direct naar inhoud van Regels
Plan: Nieuwmoerseweg 21 Achtmaal
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0879.BPNieuwmoerseweg21-OW01

Regels

Hoofdstuk 1 inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

het bestemmingsplan "Nieuwmoerseweg 21 Achtmaal" van de gemeente Zundert met de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0879.BPNieuwmoerseweg21-OW01

1.2 Bestemmingsplan

het bestemmingsplan ''Nieuwmoerseweg 21 Achtmaal'' van de gemeente Zundert met de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0879.BPNieuwmoerseweg21-OW01

1.3 AAB

Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.

1.4 Aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten

beroepsactiviteiten:

het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw voor een zelfstandig en onder eigen naam uitoefenen van een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor specifiek opgeleid persoon en waarvan de omvang in activiteiten zodanig is dat deze, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend.

 

bedrijfsmatige activiteiten:

het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken, waarbij geen sprake is van een zich als specifiek opgeleid persoon naar buiten presenterende beroepsoefenaar en waarvan de omvang in activiteiten zodanig is dat deze, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend.

1.5 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 Aanpijling

een op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aanpijlende gronden.

1.7 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 Aardkundige waarden

waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen danwel anderszins vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van algemeen belang zijn vanuit aardkundig oogpunt.

1.9 Achtererf

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.10 Afhankelijke woonruimte

een (gedeelte van een) bij een (bedrijfs)woning behorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de (bedrijfs)woning en dient voor de huisvesting van een gedeelte van een huishouden uit een oogpunt van mantelzorg.

1.11 Agrarisch bedrijf, algemeen

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.12 Agrarisch bedrijf, boomteeltbedrijf

een agrarisch bedrijf, zijnde een boomteelt-, bloembollenteelt-, heesterteelt-, of sierteeltbedrijf.

1.13 Agrarisch bedrijf, glastuinbouw

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt, tevens zijnde een glasboomteeltbedrijf.

1.14 Agrarisch bedrijf, grondgebonden

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt, zijnde bijvoorbeeld een (vollegrond)teeltbedrijf, een grondgebonden veehouderij of een boomteeltbedrijf.

1.15 Agrarisch bedrijf, niet-grondgebonden

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt, zijnde bijvoorbeeld een intensieve veehouderij of een intensieve kwekerij.

1.16 Agrarisch bedrijfsgebouw

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf.

1.17 Agrarisch loonwerkbedrijf

een bedrijf dat voornamelijk met behulp van landbouwwerktuigen diensten verleent aan, dan wel composteert en/of mest opslaat ten behoeve van (hoofdzakelijk) agrarische bedrijven.

1.18 Agrarisch technisch hulpbedrijf

een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos-, of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. Bijvoorbeeld: mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven, veetransport bedrijven, verhuurbedrijven van landbouwwerktuigen en veehandelsbedrijven.

1.19 Agrarisch verwant bedrijf

een niet-agrarisch bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos-, of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. Bijvoorbeeld: dierenasiels, dierenklinieken, hondenkennels, gebruiksgerichte paardenhouderijen, proefbedrijven en instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs.

1.20 Archeologisch deskundige

een door burgemeester en wethouders aangewezen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek.

1.21 Archeologisch monument

een terrein zoals bedoeld in artikel 1 onder c van de Monumentenwet.

1.22 Archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.23 Archeologische waarden

waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

1.24 Atelier

een werkplaats of verzameling van werkplaatsen van een kunstenaar of ambachtsman.

1.25 Basiszoneringslijst

de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering, zoals die lijst is opgenomen in Staat van bedrijfsactiviteiten, behorende bij deze regels.

1.26 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde

1.27 Bebouwingscluster

vlakvormige verzameling van gebouwen buiten bestaand stedelijk gebied.

1.28 Bebouwingsconcentratie

kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.

1.29 Bebouwingslint

lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg buiten bestaand stedelijk gebied.

1.30 Bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van (het deel van) een bouwperceel of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.31 Bed & breakfast

Overnachtingsaccommodatie bestaande uit een of meerdere gastenkamers (niet zijnde een appartement of een zelfstandig woonverblijf), gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in de (bedrijfs)woning in andere bijbehorende bouwwerken bij de woning en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis.

1.32 Bedrijf

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten daaronder niet begrepen.

1.33 Bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf, niet zijnde de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken.

1.34 Bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte die wordt gebruikt voor de uitoefening van een bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, met uitzondering van parkeervoorzieningen.

1.35 Bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is.

1.36 Beekherstel

herstel van beeklopen ten aanzien van vorm (recht of meanderend), ruimte voor beekprocessen (sedimentatie en erosie) en waterkwaliteit, gericht op het terugbrengen van de gebiedseigen kwaliteiten van de betreffende beekloop.

1.37 Beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.38 Bestaande situatie

bebouwing en/of gebruik bestaande ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.39 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.40 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.41 Bijbehorend bouwwerk

een gebouw ten behoeve van de uitbreiding van een hoofdgebouw, danwel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak.

1.42 (Woon)boerderij

een gebouw dat bestaat uit een voormalige agrarische bedrijfswoning met de in hetzelfde ongelede gebouw opgenomen voormalige bedrijfsruimten, waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher ongeleed aan elkaar verbonden zijn (bijvoorbeeld een langgevelboerderij of kortgevelboerderij).

1.43 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.44 Bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.45 Bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, vliering en kelder.

1.46 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.47 Bouwvlak

aaneengesloten terrein, waarbinnen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere permanente voorzieningen ten behoeve van eenzelfde bestemming worden geconcentreerd.

1.48 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.49 Brutovloeroppervlak

de vloeroppervlakte van een ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een bouwwerk gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen.

1.50 Camperplaats

Een camperplaats is een aangewezen en afgepast vak waarbij het voor campers is toegestaan om een bepaalde tijd te parkeren en te overnachten.

1.51 Congrescentrum

een centrum waar vergader- c.q. cursusruimten voor de verhuur worden aangeboden en waar het aanbieden van drank- en etenswaar in relatie tot de gehouden vergaderingen c.q. cursussen e.d. in ondergeschikte mate is toegestaan.

