Plan: | Camping Aan de Groene Papegaai |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0873.BUITxBP153xHERZx14-VG01 |
Voorliggend document betreft het bestemmingsplan "Camping Aan de Groene Papegaai" van de gemeente Woensdrecht.
Op de locatie de Groene Papegaai 8 in Hoogerheide, tegen het natuurgebied 'Kortenhoeff' aan, ligt de camping 'Aan de Groene Papegaai'. Op het terrein van een voormalige paardenhouderij, is nu een minicamping gevestigd die als nevenactiviteit bij het agrarische bedrijf is begonnen. Het agrarische bedrijf is inmiddels gestopt en de eigenaar wil door gaan met de camping. Hiervoor zijn een aantal wijzigingen en uitbreidingen nodig ten opzichte van de huidige situatie. Naast uitbreiding van het aantal standplaatsen is de wens te voorzien in een bijbehorende caravanstalling voor de gebruikers. Daarnaast wordt één van de twee bedrijfswoningen (Groene Papegaai 6) bestemd als een burgerwoning omdat deze inmiddels wordt bewoond door derden. Om de wijzigingen en uitbreidingen mogelijk te maken is er een nieuw bestemmingsplan nodig dat voorziet in een recreatieve bestemming voor het bedrijf en een woonbestemming voor de woning aan Groene Papegaai 6.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Woensdrecht, sectie D, nummers 955, 3901 en 3902 voor wat betreft de camping en 2472 voor Groene Papegaai 6. De oppervlakte van het plangebied bedraagt 3,1 ha.
Ter plaatse van onderhavig plangebied gelden drie bestemmingsplannen. Hieronder worden de verschillende bestemmingsplannen beschreven:
Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied (17/02/2011)
Dit bestemmingsplan had tot doel het actualiseren van de planologische situatie. Het bestemmingsplan was conserverend van aard. Dit houdt in dat er geen nieuwe ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld Maintanence Valley, in het plan waren opgenomen.
Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied 3e herziening (27/02/2014)
Bij de vaststelling van het moeder bestemmingsplan “Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied” kon met een aantal recente ontwikkelingen geen rekening worden gehouden omdat de voor deze ontwikkelingen beschikbare informatie destijds onvoldoende compleet was. Op het moment dat deze informatie wel compleet was, konden deze ontwikkelingen alsnog worden opgenomen in deze herziening van het bestemmingsplan. Ook werden enkele onvolkomenheden van het bestemmingsplan “Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied” hersteld en werd het plan aangepast aan de gevolgen van de uitspraak van de Raad van State op het moederplan.
Bestemmingsplan buitengebied partiële herziening 2016 (23/03/2017)
De provincie Noord-Brabant heeft, met name voor de veehouderij, nieuw provinciaal beleid vastgesteld in haar Verordening ruimte van maart 2014. Ook heeft de gemeenteraad op 19 maart 2015 de Visie Buitengebied van de gemeente Woensdrecht vastgesteld. Deze visie is gericht op instandhouding en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. Zowel de provinciale verordening als de gemeentelijke visie vormden aanleiding voor deze partiële herziening. Tevens werd een actualisering van de regels, de verbeelding en enkele ondergeschikte grenscorrecties doorgevoerd alsmede enkele omissies hersteld.
Bestemmingsplan Buitengebied, geconsolideerde versie 2019 (01/10/2019)
In deze geconsolideerde versie van het 'Bestemmingsplan Buitengebied' is een en ander als volgt verwerkt. De basis wordt gevormd door de toelichting, regels en verbeelding van het moederplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' zoals vastgesteld op 17 februari 2011. Vervolgens is het bestemmingsplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied, 3e herziening' verwerkt en het herstelbesluit Pannenhoef 9. Tot slot is het 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2016' verwerkt. Dit geconsolideerde plan heeft geen juridisch bindende status. Voor de juridisch bindende regels en verbeelding wordt verwezen naar het moederplan en de genoemde herzieningen.
Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019 (01/10/2020)
Op 23 maart 2017 is het 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2016' vastgesteld door de gemeenteraad, waarin met name de Visie Buitengebied van de gemeente Woensdrecht en de geconsolideerde versie Verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant zijn verwerkt. Sinds de vaststelling van het 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2016' is het gemeentelijk en provinciaal beleid ten aanzien van een aantal onderwerpen aangevuld of aangescherpt.
Onderstaande afbeelding toont de samengevoegde verbeeldingen behorend bij de genoemde bestemmingsplannen. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE SAMENGEVOEGDE VERBEELDINGEN
Binnen het plangebied liggen de bestemmingen 'Agrarisch - Paardenhouderij' en 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'. Voor eerstgenoemde geldt dat ter plaatse de uitoefening van een paardenhouderij, alsmede het fokken en africhten van paarden is toegestaan. Ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' zijn onder andere (vollegronds)teeltbedrijven toegestaan en beoogt de bestemming het behoud en het versterken van de landschapswaarden in relatie tot de aanwezige agrarische functies.
Aan de oostzijde van het plangebied ligt een waterleiding met de dubbelbestemming 'Leiding - Water' om de instandhouding van de waterleiding te waarborgen.
Het plangebied ligt binnen diverse gebiedsaanduidingen. De aanduidingen 'luchtvaartverkeerzone - 2' en 'vrijwaringszone - radar' leggen beperkingen op aan de maximale hoogte van bouwwerken. De aanduiding 'geluidzone industrie' legt een verbod op voor ontwikkelingen die vallen binnen de wijzigingsbevoegdheid. Ten behoeve van het behoud van het aangrenzende natuurgebied is de aanduiding 'attentiegebied - ehs' opgenomen. De aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde' beschermt eventuele archeologische waarden. Voor beide geldt dat het verboden is zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de aangeduide waarden bepaalde werken en/of werkzaamheden buiten het bouwvlak te verrichten.
Toetsing van het plan aan de vigerende bestemmingsplannen
Voorliggend initiatief voorziet in de bestemming 'Recreatie'. In beide vigerende bestemmingen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het wijzigen van de bestemming in 'Recreatie' mogelijk maakt. Deze wijzigingsbevoegdheid staat beschreven in de artikelen 4.9.3 'Wijzigen bestemming Agrarisch - Paardenhouderij naar Recreatie' en 5.9.12 'Wijzigen bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden naar Recreatie'. Mits er aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, kan er gebruik gemaakt worden van deze wijzigingsbevoegdheid die voor onderhavig initiatief gericht zou zijn op de vesting van een midicamping: een kleinschalige camping. De behoefte, locatie en ondernemersvisie bieden echter kansen om een volwaardige camping te realiseren. Onderhavig plan komt derhalve niet in aanmerking voor de wijzigingsbevoegdheid, onder andere omdat:
Hierdoor is het niet mogelijk gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid. Derhalve is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk.
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied, waarin achtereenvolgens de wijdere omgeving, de directe omgeving en het plangebied worden beschreven.
Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied in de wijdere omgeving weer.
WIJDERE OMGEVING
De camping Aan de Groene Papegaai ligt ten oosten van Hoogerheide. Direct aan de camping grenst het natuurgebied 'Kortenhoeff'. Dit natuurgebied is onderdeel van het Natura 2000 netwerk en van het landschap de Brabantse Wal, een gebied met abrupte overgangen van de hoger gelegen zandgronden naar de lager gelegen zeekleipolders. Deze steilrand slingert van Ossendrecht langs Hoogerheide, Woensdrecht, Bergen op Zoom en Halsteren tot Steenbergen. Het gebied is in trek bij wandelaars, fietsers, wielrenners, ruiters en (water)sporters.
De gebiedsontsluitingsweg N289 richting de autosnelweg A4 scheidt het buitengebied van Hoogerheide met de bebouwde kom. Onderhavig plangebied ligt nabij deze weg en is daardoor goed bereikbaar. Ten noorden van het plangebied ligt het bedrijverterrein De Kooi. Dit middelgrote bedrijventerrein van ruim 38 hectare bruto omvat circa 60 bedrijven. De bedrijvigheid op De Kooi bestaat vooral uit industrie, groothandel en dienstverlening.
Kaartbijlage 1 en onderstaande afbeelding geven de bestaande situatie van de directe omgeving en het plangebied weer.
DIRECTE OMGEVING EN PLANGEBIED
Onderhavig plangebied ligt aan de lokale weg de Groene Papegaai. Via de ten noorden gelegen regionale Huijbergseweg is het gebied goed ontsloten richting het centrum van Hoogerheide en de autosnelweg A4 via de N289 (zie afbeelding in paragraaf 1.2).
De omgeving wordt gekenmerkt door natuur, landbouw en losse bebouwing. Het grote natuurgebied 'Kortenhoeff' ligt direct ten oosten van het plangebied en strekt zich verder uit richting het zuiden. Aan de zuid- en westkant wordt het plangebied omsloten door land- en tuinbouw met bijbehorende agrarische bedrijfsgebouwen. Ten noorden van het plangebied, aan de Huijbergseweg 134 en 136 en de Groene Papegaai 2, liggen drie vrijstaande woningen.
Binnen het plangebied (zie kaartbijlage 1) staat nog bebouwing van het agrarische bedrijf. Deze bebouwing wordt gebruikt voor opslag ten behoeven van de camping en als caravanstalling (gebouwen G). Na de verleende vergunning voor een minicamping in 2012 is een toiletgebouw annex receptie gebouwd (gebouw D/E).
Bij het originele agrarische bedrijf behoren twee bedrijfswoningen aan Groene Papegaai 6 en 8. Het adres Groene Papegaai 6 is in het verleden per abuis verkocht als burgerwoning en wordt nu door derden bewoond. Onderhavig bestemmingsplan voorziet in het juridisch vastleggen van dit gebruik. Op dit perceel is in 2015 een paardenstal gebouwd. Groene Papegaai 8 is het adres van de eigenaren van de camping Aan de Groene Papegaai en betreft een bedrijfswoning.
De weg Groene Papegaai wordt aan de zijde van natuurgebied 'Kortenhoeff' begeleid door een lange rij eikenbomen en een sloot. Aan de andere kant van de de weg bestaat het groen uit diverse hagen en bomen. Aan de zuidkant van het plangebied ligt een greppel en staan er ook (laan)bomen aan deze kant van de Groene Papegaai.
Verspreid over de camping staan verschillende bomen en struiken die als afscheiding dienen tussen de verschillende velden met standplaatsen. Te midden van het westelijke veld met standplaatsen ligt een vijver met een natuurlijke oever. De erfafscheiding van het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit een 2 meter hoge laurier heg. Ten zuiden van het plangebied bestaat de erfafscheiding uit een eveneens hoge beukenhaag en een grondwal.
Na voorgaande inventarisatie en analyse volgt in dit hoofdstuk de beschrijving van het feitelijke plan. De ruimtelijke structuur is nader uitgewerkt op de inrichtingsschets zoals weergegeven op kaartbijlage 2. Achtereenvolgens worden de bebouwing en functies, het groen en water, en het verkeer en parkeren toegelicht.
