1.1 Plan
het bestemmingsplan "Wijziginsplan Hazenmerenstraat 2 " van de gemeente Zundert.
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand 'NL.IMRO.0789.WHazenmerenstraat2-VS01' met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 AAB
Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.
1.4 Aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten
het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw voor een zelfstandig en onder eigen naam uitoefenen van een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor specifiek opgeleid persoon en waarvan de omvang in activiteiten zodanig is dat deze, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend.
bedrijfsmatige activiteiten:
het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken, waarbij geen sprake is van een zich als specifiek opgeleid persoon naar buiten presenterende beroepsoefenaar en waarvan de omvang in activiteiten zodanig is dat deze, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend.
1.5 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 Aanpijling
een op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aanpijlende gronden.
1.7 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.8 Aardkundige waarden
waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen danwel anderszins vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van algemeen belang zijn vanuit aardkundig oogpunt.
1.9 Achtererf
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw.
1.10 Afhankelijke woonruimte
een (gedeelte van een) bij een (bedrijfs)woning behorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de (bedrijfs)woning en dient voor de huisvesting van een gedeelte van een huishouden uit een oogpunt van mantelzorg.
1.11 Agrarisch bedrijf, algemeen
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.12 Agrarisch verwant bedrijf
een niet-agrarisch bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos-, of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. Bijvoorbeeld: dierenasiels, dierenklinieken, hondenkennels, gebruiksgerichte paardenhouderijen, proefbedrijven en instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs.
1.13 Archeologische deskundige
een door burgemeester en wethouders aangewezen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek.
1.14 Archeologisch monument
een terrein zoals bedoeld in artikel 1 onder c van de Monumentenwet.
1.15 Archeologische waarden
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
1.16 Atelier
een werkplaats of verzameling van werkplaatsen van een kunstenaar of ambachtsman.
1.17 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.18 Bebouwingscluster
vlakvormige verzameling van gebouwen buiten bestaand stedelijk gebied.
1.19 Bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat de grootte van (het deel van) een bouwperceel of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.20 Bed & Breakfast
recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen bestaande gebouwen.
1.21 Bedrijf
een onderneming gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten daaronder niet begrepen.
1.22 Bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf, niet zijnde de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken.
1.23 Beekherstel
herstel van beeklopen ten aanzien van vorm (recht of meanderend), ruimte voor beekprocessen (sedimentatie en erosie) en waterkwaliteit, gericht op het terugbrengen van de gebiedseigen kwaliteiten van de betreffende beekloop
1.24 Beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.
1.25 Bestaande situatie
bebouwing en/of gebruik bestaande ten tijde van de inwerkingstreding van het bestemmingsplan.
1.26 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.27 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.28 Bijbehorend bouwwerk
een gebouw ten behoeve van de uitbreiding van een hoofdgebouw, danwel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak.
1.29 (Woon)boerderij
één gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in dezelfde bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten.
1.30 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.31 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.32 Bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, vliering en kelder.
1.33 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.34 Bouwvlak
aaneengesloten terrein, waarbinnen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere permanente voorzieningen ten behoeve van eenzelfde bestemming worden geconcentreerd.
1.35 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.36 Brutovloeroppervlak
de vloeroppervlakte van een ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een bouwwerk gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitense) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen.
1.37 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
de als zodanig aangeduide waarden opgenomen op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW), alsmede gemeentelijke- en rijksmonumenten en de in bestemmingsplannen aangeduide beeldbepalende panden.
1.38 Cultuurhistorische waarde
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdende met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.
1.39 Dagrecreatie
bedrijfsmatige uitoefening van diensten op het gebied van recreatie, sport-, educatie of cultuur welke geheel of in overwegende mate in de open lucht worden aangeboden binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang, met de daarbij behorende voorzieningen.
1.40 Dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw, c.q. bouwwerk.
1.41 Detailhandel (bedrijf)
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.42 Dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
bedrijfsmatige activiteiten gericht op dienstverlening aan het publiek, zoals een zorgboerderij, kinderopvang, medische zorg, groepspraktijk, adviesbureau, automatiseringsbedrijf.
1.43 Diepploegen
het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 cm (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik.
1.44 Differentiatiegrens
een op de verbeelding aangegeven lijn die de grens inhoudt van een differentiatie.
1.45 Differentiatievlak
een als zodanig door differentiatiegrenzen omsloten vlak, dat dient ter verbijzondering van een bestemming.
1.46 Ecologische hoofdstructuur
samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.
1.47 Ecologische verbindingszone
bij dit bestemmingsplan aangeduid langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd.
1.48 Ecologische waarden en kenmerken
aanwezige en potientiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapstructuur en de belevingswaarde.
