direct naar inhoud van Regels
Plan: Wijzigingsplan 2 fase Business Centre Treeport
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0879.WP2efaseBCTreeport-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan 'Wijzigingsplan 2 fase Business Centre Treeport' met identificatienummer NL.IMRO.0879.WP2efaseBCTreeport-VS01 van de gemeente Zundert.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan boomteelt gelieerde bedrijvigheid

Bedrijvigheid dat een duidelijke relatie heeft met de boomteeltsector, waarbij de hoofdactiviteit gericht moet zijn op één van de bedrijfsstructuren van boomteelt gelieerde bedrijvigheid, zoals grondgebruik, logistiek, mechanisatie, opslag of transport ten behoeve van de boomteeltsector. De relatie met de boomteeltsector dient aangetoond te worden in een bedrijfsplan of vergelijkbaar document.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 agrologistieke bedrijven

Bedrijven die gericht zijn op het transport, de opslag, de distributie en de regie (besturing, beheersing en organisatie) van de agrostromen in de gehele boomteeltketen, van grondstoffen tot verkoop, waarbij de activiteiten gericht zijn op het transporteren en verhandelen van boomteeltproducten.

1.7 archeologisch deskundige

een door burgemeester en wethouders aangewezen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek.

1.8 archeologisch onderzoek

Onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.9 archeologische waarden

Waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

1.10 bebouwingspercentage

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.11 bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten

1.12 bedrijfstak biobased en energy

Bedrijven die

  • a. duurzame technieken ontwikkelen in het kader van compostering en grondverbetering en/of producten leveren die geheel of gedeeltelijk gemaakt zijn van biomassa alsmede het opwekken van energie via biomassa. Biomassa is hierbij al het natuurlijk materiaal op aarde dat leeft of ooit geleefd heeft, uitgezonderd de fossiele grondstoffen;
  • b. energie leveren en/of produceren door middel van bijvoorbeeld windturbines en/of zonnepanelen.
1.13 bedrijfstak dienstverlening

Bedrijven die hoofdzakelijk hun diensten verlenen aan andere bedrijven. Voorbeelden hiervan zijn, financiële adviseurs, onderzoeksbureaus, marketingbureaus en het ZLTO.

1.14 bedrijfstak ontwikkeling & onderzoek

Bedrijven die zich richten op

  • a. wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van een technisch fysiek product of productieproces;
  • b. de ontwikkeling van technisch nieuwe (onderdelen van) fysieke producten, (onderdelen van) fysiek productieprocessen, of (onderelen van) programmatuur.
1.15 bedrijfstak overslag

Bedrijven die goederen of producten van de ene naar de andere vervoersmodaliteit overbrengt of overzet. Dit gebeurt op een 'overslagterrein' of 'terminal'. Goederen kunnen zijn verpakt in kisten, dozen en balen, en vaak samen gebracht op pallets en/of containers.

1.16 bedrijfstak primaire producent

Een primaire producent zet een abiotische energiebron (bijv. licht) om in energie die is opgeslagen in organische verbindingen, die kan worden gebruikt door andere organismen. De primaire producenten kunnen de energie in het licht of de energie in anorganische chemische verbindingen omzetten om organische moleculen te bouwen, die gewoonlijk worden verzameld in de vorm van biomassa en door anderen als koolstof- en energiebron zullen worden gebruikt. Voor primaire producenten in de boomteeltsector dient gedacht te worden aan veredelingsbedrijven of bedrijven gericht op de vermeerdering van zaden.

1.17 bedrijfstak toeleverancier

Bedrijven die halffabricaten en/of eindproducten levert aan andere bedrijven die deze in hun eindproducten verwerken en/of gebruiken voor het procduceren van hun eigen producten.

1.18 bedrijfsverzamelgebouw

Een gebouw dat dient om verschillende bedrijven in te huisvesten.

1.19 beeldkwaliteitsvisie

De beeldkwaliteitsvisie Energielandschap A16 van de provincie Noord-Brabant, zoals opgenomen in bijlage 1 van het provinciaal inpassingsplan 'Windenergie A16'.