Onderhavig plan omvat het bij wet regelen van het vergroten van het aantal standplaatsen (van 25 vergunde minicamping) naar maximaal 60 campingplekken (waaronder maximaal 4 trekkershutten) en 20 camperplaatsen. De bestaande camping (velden I en II) wordt aan de zuidkant uitgebreid met twee campingvelden (III en IV) waarvan een met een visvijver zoals dat ook bij het bestaande veld (II) is. Aan de oostzijde komen apart te bereiken camperplaatsen (J).
Zoals in paragraaf 2.2.2 is beschreven, is de agrarische bebouwing nog aanwezig en deels in gebruik voor de camping. De voormalige stallen worden onder andere gebruikt voor machine opslag, werkplaats en caravanstalling. De twee bedrijfswoningen worden bewoond door de eigenaren (Groene Papegaai 8) en door derden (Groene Papegaai 6). Qua bebouwing is er sprake van sloop en deels nieuwbouw ten behoeve van de caravanstalling en een nieuw gebouw met receptie en sanitaire voorzieningen. Daarnaast wordt de (voormalige) bedrijfswoning Groene Papegaai 6 bestemd als burgerwoning. Hierna wordt het gebruik van de gebouwen toegelicht.
Algemeen gebruik
Gebouwen A, B en C worden gebruikt als garage voor onder andere auto's, aanhangers, fietsen en campers voor zowel privé gebruik als ten behoeve van de camping. In gebouw D/E blijft het huidige gebruik van sanitairgebouw gehandhaafd. Door de verplaatsing van de receptie naar gebouw H/I is hier ruimte voor een magazijn en een werkplaats voor klein onderhoud.
Onderhoud camping
In gebouw F vindt opslag voor machines plaats die gebruikt worden voor het onderhoud van het kampeerterrein. Onder meer staan hier een tractor, diverse grondbewerkingsmachines, een heftruck, graafmachines en een hoogwerker. Zowel de velden met standplaatsen, de vijvers, de gebouwen als het groen vragen om regulier onderhoud waarbij deze machines nodig zijn.
Caravanstalling
De oude stallen die momenteel worden gebruikt voor caravanstalling (kaartbijlage 1 gebouwen G) worden gesloopt, grootte 1.400 m². Daarvoor in de plaats komt nieuwbouw, kaartbijlage 2 gebouwen G, tot een maximum van 1.000 m² (conform bestemmingsplan buitengebied). Voornamelijk worden hier de caravans gestald van vaste gasten van de camping. Een caravan vraagt gemiddeld 20 m² aan stallingsruimte, dit houdt in dat er voor bijna elke campingplaats buiten, ook een stallingsplek binnen wordt geboden.
Receptie/Sanitairgebouw
Op een strategische plek, centraal op de camping, komt een nieuw gebouw (gebouw H/I). Om het gebouw heen liggen de hoofdentree met parkeerplaatsen, drie campingvelden en de caravanstalling. Het gebouw biedt ruimte aan de nieuwe plek voor de receptie en biedt daarnaast plaats aan een tweede sanitairgebouw die gewenst is in relatie tot het aantal plekken.
Trekkershutten
Verspreid over het campingterrein komen maximaal vier trekkershutten. Een trekkershut is een gebouw met eenvoudige constructie met een maximale oppervlakte van 30 m², niet voorzien van sanitair, dat bestemd is voor kortdurend recreatief verblijf. Op de inrichtingsschets (kaartbijlage 2) staan de trekkershutten verspreid over het terrein (nummers 5, 6, 20 en 38).
Bebouwd oppervlak
In het vigerende bestemmingsplan heeft de locatie een agrarisch bouwvlak van 11.500 m² zonder bovengrens voor het bebouwd oppervlak - het hele bouwvlak mag dus in principe worden bebouwd. In de nieuwe situatie zijn deze bebouwingsmogelijkheden significant gereduceerd. Zowel het bouwvlak als het maximale bebouwbare oppervlak zijn verkleind.
Een deel van de voormalige agrarische bebouwing wordt gesloopt. Daarnaast is er sprake van nieuwbouw in de vorm van bebouwing ten behoeve van caravanstalling, het centrale gebouw en de trekkershutten. Cumulatief neemt het feitelijk bebouwd oppervlak af met circa 190 m². De oppervlakte van het bouwvlak neemt af tot een grootte van ongeveer 8.700 m² (ten behoeve van het recreatiebedrijf). De woning aan de Groene Papegaai 6 krijgt een bouwvlak van 800 m². De totale afname van het (agrarisch)bouwvlak bedraagt (11.500 - (6.730 + 800 =)) 3.970 m².
In de huidige situatie van de woning aan Groene Papegaai 6 is de oppervlakte van het hoofdgebouw en bijgebouwen tezamen 200 m² groot. In de nieuwe situatie is er een planologisch maximum van circa 300 m² (750 m³) voor het hoofdgebouw en 100 m² extra voor de bijgebouwen. Ten opzichte van de huidige situatie kan er ongeveer 200 m² worden bijgebouwd.
Het planologisch maximum bebouwd oppervlak voor de bestemming 'Recreatie' wordt gereduceerd tot 2.500 m². Dit betekent een totale afname van 8.600 m². Hieronder volgt een overzicht met de bestaande en de nieuwe situatie. De nieuwe situatie is gebaseerd op de inrichtingsschets van kaartbijlage 2. De oppervlaktes zijn afgerond.
situatie | feitelijk bebouwd oppervlak | planologisch maximum bebouwd oppervlak | grootte bouwvlak |
bestaand | |||
- agrarisch
- bedrijfswoning GP 6 - bedrijfswoning GP 8 |
2.490 m² 175 m² 200 m² |
11.500 m² | 11.500 m² |
subtotaal | 2.865 m² | ||
nieuw | |||
- woning GP 6 | 175 m² | 400 m² | 800 m² |
- recreatie - bedrijfswoning GP 8 |
2.300 m² 200 m² |
2.500 m² | 6.730 m² |
subtotaal | 2.675 m² | ||
verschil | - 190 m² | - 8.600 m² | - 3.970 m² |
Het overgrote deel van het terrein heeft een groene uitstraling met als hoofdelement de grasvelden ten behoeve van de standplaatsen van de caravans, tenten en/of campers. Te midden van deze standplaatsen (op veld II) ligt een vijver van circa 900 m². Deze vijver is in 2008 als blusvijver aangelegd. Inmiddels fungeert de vijver ook als visvijver met een natuurlijke oever. Dit gebruik met bijbehorende uitstraling wordt herhaald op nieuw campingveld III. Deze nieuwe vijver krijgt een oppervlak van circa 530 m².
BESTAANDE VIJVER
Ten behoeve van een landschappelijke uitstraling wordt er op verschillende plaatsen beplanting aangebracht. De groene structuur is nader uitgewerkt op de inrichtingsschets zoals weergegeven op kaartbijlage 2 en het beplantingsplan (bijlage 1 bij de regels).
De camping is rondom omgeven met hagen van laurier aan de noord- en westzijde en rode beuk aan de zuidzijde. Langs de weg Groene Papegaai staan ook diverse laurier- en beukenhagen en bomen, die de bebouwing afschermen van de weg. Ter hoogte van de noordelijke entree zal een nieuwe beukenhaag aan de Groene Papegaai worden aangeplant. Alle bestaande hagen zullen in stand worden gehouden.
In de zuidoosthoek van het terrein, langs de openbare weg, is een grondwal met een hoogte van 1,5 - 2 meter aangelegd. Deze grondwal is momenteel alleen begroeid met gras. Op de wal zullen een struiklaag en enkele bomen worden aangeplant om een dichtere afscherming vanaf de weg op het kampeerterrein te realiseren. Op deze manier wordt de camping op een goede manier landschappelijk ingepast in de omgeving. Met de nieuwe beplantingselementen is aansluiting gezocht op de gebiedseigen soorten.
VERSCHILLENDE GROENELEMENTEN OP EN OM HET TERREIN
Verspreid over de camping staan een aantal singels met bomen en struiken, die als afscheiding dienen tussen de verschillende velden met standplaatsen. Deze singels blijven behouden en worden uitgebreid tussen de nieuwe velden.
De huidige hoofdentree van de camping ligt aan de noordkant en er is een extra in-uitrit aan de zuidzijde. Met de nieuwe ontwikkelingen wordt deze situatie omgedraaid. Hierdoor komt de hoofdentree aan de zuidkant te liggen, hier zal ook de receptie komen. Dit betekent minder overlast voor de bewoners aan de noordzijde van het plangebied. De in- en uitrit aan de noordkant blijft wel gehandhaafd. Op het terrein tussen gebouwen G en de weg Groene Papegaai worden de caravans via een aparte inrit afgekoppeld en vervolgens in het gebouw gestald.
De verkeersaantrekkende werking van de inrichting kan globaal worden berekend met behulp van de kengetallen uit de digitale publicatie 381 "Toekomstbestendig parkeren" van het CROW. Deze publicatie bevat per functie de kencijfers voor de verkeersgeneratie. Voor onderhavig plan is de functie 'Camping (kampeerterrein)' van toepassing. Hierbij is uitgegaan van het kengetal van 0,4 motorvoertuigen per weekdag in de kolommen 'niet-stedelijk' en 'buitengebied'. Voor functies die niet in de publicatie staan, is een aanname gedaan op basis van het feitelijk gebruik. Die staan onder onderstaande tabel toegelicht.
Het voorgaande leidt tot een jaarrond weekdag gemiddelde. Aan de hand van de CROW publicatie 272 is de maximale verkeersgeneratie in het hoogseizoen bepaald. Dit betekent voor de kencijfers voor de verkeersgeneratie door standplaatsen en trekkershutten in het 'hoogseizoen' (vermenigvuldigen met factor 1,7) en voor de 'wisseldag' (vermenigvuldigen met factor 1,1). De maximale verkeersaantrekkende werking is als volgt berekend.
onderdeel | aantal | eenheid | kengetal | eenheid mvt | verkeersgeneratie per weekdag | hoogseizoen |
veld met standplaatsen | 56 | caravans/ campers/tenten | 0,4 | per standplaatsen | 22,4 | 41,2 |
veld met camperplaatsen | 20 | campers | 0,4 | campers | 8,0 | 15,0 |
trekkershut | 4 | trekkershutten | 0,4 | trekkershut | 1,6 | 3,0 |
caravanstalling1 | - | - | - | - | 1,0 | 14,3 |
totaal | 33 | 72,5 |
¹ het stallen van caravans heeft een bepaalde verkeersaantrekkende werking. Er is ruimte voor maximaal 50 caravans. Uitgangspunt is dat er 3x per jaar wordt gestald (3x ophalen en 3x terugbrengen). Dat betekent 50 x 12,0 mvt = 600 mvt per jaar. Het weekdag gemiddelde is dan 1 mvt. Voor een weekdagsituatie kan worden aangehouden dat deze bewegingen zich concentreren in een periode van 6 weken. Dat betekent 42 dagen = 14,3 voertuigbewegingen per dag
Bovenstaande berekening is exclusief 10% voor gasten van bezoekers. Daarmee rekening gehouden leidt het plan tot een verkeersaantrekkende werking van 80 motorvoertuigen per weekdag. Gezien de reeds vergunde minicamping á 25 plaatsen (25 x 0,4) is de feitelijke theoretische toename 61 motorvoertuigen per weekdag. De weg Groene Papegaai heeft voldoende capaciteit om deze (theoretische) toename op te vangen.