1.49 Erf
het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover dit plan een dergelijke inrichting niet verbiedt.
1.50 Erfbeplanting
afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwvlak van een agrarisch bedrijf, een niet-agrarisch bedrijf of woning.
1.51 Escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een ander plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
1.52 Extensieve recreatie
die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving en die nauwelijks of geen invloed heeft op de gegeven bestemmingen.
1.53 Extensiveringsgebied
ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat natuur of overig, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt
1.54 Functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
1.55 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.56 Geluidzoneringsplichtige inrichting
bedrijven en/of inrichtingen welke zijn genoemd in onderdeel D van bijlage 1 van het Bor.
1.57 Gevaarlijke stoffen
gevaarlijke stoffen en gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.58 Groenblauwe mantel
gebieden die grenzen aan de ecologische hoofdstructuur, ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor behoud/herstel van watersystemen en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water.
1.59 Hoofdfunctie
een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mogen worden gebruikt.
1.60 Hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn ligging, constructie, afmetingen en/of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.61 Huishouden
de samenlevingsvorm van één gezin, waaronder begrepen:
- de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg, van verwanten of andere personen;
- een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband.
1.62 Hydrologische waarden
waarden in verband met een specifieke waterhuishoudkundige situatie voor daaraan gebonden organismen (planten en dieren), leefgemeenschappen en potenties voor de ontwikkeling daarvan, met daarbij behorende kwantitatieve aspecten (zoals hoge waterstand, stabiel waterpeil) en/of kwalitatieve aspecten (voedselarm, onvervuild), zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.63 Kantoor
gebouw waarbinnen bedrijfsmatig diensten worden verleend of waar de administratie van een bedrijf wordt verricht.
1.64 Kas
agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienen voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 m.
1.65 Kelder
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 m boven het peil, onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk.
1.66 Landgoed
functionele eenheid bestaande uit, bos en overige natuur, al dan niet in combinatie met agrarische bedrijfsgronden waarop één of meer wooneenheden met karakteristieke verschijningsvorm van allure zijn gesitueerd.
1.67 Landschappelijke waarden en kenmerken
gebruikswaarde, belevingswaarde, en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.
1.68 Landschapselementen
ecologisch en/of landschappelijk waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha, onder een agrarische productiefunctie.
1.69 Mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.70 Milieucategorie
milieucategorie zoals omschreven in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering Den Haag, 2009.
1.71 Onverhard
een toplaag bestaande uit hoofdzakelijk zand, klei, veen en andere natuurlijke bodemmaterialen.
1.72 Ophogen
het opbrengen van grond elders op de bestaande toplaag.
1.73 Oudheidkundig waardevol terrein
een gebied dat ingevolge dit plan beschermd wordt in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde.
1.74 Paardenbak
een onoverdekt terrein bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden.
1.75 Peil
- voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddelijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende of afgewerkte maaiveld.
1.76 Perceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.77 Permanente bewoning
het gebruik van een gebouw of ander onderkomen als woonruimte op een wijze die ingevolge de bepalingen van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, noopt tot inschrijving van de bewoner(s) in het bevolkingsregister waarin dat gebouw is gelegen; of indien betrokkene op meer dan één adres woont het gebruik van het gebouw of ander onderkomen als verblijf waar betrokkene naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten met dien verstande dat van permanente of tijdelijke bewoning voorts wordt geacht sprake te zijn wanneer buiten het zomerseizoen (dat loopt van 1 mei tot 1 oktober) in een kalenderjaar ter plaatse door betrokkene meer dan 70 maal nachtverblijf wordt gehouden en door de betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders over een hoofdverblijf kan worden beschikt.
1.78 Permanente teeltondersteunende voorzieningen
teeltondersteunende voorziening die voor onbepaalde tijd wordt gebruikt, niet zijnde een kas.
1.79 Prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.80 Raamprostitutie
een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie).
1.81 Recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.82 Regionaal waterbergingsgebied
gebied dat noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan.
1.83 Relatie
een aanduiding op de planverbeelding dat aangeeft dat bebouwing op verschillende locaties behoort tot één (agrarisch) bedrijf of woning en derhalve één bestemmingsvlak aanwezig is
1.84 Reserveringsgebied, waterberging
gebied dat mogelijk in de toekomst noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan.
1.85 Risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde/richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.
1.86 Ruimtelijke kwaliteit
de kwaliteit van de ruimte zoals bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte.
1.87 Seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.88 Solitair gebouw
een op zichzelf staand gebouw, niet deel uitmakende van een complex van bebouwing
1.89 Staat van bedrijfsactiviteiten
de Staat van bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.
1.90 Teeltondersteunende voorzieningen
ondersteunende voorzieningen die een onderdeel zijn van de vollegronds bedrijfsvoering van een tuinbouwbedrijf of boomkwekerij.