1.52 Containerveld

afgedekte gronden ten behoeve van de bovengrondse teelt van planten in containers.

1.53 Corso-opslagruimte

gebouw waar materieel wordt opgeslagen ten behoeve van vervaardiging van met bloemen versierde voertuigen.

1.54 Corsobouwplaats

locatie waar met bloemen versierde voertuigen worden vervaardigd.

1.55 Corsotent

tijdelijk bouwwerk, dat dient als onderkomen voor de opbouw van met bloemen versierde voertuigen, die deelnemen aan het jaarlijkse bloemencorso.

1.56 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

de als zodanig aangeduide waarden opgenomen op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW), alsmede gemeentelijke- en rijksmonumenten en de in bestemmingsplannen aangeduide beeldbepalende panden.

1.57 Cultuurhistorische waarde

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdende met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.

1.58 Dagopvang

een instelling waar mensen gedurende de dag worden begeleid, verzorgd en beziggehouden, zonder de mogelijkheid tot overnachting.

1.59 Dagrecreatie

bedrijfsmatige uitoefening van diensten op het gebied van recreatie, sport-, educatie of cultuur welke geheel of in overwegende mate in de open lucht worden aangeboden binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang, met de daarbij behorende voorzieningen.

1.60 Dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw, c.q. bouwwerk.

1.61 Detailhandel (bedrijf)

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.62 Detailhandel, productiegebonden

qua oppervlakte beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van eigen goederen/producten vanuit een bedrijf dat die goederen/producten vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.63 Detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels.

1.64 Dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

bedrijfsmatige activiteiten gericht op dienstverlening aan het publiek, zoals een zorgboerderij, kinderopvang, medische zorg, groepspraktijk, adviesbureau, automatiseringsbedrijf.

1.65 Diepploegen

het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 cm (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik.

1.66 Differentiatiegrens

een op de verbeelding aangegeven lijn die de grens inhoudt van een differentiatie.

1.67 Differentiatievlak

een als zodanig door differentiatiegrenzen omsloten vlak, dat dient ter verbijzondering van een bestemming.

1.68 Discotheek

een horecabedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormt.

1.69 Duurzame locatie intensieve veehouderij

bestaand agrarisch bouwvlak met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt (ammoniak, stank en dergelijke) als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en dergelijke) verantwoord is om het ter plaatse uit te breiden.

1.70 Ecologische hoofdstructuur

samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.

1.71 Ecologische verbindingszone

bij dit bestemmingsplan aangeduid langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd.

1.72 Ecologische waarden en kenmerken

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapstructuur en de belevingswaarde.

1.73 Erf

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover dit plan een dergelijke inrichting niet verbiedt.

1.74 Erfbeplanting

afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwvlak van een agrarisch bedrijf, een niet-agrarisch bedrijf of woning.

1.75 Escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een ander plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

1.76 Extensieve recreatie

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving en die nauwelijks of geen invloed heeft op de gegeven bestemmingen.

1.77 Extensiveringsgebied

ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat natuur of overig, waar uitbreiding, (her)vestiging of nieuwvestiging van een intensieve veehouderij onmogelijk is en waar de ontwikkelingsmogelijkheden van overige veehouderijen zijn beperkt.

1.78 Fietsoplaadpunt

Punt waar de accu van een elektrische fiets kan worden opgeladen in de openbare ruimte.

1.79 Fruitteeltbedrijf

een agrarisch bedrijf dat zich toelegt op het telen of veredelen van fruit in of op de open grond (de teelt onder afdekmateriaal en in tijdelijke kweektunnels daarbij inbegrepen).

1.80 Functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.81 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.82 Gebruiksgerichte paardenhouderij

een niet-agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op (de ondersteuning bij) het gebruik van het paard als hulpmiddel voor de recreërende mens, zoals maneges, paardenverhuurbedrijven en paardenstallingsbedrijven.

1.83 Geluidzoneringsplichtige inrichting

bedrijven en/of inrichtingen welke zijn genoemd in onderdeel D van bijlage 1 van het Bor.

1.84 Nederlandse Grootte Eenheid (NGE)

een standaard eenheid voor de bepaling van de omvang van een agrarisch bedrijf, zoals die gehanteerd wordt door het Landbouw Economisch Instituut (LEI).

1.85 Gevaarlijke stoffen

gevaarlijke stoffen en gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.86 Groenblauwe mantel

gebieden die grenzen aan de ecologische hoofdstructuur, ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor behoud/herstel van watersystemen en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water.

1.87 Groepsaccommodatie

een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk bestemd voor het houden van recreatief nachtverblijf in permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke verblijven.

1.88 Grondgebonden veehouderijbedrijf

Veehouderij (een agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren) waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving ligging van de bedrijfslocatie.

1.89 GVE (groot vee-eenheid)

Eenheid waarmee de fosfaatproductie van landbouwhuisdieren wordt uitgedrukt en waarbij 1 GVE overeenkomt met de fosfaatproductie van één melkkoe.

1.90 Hervestiging van een agrarisch bedrijf

verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarisch bouwblok naar het andere agrarisch bouwblok waar de agrarische activiteiten zijn gestaakt.

1.91 Hoofdfunctie

een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mogen worden gebruikt.

1.92 Hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn ligging, constructie, afmetingen en/of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken

1.93 Horeca (bedrijf)

bedrijfsmatig verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse, bedrijfsmatig bieden van hotel- of groepsaccommodatie (tevens een bed&breakfast of pension), bedrijfsmatig bieden van vermaaks- of wellnessfaciliteiten, of bedrijfsmatig bieden van congres- of vergaderfaciliteiten, een en ander al dan niet in combinatie met elkaar.

1.94 Horeca, kleinschalig of ondergeschikt

horeca van zeer beperkte omvang ten dienste van andere functies

1.95 Houtteelt

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet.