Het parkeren moet op eigen terrein worden opgelost. Bij het opstellen van de parkeerbalans zijn de kengetallen uit de digitale publicatie 381 "Toekomstbestendig parkeren" van het
CROW gehanteerd. Uitgegaan is van het maximale kengetal in de kolommen 'niet-stedelijk' en 'buitengebied': Voor functies die niet in de publicatie staan, is een aanname gedaan op basis van het feitelijk gebruik. De benodigde parkeerplaatsen zijn als volgt berekend:
onderdeel | aantal | eenheid | kengetal | eenheid | behoefte p.p. |
veld met standplaatsen | 56 | caravans / campers / tenten | 1,3 | p.p. per standplaats | 72,8 |
veld met camperplaatsen¹ | 20 | campers | 0 | p.p. per camperplaats | 0 |
trekkershut | 4 | trekkershutten | 1,3 | p.p. per trekkershut | 5,2 |
caravanstalling² | 1.000 m² | stalling | - | - | 0 |
totaal | 78 |
¹ uitgangspunt is dat campers die gebruik maken van een camperplaats niet nog een extra auto bij hebben en een parkeerplaats bezetten
² het laden en lossen van de caravans geschiet aan de oostkant van de stalling. Hier is ruimte voor het tijdelijk parkeren van de auto. Derhalve worden de benodigde parkeerplaatsen voor de caravanstalling niet meegenomen
Op de inrichtingsschets zijn 94 parkeerplaatsen ingetekend. Het plangebied biedt voldoende ruimte om aan de gestelde parkeernormen te voldoen.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.
De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en de ecologische hoofdstructuur.
Voor onderhavig plan is het belang "Militaire terreinen en objecten" aan de orde. Dit belang is beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (zie paragraaf 4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening). Als aan dat besluit wordt voldaan, wordt tevens aan de SVIR voldaan.
De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt in een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is.
Militaire objecten en terreinen
Het plangebied ligt in het invloedsgebied van het militaire vliegveld Woensdrecht. Ter bescherming van het functioneren van het vliegveld legt het Barro hoogtebeperkingen op aan gebouwen en bouwwerken in deze zone. In paragraaf 5.4 Beperkingen in verband met militair
vliegveld Woensdrecht is een toetsing opgenomen aan de beperkende hoogten.
Conclusie
Het plan voldoet aan het Barro.
Ingevolge artikel 3.1.6, lid 2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient een toelichting op een
bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling een beschrijving te
bevatten, waaruit blijkt dat:
Alvorens te toetsen aan voornoemde drie treden van de ladder, dient te worden vastgesteld of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Dit begrip is in artikel 1.1.1 Bro gedefinieerd als 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Uit de tot dusver gevormde jurisprudentie ten aanzien van dit begrip blijkt dat de omvang van de ontwikkeling een rol speelt. Is sprake van een kleinschalige ontwikkeling, dan kan weliswaar sprake zijn van een stedelijke ontwikkeling, maar kan deze toch als te kleinschalig worden aangemerkt om te worden bestempeld als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1 Bro.
Gezien de aard van de functiewijziging (bestaande camping uitbreiden en het wijzigen van de bestemming Agrarisch naar Recreatie alsmede het bestemmen van de bestaande woning als burgerwoning, het wijzigen van de bestemming Agrarisch naar Wonen), in samenhang bezien met de afnemende bouwmogelijkheden, kan onderhavig initiatief niet gezien worden als een stedelijke ontwikkeling. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening en aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Het overige nationale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
Het plan wordt aan deze nota's getoetst.
In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.
De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:
Analyse
Het plan betreft het uitbreiden van de bestaande camping met extra standplaatsen en camperplaatsen aan de zuidzijde van het kampeerterrein. Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.
ad 1. | De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en enderzijds de verduurzaming van de energie. De uitbreiding van de camping gaat ook gepaard met de nodige investeringen in de verduurzaming van de installaties en energie voorziening. Er komen zonneboilers voor warm water met voldoende capaciteit voor op het nieuw te bouwen toiletgebouw en er zijn reeds zonnepanelen gelegd op gebouw C en E, in 2021 worden er ook zonnepanelen gelegd op gebouw F en in de toekomst ook op gebouwen G, zodat de camping zo maximaal mogelijk energieneutraal wordt. |
ad 2. | Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Er wordt per saldo niet veel verharding toegevoegd. Het meeste regenwater kan direct de grond in infiltreren. Voor de nieuwe gebouwen G wordt het hemelwater afgevoerd naar de vijvers. Ook voor de bestaande gebouwen (D, E en F) wordt dit zo aangelegd. In de bestaande situatie stroomt het hemelwater van de huidige bebouwing naar de sloten rondom het perceel. Met de nieuwe aanpassingen wordt er voorkomen dat er een versnelde afvoer naar de bestaande sloten plaatsvindt. Wel wordt er nog voorzien in een noodoverstort naar de omliggende sloten indien het waterpeil in de visvijvers te hoog komt. |
ad 3. | Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. Onderhavig initiatief betreft de uitbreiding van een minicamping binnen de contouren van het voormalig agrarische bedrijf. Er is derhalve geen sprake van uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied. |
ad 4. | Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. De initiatiefnemers zien dat er een grote vraag is naar het type camping dat zij aanbieden. Dit heeft geleid tot de ambitie en de kans om door te groeien. Het recreatieve aanbod voor de regio wordt daarmee verstrekt en draagt een steentje bij aan de locale economie. |
Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.
De Interim Omgevingsverordening bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2021 in werking zal treden.
De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde.
De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):
Het plangebied is onderdeel van het landelijke gebied. Onder voorwaarden zijn er conform artikel 3.73 IOV vestiging van niet-agrarische functie mogelijk. Voor de omzetting van de agrarische bedrijfswoning naar burgerwoning is Artikel 3.69 van toepassing. Beide artikelen zijn hieronder integraal overgenomen en getoetst.
Artikel 3.69 afwijkende regels (burger)woningen
In afwijking van artikel 3.68 Wonen in Landelijk gebied kan een bestemmingsplan voorzien
in:
In onderhavig plan is sprake van een omzetting van de voormalige bedrijfswoning naar een burgerwoning. Hiervoor is alleen sub c van Artikel 3.69 IOV van toepassing:
sinds de familie Van Vulpen hier in 1982 woont, wonen er eigenlijk al burgers in het huis. Tot 2013 was dat mevrouw De Weert (de moeder van de voormalige eigenaar van Groene Papegaai 8) en vanaf 2013 de familie Suijkerbuijk. Dus in 2013 is de woning verkocht als burgerwoning.
ad c-1. | De omzetting betreft het behoud van de huidige situatie waarbij de woning op Groene Papegaai 6 al bijna 40 jaar in gebruik is als burgerwoning. Sinds de huidige eigenaar van de camping hier in 1982 is komen wonen, wonen er eigenlijk al burgers in Groene Papegaai 6. Tot 2013 was dat de moeder van de voormalige eigenaar van Groene Papegaai 8 en in 2013 is de woning verkocht als burgerwoning aan de huidige bewoners. Ruimtelijk gezien, en qua gebruik, is het een opzichzelfstaande woning waarbij verdere splitsing niet mogelijk en niet gewenst is. |
ad c-2. | Omdat er reeds sprake is van een afgesplitste woonfunctie is er geen sprake van overtollige bebouwing. In de huidige situatie van de woning aan Groene Papegaai 6 is de oppervlakte van het hoofdgebouw en bijgebouwen tezamen 200 m² groot. In de nieuwe situatie is er een planologisch maximum van circa 300 m² (750 m³) voor het hoofdgebouw en 100 m² extra voor de bijgebouwen. Ten opzichte van de huidige situatie kan er ongeveer 200 m² worden bijgebouwd. |
Artikel 3.73 Vestiging niet-agrarische functie in Landelijk gebied
Lid 1
Een bestemmingsplan van toepassing op Landelijk gebied kan voorzien in de vestiging van een niet-agrarische functie op een bestaand bouwperceel als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Lid 2
Het bestemmingsplan dat de vestiging mogelijk maakt, borgt dat de functie, ook op langere termijn, past binnen de ontwikkelingsrichting en stelt daartoe regels:
Lid 3
Als een binnen de omgeving passende omvang geldt voor:
Lid 1 | ad a-1. | In de huidige situatie is er reeds een minicamping gevestigd. In de directe omgeving rondom natuurgebied 'Kortenhoeff' komen meerdere recreatiebedrijven voor. Vanuit het gemeentelijk beleid worden transformaties van agrarische bedrijven naar recreactiebedrijven gestimuleerd. Ook het versterken van reeds bestaande bedrijven is een van de doelstelling. Onderhavig initiatief voorziet in de transformatie van een agrarisch bedrijf naar een recreatiebedrijf door een bestaande minicamping uit te breiden naar een volwaardige camping in een recreatieve omgeving. |
ad a-2. | Het initiatief voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. De effecten op de omgeving zijn in kaart gebracht en voldoen aan de wettelijke eisen. De effecten op de mobiliteit zijn beperkt en staan beschreven in paragraaf 3.3.2. De overige milieutechnische aspecten staan beschreven in hoofdstuk 5. | |
ad a-3 | Met dit initiatief worden de bouwmogelijkheden binnen de vigerende agrarische bestemming aanzienlijk verkleind. De voormalige agrarische bedrijfsbebouwing heeft een functie gekregen ten behoeve van de camping. Door deze transformatie wordt er tevens ruimte gecreëerd om te investeren in de camping wat uiteindelijk ook uitstraalt op de omgevingskwaliteit. | |
ad b. | Qua recreatiebedrijf vindt er geen splitsing plaats. De voormalige tweede bedrijfswoning wordt middels onderhavig plan wel afgesplitst en omgezet naar een burgerwoning. | |
ad c. | De huidige bebouwing wordt functioneel gebruikt ten behoeve van de camping. Een deel van de bebouwing zal op den duur gesloopt worden en vervangen worden door nieuwe bebouwing ten behoeve van de caravanstalling. Daarmee zal het totale gebouwd oppervlak met circa 190 m² afnemen. | |
ad d | Het initiatief heeft geen betrekking op de genoemde de genoemde functies |
|
Lid 2 | ad a. | Het maximaal aantal plaatsen voor de camping alsmede het maximale oppervlak van de bedrijfsbebouwing is vastgelegd in de regels. Deze maximale zijn in overleg met de gemeente vastgesteld en als passend in de omgeving beschouwd. |
ad b. | De gebruiksactiviteit is vastgelegd in de regels en is beperkt tot verblijfsrecreatie en statische opslag voor wat betreft de camping. Voor de woning op Groene Papegaai is het gebruik beperkt tot alleen de woonfunctie. | |
ad c. | De statische opslag van de campers vindt plaats in gebouwen (G). | |
ad d. |
Met dit bestemmingsplan wordt de maximale gewenste uitbreiding mogelijk gemaakt. Verder groeien of verplaatsen is niet aan de orde. |
|
Lid 3 | ad a. | Het initiatief valt onder de genoemde functies |
ad b. | Het initiatief valt onder de genoemde functies | |
ad c. | Het oppervlak van de bedrijfsbebouwing in onderhavig initiatief blijft ruim onder de 1 hectare |
Ter plaatse van het plangebied gelden de volgende gebiedskenmerken:
Artikel 2.72 verbod uitbreiding veehouderij
Onderhavig plan voorziet niet in een uitbreiding van een veehouderij. Dit artikel is derhalve niet van toepassing.