1.91 Tijdelijk (teelt)ondersteunende voorzieningen
het tijdelijk, gedurende maximaal 6 maanden per jaar (afhankelijk van de teelt), bouwen en/of aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen.
1.92 Tijdelijke verblijfsruimte/semi-permanente voorziening
een demontabel en/of relatief eenvoudig verwijderbaar gebouw ten behoeve van huisvesting voor mantelzorg, bestaande uit één bouwlaag en geschikt voor woonverblijf.
1.93 VAB-vestiging
vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling waarbij gebruik wordt gemaakt van een bestaand bestemmingsvlak of bouwvlak waarbinnen dit bestemmingsplan het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m² toestaat.
1.94 Verhard
een verharding bestaande uit baksteen, tegels, beton en/of asfalt, alsmede daarmede vergelijkbare vaste/gesloten materialen.
1.95 Verwevingsgebied
ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur. Hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderijen is mogelijk, mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten.
1.96 Voorgevellijn
- de op de verbeelding aangegeven lijn (bouwgrens), die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;
- langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft.
1.97 Voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.98 Vormverandering van een bouwvlak/bestemmingsvlak
wijziging van de begrenzing van een bouwvlak, zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte en zonder dat dit de ruimtelijke kwaliteit aantast
1.99 Watergang
een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.
1.100 Waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d., voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging; bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen.
1.101 Weg
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.102 Werk
een werkzaamheid of constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
1.103 Woning
een (gedeelte van een) gebouw, dat bestaat uit een complex van ruimten uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden;
een woning, waarbij het hoofdgebouw met bijbehorende bouwwerken, geen gemeenschappelijke wand heeft met een naastgelegen hoofdgebouw dan wel daar bijbehorende bouwwerken;
twee-aaneengebouwde woning:
- een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen (twee-onder-één kap);
- een woning, waarbij het hoofdgebouw met bijbehorende bouwwerken één of meer gemeenschappelijke wanden heeft met een naastgelegen hoofdgebouw dan wel daar bijbehorende bouwwerken (geschakeld).
aaneengebouwde woning:
een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee als woning aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen;
een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.
1.104 Zakelijke dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals die genoemd worden in de bedrijfsklassen 81, 82, 83, 84 en 85.3 van de Bedrijfstak nr. 8 van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek opgestelde Standaard Bedrijfsindeling (SBI), zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
1.105 Zomerseizoen
de periode van 1 mei tot 1 oktober.
1.106 Zoekgebied ecologische verbindingszone
gebied waarbinnen een ecologische verbindingszone is of wordt gerealiseerd.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten
2.1.1 De afstand tussen gebouwen
De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.
2.1.2 De afstand tot de weg
De afstand tot de bebouwing en de as van de (hoofd)weg, een parallelweg niet meegerekend.
2.1.3 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.1.4 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.1.5 De diepte van gebouwen
De grootste afstand in meters tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voor- en achtergevel en/of hart van scheidingsmuren.
2.1.6 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.1.7 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.1.8 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.1.9 Bebouwingspercentage
Deel van het bouwvlak dat bebouwd mag worden, uitgedrukt in procenten.
2.1.10 Peil
- Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestaande grenzen niet meer bedraagt dan 1 m.
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- een bij de schaal en de aard van het gebied passend agrarisch grondgebruik;
- water en waterhuishoudkundige doeleinden;
- het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische, en natuurwaarden, waaronder in ieder geval verstaan:
- kleinschaligheid van het landschap,
- landschapselementen;
- begeleid natuurlijke eenheden en kleinere bos- en natuurgebieden, met tussenliggende of omringende landbouwgronden;
- de doelstellingen en de waarden van de ecologische hoofdstructuur;
- de verwezenlijking van waterberging ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - reserveringsgebied waterberging;
- het beheer, behoud en/of herstel van de ecologische hoofdstructuur;
- extensief recreatief medegebruik;
- doeleinden van openbaar nut;
- tuinen behorende bij (burger)woningen;
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen, kavelpaden en sloten.
3.2.1 Algemeen
Op de voor 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eisen gelden:
- de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder dan 5 m bedragen.
3.2.2 Gebouwen
Op de voor 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.3 Teeltondersteunende voorzieningen
Regels voor teeltondersteunende voorzieningen zijn:
- permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan;
- tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan en daarvoor gelden de volgende regels:
- tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mogen uitsluitend direct grenzend aan enig bouwvlak te worden opgericht;
- de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m;
- de oppervlakte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen per agrarisch bedrijf bedraagt maximaal 2,5 ha.