1.96 Huishouden

de samenlevingsvorm van één gezin, waaronder begrepen:

  • a. de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg, van verwanten of andere personen;
  • b. een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband.
1.97 Hydrologische waarden

waarden in verband met een specifieke waterhuishoudkundige situatie voor daaraan gebonden organismen (planten en dieren), leefgemeenschappen en potenties voor de ontwikkeling daarvan, met daarbij behorende kwantitatieve aspecten (zoals hoge waterstand, stabiel waterpeil) en/of kwalitatieve aspecten (voedselarm, onvervuild), zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.98 Intensief veehouderijbedrijf

een landbouwonderneming voor het houden van varkens, pluimvee, konijnen, vleeskalveren, vleesstieren, geiten of nertsen.

1.99 Intensieve kwekerij

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf (conform de Verordening Ruimte een 'overig niet-grondgebonden bedrijf') waar gewassen worden geteeld of dieren worden gekweekt (niet zijnde vee), waarbij nagenoeg geen gebruik wordt gemaakt van daglicht. Voorbeelden hiervan zijn: champignons, witlof, vis, schaaldieren, wormen en maden.

1.100 Kampeermiddel
  • c. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een (sta)caravan;
  • a. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde.
1.101 Kantoor

gebouw waarbinnen bedrijfsmatig diensten worden verleend of waar de administratie van een bedrijf wordt verricht.

1.102 Kas

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienen voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 m.

1.103 Kelder

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 m boven het peil, onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk.

1.104 Kleinschalig kampeerterrein

kleinschalig (tot 25 kampeerplaatsen) kampeerterrein (tussen 1 maart tot en met 31 oktober), waarbij uitsluitend zijn toegestaan kampeermiddelen en eenvoudige ondersteunende voorzieningen zoals watertappunten, sanitairgelegenheid, informatieborden en zitbanken. Stacaravans zijn niet toegestaan.

1.105 Koffie-/theehuis

een kleinschalige vorm van horeca, waar niet-alcoholische dranken worden geschonken voor gebruik ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren.

1.106 Landgoed

functionele eenheid bestaande uit, bos en overige natuur, al dan niet in combinatie met agrarische bedrijfsgronden waarop één of meer wooneenheden met karakteristieke verschijningsvorm van allure zijn gesitueerd.

1.107 Landschappelijke waarden en kenmerken

gebruikswaarde, belevingswaarde, en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.

1.108 Landschapselementen

ecologisch en/of landschappelijk waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha, onder een agrarische productiefunctie.

1.109 Maatschappelijke voorzieningen

educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een kerk, school, kinderopvang, naschoolse opvang, verenigingshuis, hospice, ziekenhuis, huisartsenpost en dergelijke.

1.110 Manege

een niet-agrarisch bedrijf, dat is gericht op het verzorgen en dresseren en trainen van paarden voor de ruitersport alsmede het geven van paardrijlessen.

1.111 Mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.112 Mestbewerking

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest.

1.113 Milieucategorie

milieucategorie zoals omschreven in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering Den Haag, 2009.

1.114 Milieuhygiënische uitvoerbaarheid

overkoepelend begrip voor milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid etcetera aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden, onder andere zodat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.

1.115 Nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf

aantal m² kasoppervlakte.

1.116 Nevenactiviteit

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.

1.117 Nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf

projectie van een al dan niet gekoppeld agrarisch bouwvlak op een locatie die volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet is voorzien van een zelfstandig bouwvlak.

1.118 Omschakeling
  • a. het door het aanwezige agrarische bedrijf geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm;
  • b. het (her)vestigen van een agrarisch bedrijf op een agrarisch bouwblok met een bedrijfsvorm die op de (her)vestigingslocatie niet eerder aanwezig was;
  • c. het overstappen van een niet-agrarisch gebruik naar een agrarische bedrijfsvorm.
1.119 Onverhard

een toplaag bestaande uit hoofdzakelijk zand, klei, veen en andere natuurlijke bodemmaterialen.

1.120 Ophogen

het opbrengen van grond elders op de bestaande toplaag.

1.121 Oudheidkundig waardevol terrein

een gebied dat ingevolge dit plan beschermd wordt in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde.

1.122 Paardenbak

een onoverdekt terrein bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden.

1.123 Peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende of afgewerkte maaiveld.
1.124 Perceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.125 Permanente bewoning

het gebruik van een gebouw of ander onderkomen als woonruimte op een wijze die ingevolge de bepalingen van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, noopt tot inschrijving van de bewoner(s) in het bevolkingsregister waarin dat gebouw is gelegen; of indien betrokkene op meer dan één adres woont het gebruik van het gebouw of ander onderkomen als verblijf waar betrokkene naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten met dien verstande dat van permanente of tijdelijke bewoning voorts wordt geacht sprake te zijn wanneer buiten het zomerseizoen (dat loopt van 1 mei tot 1 oktober) in een kalenderjaar ter plaatse door betrokkene meer dan 70 maal nachtverblijf wordt gehouden en door de betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders over een hoofdverblijf kan worden beschikt.

1.126 Permanente teeltondersteunende voorziening

teeltondersteunende voorziening die voor onbepaalde tijd wordt gebruikt, niet zijnde een kas.

1.127 Plattelandswoning

een bedrijfswoning behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting die op grond van het bestemmingsplan, de beheersverordening of, de omgevingsvergunning door een derde bewoond mag worden, wordt met betrekking tot de inrichting voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen beschouwd als onderdeel van die inrichting.

1.128 Productiegebonden detailhandel

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf zijn geteeld of voortgebracht en hooguit op ambachtelijke wijze buiten of op het eigen bedrijf zijn verwerkt.

1.129 Productiegerichte paardenhouderij

een agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het door middel van een gericht fok- en/of africhtingsprogramma trachten een paard op een hoger niveau te brengen, waardoor de waarde van dat paard in het economisch verkeer toeneemt, zoals (op)fokbedrijven, hengstenstations, africhtings- en trainingsbedrijven.

1.130 Prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.131 Raamprostitutie

een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie).