Artikel 3.51 Afwijkende regels Beperkingen veehouderij
Onderhavig plan voorziet niet in een veehouderij. Dit artikel is derhalve niet van toepassing.
Artikel 3.26 Attentiezone waterhuishouding
Een bestemmingsplan van toepassing op Attentiezone waterhuishouding strekt tot bescherming van de waterhuishouding en sluit functies en activiteiten uit die een negatief effect hebben op de hydrologische instandhoudingsdoelen van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk Brabant. Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid stelt in ieder geval regels over het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet.
De aanleg van de visvijver overschrijdt de norm van 100 m³ en 60 centimeter onder maaiveld. Om het effect van deze werkzaamheden op de waterhuishouding van het Natuur Netwerk Brabant inzichtelijk te maken, heeft onderzoeksbureau Arcadis een hydrologisch onderzoek uitgevoerd: rapport ''Visvijvers in camping Aan de Groene Papegaai'', 27 oktober 2017. Dit onderzoek is toegevoegd als bijlage 4. Arcadis concludeert dat het effect op de grondwaterstanden als verwaarloosbaar kan worden beschouwd. Dit komt met name door een storende kleilaag en de dempende invloed van de A-watergang op de grens tussen het natuurgebied en het plangebied. De grens van het natuurgebied ligt op circa 50 meter afstand. Met de berekende invloedsstraal van 28,5 meter is er geen invloed op het grondwatersysteem van het natuurgebied. Dit onderzoek is gebaseerd op een voorloper van het huidige plan. Destijds voorzag onderhavig initiatief in de aanleg van twee nieuwe forellenvisvijvers ter plaatse van campingveld IV en de camperplaats (J). De forellenvisvijers lagen dichterbij natuurgebied 'Kortenhoeff' en waren aanzienlijk groter dan de geplande visvijver op campingveld III in het huidige plan. Om het effect van het huidige plan ook inzichtelijk te maken heeft Arcadis een aanvullende notitie opgesteld: 'Notitie hydrologisch advies camping Groene Papegaai', 15 maart 2021. De notitie is bijgevoegd als bijlage 5. Arcadis concludeert dat door de herziene inrichting het verwaarloosbare effect nog kleiner is geworden. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de herziene inrichting voldoet aan de voorwaarden die gelden voor Attentiezone Waterhuishouding.
Artikel 3.32 Landschappelijke waarden in de groenblauwe mantel
Een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel strekt tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. Verder stelt het regels ter bescherming van deze waarden en kenmerken. Onderhavig plan bevat het omzetten van een bedrijfswoning naar een burgerwoning (bestemming Wonen) en het toekennen van de bestemming Recreatie aan de bestaande/nieuwe camping. De bestaande waarden zijn in diverse onderzoeken onderzocht en de invloed van het initiatief hierop is positief beoordeeld.
De voor het plan relevante basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies zijn:
Zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit
Om te komen tot een goede omgevingskwaliteit moet rekening gehouden worden met zorgvuldig ruimtegebruik, de waarden in het gebied (toepassing lagenbenadering) en meerwaardecreatie. Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik, omdat binnen de contouren van een voormalig agrarisch bedrijf de bestaande minicamping wordt uitgebreid. Vanuit het ruimtelijke perspectief vinden er geen grote verandering aan de omgeving plaatst. Er heeft een zorgvuldig onderzoek plaatsgevonden naar de watersituatie en stikstof in relatie tot natuurgebied 'Kortenhoeff''. Het plan heeft geen negatief effect op waarden in dit gebied. Het plan voorziet in het juridisch vastleggen van de recreatieve functie, waardoor de vesting van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is. Dit levert een milieuwinst/zekerheid voor de omgeving op. Daarnaast versterkt het initiatief het recreatieve aanbod voor de regio en draagt het bij aan de locale economie.
Kwaliteitsverbetering landschap
Conform artikel 3.9 IOV moeten ruimtelijke ontwikkelingen in landelijk gebied gepaard gaan met een kwaliteitsverbetering van het landschap. De landschappelijke inpassing dient conform de 'Afsprakenkalender Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant' plaats te vinden. Voor het bepalen van de benodigde investering is de categorie-indeling van ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied van toepassing:
Voorliggend initiatief bestaat uit twee onderdelen (van twee verschillende eigenaren):
onderdeel A: omschakeling van (tweede) agrarische bedrijfswoning naar burgerwoning;
onderdeel B: omschakeling van agrarisch bedrijf naar recreatiebedrijf.
Beide onderdelen worden aangemerkt als een categorie 3-ontwikkeling. Om de waardevermeerdering te kunnen beoordelen zijn de huidige situatie en de nieuwe situatie met elkaar vergeleken. De berekening en bijbehorende kaart zijn toegevoegd als bijlage 3. De waardes zijn in een overleg tussen gemeente en provincie overeengekomen. Uit de berekening volgt dat de benodigde landschappelijke kwaliteitsverbetering 20% x € 300.000 = € 60.000 bedraagt.
De feitelijke tegenprestatie bestaat in voorliggend plan uit:
De aanleg van de landschapselementen is opgenomen in de inrichtingsschets en staat beschreven in het beplantingsplan bijgevoegd als bijlage 1 van de regels. Naast het al aanwezige groen wordt op het terrein ook nieuw groen geplant. In paragraaf 3.2 zijn de landschappelijke elementen in de inrichtingsschets reeds beschreven. Het beplantingsplan legt de aanleg en onderhoud vast en is als voorwaardelijke verplichting in de regels opgenomen en als bijlage bij de regels toegevoegd. Tevens is op de verbeelding aan de buitenzijde van het perceel de bestemming 'Groen' opgenomen om een groene inpassing te waarborgen.
Omdat de mogelijkheden op het kampeerterrein beperkt zijn, is er ook gezocht naar kwaliteitsverbetering van het landschap buiten het plangebied. In overleg met de gemeente is besloten een financiële bijdrage van €34.000 te leveren aan het gemeentlijke landschapsfonds. Middels een anterieure overeenkomst wordt deze afspraak tussen initiatiefnemer en gemeente vastgelegd.
Daarmee bedraagt de totale investering in het kader van de kwaliteitsverbetering van het landschap €60.807. De geplande investering is nagenoeg gelijk aan de benodigde investering (€60.000). Hiermee is aangetoond dat wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 3.9 IOV.
Het plan is niet in strijd met de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.
Nadat dit bijzondere gebied in 2009 door de provincie als provinciaal landschap is aangewezen, hebben de gemeenten Bergen op Zoom, Woensdrecht en Steenbergen in november 2009 een nota 'Toeristisch beleid Brabantse Wal' uitgebracht.
De belangrijkste doelen zijn: toename bekendheid, meer bezoekers trekken, vergroting herkenbaarheid en verhoging van gastvrijheid, van toegankelijkheid en kwaliteit van verblijf en van het samenwerkingsbewustzijn.
De Brabantse Wal, zal meer een verblijfsgebied moeten worden door verhoging van de gastvrijheid, het aantal logeeraccommodaties, goede verwijzing vanaf de snelweg en verstrekking van informatie. De camping 'Aan de Groene Papegaai' speelt met de uitbreiding in op logeeraccommodaties gelegen direct aan natuurgebied 'Kortenhoeff' en in de Brabantse Wal. Ook de camperplaatsen met uitgebreide voorzieningen zijn een aanvulling op het beperkte bestaande aanbod en zijn een reactie op de toenemende vraag. De opzet van de camping met de visvijvers zorgen daarnaast voor een onderscheidende aanvulling op het bestaande aanbod van campings binnen de gemeente.
Het overige provinciale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.
De gemeente heeft de Structuurvisie uit 2002 in 2009 geactualiseerd: "Actualisatie 2009 StructuurvisiePlus". Deze bevat voor het plangebied geen bijzondere doelstellingen. De StructuurvisiePlus sluit aan op het provinciale beleid met betrekking tot het plangebied.
Door de gemeente Woensdrecht is op 19 maart 2015 de 'Visie Buitengebied' vastgesteld. De visie geeft richting aan (gewenste) ontwikkelingen in het buitengebied. De visie heeft meerdere doelen: uitnodigen (de visie laat zien welke ontwikkelingen mogelijk zijn), toetsen (toetsingscriteria voor nieuwe initiatieven) en borgen (versterking van de ruimtelijke kwaliteit). De visie beschrijft aan de hand van de doelen ook hoe er een aantrekkelijk gebied voor recreatie en toerisme gevormd kan worden. Hierbij wordt onder andere ingezet op kwaliteitsverbetering van bestaande recreatiebedrijven, de koppeling tussen agrarische bedrijven en toerisme/horeca, mogelijkheden voor agrarische ondernemers om toeristische nevenactiviteiten te ontwikkelen en het omzetten van agrarische in recreatieve bestemmingen. Onderhavig plan voorziet in het omzetten van een agrarisch bedrijf en kwaliteitsverbetering van het bestaande recreatiebedrijf. Gelegen naast natuurgebied ''Kortenhoeff'' biedt het toeristen een goede koppeling tussen het toerisme en natuur. Daarmee sluit het initiatief goed aan bij de 'Visie Buitengebied'.
Het overige gemeentelijke beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Mitec Advies B.V.een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek Groene Papegaai 6 en 8 te Hoogerheide'', 17MDL203.10, 14 juni 2017. Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 6.
Mitec concludeert dat de gestelde hypothese van een 'onverdachte locatie' strikt formeel gezien verworpen moet worden vanwege een overschrijding van de streefwaarden van de onderzochte parameters in het grondwater. Echter op basis van het historisch onderzoek, de zintuiglijke beoordeling van de grond- en grondwatermonsters en de resultaten van het chemisch-analytisch onderzoek kan geconcludeerd worden dat er geen risico's voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig zijn met betrekking tot de huidige en voorgenomen activiteiten op de onderzoekslocatie. De verkregen resultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek.