3.2.4 Bouwwerken geen gebouw zijnde
Regels voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn:
- de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m, behoudens erf- en perceelsafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,5 m mag bedragen;
- paardenbakken zijn niet toegestaan;
- kuilvoerplaten en sleufsilo's zijn niet toegestaan;
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en afmeting van bebouwing ten behoeve van:
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
- het behoud en herstel van de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
- landschappelijke inpassing waarbij voldaan wordt aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken bouwhoogte bouwwerken geen gebouw zijnde
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 3 lid 2.4 sub a voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde een erf- of perceelsafscheiding, met een grotere hoogte, tot maximaal 6 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering danwel enige andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarisch bedrijf;
- sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
- het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
- de waarden zoals genoemd in artikel 3 lid 1 sub c niet onevenredig worden aangetast;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het landschap en/of er dient een kwaliteitsverbetering plaats te vinden in dat kader;
- ruimtelijke kwaliteitsverbetering waarbij voldaan wordt aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014.
3.4.2 Afwijken ten behoeve van een paardenbak voor hobbymatig gebruik
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 3 lid 2.4 sub b ten behoeve van de realisatie van een hobbymatige paardenbak, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de paardenbak kan redelijkerwijs niet worden gesitueerd binnen de bestemming 'Wonen';
- de paardenbak wordt aansluitend aan het eigen bestemmingsvlak 'Wonen' gesitueerd;
- per bestemmingsvlak mag maximaal één hobbymatige paardenbak worden gerealiseerd;
- het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden, alsmede een afstand van minimaal 20 m tot belendende percelen van derden;
- de waarden zoals genoemd in artikel 3 lid 1 sub c niet onevenredig worden aangetast;
- ruimtelijke kwaliteitsverbetering waarbij voldaan wordt aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014;
- de omvang per paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m²;
- schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
- voor afrasteringen gelden de volgende bepalingen:
- de hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 2 m;
- afrasteringen worden uitgevoerd in een open constructie.
- er mag geen grotere opslag van mest plaatsvinden dan 1 m3;
- er wordt voldaan aan de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
- het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, met uitzondering van het bepaalde in artikel 3 lid 2.4;
- buitenopslag;
- de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan;
- het gebruik van de gronden als plaats voor kampeermiddelen;
- het gebruik van de gronden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Verbod
- het is verboden om permanente teeltondersteunende voorzieningen aan te leggen;
- Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
- het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen voor zover groter dan 200 m²;
- het verzetten of vergraven van gronden waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 40 cm wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
- het aanleggen, dempen of wijzigen van oppervlaktewateren;
- het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie, daaronder begrepen solitaire bomen;
- het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- of landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
- het verharden van zandpaden.
3.6.2 Uitzonderingen op het verbod
- waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan reeds een omgevingsvergunning is verleend;
- welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds legaal in uitvoering zijn;
- welke het normaal onderhoud en/ of exploitatie betreffen.
3.6.3 Afwegingskader
- De in artikel 3 lid 6.1 sub b genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/ of werkzaamheden danwel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind;
- De omgevingsvergunning voor de in artikel 3 lid 6.1 sub b onder 7 genoemde werkzaamheden wordt slechts verleend nadat het betrokken waterschapsbestuur is gehoord;
- De onder artikel 3 lid 6.1 sub b genoemde activiteiten noodzakelijk zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering danwel het extensief recreatief medegebruik.
3.6.4 Waarden
- ten aanzien van de in artikel 3 lid 6.1 sub b, onder 1, 2, 4 en 5 genoemde werken of werkzaamhden: de landschappelijke waarden en de landschapselementen;
- ten aanzien van de in artikel 3 lid 6.1 sub b, onder 1, 2, 3 en 7 genoemde werken of werkzaamheden de cultuurhistorische, landschappelijke waarden en de landschapselementen;
- ten aanzien van de in artikel 3 lid 6.1 sub b, onder 4 genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de ecologische verbindingszone voor uitwisseling van flora en fauna tussen natuurgebieden;
- ten aanzien van de in artikel 3 lid 6.1 sub b, onder 1, 2, 3 en 6 genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de gronden voor behoud, beheer en herstel van watersystemen.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging ten behoeve van waterberging
Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel' te wijzigen ten behoeve van de inrichting en beheer van gronden als waterbergingsgebied waarbij de bestemming 'Water' of dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' wordt toegekend, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- er is sprake van gronden met de aanduiding 'wro-zone - reserveringsgebied waterberging';
- het gebruik voor waterberging vormt geen onevenredige belemmering voor het agrarisch gebruik van de belendende agrarische percelen;
- de wijziging is uitsluitend toegestaan als de in het gebied aanwezige natuurwaarden, landschapswaarden, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden en hydrologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
3.7.2 Wijziging ten behoeve van natuurontwikkeling
Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel' te wijzigen in de bestemming 'Bos' of 'Natuur' ten behoeve van natuurontwikkeling, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
- wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen;
- paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- het behoud, versterking en/of herstel van de cultuurhistorische waarde van bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde';
een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven en groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming en wel:
- woningen;
- bijbehorende bouwwerken;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
4.2.1 Algemeen
- de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m;
- de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder bedragen dan 5 m;
- ter plaatse van de aanduiding 'twee aaneen' dienen de woningen aaneen gebouwd te worden;
- ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' geldt in afwijking van en in aanvulling van he bepaalde in artikel 4 lid 2.2 en artikel 4 lid 2.3 dat de hoofdvorm van de aangewezen gebouwen (bepaald door de oppervlakte, de gevelbreedte, de bouwhoogte, de goothoogte, de dakhelling en de nokrichting), zoals die hoofdvorm bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan gehandhaafd dient te worden. Een verzoek om een omgevingsvergunning inhoudende een wijziging aan de hoofdvorm, zal worden voorgelegd aan de monumentencommissie.
