingericht voor gebruik door vooral grondgebonden landbouw. Locaal komt ook niet-grondgebonden landbouw voor.
De veerkrachtige watersystemen vormen een belangrijke continuïteit in het landschap zowel visueelruimtelijk als cultuurhistorisch, en bieden een goede houvast voor investeringen in landschapsontwikkeling in aanvulling op de perspectieven 1 en 2.
Tot de limitatieve reeks van riviergebonden activiteiten behoren ondermeer de realisatie van natuur, bestaande steenfabrieken, winning van delfstoffen en overslagfaciliteiten. Ook voor functieveranderingen binnen bestaande gebouwen of voor activiteiten die met rivierverruiming per saldo meer ruimte voor de rivier opleveren is toestemming mogelijk.
P8 : Stedelijke ontwikkelingszone
Het perspectief Stedelijke ontwikkelingszone (P8) omvat landbouwgebieden tussen het bestaand stedelijk gebied en de grens stedelijke dynamiek rondom iedere stadsregio. Deze zones bieden allereerst plaats aan mensgerichte natuur zoals stadsparken, multifunctioneel bos, openluchtrecreatie en sportcomplexen. Deze functies zijn belangrijk voor het welzijn van de bewoners en vangen een deel van de stedelijke recreatiedruk op.
Als er nieuwe rode ontwikkelingen in stedelijke ontwikkelingszones nodig zijn, dan dienen deze bij voorkeur aansluitend aan de bestaande stedelijke bebouwing gerealiseerd te worden. Ontwikkeling van nieuwe woongebieden, werklocaties of andere rode ontwikkelingen in de stedelijke ontwikkelingszones dient bij te dragen aan de revitalisering of herstructurering van bestaande stedelijk gebieden.
Aangezien de beheersverordening voorziet in het vastleggen van de bestaande situatie, blijven de bestaande bestemmingen in overeenstemming met de perspectieven. Als gevolg van het vastleggen van de bestaande situatie in stedelijk gebied wordt dan ook niet afgeweken van het provinciaal beleid.