1.132 Recreatiebedrijf

een bedrijf dat het bedrijfsmatig verstrekken van verblijfs- of dagrecreatie tot doel heeft.

1.133 Recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.134 Recreatiewoning

een woning ten behoeve van tijdelijk recreatief verblijf en niet bedoeld is voor permanente bewoning.

1.135 Reëel agrarisch bedrijf

een nog niet volwaardig bedrijf met een zodanige arbeidsomvang, dat toch van een bedrijfsmatige beroepsuitoefening kan worden gesproken en dat een serieuze aanzet kan zijn tot een doorgroei naar een volwaardig bedrijf.

1.136 Regionaal waterbergingsgebied

gebied dat noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan.

1.137 Relatie

een aanduiding op de planverbeelding dat aangeeft dat bebouwing op verschillende locaties behoort tot één (agrarisch) bedrijf of woning en derhalve één bestemmingsvlak aanwezig is.

1.138 Reserveringsgebied, waterberging

gebied dat mogelijk in de toekomst noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan.

1.139 Restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.140 Risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde/richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.

1.141 Ruimtelijke kwaliteit

de kwaliteit van de ruimte zoals bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte.

1.142 Sauna

een recreatieve inrichting in hoofdzaak gericht op de lichaamsverzorging door het bieden van mogelijkheden tot (stoom)baden en - niet erotische - massage, met als ondergeschikte activiteit het verstrekken van kleine etenswaren en alcoholvrije of alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse.

1.143 Seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.144 Shredderen

Het versnipperen en afvoeren van houtafval;

1.145 Solitair gebouw

Een op zichzelf staand gebouw, niet deel uitmakende van een complex van bebouwingen.

1.146 Sportterrein

een terrein ten behoeve van lichamelijke bezigheid ter ontspanning of als beroep met spel- of wedstrijdelement waarbij conditie en vaardigheid vereist zijn c.q. bevorderd worden en waarvoor bepaalde regels gelden.

1.147 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.148 Statische opslag

opslag van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals caravans, boten en dergelijke;

1.149 (Vollegronds)teeltbedrijf

Agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.

1.150 Teeltondersteunende voorzieningen

ondersteunende voorzieningen die een onderdeel zijn van de vollegronds bedrijfsvoering van een tuinbouwbedrijf of boomkwekerij.

1.151 Terras

een plaats in de buitenlucht bij een horecagelegenheid waar eten en drinken genuttigd kan worden.

1.152 Tijdelijk (teelt)ondersteunende voorzieningen

het tijdelijk, gedurende maximaal 6 maanden per jaar (afhankelijk van de teelt), bouwen en/of aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen.

1.153 Tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders

het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten.

1.154 Tijdelijke verblijfsruimte/semi-permanente voorziening

een demontabel en/of relatief eenvoudig verwijderbaar gebouw ten behoeve van huisvesting voor mantelzorg, bestaande uit één bouwlaag en geschikt voor woonverblijf.

1.155 Tuincentrum

een inrichting gericht op de verkoop, al dan niet overdekt, van producten waarin het hoofdaccent gericht is op artikelen die dienen voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen of daarmee samenhangende producten.

1.156 VAB-vestiging

vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling waarbij gebruik wordt gemaakt van een bestaand bestemmingsvlak of bouwvlak waarbinnen dit bestemmingsplan het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m² toestaat.

1.157 Vaste standplaats

locatie voor kamperen dan wel het op een standplaats plaatsen van kampeermiddelen gedurende het gehele jaar of vrijwel het gehele jaar.

1.158 Veldschuur

een vrij in het open veld staande schuur, die wordt gebruikt voor het onderbrengen van vee tegen weersinvloeden en/of voor de opslag van agrarische producten en/ of voor de opslag van agrarische werktuigen.

1.159 Verblijfsrecreatie

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste één nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie of kennissen.

1.160 Verhard

een verharding bestaande uit baksteen, tegels, beton en/of asfalt, alsmede daarmede vergelijkbare vaste/gesloten materialen.

1.161 (Netto) verkoopvloeroppervlak

de verkoopruimte, d.w.z. het voor het winkelend publiek toegankelijke deel van (het bruto oppervlak van) een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter toonbanken en kassa's.

1.162 Verwevingsgebied

ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur. Hervestiging of uitbreiding van veehouderijen is mogelijk, mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten.

1.163 Vestiging van een agrarisch bedrijf

Het vestigen van een nieuw agrarisch bedrijf op een bestaand agrarisch bouwblok waar de eerdere agrarische activiteiten zijn gestaakt.

1.164 Volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch als op milieuhygiënisch opzicht.

1.165 Voorgevellijn
  • a. de op de verbeelding aangegeven lijn (bouwgrens), die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;
  • b. langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft.
1.166 Voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.167 Vormverandering van een bouwvlak/bestemmingsvlak

wijziging van de begrenzing van een bouwvlak, zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte en zonder dat dit de ruimtelijke kwaliteit aantast.

1.168 Watergang

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.

1.169 Waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d., voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging; bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen.

1.170 Weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.171 Werk

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van detailhandel, inclusief het gebruik voor ambachtelijke bedrijvigheid, voor zover dat gebruik in verband staat en essentieel onderdeel is van de ter plaatse uitgeoefende detailhandel, zoals bijvoorbeeld onderhoud, reparatie en installatie.

1.172 Woning

een (gedeelte van een) gebouw, dat bestaat uit een complex van ruimten uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden;

vrijstaande woning:

een woning, waarbij het hoofdgebouw met bijbehorende bouwwerken, geen gemeenschappelijke wand heeft met een naastgelegen hoofdgebouw dan wel daar bijbehorende bouwwerken;

twee-aaneengebouwde woning:

  • a. een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen (twee-onder-één kap);
  • b. een woning, waarbij het hoofdgebouw met bijbehorende bouwwerken één of meer gemeenschappelijke wanden heeft met een naastgelegen hoofdgebouw dan wel daar bijbehorende bouwwerken (geschakeld).

aaneengebouwde woning:

een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee als woning aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen;

 

gestapelde woning:

een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.