4.2.2 Woningen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
- per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het op de planverbeelding aangegeven aantal woningen is toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'tae' maximaal twee aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
- het slopen van of het realiseren van vervangende nieuwbouw bij een woonboerderij ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waarde' is niet toegestaan;
- de goot- en bouwhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan respectievelijk 5 en 9 m;
- de inhoud van de woning bedraagt maximaal 750 m3;
- in afwijking van het bepaalde onder e mogen woonboerderijen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' in hun geheel als woning worden benut.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij woningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
- de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m², mits voldaan wordt aan een bebouwingspercentage van 50% van het bouwperceel;
- in afwijking van het bepaalde onder a geldt voor voormalige agrarische bedrijfswoningen dat de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken 200 m² mag bedragen, indien een wijziging heeft plaatsgevonden van de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' al dan niet met de aanduiding 'vab' in de bestemming 'Wonen';
- in afwijking van het bepaalde onder a. geldt voor (twee)aaneengebouwde woningen zoals aangeduid als 'twee aaneen' of 'aeg' dat de gezamenlijke bebouwingsoppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning maximaal 75 m² bedraagt;
- de afstand tot een zijdelingse eigendomsgrens met derden mag niet minder dan 3 m bedragen;
- de goot- en bouwhoogte mag respectievelijk maximaal 3,5 m en 6 m bedragen;
- vrijstaande bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de woning te worden opgericht.
4.2.4 Bouwwerken geen gebouw zijnde bij woningen
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bij woningen gelden de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m;
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 3 m;
- de oppervlakte van een carport bedraagt maximaal 30 m² en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
- een paardenbak is niet toegestaan.
4.3 Nadere eisen
Ter uitvoering van de bestemmingsbeschrijving in
artikel 4 lid 1 zijn burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, met in achtneming van het bepaalde in
artikel 4 lid 2, bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
- het behoud en herstel van waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
- voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing;
- de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- voorzieningen voor parkeren, laden en lossen op eigen terrein;
- de verkeersveiligheid;
- de milieusituatie;
- landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2. van de Verordening ruimte 2014;
- de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Algemeen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- artikel 4 lid 2.1 sub a , voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast.
- artikel 4 lid 2.1 sub b , voor het bouwen binnen 5 m van de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
4.4.2 Afwijken ten behoeve van tijdelijke woonunits ten behoeve van mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 4 lid 2.3 teneinde en extra bebouwing toe te staan in de vorm van woonunit ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
- een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
- de zorgbehoefte is aangetoond door een van gemeentewege erkende instantie;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
- er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
- per woning is maximaal één woonunit toegestaan;
- de oppervlakte van de woonunit bedraagt maximaal 80 m²;
- de bouwhoogte van de woonunit bedraagt maximaal 3,25 m;
- indien de woonunit aan een zijgevel van de woning wordt geplaatst, dient deze minimaal 3 m achter de voorgevellijn te worden gerealiseerd;
- indien de woonunit vrij van de woning wordt gerealiseerd, geldt dat de maximale afstand tussen de woning en de woonunit 25 m bedraagt;
- de woonunit is een tijdelijk gebouw en er is dan ook geen sprake van een tweede wooneenheid.
Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning gebleken noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
4.4.3 Afwijken ten behoeve van een paardenbak voor hobbymatig gebruik
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 4 lid 2.4 sub e teneinde ten behoeve van hobbymatig gebruik binnen deze bestemming maximaal één paardenbak toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden, alsmede een afstand van minimaal 20 m tot belendende percelen van derden;
- de omvang van een paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m²;
- schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
- voor afrasteringen gelden de volgende bepalingen:
- de hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 2 m;
- afrasteringen worden uitgevoerd in een open constructie;
- er mag geen grotere opslag van mest plaatsvinden dan 1 m3;
- er wordt voldaan aan de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Verboden gerbuik
Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden voor:
- seksinrichtingen;
- het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en/ of afhankelijke woonruimte;
- beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis met uitzondering van de uitoefening van een vrij beroep aan huis;
- permanente bewoning van kampeermiddelen of verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een bed and breakfast of een recreatiewoning;
- het gebruik van gronden voor kamperen;
- buitenopslag/ opslag van goederen en materialen;
- bijzondere woonvormen.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijken ten behoeve van beroeps- en bedrijfs activiteiten aan huis
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde
artikel 4 lid 5.1 sub c en beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- er is geen sprake van een recreatiewoning;
- de uitoefening van het beroep of bedrijf mag uitsluitend in de woning of bijbehorend bijgebouw plaatsvinden;
- indien de uitoefening van het beroep of bedrijf plaatsvindt in een bijbehorend bijgebouw, bedraagt de afstand tussen het bijbehorend bijgebouw en de woning maximaal 25 m;
- de primaire woonfunctie wordt in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate gehandhaafd;
- de omvang van de activiteit bedraagt maximaal van 60 m²;
- degene die het beroep of bedrijf uitoefent is tevens gebruiker van de woning;
- er mogen maximaal twee personen in dienst zijn voor ondersteunende werkzaamheden;
- uitsluitend bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 zijn toegestaan, of categorie 2 mits aangetoond is dat zij naar aard en omvang vergelijkbaar is met categorie 1;
- er vindt geen buitenopslag, horeca, detailhandel, groothandel of seksinrichting plaats;
- er is geen sprake van een publieksgericht karakter waarbij sprake is van onbelemmerende en onbeperkte toegang voor publiek;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
- de activiteit geen zodanige verkeersaantrekkende werking heeft dat als gevolg daarvan extra verkeersmaatregelen - waaronder parkeervoorzieningen - in het openbaar gebied noodzakelijk zijn;
- parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost;
- er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid.
4.6.2 Afwijken ten behoeve van nevenactiviteiten, bed & breakfast
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 4 lid 5.1 sub d en bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van een bed & breakfast worden toegestaan bij een woning, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- er is ter plaatse geen sprake van een recreatiewoning;
- de nevenactiviteit in de vorm van bed & breakfast vindt plaats binnen bestaande bebouwing (de woning of bijbehorende gebouwen) en is ondergeschikt aan de woonfunctie;
- de kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
- het gebruik is recreatief, met dien verstande dat permanente bewoning niet is toegestaan;
- het is niet toegestaan bed & breakfast te gebruiken voor het huisvesten van arbeiders voor tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/ of arbeid;
- maximaal 4 kamers worden voor bed & breakfastvoorziening gebruikt, voor maximaal 8 personen;
- de bed & breakfast mag niet meer bedragen dan 40% van het totale woonoppervlak;
- er mogen geen andere horeca-activiteiten dan het verstrekken van logies en ontbijt plaatsvinden;
- de activiteiten mogen geen afbreuk veroorzaken aan de volgens het bestemmingsplan gegeven gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken;
- de activiteiten moeten infrastructureel goed inpasbaar zijn en geen aanmerkelijke toename van de verkeersbelasting tot gevolg hebben;
- er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte, met dien verstande dat minimaal één parkeerplaats per kamer beschikbaar is op eigen terrein;
- er mag geen extra inrit worden aangelegd;
- het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.
- sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid.
4.6.3 Afwijken ten behoeve van afhankelijke woonruimte mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 4 lid 5.1 sub b en worden toegestaan dat een bijbehorend bouwwerk gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, onder de voorwaarde dat:
- een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
- de zorgbehoefte is aangetoond door een van gemeentewege erkende instantie;
- aangetoond wordt dat er op het perceel geen ruimte is voor het plaatsen van een woonunit;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- de afhankelijke woonruimte binnen een bijgebouw wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
- indien een vrijstaand bijgebouw bij de woning voor huisvesting voor mantelzorg in gebruik wordt genomen, geldt dat de maximale afstand tussen de woning en het vrijstaande bijgebouw maximaal 25 m bedraagt;
- de bewoning van het vrijstaande bijgebouw is tijdelijk en er is dan ook geenszins sprake van een twee woningen(eenheid).
De omgevingsvergunning vervalt, indien de bij het verlenen van deze omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig.
Artikel 5 Waarde - Attentiegebied ehs
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Attentiegebied EHS' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie, gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur(waarden).