Op een deel van het plangebied is in het verleden gebroken menggranulaat aangebracht, dit geschiedde volgens de opdrachtgever schoon en onder certificaat in 3 fases. Tot op heden is bij de opdrachtgever alleen van het meest recent aangebrachte, gebroken menggranulaat (2015) een milieuhygiënische verklaring met toebehoren voorhanden (zie bijlage 7 van het rapport). Conform de huidige regelgeving moet (een deel van) de onderhavige onderzoekslocatie derhalve als asbestverdacht worden aangemerkt. Het is aan het bevoegd gezag, te weten de gemeente Woensdrecht, om aan te geven of het uitvoeren van een nader te bepalen vorm van asbestonderzoek nog noodzakelijk is.
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
In de handreiking wordt onderscheid gemaakt tussen twee omgevingstypen: een rustige woonwijk en gemengd gebied. In een gemengd gebied mag een kleinere richtafstand dan in een rustige woonwijk worden aangehouden. De richtafstanden mogen dan met één 'afstandstap' worden teruggebracht.
Omgevingstype
Vanwege de ligging van de camping, agrarische bedrijven en het bedrijventerrein De Kooi op 150 meter afstand is er sprake van verschillende functies naast elkaar. De N286 en de Huijbergseweg zijn wegen met verstorend verkeer. Ook de ligging van vliegveld Woensdrecht geeft de nodige verstoring. Het omgevingstype van voorliggend plangebied is daarom aan te merken als 'gemengd gebied'.
Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft het uitbreiden van de bestaande camping met extra standplaatsen en camperplaatsen aan de zuidzijde van het kampeerterrein. De camping valt conform de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" als bedrijf onder categorie 3.1 met maatgevende afstanden van 50 meter voor geluid, 30 meter voor geur en 30 meter voor gevaar. Behalve het aspect gevaar mogen de deze afstanden met één 'afstandstap' teruggebracht worden vanwege de ligging in 'gemengd gebied'. De maatgevende richtafstanden zijn daarmee 10 meter voor de het aspect geur, 30 meter voor geluid en 30 meter voor gevaar.
Geur
Het dichtstbijzijnde gevoelige object ten opzichte van het plangebied is de voormalige bedrijfswoning Groene Papegaai 6 op een afstand van circa 17 meter vanaf de perceelsgrens. De maatgevende richtafstanden voor geur betreft 10 meter. Daarmee voldoet het plan aan de toetsing van het aspect geur.
Geluid
Het aspect geluid is nader onderzocht en staat beschreven in paragraaf 5.1.5. Het plan voldoet aan de toetsing van het aspect geluid.
Gevaar
Voor het aspect gevaar is het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing, paragraaf 4.1.3. Opslaan van stoffen in opslagtanks, artikel 4.5a. Deze stelt het volgende:
Met betrekking tot de opstelplaats van een opslagtank met propeen, het vulpunt van een opslagtank met propeen en de opstelplaats van de tankwagen worden ten opzichte van buiten de inrichting gelegen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, de in tabel 4.5a opgenomen afstanden in acht genomen, waarbij de afstanden gelden van het vulpunt en de bovengrondse opslagtank, gerekend vanaf de aansluitpunten van de leidingen alsmede het bovengrondse deel van de leidingen en de pomp bij de opslagtank:
Bevoorrading tot en met 5 keer per jaar | Bevoorrading meer dan 5 keer per jaar | |
Opslagtank met propeen tot en met 5 kubieke meter | 10 meter | 20 meter |
Opslagtank met propeen groter dan 5 kubieke meter tot en met 13 kubieke meter | 15 meter | 25 meter |
In onderhavig plan staat er een propaantank rechts van de noordelijke entree. Deze tank staat op circa 22 meter van het kwetsbare object (Groene Papegaai 6) en valt onder het type 'Opslagtank met propeen tot en met 5 kubieke meter'. Voor beide gevallen voldoet de afstand tot aan de woning. Echter wanneer er wordt uitgegaan van de maximaal planologische mogelijkheden binnen de bestemming “Wonen”, zoals toekomstige (vergunningsvrije) wijzigingen op het woonperceel (bv. garage ombouwen tot mantelzorgwoning of uitbreiding van de woning), kan dit er toe leiden dat niet meer voldaan kan worden aan de wettelijke afstanden van 20 meter uit het activiteitenbesluit voor de propaantank. Dit kan tot gevolg hebben dat de tank verplaatst moet worden. De eventuele verplaatsing is geen belemmering voor onderhavig plan. Daarmee voldoet het plan aan de toetsing van het aspect gevaar.
Conclusie
Er is derhalve geen sprake van hinder door toenemende milieutechnische uitstraling op de omgeving.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
Er liggen geen milieugevoelige onderdelen van het plan binnen de richtafstanden van de omliggende bedrijven. Het plan vormt geen belemmering voor de omliggende bedrijven.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.
Het plan omvat nieuwe gevoelige functies. Kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen vallen onder de zogenaamde kwetsbare objecten. Uit een inventarisatie van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes) komt naar voren dat de locatie in het invloedsgebied ligt van drie hogedruk aardgasleidingen van de Gasunie. Om de uitvoerbaarheid van het plan ten aanzien van het aspect externe veiligheid aan te tonen heeft onderzoeksbureau Adviesgroep AVIV BV een onderzoek uitgevoerd: rapport ''Externe veiligheid aardgasleidingen De Groene Papegaai'' 20 mei 2021 (214554). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 7.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico door hogedruk aardgasleidingen A-530, A-614 en A-657 ter plaatse van het terrein Aan de Groene Papegaai 8 te Hoogerheide zijn berekend voor de huidige en toekomstige situatie. De berekeningen hebben geleid tot een plaatsgebonden risicocontour 10-6 ten westen van het plangebied. Deze risicocontour reikt echter niet over het plangebied. Het plaatsgebonden risico vormt daarom geen belemmering voor het planvoornemen.
Groepsrisico
Het groepsrisico van de aardgasleidingen is in zowel de huidige als toekomstige situatie
groter dan 10% van de oriëntatiewaarde, maar overschrijdt de oriëntatiewaarde niet. De
toename van het groepsrisico is minder dan 10%. Volstaan kan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.
Beperkte verantwoording
Het Bevb introduceert een nieuwe onderverdeling van situaties waarin een ‘volledige’
verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan kan worden met
een beperkte verantwoording (art. 12, lid 3):
In een beperkte verantwoording van het groepsrisico hoeven slechts vier zaken aan de orde te komen, namelijk:
a. De personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleidingen.
b. De hoogte van het groepsrisico.
c. De bestrijdbaarheid.
d. De zelfredzaamheid.
Een nadere beschouwing van risicoreducerende maatregelen en ruimtelijke alternatieven met een lager groepsrisico is in dat geval niet nodig. In het rapport ''Externe veiligheid aardgasleidingen De Groene Papegaai'' staan onderdelen a en b beschreven. Voor onderdeel c en d moet de veiligheidsregio een uitspraak doen over de bestrijdbaarheid van de gevolgen van een incident aan de gasleiding. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de Standaard verantwoording van het groepsrisico van de gemeente Woensdrecht. Deze verantwoording is als bijlage 8 toegevoegd.
De verwachting is dat het aspect externe veiligheid geen planologische belemmering voor het plan betekent.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.
Het plan omvat nieuwe geurgevoelige objecten. Voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat moet uit worden gegaan van alle veehouderijen binnen een straal van 2 km. Binnen deze straal liggen vier veehouderijen van diverse omvang. Op onderstaande kaart is een uitsnede van de achtergrondbelastingkaart opgenomen.
ACHTERGRONDBELASTING GEUR (BRON ODZOB)
Deze kaart geeft een indicatie van de kwaliteit leefomgeving (geurbelasting in ouE/m3) en toont aan dat het ter plaatse van het plangebied zeer goed is (0-3). Hoewel de leefkwaliteit op deze kaart berekend is voor een concentratie gebied en rooskleuriger is dan de werkelijkheid en het initiatief gelegen is in een niet-concentratie gebied, is gezien de afstand (500 m - 1000m) tot omliggende veehouderijen de kaart wel bruikbaar. Er wordt daarmee aangetoond dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan. Gezien de afstand tot de betreffende veehouderijen en de daar tussen gelegen andere maatgevende objecten kan gesteld worden dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven.
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Het plan omvat geluidgevoelige objecten, de 'nieuwe' burgerwoning, de bestaande bedrijfswoning en de campingplaatsen. De geluidemissie ter plaatse van de woningen en de campingplaatsen worden in onderhavige situatie bepaald door luchtvaartlawaai ten gevolge van de Vliegbasis Woensdrecht, het ten noorden van het plan gelegen industrieterrein en wegverkeerslawaai. Ter plaatse van de woningen (Groene Papegaai 6 en 8) komt daar de geluidbelasting ten gevolge van de camping zelf nog bij. Onderzoeksbureau Cauberg-Huygen heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd: rapport 'Camping Aan de Groene Papegaai te Hoogerheide', 02410-54486-01, 18 maart 2021. Het onderzoeksrapport is als bijlage 9 bijgevoegd. Hierna volgen de belangrijkste conclusies.
Verkeerslawaai
Het plangebied ligt binnen de onderzoekszone van de De Groene Papegaai, de Huijbergseweg, de Postweg en de N289. Op de voorgevel van de bedrijfswoning en de burgerwoning wordt de voorkeursgrenswaarde wegverkeerslawaai overschreden ten gevolge van de Groene Papegaai (51 dB). De ontheffingswaarde van 53 dB wordt echter niet overschreden. Voor de overige gevels van de woningen, alsook voor de kampeerplaatsen, blijft de geluidbelasting beneden de voorkeursgrenswaarde ten opzichte van de Groene Papegaai, de Huijbergseweg, de Postweg en de N289.
Luchtvaartlawaai
Het plangebied ligt buiten de bebouwingszone en Ke-contouren van vliegbasis Woensdrecht. Wel ligt het plangebied binnen de 50 dB(A)-contour van de vliegbasis maar buiten de 55 dB(A)-contour. Dit betekent dat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, maar de maximale ontheffingswaarde niet. In het kader van ontheffing luchtvaartlawaai vraagt de gemeente ontheffing aan.
Industrielawaai
Op basis van beschikbare documentatie is er geen relevante geluidhinder van het bedrijventerrein De Kooi te verwachten, aangezien de burgerwoning buiten de richtafstand van het bedrijventerrein is gelegen. Ook voor de beperkte bedrijvigheid direct grenzend aan de noordzijde van het plangebied geldt dat de geluidhinder dusdanig beperkt zal zijn dat deze niet nader beschouwd dient te worden en dus eveneens achterwege kan blijven.
Geluidhinder naar omgeving
Om de complete geluidbelasting op de gevels van de Groene Papegaai 6 en 8 te beoordelen, moet ook gekeken worden naar de geluidbelasting ten gevolge van de camping zelf. Bij de beoordeling van de geluiduitstraling wordt onderscheid gemaakt tussen directe en indirecte geluidhinder. Onder directe geluidhinder wordt die hinder bedoeld die ontstaat ten gevolge van activiteiten op of in de directe nabijheid van het inrichtingsterrein. Hiervoor is onder andere gekeken naar relevante activiteiten of geluidbronnen zoals parkeerbewegingen, laad- en losactiviteiten en grasmaaien. Onder indirecte hinder wordt de hinder bedoeld die ontstaat ten gevolge van het verkeer dat van en naar de inrichting rijdt. In alle gevallen voldoet de berekende geluidbijdrage op Groene Papegaai 6 en 8 aan de normen.