1.173 IJsmakerij

een bedrijf dat ambachtelijk ijs en aanverwante producten produceert.

1.174 IJssalon

een vorm van horeca waar dranken worden geschonken en ijs wordt geserveerd voor consumptie ter plaatse.

1.175 Zakelijke dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals die genoemd worden in de bedrijfsklassen 81, 82, 83, 84 en 85.3 van de Bedrijfstak nr. 8 van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek opgestelde Standaard Bedrijfsindeling (SBI), zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

1.176 Zorgboerderij

de opvang van mensen met een zorgvraag hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwvlak, waarbij het meewerken op het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van realisatie of therapie.

1.177 Zorgvuldige veehouderij

Een intensieve of een grondgebonden veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op het landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

1.178 Zomerseizoen

de periode van 1 mei tot 1 oktober.

1.179 Zoekgebied ecologische verbindingszone

gebied waarbinnen een ecologische verbindingszone is of wordt gerealiseerd.

1.180 Zorgwoning

een gebouw in gebruik als zelfstandige woning gericht op het verlenen van zorg.

Artikel 2 wijze van meten

2.1 Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten

2.1.1 De afstand tussen gebouwen

De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.

2.1.2 De afstand tot de weg

De afstand tot de bebouwing en de as van de (hoofd)weg, een parallelweg niet meegerekend

2.1.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.4 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak

2.1.5 De diepte van gebouwen

De grootste afstand in meters tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voor- en achtergevel en/of hart van scheidingsmuren.

2.1.6 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.1.7 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het

hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.1.8 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.1.9 Bebouwingspercentage

Deel van het bouwvlak dat bebouwd mag worden, uitgedrukt in procenten.

2.1.10 Peil
  • a. Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestaande grenzen niet meer bedraagt dan 1 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsplanregels

Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een boomteeltbedrijf toegestaan;
  • b. alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bomenteelt' is tevens een boomteeltbedrijf toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nevenactiviteiten' zijn naast de reeds toegestane nevenactiviteiten op de volgende adressen tevens de volgende nevenactiviteiten toegestaan:
    Tabel nevenactiviteiten  
    aanduiding   functie/aard nevenactiviteit   straatnaam   huisnummer   Maximaal bebouwde oppervlakte  
    specifieke vorm van agrarisch-nevenactiviteiten   Fietsoplaadpunt met ondergeschikte koffie- en theecorner   Nieuwmoerseweg   21   200m2 waarvan max. 50m2 voor de koffie- en theecorner  
  • d. ondergeschikte detailhandel met verkoop van streekeigen en/of biologische producten als nevenactiviteit;
  • e. statische binnenopslag als nevenactiviteit;
  • f. mini-camping als nevenactiviteit;
  • g. een beroep of bedrijf aan huis bij de bedrijfswoning;
  • h. het behoud, de versterking en/of het herstel van de landschappelijke inpassing van het agrarisch bedrijf;

Met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, tuinen, erven en agrarische gronden.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

3.2.1.1 Toegestane bebouwing

Op de voor 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming en wel:

  • a. kassen, tevens teeltondersteunende kassen;
  • b. teeltondersteunende voorzieningen;
  • c. agrarische gebouwen niet zijnde kassen;
  • d. een bedrijfswoning
  • e. bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2.1.2 Algemeen bouwverbod

Ter plaatse van de volgende aanduidingen is het niet toegestaan te bouwen:

  • a. ten behoeve van een grondgebonden veehouderij, indien de bestaande oppervlaktemaat aan bedrijfsbebouwing daarmee wordt vergroot.

3.2.1.3 Algemene bouwregels

  • a. per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan;
  • b. het bestemmingsvlak mag volledig bebouwd worden, met dien verstande dat de afstand tot de as van de weg (een parallelweg niet meegerekend) waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m;
  • c. de afstand tussen de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder bedragen dan 3 m;

3.2.2 Kassen

Voor de bouw van kassen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m;
  • b. de bouwhoogte van een kas bedraagt maximaal 8 m;

Met dien verstande dat:

  • c. indien een bestemmingsvlak zonder aanduiding 'glastuinbouw' aan minimaal 1 zijde grenst aan de bestemming 'Agrarisch', geldt dat de oppervlakte netto glas maximaal 5.000 m² bedraagt;
  • d. indien een bestemmingsvlak zonder aanduiding 'glastuinbouw' (eventueel met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bomenteelt') aan minimaal 1 zijde grenst aan de bestemming, 'Agrarisch met waarden-Beekdal' of 'Agrarisch met waarden-Groenblauwe mantel', geldt dat de bestaande legale oppervlakte netto glas de maximaal toegestane omvang is.

3.2.3 Teeltondersteunende voorzieningen

Voor teeltondersteunende voorzieningen ( zowel gebouwen als bouwwerken geen gebouwen zijnde) gelden de volgende regels:

  • a. zowel tijdelijke als permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m.

3.2.4 Agrarische gebouwen, niet zijnde kassen

Voor een agrarisch bedrijfsgebouw, niet zijnde een kas gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 8 m;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 11 m.
  • c. uitbreiding van bedrijfsbebouwing voor het houden van landbouwhuisdieren is niet toegestaan

3.2.5 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  • a. indien geen aanduiding op de verbeelding is weergegeven is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning (exclusief bijbehorende bouwwerken) bedraagt niet meer dan 750 m³;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 5 m;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 9 m.

3.2.6 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning mag maximaal 100 m² bedragen;
  • b. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning bedraagt maximaal 3,5 m;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 m;
  • d. de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoningen dienen minimaal 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • e. de maximale afstand tussen de bedrijfswoning en een bijbehorend bouwwerk bedraagt 25 m.