1.20 beperkt kwetsbaar object
  • a. 1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en

2. dienst- en bedrijfswoningen van derden;

  • b. kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder kwetsbaar object, vallen;
  • c. hotels en restaurants, voorzover zij niet onder kwetsbaar object, vallen;
  • d. winkels, voorzover zij niet onder onderdeel kwetsbaar object, vallen;
  • e. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  • f. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet kwetsbaar object, vallen;
  • g. bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder kwetsbaar object, vallen;
  • h. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
  • i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.21 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.24 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 bruto vloeroppervlak

De vloeroppervlakte van een ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een bouwwerk gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen.

1.28 Commissie Vestiging

Een door het bestuur van het BCT b.v. benoemde adviescommissie of een daarvoor in de plaats tredend orgaan, waarin minimaal 1 onafhankelijke deskundige is opgenomen.

1.29 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.30 extensief recreatief medegebruik

Een vorm van openluchtrecreatie waarbij vooral het landschap of bepaalde delen ervan sterk beleefd worden, waarbij weinig of geen gebouwde voorzieningen nodig zijn en waarbij tevens in het algemeen het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is, zoals wandelen, fietsen, verpozen en natuur- en landschapsbeleving.

1.31 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.32 gondel van een windturbine

De behuizing van de rotoras, generator of tandwielkast van een windturbine.

1.33 handelsbedrijf

Een bedrijf dat goederen in- en verkoopt zonder deze goederen een verdere bewerking te geven, waarbij de activiteiten gericht zijn op het transporteren en verhandelen van boomteeltproducten.

1.34 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie, dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.35 hotel

Een dienstverlenend etablissement met een commercieel oogmerk waar iemand tegen betaling kan overnachten of onderdak vinden, waarbij het verblijf van korte duur is, er toezicht aanwezig is in de vorm van personeel, en er diverse vormen van verzorging worden geboden, zoals schoonmaak, roomservice en de verstrekking van maaltijden.

1.36 hub

De neus van de windturbine waarin de wieken samenkomen.

1.37 kennis- en onderzoeksinstelling

Een instelling of bedrijf die gericht is op het vergaren van kennis, onder andere door middel van het uitvoeren van onderzoeken (eventueel met bijbehorende laboratoria).

1.38 kwetsbaar object
  • a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld bij beperkt kwetbaar object onder a;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen, of
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, of
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.39 logiesaccommodatie

Een accommodatie waar iemand tegen betaling kan overnachten of onderdak vinden, zonder dat daarbij de mogelijkheid bestaat tot het nuttigen van dranken en spijzen.

1.40 meerwaarde-creatie

Het zorgdragen voor een bijdrage aan de duurzame energietransitie in de betrokken gemeenten op een van de drie wijzen zoals verwoord in bijlage 2 van het provinciaal inpassingsplan 'Windenergie A16'.

1.41 milieugevoelige functie

Functies als bedoeld in de Brochure ' Bedrijven en milieuzonering' die gevoelig zijn voor aspecten geur-, geluid- en stofhinder, waartoe in elk geval woningen, woongebieden, ziekenhuizen, scholen en verblijfsrecreatie worden gerekend.

1.42 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.43 ondergeschikte functie

Een ondergeschikte fucntie dient van beperkte functionele en/of ruimtelijke omvang te zijn, zodat de hoofdfunctie qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.

1.44 overdraaien

Het bovenlangskomen van een rotorblad van een windturbine over onderliggende gronden tijdens het in gebruik zijn van een windturbine.

1.45 overige aan boomteelt gelieerde bedrijven

Overige aan boomteelt gelieerde bedrijven zijn voor hun bedrijfsvoering afhankelijk van de boomteeltsector en bevinden zich in de boomteeltketen of leveren diensten, producten, grondstoffen of anderszins aan de bedrijven die zich in de keten bevinden.

1.46 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en maximaal één zijwand.

1.47 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.48 perceelsgrens

De grens tussen twee bouwpercelen.

