direct naar inhoud van 3.2 Rijksbeleid en Europese richtlijnen
Plan: Ruimte voor Ruimte Buntven
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0873.HUYBxBP055xMOEDx00-VG01

3.2 Rijksbeleid en Europese richtlijnen

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte (SVIR), die in maart 2012 in werking is getreden, zijn door het Ministerie van Infrastructuur & Milieu de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd. Hoofddoel van de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte is Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden.

Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Naast de hoofddoelen heeft het Rijk een keuze gemaakt om de sturingsfilosofie te wijzigen. Het Rijk brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven) en laat het meer over aan gemeenten en provincies (‘decentraal, tenzij…’). Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving.

Een rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien:

  • Een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio’s rondom de mainports, brainport en greenports;
  • Over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie of werelderfgoed;
  • Een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld het hoofdnetwerk voor mobiliteit (over weg, water, spoor en lucht) en energie, waterveiligheid en de bescherming van gezondheid van inwoners.

Deze drie criteria zijn leidend bij de in de structuurvisie benoemde rijksdoelen en bijbehorende nationale belangen. Voor de gemeente Woensdrecht geldt dat zij grotendeels is gelegen in het invloedsgebied van vliegbasis Woensdrecht. Om het functioneren van de vliegbasis te garanderen zijn regels gesteld die zijn vervat in het Barro.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Een van de nationale belangen die is vervat in het Barro is het waarborgen van het functioneren van Defensieterreinen.

Voor nieuwe plannen in de nabijheid van militaire luchthavens is het van belang dat er een zorgvuldige belangenafweging plaatsvindt. Deze afweging heeft hier plaatsgevonden. Vanuit ruimtelijk perspectief is gekeken naar de meest geschikte woningbouwlocaties en hiervoor is een gemeentelijke visie opgesteld. Deze visie is medebepalend geweest voor de locatiekeuze. Daarbij is uiteraard gekeken naar de gevolgen voor de vliegbasis, maar er zijn geen zwaarwegende belangen om uitbreiding op de betreffende locatie niet plaats te laten vinden.

Onderhavig plangebied ligt in het oplopende gedeelte van het radarverstoringsgebied waar een maximale bouwhoogte geldt van 60 tot 65 meter boven NAP. Het radarverstoringsgebied is opgenomen op de verbeelding en in de regels. Omdat het een oplopend deel betreft is gekeken waar voor dit plangebied de grens ligt en dat is op 63 meter. Deze maat is dan ook overgenomen in de regels van het bestemmingsplan. Tevens is de luchtvaartverkeerzone weergegeven op de verbeelding. Deze zone is ingegeven vanwege de werking van het Inner Horizontal Conical Surface, een landingsinstrument voor vliegtuigen. De hieruit voortkomende hoogtebeperking leidt niet tot een beperking van de gewenste bouwmogelijkheden binnen het plangebied.

Geconcludeerd kan worden dat het plangebied weliswaar in het invloedsgebied van vliegbasis Woensdrecht ligt, maar dat het ministerie van Defensie als gevolg van deze ontwikkeling niet in haar activiteiten op en rondom de vliegbasis wordt beperkt.

3.2.3 Regeling Beëindiging Veehouderijtakken

In het kader van de aanpak van de mestproblematiek is de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV) opgesteld. Voor de beëindiging van verschillende takken van veehouderij kan subsidie worden aangevraagd. Indien een beëindigingssubsidie wordt aangevraagd, kan op aanvraag ook subsidie worden verstrekt voor de afbraak van stallen. De sloopsubsidie kan alleen worden verstrekt voor gebouwen binnen de reconstructiegebieden.

Om de sloopsubsidies te kunnen financieren is de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling in het leven geroepen. De provincies binnen de concentratiegebieden krijgen de mogelijkheid extra woningen te realiseren bovenop het reeds toegekend reguliere contingent, om met de opbrengsten daarvan de sloop van stallen te betalen. Op 31 maart 2000 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant ingestemd met het beginsel 'Ruimte voor Ruimte'.