3.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden achter de voorgevellijn van een bedrijfswoning gebouwd, tenzij er een noodzaak is aangetoond dat een bouwwerk voor de voorgevellijn wordt opgericht;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen wel erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn worden van een bedrijfswoning worden gerealiseerd waarvan de bouwhoogte maximaal 1 m bedraagt;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt dat er wel een poort voor de voorgevellijn van een bedrijfswoning mag worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 2 m;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn bedraagt maximaal 2 m;
  • e. de bouwhoogte van torensilo's en windmolens bedraagt maximaal 15 m;
  • f. de bouwhoogte van mestsilo's bedraagt maximaal 5 m;
  • g. de bouwhoogte van sleufsilo's bedraagt maximaal 2,5 m;
  • h. ten behoeve van de bouw van een paardenbak voor hobbymatig gebruik ter plaatse van een bestemmingsvlak zonder aanduiding 'paardenhouderij' gelden de volgende regels:
    • 1. per bedrijfswoning is maximaal 1 paardenbak voor hobbymatig gebruik toegestaan;
    • 2. er is geen sprake van een aanduiding '-bedrijfswoning';
    • 3. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden, alsmede een afstand van minimaal 20 m tot belendende percelen van derden;
    • 4. de oppervlakte per paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m²;
    • 5. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
    • 6. de afrastering wordt uitgevoerd in een open constructie en heeft een bouwhoogte van maximaal 2 m;
    • 7. er mag geen grotere opslag van mest plaatsvinden dan 1 m3;
  • i. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 8 m;
3.3 Nadere eisen

Ter uitvoering van de bestemmingsomschrijving in artikel 3 lid 1 zijn burgemeester en wethouders bij het verlenen van omgevingsvergunningen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 lid 2 bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  • b. het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing;
  • d. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. voorzieningen voor parkeren, laden en lossen op eigen terrein;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de milieusituatie;
  • h. landschappelijke inpassing, moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid;
  • i. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken ten behoeve van uitbreiding bedrijfsgebouwen bij een grondgebonden veehouderij

bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1.2 sub a voor een uitbreiding van bedrijfsgebouwen bij een grondgebonden veehouderij onder de voorwaarden dat:

  • a. Is er geen sprake van het bepaalde onder a. of b. dan kan medewerking worden verleend als:
    • 1. binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone-extensiveringsgebied' mag enkel gebouwd wordt ten behoeve van een grondgebonden veehouderij, en met behulp van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is;
    • 2. medewerking wordt tevens slechts verleend indien voldaan wordt aan de Brabantse Zorgvuldigheidsscore (en Nadere Regels) zoals vastgesteld in provinciaal beleid;
    • 3. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving inpasbaar is in de omgeving, waarbij rekening is gehouden met bodemkwaliteit, waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en landschappelijke waarden en waarbij de omvang past in de omgeving, waarbij de effecten voor milieu en volksgezondheid zijn meegenomen;
    • 4. aangetoond is dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er-indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door het bedrijf die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting gecompenseerd;
    • 5. is aangetoond dat er een zorgvuldige dialoog is gevoerd met de omgeving, voorafgaand aan de aanvraag en gericht op het betrekken van belangen van de omgeving bij de uitbreiding van bedrijfsgebouwen en waarvan een schriftelijk verslag beschikbaar is;
    • 6. binnen gebouwen mag ten hoogste één bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren.
    • 7. Er mag geen sprake zijn van een intensief veehouderijbedrijf.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Ondergeschikte detailhandel met verkoop van streekeigen en/of biologische producten als nevenactiviteit

Binnen deze bestemming is ondergeschikte detailhandel met verkoop van streekeigen en/of biologische producten als nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf toegestaan tot een verkoopvloeroppervlakte van maximaal 200 m², mits wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. er moet sprake zijn van een winkel die aan de agrarische functie is verbonden;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. er dient geen sprake te zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • d. het parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost.

3.5.2 Statische binnenopslag als nevenactiviteit

Binnen deze bestemming is statische binnenopslag als ondergeschikte nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf

  • a. toegestaan waarbij de agrarische activiteit als hoofdactiviteit zichtbaar en herkenbaar blijft mits wordt voldaan aan de volgende regels:
  • b. de binnenopslag vindt plaats in bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen;
  • c. de oppervlakte voor statische binnenopslag bedraagt maximaal 1.000 m²;
  • d. er is geen sprake van opslag van gevaarlijke stoffen;
  • e. er is geen sprake van opslag ten behoeve van een ander niet-agrarisch bedrijf;
  • f. er is tevens binnenopslag (magazijnruimte) toegestaan voor internetverkoop van niet-volumineuze goederen, waarbij er geen goederen worden verkocht op het bedrijf zelf direct aan de klant en enkel per post of koeriersdienst bij de klant worden thuisbezorgd;
  • g. er is geen sprake van detailhandel- of groothandelsactiviteiten.

3.5.3 Minicamping als nevenactiviteit

Binnen deze bestemming is een minicamping met de daarbij behorende voorzieningen als ondergeschikte nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf toegestaan waarbij de agrarische activiteit als hoofdactiviteit zichtbaar en herkenbaar blijft mits wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. er mag maximaal 1 minicamping per agrarisch bedrijf worden gerealiseerd;
  • b. er mogen maximaal 25 kampeerplaatsen worden gerealiseerd;
  • c. kampeermiddelen(tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans) zijn toegestaan, voor zover ze niet permanent worden geplaatst;
  • d. er zijn maximaal 5 trekkershutten per minicamping toegestaan;
  • e. de maximale oppervlakte per trekkershut bedraagt 25 m²;
  • f. de minimale afstand ten opzichte van woningen van derden bedraagt 25 m;
  • g. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • h. omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt.