1.49 productiegebonden detailhandel

Detailhandel in goederen, die benodigd zijn voor het productieproces in de boomteeltsector, die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.50 risicovolle inrichting

Bedrijven en andere ‘inrichtingen’ die door de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen een risico voor de omgeving vormen en zoals deze in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn beschreven. Deze bedrijven zijn verplicht om een milieuvergunning aan te vragen.

1.51 risicovolle installatie

Technische eenheid binnen een inrichting waar gevaarlijke stoffen worden vervaardigd, gebruikt, gebezigd, verwerkt of opgeslagen; daartoe wordt mede gerekend alle uitrusting, constructies, leidingen, machines, gereedschappen, eigen spoorwegemplacementen, laad- en loskades, aanlegsteigers voor de installatie, pieren, depots of soortgelijke, al dan niet drijvende constructies, die nodig zijn voor de werking van de installatie.

1.52 rotor

Het samenstel van rotorbladen (wieken) en hub (neus) van een windturbine.

1.53 rotorblad

De wiek van een windturbine.

1.54 rotordiameter

De diameter van de cirkel die door de tip (het uiteinde) van een rotorblad (wiek) wordt beschreven.

1.55 schakelkasten en transformatoren

Bouwwerken behorende bij een windturbine ten behoeve van het transporteren van opgewekte elektriciteit en het op spanning houden van de interne parkbekabeling van het windturbinepark als geheel.

1.56 tip van het rotorblad

Het uiteinde van een rotorblad.

1.57 verbeelding

De verbeelding, met het kenmerk NL.IMRO.0879.WP2efaseBCTreeport-VS01 van het bestemmingsplan Wijzigingsplan 2 fase Business Centre Treeport met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.

1.58 verschijningsvorm van een windturbine

Het uiterlijk van de windturbine zoals dat wordt bepaald door het samenstel van de vorm van de gondel, de ashoogte, de mastvormen en de rotordiameter van een windturbine.

1.59 voorgevellijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de begrenzing van het bestemmingsvlak.

1.60 weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.61 windturbine

Een bouwwerk ter opwekking van elektrische energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

de afstand tot de perceelsgrens

de kortste afstand tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend bouwwerk.

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

tiphoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de tip (uiteinde) van het bovenste verticaal staande rotorblad.

ashoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan het hart van de as van de windturbine.

toepassing van maten

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestaande grenzen niet meer bedraagt dan 1 meter.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein - aan boomteelt gelieerd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijventerrein - aan boomteelt gelieerd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrologistieke bedrijven en handelsbedrijven aan boomteelt gelieerd;
  • b. kennis- en onderzoeksvoorzieningen, waarbij de activiteiten primair gericht zijn op het vergaren van kennis en het ontwikkelen van nieuwe producten/processen met betrekking tot de boomteeltsector;
  • c. toeleveranciers aan de boomteeltsector en dienstverlenende bedrijven, waarbij de activiteiten primair gericht zijn op het leveren van en verlenen van diensten aan de boomteeltsector;
  • d. overige aan boomteelt gelieerde bedrijven;

alsmede voor:

  • e. aan de hoofdactiviteit ondergeschikte kantoorfuncties, waarbij het totaal bruto vloeroppervlak voor maximaal 20% uit kantoren mag bestaan tot een maximum van 1.200 m² bij percelen tot 12.000 m² en tot een maximum van 2.200 m² bij percelen groter dan 12.000 m²;
  • f. waterzuiveringsinstallatie ten behoeve van de waterzuivering van de functies van het bedrijventerrein;
  • g. productiegebonden ondergeschikte detailhandel tot een maximum bruto vloeroppervlak van 1.500 m2 per bedrijf;

met daarbij behorende

  • h. nutsvoorzieningen, waaronder voorzieningen ten behoeve van een duurzame energieopwekking;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. wegen en paden;
  • l. parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  • m. de Commissie Vestiging wordt voor de bedrijfsfuncties, welke vallen onder lid a tot en met d van dit artikel, om advies gevraagd of de bedrijfsactiviteiten passen binnen de voorwaarden van aan boomteelt gelieerde bedrijven, zoals opgenomen in Bijlage 3 van deze planregels. De vestiging is alleen toegestaan, indien de Commsie Vestiging een positief advies geeft ten aanzien van de betreffende bedrijfsfunctie.
3.2 Nadere detaillering bestemmingsomschrijving