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen andere aangewezen dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit
artikel 14.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Bij toename van het verhard oppervlak is 'hydrologisch neutraal bouwen' het uitgangspunt. Voor een toename van het verharde oppervlak van 250 m² is een advies van de waterschapsbestuur vereist.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verbod
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
- verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 cm onder maaiveld een en ander voorzover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;
- de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
- het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
- het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/ of verharde oppervlakten van meer dan 100 m².
5.4.2 Uitzonderingen op het verbod
- waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan reeds een omgevingsvergunning is verleend;
- welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds legaal in uitvoering zijn;
- welke het normaal onderhoud en/ of exploitatie betreffen.
5.4.3 Onderzoek
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 5 lid 4.1 wordt het bevoegde waterbeheerder gehoord.
5.4.4 Afwegingskader
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 5 lid 4.1 mag alleen worden verleend indien door die werken en/of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de waterhuishoudkundige situatie niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.
Artikel 6 Waarde - Landgoed
6.1 Bestemmingsomschrijving
- de instandhouding en/ of herontwikkeling van een landgoed als integrale beheerseenheid van de voorkomende uit cultuurhistorisch oogpunt waardevolle karakteristieke bebouwing, paden-, lanen- en groenstructuur en waterpartijen;
- de instandhouding alsmede ontwikkeling van de aldaar voorkomende danwel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, waaronder begrepen geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, ecologische en biologische waarden;
- dagrecreatief medegebruik.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de andere aangewezen dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing met inachtneming van de voorrangsregels uit
artikel 14.
6.2.1 Gebouwen
Naast het bepaalde bij de bouwregels van andere bestemmingen binnen deze dubbelbestemming mogen tevens gebouwen ten dienste van het beheer van het landgoed worden opgericht, mits:
- de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen per landgoed bedraagt maximaal 400 m²;
- de goothoogte bedraagt maximaal 4 m;
- de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m.
6.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van het landgoed gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
- de bouwhoogte van een uitkijktoren bedraagt maximaal 15 m;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 10 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Gebruiksregels
Naast het bepaalde bij de bestemmingsomschrijving van andere bestemmingen binnen deze dubbelbestemming zijn de volgende vormen van gebruik niet strijdig met die genoemde bestemmingsomschrijvingen:
- dagrecreatie;
- museum;
- theehuis/theeschenkerij;
- extensief agrarisch gebruik, zoals beweiding.
6.3.2 Strijdig gebruik
In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming gebruik van gronden voor:
- de uitoefening van enige vorm van verblijfsrecreatie, handel, nijverheid en/ of dienstverlening;
- het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
- als standplaats voor onderkomen, waaronder zijn begrepen (sta)caravans;
- voor het plaatsen, het doen plaatsen van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- voor het ten verkoop opslaan van landbouwwerktuigen, motorrijtuigen en aanhangwagens, of onderdelen daarvan;
- beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- het gebruik van bijbehorend bouwwerken als zelfstandige woning en/ of afhankelijke woonruimte.
6.3.3 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 6 lid 3.2 sub a en het bepaalde in de bijbehorende artikelen die van toepassing zijn bij de onderliggende enkelbestemmingen, teneinde verblijfsrecreatie mogelijk te maken, met dien verstande dat:
- het afwijkend gebruik is noodzakelijk om de cultuurhistorische waarden van het landgoed in stand te houden;
- het afwijkende gebruik is inpasbaar in de functioneel en cultuurhistorisch samenhangende karakteristiek van het landgoed;
- het afwijkende gebruik vindt plaats binnen bestaande gebouwen en voor maximaal 400 m2;
- de verkeersaantrekkende werking ten opzichte van de omgeving niet onevenredig wordt vergroot;
- het afwijkende gebruik is milieuhygiënisch aanvaardbaar;
- de aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke of natuurlijke waarden niet onevenredig worden aangepast;
- er is geen sprake van horeca, met uitzondering van het verstrekken van (logies en) ontbijt.
Artikel 7 Waarde - Natuurontwikkelingsgebied
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Natuurontwikkelingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het ontwikkelen van nieuwe natuur.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen andere aangewezen dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit
artikel 14.
7.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming mogen geen bouwwerken worden opgericht.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 7 lid 2 teneinde bouwwerken op te richten conform de overige voor deze gronden geldende bestemming(en), mits deze bouwwerken, danwel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, natuurontwikkeling in de nabije of verdere toekomst niet frustreren.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verbod
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
- het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
- het diepwoelen, diepploegen van de bodem en andere grondwerkzaamheden, dieper dan 0,5 m;
- het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
- het omzetten van grasland in bouwland;
- het verwijderen of rooien van bosjes, houtwallen, boomgroepen en houtgewas en het verwijderen van landschapselementen als poelen, moerasjes met uitzondering van erfbeplanting en nieuwe particuliere aanplant;
- de aanleg van boven- en ondergrondse leidingen.