3.5.4 Bed & breakfast als nevenactiviteit

Binnen deze bestemming is een bed and breakfast als ondergeschikte nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf toegestaan, waarbij de agrarische activiteit als hoofdactiviteit zichtbaar en herkenbaar blijft, mits wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. de nevenactiviteit vindt plaats binnen de bedrijfswoning of binnen een bijbehorend bouwwerk op een afstand van maximaal 25 m van de bedrijfswoning;
  • b. de kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
  • c. het gebruik is recreatief, met dien verstande dat permanente bewoning niet is toegestaan;
  • d. het is niet toegestaan de bed and breakfast te gebruiken voor het huisvesten van arbeiders voor tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
  • e. er mogen maximaal 4 kamers worden gebruikt voor de bed and breakfastvoorziening, voor maximaal 8 personen;
  • f. de bed and breakfast mag niet meer bedragen dan 40% van de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau van de bedrijfswoning en bijbehorende gebouwen;
  • g. er mogen geen andere horeca-activiteiten plaatsvinden dan het verstrekken van logies en ontbijt;
  • h. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte, met dien verstande dat minimaal één parkeerplaats per kamer beschikbaar is op eigen terrein;
  • i. er mag geen extra (separate) inrit worden aangelegd;
  • j. omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt.

3.5.5 Overige activiteiten als nevenactiviteit

Binnen deze bestemming zijn de volgende activiteiten als ondergeschikte nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf toegestaan, waarbij de agrarische activiteit als hoofdactiviteit zichtbaar en herkenbaar blijft, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. extensieve agrarische dagrecreatie, zoals poldersporten, excursies en rondleidingen, kinderboerderij, proeverij van eigen producten, workshops e.d. of ondersteuning van de dagrecreatie zoals de verhuur van fietsen, skelters e.d. mits voldaan wordt aan de volgende regels:
    • 1. de totale vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen in gebruik voor extensieve agrarische dagrecreatie bedraagt maximaal 200 m²;
    • 2. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
    • 3. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
    • 4. bij dagrecreatie is kleinschalige, ondergeschikte aan de dagrecreatie gerelateerde horeca in de vorm van een theeschenkerij, inclusief terras toegestaan, waarbij een totale maximale oppervlakte (inclusief het terras) geldt van 50 m²;
    • 5. het enkel vormen van extensieve agrarische dagrecreatie betreffen die vallen onder de milieucategorie 1 of 2.
  • b. hoveniersbedrijf inhoudende het geven van advies, het maken van een ontwerp en de aanleg en onderhoud van tuinen, mits voldaan wordt aan de volgende regel:
    • 1. met een binnenopslag van maximaal 30% van het vloeroppervlak van de bestaande bedrijfsgebouwen met een maximum van 350 m²;
    • 2. er sprake is van een bedrijf die valt onder de milieucategorie 1 of 2;
    • 3. buitenopslag is niet toegestaan.
  • c. veehandelsbedrijf, mits voldaan wordt aan de volgende regel:
    • 1. er mag maximaal 30% van de bestaande bedrijfsgebouwen in gebruik worden genomen voor het veehandelsbedrijf met een maximum van 500 m²;
    • 2. er sprake is van een bedrijf die valt onder de milieucategorie 1 of 2.
  • d. hoefsmederij, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
    • 1. er is sprake van een nevenactiviteit bij een paardenhouderij;
    • 2. de oppervlakte voor de hoefsmederij bedraagt maximaal 100 m²;
  • e. paardenpension, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
    • 1. er is sprake van een nevenactiviteit bij een paardenhouderij;
    • 2. er plaats is voor maximaal 8 pensionpaarden;
  • f. ambachtelijke bewerking, zoals een imkerij, riet- en vlechtwerk, wijnmakerij, kaasmakerij, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte voor de ambachtelijke verwerking bedraagt ten hoogste 100 m²;
    • 2. de afstand tot aan enige woning bedraagt minimaal 25 m;
    • 3. het enkel werkzaamheden betreffen die vallen onder de milieucategorie 1 of 2.
  • g. Voor alle bovengenoemde nevenactiviteiten geldt dat er op eigen terrein voorzien moet worden in de parkeerbehoefte.

3.5.6 Beroep en bedrijf aan huis

Binnen deze bestemming is een beroep en bedrijf aan huis bij een bedrijfswoning toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. de uitoefening van het beroep of bedrijf mag uitsluitend in de bedrijfswoning of in een bijbehorend bouwwerk bij de bedrijfswoning plaatsvinden;
  • b. indien de uitoefening van het beroep of bedrijf plaatsvindt in een bijbehorend bouwwerk, bedraagt de afstand tussen het bijbehorend bouwwerk en de bedrijfswoning maximaal 25 m;
  • c. de primaire woonfunctie wordt in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate gehandhaafd;
  • d. de omvang van de activiteit bedraagt maximaal 60 m²;
  • e. degene die het beroep of bedrijf uitoefent is tevens gebruiker van de bedrijfswoning;
  • f. er mogen maximaal twee personen in dienst zijn voor ondersteunende werkzaamheden;
  • g. uitsluitend bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 zijn toegestaan, of categorie 2 mits aangetoond is dat zij naar aard en omvang vergelijkbaar is met categorie 1;
  • h. er vindt geen buitenopslag, horeca, detailhandel, groothandel of seksinrichting plaats;
  • i. er is geen sprake van een publieksgericht karakter waarbij sprake is van onbelemmerde en onbeperkte toegang voor publiek;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • k. de activiteit geen zodanige verkeersaantrekkende werking heeft dat als gevolg daarvan extra verkeersmaatregelen -waaronder parkeervoorzieningen- in het openbaar gebied noodzakelijk zijn;
  • l. parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost;
  • m. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid.

3.5.7 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor nevenactiviteiten na beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering;
  • c. detailhandel, behoudens waar dit op grond van artikel 3 lid 1 ondergeschikte detailhandel is toegestaan;
  • d. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf;
  • e. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • f. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor huisvesting van tijdelijke werknemers en direct daarmee in verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook en wasgelegenheid;
  • g. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan die een 10-6 risicocontour hebben die het bestemmingsvlak overschrijdt;
  • h. de uitoefening van overige nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf die niet in deze paragraaf zijn genoemd, behoudens de activiteiten genoemd in artikel 3 lid 1 sub c en de vormen van nevenactiviteiten die voldoen aan artikel 3.4.1 t/m 3.4.5;
  • i. mestbewerking en mestverwerking
  • j. het in gebruik nemen van twee of meer bouwlagen voor het houden van dieren binnen een (bedrijfs)gebouw;
  • k. het in gebruik nemen van bedrijfsgebouwen die niet gebouwd zijn voor het huisvesten van vee (bijvoorbeeld voor opslag en stalling) voor het bedrijfsmatig huisvesten van dieren bij een grondgebonden veehouderij of een intensieve veehouderij;
  • l. omschakeling naar of (her)vestiging van een intensieve veehouderij is niet toegestaan.