Aan de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling zijn meerdere voordelen verbonden. De verstening van het platteland wordt teruggebracht, de milieukwaliteit en de ruimtelijke kwaliteit worden verbeterd en er wordt een bijdrage geleverd aan het terugdringen van het mestoverschot. De gemaakte afspraken brengen met zich mee dat er in Noord-Brabant circa 2.700 extra woningen mogen worden gerealiseerd boven op de reguliere aantallen. Dit aantal kavels wordt in twee tranches uitgegeven van respectievelijk 964 en 1.700 kavels. De tweede tranche bevat in totaal 1.700 kavels waarvan 1.100 kavels in het kader van de RBV (Regeling Beëindiging Veehouderijtakken), de regeling waarop ook de eerste tranche is gebaseerd, en 600 kavels in het kader van de verbrede aanpak Ruimte voor Ruimte. De verbrede aanpak houdt in dat de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling ook kan worden ingezet ter financiering van de beëindiging en sanering van glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden, de sloop van niet meer voor intensieve veehouderij in gebruik zijnde agrarische bedrijfsgebouwen of de sloop van andere ongewenste bebouwing in het buitengebied.

In paragraaf 3.3.5 wordt verder ingegaan op aanpak van de provincie Noord-Brabant bij de financiering van de sloopsubsidies.

3.2.4 Natura 2000

De Europese Unie heeft het initiatief genomen voor 'Natura 2000', een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de EU. Dit netwerk vormt de hoeksteen van het EU-beleid voor behoud en herstel van biodiversiteit. Alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogel- en/of Habitatrichtlijn zijn ook aangegeven als Natura 2000-gebied. Het is niet toegestaan om zonder vooraf toegekende vergunning nieuwe activiteiten in deze gebieden uit te voeren. Nederland heeft haar Natura 2000-gebieden officieel aangemeld. Het plangebied valt niet onder één van de gebieden die hieronder is beschermd. Er is echter wel een Natura 2000-gebied vlakbij gelegen. Daarom is een zogenaamde voortoets uitgevoerd, om te bezien of er door de ontwikkeling van het plangebied schade berokkend wordt aan dit gebied. De bevindingen hiervan zijn terug te vinden in de bijlagen. Conclusie is dat de ontwikkeling van het plangebied geen aantasting van het Natura 2000-gebied tot gevolg heeft.

3.2.5 Wet luchtkwaliteit

Om de ontwikkeling van nieuwe functies mogelijk te maken dient de luchtkwaliteit in beschouwing te worden genomen. Op 15 november 2007 is wet- en regelgeving in werking getreden die tezamen bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit' (wijziging Wet milieubeheer, hoofdstuk 5.2. luchtkwaliteitseisen). In deze wet zijn voor verschillende vervuilende stoffen normen opgenomen waaraan minimaal voldaan moet worden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Een vervuilde lucht kan immers leiden tot gezondheidsklachten bij mensen. Voor Nederland zijn voornamelijk overschrijdingen van de grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide aan de orde en plaatselijk van benzeen (parkeergarages).

De 'Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin worden gebiedsgerichte programma's en rijksmaatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren opgenomen. Projecten worden niet meer aan de normen getoetst maar aan het doel van het programma. Bouwprojecten in een gebied kunnen dan doorgaan als maatregelen worden genomen om de luchtkwaliteit op z'n minst gelijk te houden. De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Projecten die opgenomen zijn in het NSL mogen worden vervangen door plannen van gelijke of kleinere omvang.

Naast de 'Wet Luchtkwaliteit' is in 2007 het begrip niet in betekenende mate bijdragen verduidelijkt (Besluit niet in betekenende mate bijdragen en Regeling niet in betekenende mate bijdragen). Voor projecten die minder dan 1% bijdragen aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof of stikstofdioxide wordt gesteld dat deze niet in betekenende mate bij dragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Voor dergelijke projecten is geen luchtkwaliteitsonderzoek noodzakelijk. Na het in werking treden van het NSL is deze grens worden verhoogd naar 3%. Dit besluit is per 1 augustus 2009 in werking getreden.

De voorgenomen locatieontwikkeling valt binnen de categorie die minder dan 1% bijdraagt aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof of stikstofdioxide en daarmee is geen onderzoek naar de luchtkwaliteit benodigd.