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.
Het aantal verkeersbewegingen van de camping is veel lager (zie 3.3.2) dan van een woonwijk met maximaal 1.500 woningen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht.
Daarnaast zijn de effecten van onderhavig plan op de luchtkwaliteit onderzocht met behulp van de NIBM-rekentool (www.infomil.nl). Aan de hand van de toename van het aantal verkeersbewegingen (zoals is berekend in paragraaf 3.3.2) is beoordeeld of het plan al of niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van genoemde stoffen in de lucht. De totaal berekende extra verkeersgeneratie van 26,3 mvt per weekdag is opgeplust met gemiddeld 2 vrachtwagen voertuigbewegingen per dag. Het aandeel vrachtverkeer op de totale verkeersgeneratie bedraagt daarmee 7 %. Op onderstaande afbeelding is het resultaat van de rekentool weergegeven.
NIBM-REKENTOOL
Goed woon- en leefklimaat
In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn daarom alleen de volgende criteria van toepassing:
Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving. In het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is door diverse bronbeheerders zoals gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat de Monitoringstool ingevoerd. Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat op deze locatie in de jaren 2019 2020 en 2030 aan bovengenoemde grenswaarden (jaargemiddelde en overschrijdingsdagen) voor PM10, PM2,5 en NO2 wordt voldaan.
UITSNEDES UIT DE NSL-MONITORINGSTOOL (2019)
Uit de monitoringstool volgt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang
volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit
milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een
m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, of waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.
Op 7 juli 2017 is een wijziging van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Eén van de
belangrijkste gevolgen van deze wetswijziging is dat de effecten voor alle in het Besluit
m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst door middel van een vormvrije m.e.r.-
beoordeling in beeld moeten worden gebracht. Het maakt daarvoor niet uit of een activiteit
onder of boven de D-drempel waarde zit.
Het plan valt onder de activiteit 'D10 - De aanleg, wijziging of uitbreiding van permanente kampeer- en caravanterreinen' zoals genoemd in de bijlage Besluit milieueffectrapportage met bijbehorende drempelwaarde van:
1°. 250.000 bezoekers of meer per jaar,
2°. een oppervlakte van 25 hectare of meer,
3°. 100 ligplaatsen of meer of
4°. een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied
Hoewel de activiteit ver onder de drempelwaarde zit dient er dus wel een vormvrije m.e.r.- beoordeling te worden verricht en is het noodzakelijk hieromtrent een besluit te nemen. Hiertoe dient een MER-aanmeldnotitie te worden opgesteld op basis waarvan beoordeeld wordt of het noodzakelijk is een milieueffectrapportage op te stellen. Deze MER-aanmeldnotitie is opgenomen als bijlage 9 bij de toelichting.
Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.
Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.
Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.
Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen. De Handreiking veehouderij en volksgezondheid 2.0 - die bedoeld is bij de nieuwvestiging of verandering van veehouderijen - biedt een stappenplan dat ook deels geschikt is voor de beoordeling van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van veehouderijen.
Endotoxinen
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een giftig effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. Conform stap 5 van het stappenplan moet de ligging van het initiatief ten opzichte van veehouderijen worden beoordeeld. Bij een afstand van meer dan 1 kilometer tot pluimveehouderijen en van meer dan 250 meter tot overige veehouderijen (behoudens geitenhouderijen) is er geen gevaar voor de volksgezondheid als gevolg van endotoxinen. Het Bestand Veehouderijbedrijven biedt de benodigde gegevens van de veehouderijen.
Analyse
Het plan omvat geen nieuwe milieugevoelige objecten. Daarnaast zijn er in een straal van 1000 meter rondom het plangebied geen pluimveeveehouderijen actief en liggen er geen overige veehouderijen binnen 250 meter van het plangebied. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect endotoxinen plaats te vinden. Er is sprake van een gezonde leefomgeving ten aanzien van endotoxinen.
Geitenhouderijen
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.
Analyse
Het plan omvat geen nieuwe milieugevoelige objecten. Daarnaast zijn er in een straal van 2 km rondom het plangebied geen geitenhouderijen met meer dan 50 geiten actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect geitenhouderijen plaats te vinden. Er is sprake van een gezonde leefomgeving ten aanzien van geitenhouderijen.
Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.
Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van functies waar personen gedurende langere tijd verblijven. De gronden rondom het plangebied zijn thans niet in gebruik voor boom- en fruitteelt en bovendien ook niet aangewezen als boomteeltontwikkelingsgebied. Op de aangrenzende percelen rust de bestemming ‘Agrarisch met waarden - Landschapswaarden’. Het is op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning verboden op te planten of gronden om te zetten van grasland en/of bouwland naar boomteelt boven 1,5 m. Het omzetten van het huidige gebruik naar boom- en/of fruitteelt is dus in beginsel mogelijk, zij het via een omgevingsvergunning. Er zal dan getoetst moeten worden aan de bestaande situatie, te zijner tijd, de camping. Zodoende geldt er voor de campinggasten een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.
Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van functies waar personen gedurende langere tijd verblijven. Er is echter sprake van een grote afstand tot hoogspanningsverbindingen, bijna 4 kilometer. Omdat het schadelijke magneetveld zich tot maximaal enkele honderden meters van de hoogspanningsverbinding uitstrekt is er geen nader onderzoek nodig.
Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
Het vigerende beleid binnen de gemeente Woensdrecht omtrent archeologie is niet eenduidig. Om meer duidelijkheid te krijgen voor onderhavig plangebied is er overleg geweest met de heer Vermunt, gemeentelijk archeoloog bij de afdeling Afdeling Stedelijke Ontwikkeling en Team Ruimtelijke Ordening en Vergunningen bij de gemeente Bergen op Zoom. Hij heeft de hiernavolgende onderbouwing opgesteld met als conclusie het plangebied vrij te geven wat betreft archeologie.
Landschap
Het plangebied ligt op de Brabantse zandgronden, tussen een steilrand in het westen en een gordel van paraboolduinen in het oosten. Deze noord-zuid gerichte gordel wordt ook wel 'Brabantse Wal' genoemd. De ondergrond wordt gevormd door terrasafzettingswelvingen, sedimenten van zand die in het Vroeg-Pleistoceen werden afgezet (Formatie van Waalre) en in latere perioden met jonger zand werden bedekt (de dekzanden). Op het einde van de laatste IJstijd was de invloed van de wind zeer groot. Het zand ten oosten van de steilrand werd in oostelijke richting getransporteerd en daar in een lange reeks paraboolduinen afgezet.
In de pleistocene ondergrond komen dikke kleilagen voor (afzettingen van Tegelen) die het regenwater vasthouden. Het gebied was tot de 19de eeuw rijk aan meren en vennen. Door ingrepen in de bodem werd de kleilaag op veel plaatsen verstoord en verdroogde het gebied. Veel vennen werden opgevuld en tot weilanden omgevormd. Het is niet bekend of het gebied ooit met veen was bedekt, al zijn er wel schriftelijke bronnen over veenwinning in de dalen.
Bodemkundig is sprake van laarpodzolgronden. Dit zijn relatief dunne bodems van leemarm tot zwak lemig zand met een uitgeloogde bovenlaag, waarop zich een dunne laag teelaarde bevindt. Deze aarde is meestal van elders aangevoerd als bemesting om akkerbouw mogelijk te maken.
Historie
De uitgestrekte gebieden ten oosten van het hoge land van Woensdrecht waren eeuwenlang woeste gronden, bestaande uit heide, zandverstuivingen, vennen en met veen gevulde laagtes. Een van de grotere moerassen heette de Kooymoeren, genoemd naar een vogelkooi in de buurt. Het huidige dorp Huijbergen werd in de 13de eeuw gesticht te midden van deze heide.
De oudste nauwkeurige kaarten van het gebied dateren uit de 18de eeuw. Het plangebied viel toen midden in een gebied dat volledig uit heide bestond. Er waren in de wijde omtrek geen boerderijen.
In de eerste helft van de 19de eeuw werd het heidegebied omgevormd tot een uitgestrekte plantage. Het productiebos leverde hout voor de kolenmijnen. Kort voor de Tweede Wereldoorlog werd dit bos volledig gerooid om plaats te maken voor akkers en weilanden. De Groene Papegaai komt als toponiem voor vanaf de 20ste eeuw en is waarschijnlijk afgeleid van een huis aan de weg naar Huijbergen.
Archeologie
Uit het plangebied en de wijde omgeving eromheen zijn geen vondstmeldingen bekend. In 2000 vond een booronderzoek met veldverkenning plaats bij de aanleg van de rondweg, direct ten westen van het plangebied. Er werden geen archeologische resten gevonden. Bij de uitbreiding van het industrieterrein De Kooij in 2016 werd een veldverkenning uitgevoerd die ook geen sporen opleverde. De bodem bleek zoals verwacht uit een laarpodzol te bestaan met een tamelijk dunne humeuze toplaag. Een proefsleuvenonderzoek in de verlengde Duinstraat in 2017, ten westen van de provinciale weg, leverde evenmin bodemsporen op. Ook daar lag een laarpodzol en was de ondergrond zeer nat.
In het vlakke gebied bevonden zich geen gradiënten die aantrekkelijk waren voor tijdelijke kampen uit de jagersculturen van de Steentijd. Eventuele vindplaatsen zullen bovendien verstoord zijn door de aanplant en het rooien van de plantage in de 19de en 20ste eeuw, en de daaropvolgende aanleg van akkers. Voor permanente bewoning vanaf het Neolithicum bood de ondergrond te weinig vruchtbaarheid: een situatie die in feite voortduurde tot de 19de eeuw. Historische bronnen, met name gegevens uit de 16de en 17de eeuw, geven geen aanleiding om te veronderstellen dat er ooit een periode is geweest waarin het gebied wel (kortstondig) bewoond werd en dat de huidige heide een degeneratie van een ouder cultuurlandschap zou zijn.
Op basis van de geomorfologische en historische gegevens wordt aan het plangebied een lage archeologische verwachting toegekend.
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Volgens de provinciale cultuurhistorische waardenkaart zijn er binnen het plangebied geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Buiten het plangebied wordt de weg de Groene Papegaai aangemerkt als historische lijn met waardering 'redelijk hoog'. Het initiatief doet echter geen afbreuk aan deze waarde. Het plan tast geen waardevolle elementen aan.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat die onderdelen:
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur, maar ligt wel direct naast het hierin opgenomen natuurgebied 'Kortenhoeff'. Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Dit betreft onder andere stikstof en tal van andere neveneffecten. Hierna zijn deze aspecten beschreven.