3.6 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
  • a. Het (doen/laten) gebruik(en) van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing, zoals opgenomen in de bijlage van deze regels, maximaal na 1 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.

3.7 Afwijken voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de landschappelijke inpassing zoals bepaald in artikel 3.6 indien in plaats van de in de blijlage opgenomen landschapsmaatregelen andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat deze landschapsmaatregelen:

  • a. minimaal gelijk zijn aan de in het landschappelijk inpassingsplan opgenomen landschapsmaatregelen;
  • b. voorzien in minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in het landschappelijk inpassingsplan genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
  • c. zijn afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken.

3.8 Voorwaardelijke verplichting bodemonderzoek
  • a. Het (doen/laten) gebruik(en) van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' is uitsluitend toegestaan indien wordt aangetoond dat vóór de start van de (bouw)werkzaamheden, maar na de sloop, geen vermenging heeft plaatsgevonden van sloopresten met de (boven)grond.

3.9 Voorwaardelijke verplichting uistluiten intensieve veehouderij
  • a. Het is niet toegestaan om ter plaatse van de enkelbestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' een intensieve veehouderij te exploiteren.

Artikel 4 Groen - landschapselement

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschapselement' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de instandhouding van natuurlijke en/ of cultuurhistorisch en/ of landschappelijk waardevolle landschapselementen;
  • b. de inrichting en instandhouding van landschappelijke inpassing;
  • c. extensief recreatief gebruik.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Verbod

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaand en/ of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld houtgewas;
  • b. het vellen of rooien van landschapselementen en ander houtgewas;
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • d. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • e. diepploegen vanaf 0,50 m;
  • f. het aanbrengen van verhardingen;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.

4.3.2 Uitzondering op verbod

Het onder artikel 4 lid 3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. die ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds op basis van een verleende omgevingsvergunning in uitvoering waren of mogen worden;
  • b. die het normale beheer en/ of onderhoud betreffen.

4.3.3 Afwegingskader

De in artikel 4 lid 3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, herstel en ontwikkeling van de in artikel 4 lid 1 genoemde waarden en gebruik.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Ondergronds bouwen

De regels inzake situering van bouwwerken als bedoeld in hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan gelden, voor zover van toepassing, ook in geval van ondergronds bouwen en met dien verstande, dat:

  • a. alleen ondergronds mag worden gebouwd waar bovengrondse bebouwing aanwezig is;
  • b. de verticale diepte bedraagt maximaal 5 m;
  • c. in afwijking van het hierboven bepaalde onder a mag, waar geen bovengrondse bebouwing aanwezig is, maximaal 25 m² ondergronds worden gebouwd in aansluiting op de onder a bedoelde ondergrondse bebouwing.

6.2 Afwijkende maten
6.2.1 Goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand
  • a. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/ of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die hoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan;
  • b. In geval van herbouw is het bepaalde onder a slechts van toepassing indien herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt en niet wordt vergroot.
  • c. Sloop en herbouw van een woonboerderij die volledig geschikt gemaakt is voor bewoning (dus meer dan 750 m3 inhoud) is niet toegestaan. Indien sloop plaatsvindt dient de nieuwe/nieuw te bouwen woning te voldoen aan een inhoudsmaat van maximaal 750 m3).

6.2.2 Bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal is toegestaan.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 Reconstructiewetzone - verwevingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone – verwevingsgebied' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen binnen de overige planregels.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Afwijkingsbevoegdheid
8.1.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken, en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschapsbeeld;
  • b. het woon- en leefklimaat;
  • c. de waterstaatkundige belangen;
  • d. de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden afgeweken van:
    • 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
    • 2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/ of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
    • 3. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
    • 4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10 m;
    • 5. van de bestemmingsbepalingen voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwtjes van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations mits de inhoud niet meer dan 50 m³ en de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Wijzigingsbevoegdheid
9.1.1 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen, om overeenkomstig artikel 3.6, lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening de op de verbeelding ingetekende bestemmingsgrenzen met maximaal 15 m te verschuiven, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredige worden geschaad;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische-, landschappelijke- of natuurwaarden;
  • c. uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt, dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • d. door middel van onderzoek dient te worden aangetoond dat er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem;
  • e. door middel van een flora- en faunaonderzoek dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de natuurbeschermingswetgeving;
  • f. door middel van een onderzoek naar de waterstaatkundige consequenties dient te worden aangetoond dat het waterbelang voldoende is meegewogen;
  • g. de belangen van de betreffende bestemming(en) worden niet onevenredige aangetast.

Artikel 10 Algemene procedureregels

10.1 Nadere eis

Voor het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  • a. het voornemen tot verlening van een omgevingsvergunning ligt gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
  • c. de bekendmaking houdt in de mededeling van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het schriftelijk of mondeling indienen van zienswijzen tegen het voornemen van burgemeester en wethouders gedurende de onder a genoemde termijn;
  • d. burgemeester en wethouders delen aan hen die conform sub c bepaalde, tijdig zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent met redenen omkleed mede.

10.2 Bij wijziging

Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure zoals die is opgenomen in artikel 3.6, lid 5 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan.

11.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 1 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • b. brandblusvoorzieningen;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. het bouwen bij ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • f. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Bouwwerken
12.1.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

12.1.2 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van artikel 12 lid 1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

12.1.3 Uitzondering

artikel 12 lid 1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder mede begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Gebruik
12.2.1 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

12.2.2 Wijziging gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 12 lid 2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

12.2.3 Onderbreken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 12 lid 2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

12.2.4 Uitzondering

artikel 12 lid 2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Nieuwmoerseweg 21 Achtmaal" van de gemeente Zundert.