7.4.2 Uitzonderingen op het verbod
- waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;
- welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds legaal in uitvoering zijn;
- welke het normaal onderhoud en/ of exploitatie betreffen.
7.4.3 Afwegingskader
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 7 lid 4.1 of de elders in dit bestemmingsplan genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden, mag alleen worden verleend indien:
- de activiteiten aantoonbaar noodzakelijk zijn gebleken voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, en
- door de werken en/of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen geen onherstelbare schade plaatsvindt aan (de aanleg en ontwikkeling van) nieuwe natuur zoals genoemd in artikel 7 lid 1
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening te wijzigen in die zin dat de planverbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken of gedeeltes daarvan met de dubbelbestemming 'Waarde - Natuurontwikkelingsgebied' van het planverbeelding te verwijderen, indien:
- het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden, en:
- de ecologische hoofdstructuur op provinciaal niveau gewijzigd is;
- en daartoe instemming is gegeven door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant.
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
9.1 Ondergronds bouwen
De regels inzake situering van bouwwerken als bedoeld in hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan gelden, voor zover van toepassing, ook in geval van ondergronds bouwen en met dien verstande, dat:
- alleen ondergronds mag worden gebouwd waar bovengrondse bebouwing aanwezig is;
- de verticale diepte bedraagt maximaal 5 m;
- in afwijking van het hierboven bepaalde onder a mag, waar geen bovengrondse bebouwing aanwezig is, maximaal 25 m² ondergronds worden gebouwd in aansluiting op de onder a bedoelde ondergrondse bebouwing
9.2.1 Goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand
- In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/ of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die hoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan;
- In geval van herbouw is het bepaalde onder a slechts van toepassing indien herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt en niet wordt vergroot.
9.2.2 Bebouwingspercentage
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal is toegestaan.
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
10.1 Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen binnen de overige planregels.
10.2 Wro zone - reserveringsgebied waterberging
Ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - reserveringsgebied waterberging' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen binnen de overige planregels
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
11.1 Afwijkingsbevoegdheid
11.1.1 Afwijken
Bij een omgevingsvergunning kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken, en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat-, bebouwings- en landschapsbeeld;
- het woon- en leefklimaat;
- de waterstaatkundige belangen;
- de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden afgeweken van:
- de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/ of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
- de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10 m;
- van de bestemmingsbepalingen voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwtjes van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations mits de inhoud niet meer dan 50 m³ en de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt.
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
12.1 Wijzigingsbevoegdheid
12.1.1 Algemene wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen, om overeenkomstig artikel 3.6, lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening de op de verbeelding ingetekende bestemmingsgrenzen met maximaal 15 m te verschuiven, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredige worden geschaad;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische-, landschappelijke- of natuurwaarden;
- uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt, dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
- door middel van onderzoek dient te worden aangetoond dat er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem;
- door middel van een flora- en faunaonderzoek dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de natuurbeschermingswetgeving;
- door middel van een onderzoek naar de waterstaatkundige consequenties dient te worden aangetoond dat het waterbelang voldoende is meegewogen;
- de belangen van de betreffende bestemming(en) worden niet onevenredige aangetast.
Artikel 13 Algemene procedureregels
13.1 Nadere eis
Voor het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- het voornemen tot verlening van een omgevingsvergunning ligt gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
- burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
- de bekendmaking houdt in de mededeling van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het schriftelijk of mondeling indienen van zienswijzen tegen het voornemen van burgemeester en wethouders gedurende de onder a genoemde termijn;
- burgemeester en wethouders delen aan hen die conform sub c bepaalde, tijdig zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent met redenen omkleed mede.
13.2 Bij wijziging
Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure zoals die is opgenomen in artikel 3.6, lid 5 van de Wet ruimtelijke ordening.
Artikel 14 Overige regels
14.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan.
14.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 1 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- brandblusvoorzieningen;
- de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- het bouwen bij ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- de ruimte tussen bouwwerken.
14.3 Prioriteit van dubbelbestemmingen
- waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
- waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
- in de eerste plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Attentiegebied ehs';
- in de tweede plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Landgoed';
- in de derde plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Natuurontwikkelingsgebied';
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
15.1.2 Afwijken
Bij een omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van
artikel 15 lid 1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
15.1.3 Uitzondering
artikel 15 lid 1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder mede begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2.1 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
15.2.2 Wijziging gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in
artikel 15 lid 2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
15.2.3 Onderbreken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in
artikel 15 lid 2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
15.2.4 Uitzondering
artikel 15 lid 2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Wijzigingsplan Hazenmerenstraat 2" van de gemeente Zundert.