Neveneffecten Natura 2000
Gezien de ligging van het plangebied ten opzichte van nabijgelegen Natura 2000-gebieden, is het in het kader van de Wet natuurbescherming noodzakelijk om onderzoek te verrichten naar de eventuele negatieve effecten op de kwaliteit van deze gebieden. Om dit inzichtelijk te maken heeft bureau Kragten een voortoets uitgevoerd: 'Voortoets Natura 2000, Uitbreiding Camping aan de Groene Papegaai', 20220509-VKL130-RAP-VTWnb-4.0, 9 mei 2022, toegevoegd als bijlage 13. Met deze voortoets is inzichtelijk gemaakt dat het wijzigings- en uitbreidingsplan van camping Aan de Groene Papegaai, met de voorliggende verstoringsfactoren, geen significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden tot gevolg heeft.
Stikstof
Conform de Wet natuurbescherming mag de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden niet toenemen. Er geldt dan ook een grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar.
Onderzoeksbureau Cauberg-Huygen heeft een notitie opgesteld ter onderbouwing voor de Aeriusberekening stikstofdepositie: 'SVR camping Aan de Groene Papegaai Onderbouwing Aeriusberekening stikstofdepositie', 02410-25107-03, 5 juni 2018, toegevoegd als bijlage 11.
Inmiddels zijn de plannen voor de camping gewijzigd ten opzichte van de plannen die er lagen ten tijde van de notitie. Omdat het nieuwe plan leidt leidt tot minder verkeersbewegingen en derhalve leidt tot een lagere stikstofemissie ten gevolge van verkeer in de beoogde situatie, zijn de notitie en de input voor de AeriusCalculator-berekening niet gewijzigd. Wel is de oorspronkelijke verschilberekening (bijlage II van de notitie) opnieuw ingelezen in AeriusCalculator en doorgerekend omdat er inmiddels een nieuwe versie (april 2022) van het rekenprogramma AeriusCalculator (versie 2021.0.5) beschikbaar is.
Notitie 5 juni 2018 in relatie tot nieuwe plan
In stikstofnotitie 02410-25107-03 d.d. 5 juni 2018 is (onder de toen nog van toepassing zijnde PAS regelgeving) de stikstofdepositie behorende bij de beoogde situatie voor de Groene Papagaai in een verschilberekening afgezet tegen de stikstofdepositie behorende bij de referentiesituatie (feitelijke situatie).
Conclusie van voormelde notitie uit 2018:
Op basis van het rekenresultaat van de verschilberekening werd in de notitie van 2018 geconcludeerd dat . de depositie in de beoogde situatie lager is dan de depositie in de feitelijke situatie.
Anno 2021, nu de PAS regelgeving niet meer aan de orde is, kan voormelde notitie/insteek en conclusie nog steeds worden gebruikt voor de beoordeling van het aspect stikstof bij besluitvorming op het bestemmingsplan.
De feitelijke situatie als beschreven in de notitie 02410-25107-03 vormt nog steeds de feitelijke situatie. Met dien verstanden dat daarvoor anno 2021 de term 'feitelijk bestaande en planologisch legale situatie' wordt gebruikt. De beoogde situatie als beschreven in de notitie 02410-25107-03 behelst meer voertuigaantallen dan volgens het geactualiseerde plan (2021) het geval is (zie paragraaf 3.3.2). In de Beoogde situatie (plan 2021) zal de verkeersaantrekkende werking lager zijn dan beschreven in de notitie 02410-25107-03 en dus ook lager dan gemodelleerd in AeriusCalculator voor de beoogde situatie. Overige stikstofbronnen blijven ongewijzigd.
De oorspronkelijke AeriusCalculator verschilberekening die ten grondslag lag aan de stikstofnotitie 02410-25107-03 is in april 2022 opnieuw in AeriusCalculator (versie 2021.0.5) ingelezen en doorgerekend. Daarbij zijn (worst case) vooralsnog niet de voertuigaantallen voor de beoogde situatie naar beneden bijgesteld. Het nieuw doorgerekende in- en uitvoerbestand van de verschilberekening is toegevoegd als 12. De berekening heeft geen verschillen opgeleverd boven 0,00 mol/ha/jr.
Alhoewel in de beoogde gebruikssituatie sprake is van een stikstofdepositie groter dan 0,00 mol/ha/ja, is er ten opzichte van de feitelijk bestaande en planologisch 'legale situatie' geen sprake van een toename van de stikstofdepositie. Dit betekent dat het niet noodzakelijk is om een passende beoordeling op te stellen vanwege stikstofdepositie en voor de beoogde gebruiksfase geen sprake is van vergunningplicht op grond van de Wet natuurbescherming.
Reactie Omgevingsdienst West-Brabant 20 juli 2021
''Als uitgangspunt is gekeken naar de huidige vergunde situatie. Vanuit de Wet natuurbescherming (Wnb) dient echter uit te gaan van de referentiesituatie. Dit houd in; de vergunde situatie op de datum dat het gebied aangewezen is als Natura 2000-gebied. Het gebied 'Kortenhoeff' valt onder de Brabantse Wal. Het vogelrichtlijngebied (VR) is op 24 maart 2000 en habitarrichtlijngebied (HR) op 7 december 2004 aangewezen als Natura 2000 gebied. Voor de referentiesituatie moet uitgegaan worden van de op deze datums geldende milieuvergunning tenzij er na die datum een vergunning is verleend waar sprake was van minder depositie. In dat geval geldt de vergunning met de minste depositie. Wij adviseren in de notitie een overzicht op te nemen met alle milieuvergunningen geldend op en na 24 maart 2000 en 7 december 2004 zodat aannemelijk gemaakt kan worden welke situatie gebruikt mag worden als referentiesituatie. Tevens moet worden onderbouwd welke vergunning(en) de referentiesituatie(s) betreffen.''
Toelichting op reactie Omgevingsdienst West-Brabant 20 juli 2021
Voor de locatie is bij besluit van 13 juni 2000 aan Maatschap van Vulpen een revisievergunning verleend op grond van de Wet milieubeheer voor een caravanstalling, het houden van o.a. 13 pony's en 3 paarden, het kweken van bomen en planten en een minicamping. Blijkens bijlage III van de stikstofnotitie 02410-25107-03, 5 juni 2018(milieuvergunning van juni 2000) zijn de bij dat besluit toegestane te houden dieren, en dus ook bijbehorende NH3 emissies, minder dan was toegestaan op grond van de daaraan voorafgaande vergunning uit 1995 was toegestaan (zie considerans in besluit van voornoemde vergunning van 2000). Dit betekent dat de vergunning van juni 2000 de vergunningssituatie beschrijft met de minste depositie sinds 1995. De vroegste aanwijzingsdatum voor Brabantse Wal is 24-03-2000. Er zijn anders dan voornoemde vergunningen geen andere vergunningen afgegeven met mindere emissie/depositie. Voor de in 2018 opgestelde notitie is als uitgangspunt voor het referentiemodel niet de gehele milieu vergunde situatie van 2010 gehanteerd (13 pony's, 3 paarden, etc) doch slechts een klein deel van de thans nog vergunde situatie. Als de gehele milieu vergunde situatie anno 2010 zou worden gemodelleerd dan leidt dat vanwege de 13 pony's en 3 paarden tot een hogere stikstofemissie/depositie voor de referentiesituatie dan nu is gehanteerd voor de referentiesituatie. Met voormelde informatie behoeft naar ons oordeel het referentiemodel van de verschilberekening niet te worden (opgehoogd qua aantal dieren) om de eerder vermelde conclusie te kunnen trekken dat geen sprake van een toename van de stikstofdepositie.
Conclusie
Stikstof is geen belemmering voor vaststelling van het bestemmingsplan.
De bestaande situatie van het plangebied kenmerkt zich door voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, verharding en groen. De gronden waarop de uitbreidingen zijn voorzien, bestaan nu uit open grasvelden. Het gebied kent hierdoor geen geschikte plek voor unieke diersoorten. Voor de planontwikkeling worden ook geen beschoeiingen gerooid of bomen gekapt met mogelijke verblijfplaatsen. Hoewel er geen gevaar voor beschermde soorten worden verwacht, blijft de zorgplicht gelden.
Binnen het plangebied is er bebouwing die op den duur gesloopt zal worden. Diverse soorten hebben vaste rust- of verblijfplaatsen in gebouwen. Er bestaat een kans dat zich op de locatie beschermde soorten bevinden. Om vast te stellen of er vaste rust- of verblijfplaatsen zijn moet er ter zijner tijd in het kader van de sloopvergunning een onderzoek uitgevoerd worden. Omdat niet bekend is wanneer de bebouwing precies gesloopt wordt, is het uitvoeren van het onderzoek nu niet doelmatig. Het onderzoek is slechts drie jaar 'houdbaar'.
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.
Het aspect flora en fauna vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Brabantse Delta. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.
De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.
Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Brabantse Delta. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:
benodigde compensatie (in m³) = toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m) |
Infiltratiecapaciteit
Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Uit het uitgevoerde bodemonderzoek (zie paragraaf 5.1.1) blijkt dat ter plaatse sprake is van een matig fijne zandgrond. In deze boringen (tot 2,0 m-mv) zijn geen storende klei- of leemlagen aangetroffen. De waterdoorlatendheid is daarmee matig.
Binnen het plangebied en in de directe omgeving is oppervlaktewater aanwezig. Het betreft A- en B-watergangen. A-watergangen zijn in het beheer bij het waterschap. Voor de categorie B-waterlopen geldt dat de onderhoudsplicht in het algemeen berust bij de eigenaar of gebruiker van de aan het oppervlaktewaterlichaam grenzende gronden, voor de halve breedte van dat oppervlaktewaterlichaam. Voorts ligt er binnen het plangebied een vijver. Het oppervlaktewater in en nabij het plangebied is weergegeven op onderstaande afbeelding.
UITSNEDE LEGGER BRABANTSE DELTA
Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek zit de grondwaterstand op 50-75 cm -mv. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) binnen het plangebied bedraagt 50 cm -mv (bron: bodemdata).
Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning. Het gebied ligt wel in het 'Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant' waarin fysieke ingrepen met een mogelijk negatief effect op de waterhuishouding van de Brabantse natuurgebieden (hier het natuurgebied 'Kortenhoeff') met het waterschap overlegd moeten worden. Om het effect van de visvijver in kaart te brengen heeft Arcadis een hydrologisch onderzoek uitgevoerd: rapport 'Hydrologisch onderzoek Visvijvers in camping Aan de Groene Papegaai', 17 april 2018. Het rapport is toegevoegd als bijlage 4. Arcadis concludeerde dat er een verwaarloosbaar effect op het grondwatersysteem optrad. Dit onderzoek is gebaseerd op een voorloper van het huidige plan. Destijds voorzag onderhavig initiatief in de aanleg van twee nieuwe forellenvisvijvers ter plaatse van campingveld IV en de camperplaats (J). De forellenvisvijers lagen dichterbij natuurgebied 'Kortenhoeff' en waren aanzienlijk groter dan de geplande visvijver op campingveld III in het huidige plan. Om het effect van het huidige plan ook inzichtelijk te maken heeft Arcadis een aanvullende notitie opgesteld: 'Notitie hydrologisch advies camping Groene Papegaai', 15 maart 2021. De notitie is bijgevoegd als bijlage 5. Arcadis concludeert dat door de herziene inrichting het verwaarloosbare effect nog kleiner is geworden. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de herziene inrichting voldoet aan de voorwaarden die gelden voor het attentiegebied Natuur Netwerk Brabant.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van het verhard oppervlak (bebouwing en bestrating) in de huidige en nieuwe situatie. In de eerste kolom staat het type verharding. In de tweede kolom staat het verhard oppervlak van de bestaande situatie. De derde kolom geeft het verhard oppervlak in de nieuwe situatie weer. De laatste kolom geeft het verschil in verhard oppervlak van de nieuwe situatie ten opzichte van de bestaande situatie.
omschrijving | bestaand | nieuw | verschil |
bebouwing | 2.865 m² | 2.675 m² | - 190 m² |
bestrating | 5.630 m² | 5.940 m² | + 310 m² |
camperplaatsen | 0 m² | 500 m² | + 500 m² |
totaal | 8.495 m² | 8.615 m² | +620 m² |
In bovenstaande berekening is uitgegaan van volledige verharding, behalve bij de camperplaatsen, daar zal de toegang en de plaatsen in halfverharding worden aangelegd. De nieuwe toegangsweg en parkeerplaatsen zullen echter ook in halfverharding worden aangelegd. De daadwerkelijke toename van verharding zal daarom lager liggen. Omdat de aanleg nog niet precies bekend is zal hier voor de volledigheid nog uitgegaan worden van een totale toename van de verharding van ongeveer 620 m2. Hoewel de Keur en het waterschap geen nadere eisen aan de verwerking van het hemelwater stelt, wordt hierna toch een berekening gedaan.
De benodigde bergingscapaciteit is berekend met behulp van de rekenregel uit de Keur: toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m). Het plangebied ligt in een gebied met gevoeligheidsfactor 1,0. Dat betekent dat de bergingscapaciteit 620 x 1,0 x 0,06 = 37,2 m³ bedraagt.
Bij het ontwerp van de bergingsvoorziening zijn achtereenvolgens de volgende afwegingsstappen gehanteerd:
1. hergebruik;
2. infiltratie;
3. buffering;
4. afvoer.
In de bestaande situatie stroomt het hemelwater van de huidige bebouwing naar de sloten rondom het perceel. Onderdeel van het plan is de bouw van twee nieuwe schuren (G). De bestaande schuren (G) worden afgebroken. Om het hydrologisch effect te beperken, zal het afstromend regenwater van deze daken worden afgevoerd naar de twee vijvers. Ook zal dit worden toegepast bij de bestaande gebouwen D, E en F. De visvijvers hebben voldoende capaciteit om de berekende 37,2 m³ waterberging op te vangen. Daarnaast zal de druk op de bestaande sloten afnemen. Wel wordt er nog voorzien in een noodoverstort naar de omliggende sloten indien het waterpeil in de visvijvers te hoog komt.
Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden. Aangezien er maar één minigemaal aan de straat staat en de leiding waarop die loost ook nog meerdere minigemaaltjes zitten aangesloten, is het noodzakelijk dat de ontwikkelaar een eigen buffervoorziening aanbrengt op eigen terrein. De capaciteit van deze voorziening dient 10m³ te kunnen bergen en mag een leegloop op het minigemaal hebben op het moment dat daar ruimte op de leiding is.
Ook is het misschien een optie voor de ontwikkelaar om te kijken naar een septic tank of een helofyten-filter om zijn vuilwater(DWA) te verwerken (kostenafweging). Technische uitvoering in de tijd in overleg en met instemming van de gemeentelijke rioolbeheerder. Alle hemelwater(HWA) dient op eigen terrein verwerkt te worden en mag niet op de buffer voorziening of het minigemaal.
Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap wordt ingezet op het gebruik van milieuvriendelijke bouwmaterialen en worden uitlogende bouwmaterialen, zoals lood, koper, zink en zacht PVC achterwege gelaten. Deze stoffen kunnen zich ophopen in het water(bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem)kwaliteit en ecologie.
Het plangebied ligt op relatief korte afstand van het militaire vliegveld Woensdrecht. Voor een goed functioneren van het vliegveld is middels het Barro beperking gelegd op het gebruik van en het bouwen in de omgeving. De beperkingen zijn vervat in:
Daarnaast gelden er beperkingen als gevolg van het industrielawaai op het vliegveldterrein, zoals opgenomen in de Wet geluidhinder.
De geluidbelasting van het vliegverkeer is uitgedrukt in Kosteneenheden (Ke). In gebieden met een belasting lager dan 35 Ke is het toevoegen van geluidgevoelige objecten toegestaan. In gebieden met een hogere belasting is een nadere afweging nodig.
Het plangebied ligt in een gebied waar de geluidbelasting lager is dan 35 Ke. Er zijn geen geluidstechnische belemmeringen. Het plan voldoet aan de voorwaarden van de geluidzonering.
Het obstakelbeheergebied bevat drie verschillende obstakelvlakken:
Het plan voldoet aan de voorwaarden van het obstakelbeheergebied.
Het militaire vliegveld beschikt over een radarsysteem. Radarsystemen dienen 'vrij zicht' te hebben om goed te kunnen functioneren. Objecten in de omgeving kunnen leiden tot een verstoring van het radarbeeld. Het radarverstoringsgebied is vastgelegd in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) en wordt gevormd door:
Het plangebied ligt op een afstand van circa 2,5 kilometer tot het radarsysteem, dus op minder dan 15 km. De hoogte van bouwwerken binnen het plangebied mag maximaal 60 meter boven NAP (ofwel 40 meter boven maaiveld) bedragen. Het bouwplan blijft daar ruimschoots onder.
Het plan voldoet aan de voorwaarden van het radarverstoringsgebied.
Vanwege de opslag van munitie zijn er in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) risicocontouren (A-, B- en C-zone) vastgelegd waarbinnen bepaalde activiteiten gelimiteerd of niet toegestaan zijn. In de zones gelden diverse beperkingen ten aanzien van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten.
Het plangebied ligt buiten de risicocontouren van de munitieopslag.
Het plan voldoet aan de voorwaarden van het risicogebied vanwege de opslag van munitie.
De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling betreft twee aspecten. Ten eerste moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond: is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Ten tweede moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd: zijn alle kosten die de gemeente moet maken ten behoeve van het initiatief gedekt.
Zowel de nota 'Toeristisch beleid Brabantse Wal' als de gemeentelijke 'Visie Buitengebied' beogen een situatie die meer inspeelt op het toerisme rondom en in de Brabantse Wal. De camping 'Aan de Groene Papegaai' speelt met de uitbreiding in op de behoefte aan meer logeeraccommodaties gelegen in de Brabantse Wal. Daarnaast voorziet het met de theeschenkerij in een vertrekpunt en informatiepunt voor de omliggende recreatiemogelijkheden. Hiermee ontstaat er een aantrekkelijker gebied voor recreatie en toerisme.
Kostenverhaal
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.
Gemeentelijke grondexploitatie
De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
Het plan is economisch uitvoerbaar. De behoefte is aangetoond en de financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
Bouwplannen worden niet alleen getoetst aan de paragraaf beeldkwaliteit en de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van:
maar worden daarnaast, voor zover van toepassing per geldend welstandsniveau, getoetst aan het gemeentelijk welstandsbeleid ten aanzien van:
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Groen (artikel 3)
De landschapselementen rondom het bedrijfsperceel hebben de bestemming 'Groen' gekregen. Hierbinnen is de aanleg en instandhouding van groen(voorzieningen) toegestaan, alsmede de aanleg en instandhouding van groen(voorzieningen) ten behoeve van landschappelijke inpassing.
Recreatie (artikel 4)
Voor de camping zijn de gronden bestemd als 'Recreatie'. Daarbinnen is vastgelegd dat er zijn toegestaan: maximaal 60 standplaatsen (toeristisch) waarvan maximaal 4 trekkershutten, maximaal 20 camperplaatsen, een bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen tot een maximaal bebouwingsoppervlakte van 1.300 m² en ter plaatse van de aanduiding 'opslag' tevens statische opslag (onder andere in de vorm van caravanstalling) tot een oppervlakte van maximaal 1.000 m².
Wonen (artikel 5)
De gronden van Groene Papegaai 6 zijn bestemd als 'Wonen' inclusief tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Voor het bouwperceel is vastgelegd dat er één woning is toegestaan waarbij de inhoud van de woning maximaal 750 m³ bedraagt. De gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij de woning bedraagt maximaal 100 m² oppervlakte.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 7)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene bouwregels (artikel 8)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij een verwijzing is opgenomen naar het relevante beleidsdocument.
Algemene aanduidingsregels (artikel 9)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van de aanduidingen Geluidszone - industrie, Luchtvaartverkeerzone - 2 en Vrijwaringszone - radar.
Algemene afwijkingsregels (artikel 10)
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.
Algemene wijzigingsregels (artikel 11)
Dit artikel bevat een algemene wijzigingsregels voor het in beperkte mate verleggen van bestemmings- en bouwgrenzen.
Algemene proceduresregels (artikel 12)
Dit artikel beschrijft wel wetgeving van toepassing is bij verschillende procedures.
Algemeen gebruiksverbod (artikel 13)
In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt, waaronder het gebruik van bouwwerken en terreinen zonder voldoende parkeergelegenheid.
Overige regels (artikel 14)
Dit artikel bevat regels aangaande de aanduiding 'attentiegebieden ehs'.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 15)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.
Slotregel (artikel 16)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure.
De voorziene procedurestappen zijn:
In het kader van het Omgevingsdialoog heeft de initiatiefnemer onderhavig plan met de direct omwonende gesproken. Hierbij is de initiatiefnemer bij de mensen thuis geweest. Een bewijs van de gesprekken is bijgevoegd als bijlage 14.
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het concept voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties. De reacties zijn verwerkt in het definitieve voorontwerpbestemmingsplan.
Het voorontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 18 november 2021 6 weken voor eenieder ter inzage gelegen. Binnen de genoemde termijn van zes weken kan eenieder schriftelijk een inspraakreactie indienen bij het college van burgemeester en wethouders. Het waterschap en de provincie hebben positief gereageerd met een paar aandachtspunten. Deze punten zijn verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan.
Het ontwerp bestemmingsplan heeft voor een ieder ter inzage gelegen vanaf 1 september 2022, gedurende een periode van zes weken. In deze periode is één zienswijze binnen gekomen van waterbedrijf Evides. De planregels voor Leiding-Water bevatte een foutieve verwijzing en omschrijving. Deze zijn aangepast.
De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan op 2 februari 2023 gewijzigd vastgesteld.