De bedrijven, zoals genoemd onder 3.1 onder a tot en met e, onderscheiden zich op het gebied van duurzaamheid, bijvoorbeeld door:

  • a. een duurzaam productieproces;
  • b. het ontwikkelen van duurzame oplossingen;
  • c. de oprichting van duurzame bebouwing,
  • d. een duurzame inrichting van het bedrijfsperceel;

waarbij de Commissie Vestiging vooraf om advies wordt gevraagd.

3.3 Regels omgevingskwaliteit
  • a. De geurbelasting ten gevolge van de activiteiten van een individueel bedrijf op de gevel van een milieugevoelige functie mag niet meer bedragen dan 1 ge/m3 als 98 percentiel en/of een hedonsiche waarde van H= -0,5;
  • b. De geluidbelasting ten gevolge van de activiteiten van een individueel bedrijf op de bestemmingsgrens van een milieugevoelige functie mag de volgende waarden niet overschrijden
    • 1. 45 dB(A) etmaalwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau;
    • 2. 65/ 60/ 55 dB(A) maximaal geluidniveau voor respectievelijk de dag- avond- en nachtperiode;
    • 3. 50 dB(A) etmaalwaarde vanwege verkeersaantrekkende werking (indirecte hinder);
  • c. Het oprichten van (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van risicovolle installaties en/of inrichtingen is slechts toegestaan indien is aangetoond dat wordt voldaan aan het geldende externe veiligheidsbeleid.
3.4 Afwijken van regels omgevingskwaliteit

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.3 onder a tot en met c, mits:

  • 1. is aangetoond dat voldaan wordt aan de dan geldende (milieu)normen en;
  • 2. overschrijdingen van de normen niet leidt tot onevenredige milieugevolgen, dan wel tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat.
3.5 Bouwregels
3.5.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. De bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 20 m;
  • c. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 80% van het bouwperceel;
  • d. De oppervlakte van een bouwperceel mag niet meer bedagen dan 10 ha;
  • e. De afstand van gebouwen en overkappingen tot de voorste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 meter;
  • f. De afstand van gebouwen en overkappingen tot de overige perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 meter;
  • g. De oppervlakte van een bouwperceel mag niet minder bedragen dan 1.500 m², met dien verstande dat bij bedrijfsverzamelgebouwen deze oppervlakte geldt voor het totale perceel en niet voor de bedrijven afzonderlijk.
3.5.2 Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijn gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  • b. De bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 20 meter.
3.5.3 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Bebouwing en bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd en in stand te worden gehouden, onder de voorwaarde dat voldaan wordt aan:
    • 1. de uitstraling van gebouwen en/of de inrichting van een bouwperceel, met dien verstande dat hetgeen is vermeld in de beleidsregel 'Inspiratieboek Treeport', dat is opgenomen in Bijlage 4, leidend is;
    • 2. de wijze waarop het aspect duurzaamheid gewaarborgd dient te worden, met dien verstande dat hetgeen is vermeld in de beleidsregel 'Inspiratieboek Treeport', dat is opgenomen in Bijlage 4 leidend is.
3.6 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • 1. de situering en afmeting van bebouwing ten behoeve van:
    • a. de verkeersveiligheid;
    • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • c. het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
    • d. het behoud en herstel van de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
    • e. landschappelijke inpassing.
3.7 Afwijken van de bouwregels
3.7.1 Kleinere oppervlakte bouwperceel

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.5.1 onder f voor het toestaan van een kleinere oppervlakte van het bouwperceel, mits:

  • a. er geen oneigenlijke concurrentie optreedt met de lokale bedrijventerreinen in de regio;
  • b. het parkeren op eigen terrein wordt opgelost overeenkomstig de geldende gemeentelijke beleidsregels parkeernormen;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden/percelen.
3.7.2 Kleinere afstand perceelsgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.5.1 onder e voor het bouwen op kortere afstand van de zijdelingse perceelsgrens, mits:

  • a. dit vanuit stedenbouwkundig en architectonisch oogpunt aanvraadbaar is;
  • b. dit vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvraardbaar is;
  • c. het parkeren op eigen terrein wordt opgelost overeenkomstig de geldende gemeentelijke beleidsregels parkeernormen;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden/percelen;
  • e. er een positief advies verkregen wordt van de brandweer.
3.8 Specifieke gebruiksregels
3.8.1 Gebruiksregels parkeren

Het parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost overeenkomstig de geldende gemeentelijke beleidsregels parkeernormen.

3.8.2 Gebruiksregels buitenopslag

Buitenopslag is uitsluitend toegestaan achter de voorgevellijn tot een maximale hoogte van 5 meter, met dien verstande dat de opslag van bomen is toegestaan tot een maximale hoogte van 10 meter.

3.8.3 Voorwaardelijke verplichting realisatie bebouwing
  • a. Het bouwen van gebouwen is slechts toegestaan, indien aangetoond wordt dat per hectare aan verhard oppervlak, 600 m³ aan waterberging wordt gerealiseerd. Indien de waterberging buiten het eigen bedrijfsperceel wordt gerealiseerd, dient de waterberging van het gehele bedrijventerrein (1e en 2e fase) bij de onderbouwing betrokken te worden;
  • b. Grondverstorende werkzaamheden mogen pas worden uitgevoerd, nadat er een actueel bodemonderzoek is uitgevoerd, waaruit blijkt dat de gronden vrij zijn van verontreinigingen die het beoogde gebruik kunnen belemmeren.
  • c. Het kappen van bomen, het rooien van opgaande beplanting is pas toegestaan nadat (indien noodzakelijk) een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is verleend.
3.8.4 Voorwaardelijke verplichting realisering Natuur
  • a. De uitvoering van de fysieke compensatie van de NNB wordt binnen drie jaar na het onherroepelijk worden van dit wijzigingsplan afgerond;
  • b. De gehele bestemming 'Natuur', welke grenst aan de bestemming 'Bedrijventerrein - aan boomteelt gelieerd' is verwezenlijkt voor april 2025;
  • c. Bij het realiseren van de inrichting van de bestemming 'Natuur' moet worden voldaan aan de in het Natuurinrichtingsplan (Bijlage 2) opgenomen uitgangspunten en voorwaarden en het vlekkenplan Natuurinrichting (Bijlage 1);
  • d. Indien niet is voldaan aan de in sub a en sub b bedoelde verplichtingen, worden omgevingsvergunningen voor bouwen voor gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein - aan boomteelt gelieerd' geweigerd tot het moment dat de gronden met de bestemming 'Natuur' zijn ingericht conform het Natuurinrichtingsplan (Bijlage 2).
3.8.5 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor, in gebruik geven voor en/of het doen laten gebruiken voor:

  • a. niet aan boomteelt gelieerde bedrijvigheid, zoals bedoeld in artikel 3.1 en 3.2;
  • b. geluidzoneringsplichtige inrichtingen conform de Wet geluidhinder;
  • c. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • d. een inrichting als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • e. een biomassa vergistingsinstallatie;
  • f. bedrijfswoningen;
  • g. opslag van consumentenvuurwerk;
  • h. zelfstandige kantoren;
  • i. zelfstandige detailhandelsondernemingen.
3.9 Afwijken van de gebruiksregels
3.9.1 Afwijken risicovolle inrichting

Het bevoegd gezag kan, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - risicovolle inrichting', een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.8.5 onder d teneinde een risicovolle inrichting toe te staan, in de vorm van een opslagvoorziening voor onder andere meststoffen en/of bestrijdigsmiddelen, mits:

  • a. de relatie met de boomteeltsector is aangetoond in een bedrijfsplan of een vergelijkbaar document;
  • b. dit vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • c. de PR 10-6 contour binnen de inrichtingsgrenzen ligt, dan wel geen onevenredige beperkingen geven aan het gebruik van omliggende bouwpercelen;
  • d. er geen overschrijding is van de oriënterende waarde van het groepsrisico;
  • e. het parkeren op eigen terrein wordt opgelost conform de geldende gemeentelijke parkeernormen. Indien de normen, gedurende de planperiode, wijzigen dient rekening te worden gehouden met die wijzigingen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Ondergronds bouwen

De regels inzake situering van bouwwerken als bedoeld in hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan gelden, voor zover van toepassing, ook in geval van ondergronds bouwen en met dien verstande, dat:

  • a. alleen ondergronds mag worden gebouwd waar bovengrondse bebouwing aanwezig is;
  • b. de verticale diepte maximaal 5 m mag bedragen;
  • c. in afwijking van het hierboven bepaalde onder a mag, waar geen bovengrondse bebouwing aanwezig is, maximaal 25 m² ondergronds worden gebouwd in aansluiting op de onder a bedoelde ondergrondse bebouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik parkeren

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van gronden of bouwwerken bij een ontwikkeling (gebruiksverandering en/of bouwplan) waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de geldende gemeentelijke beleidsregels parkeernormen.

6.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Een omgevingsvergunning voor het bouwen en een omgevingsvergunning voor het uitbreiden of wijzigen van het gebruik van gronden of bouwwerken wordt slechts verleend nadat bij de aanvraag is aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de geldende gemeentelijke beleidsregels parkeernormen.

6.3 Afwijken parkeren

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 en artikel 6.2 en de regels rondom parkeren in hoofdstuk 2, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 overige zone - overdraai
7.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - overdraai' is het overdraaien van rotoren van windturbines toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding zijn tevens behorende voorzieningen in de vorm van kabels en leidingen, onderhoudswegen met een maximum breedte van 6 m, in- en uitritten en kraanopstelplaatsen ten behoeve van de bouw en het onderhoud van de windturbines toegestaan.

7.1.2 Bouwregels

Op gronden met de aanduiding ´overige zone - overdraai' is de bouw van nieuwe beperkt kwetsbare en/of kwetsbare objecten niet toegestaan, tenzij ze behoren tot de inrichting van de windturbine zelf.

7.2 veiligheidszone - windturbine
7.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - windturbine' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - tevens zijn bestemd voor de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in verband met een (nabij) aanwezige windturbine.

7.2.2 Bouwregels

Er mag geen toename plaatsvinden van het aantal kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, tenzij ze behoren tot de inrichting van de windturbine zelf.

7.2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 en toestaan dat kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:

  • a. de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen;
  • b. het groepsrisico wordt afgewogen.
7.2.4 Specifieke gebruiksregels

Gronden en opstallen die liggen in de voor 'veiligheidszone - windturbine' aangewezen gronden mogen niet worden gebruikt als kwetsbaar object.

7.2.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.4 en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt als kwetsbaar object, mits:

  • a. de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen;
  • b. het groepsrisico wordt afgewogen.
7.3 Vrijwaringszone – radar
  • a. Ter plaatse van de aanduiding ‘Vrijwaringszone – radar’ mag de hoogte van bouwwerken niet groter zijn dan 90 meter boven NAP.
  • b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van hogere bouwwerken. Hiertoe dient een Verklaring van geen bezwaar te worden aangevraagd bij het Ministerie van Defensie.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat de aangegeven begrenzingen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, met maximaal 10 meter worden verschoven, niet zijnde een vergroting;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen wordt vergroot tot 40 meter;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen mag worden overschreden, mits de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 50% bedraagt ;
  • e. de bestemmingsregels voor het bouwen van nutsvoorzieningen zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations mits de inhoud niet meer dan 50 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Wijzigingsplan 2 fase Business Centre Treeport' van de gemeente Zundert.