direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Putseweg 15 Ossendrecht
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0873.BUITxBP094xWYZIx03-0002

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het perceel Putseweg 15 in Ossendrecht is een grondgebonden agrarisch bedrijf gevestigd. Ten behoeve van de toekomstige ontwikkelingen dient het huidige bouwvlak tot 1,5 ha vergroot te worden. Hiertoe is in het bestemmingsplan 'Actualisatie Bestemmingsplan Buitengebied' een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

De gemeente Woensdrecht heeft bij brief van 14 juni 2013 aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan deze ontwikkeling.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied omvat de locatie Putseweg 15 te Ossendrecht, kadastraal bekend als gemeente Woensdrecht, sectie B, nummer 2063. Dit perceel ligt ten noorden van de kern Ossendrecht nabij de kern Hoogerheide. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP094xWYZIx03-0002_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is de bestaande situatie beschreven en wordt ingegaan op de gewenste ontwikkeling. In hoofdstuk 3 is de gewenste ontwikkeling getoetst aan het relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 is de toetsing van de gewenste ontwikkeling aan de relevante sectorale milieuaspecten beschreven. Hoofdstuk 5 gaat in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid. Ten slotte is in hoofdstuk 6 de juridische regeling nader toegelicht.

Hoofdstuk 2 De ontwikkeling

2.1 Bestaande situatie

Aan de Putseweg is een grondgebonden gemengd agrarisch bedrijf gevestigd (zowel veehouderij als vollegrondsagrarische activiteiten). Het agrarisch bedrijf is gevestigd op een huiskavel van 9 ha. De bedrijfsbebouwing omvat een bedrijfswoning, een ligboxenstal, een werktuigenberging annex jongveestal en een in 2010 gebouwde loods. In deze volledig geïsoleerde loods is aan de achterzijde een bewaargedeelte ingericht en is aan de voorzijde een werkplaatsgedeelte ingericht. Verder vindt hierin de stalling van landbouwmachines plaats. De ligboxenstal dateert uit de jaren zeventig en is ingericht met 63 ligboxen en een zesstands open tandem melkstal. Vergunning is verleend voor nieuwbouw van een draaimelkstal. Dit bouwplan wordt echter vooralsnog aangehouden, aangezien een en ander nader overwogen wordt in combinatie met de toekomstige ontwikkeling van het melkveebedrijf.

Op het bedrijf worden circa 80 melkkoeien met een gedeelte van het jongvee gehouden. Een ander

gedeelte van het jongvee is elders ondergebracht. Het afgelopen jaar was bij het bedrijf ruim 260 ha grond in gebruik. Dit betreft 30 ha eigendomsgrond, een twintigtal hectare natuurlijk grasland en voor het overige hoofdzakelijk reguliere landbouwgrond die zowel in Nederland als in België wordt gehuurd. Deze gronden kennen, mede gelet op de merendeels eenjarige huur voor de aardappelteelt, een redelijk verspreide ligging. Het teeltplan hierop bestaat uit circa 150 ha consumptie aardappelen met eigen pootgoedteelt, een veertigtal hectare plantuien en voor het overige met name de gewassen gras en maïs. Voorheen werden de aardappelen volledig afland geleverd. Momenteel wordt een 700 ton opgeslagen in de recent gebouwde loods. Het bedrijf beschikt over een uitvoerige eigen mechanisatie voor de uitvoering van veldwerkzaamheden.

Het bedrijf is gelegen parallel aan de Putseweg. Op het westelijke gedeelte zijn de kuilvoerplaten gerealiseerd. De bedrijfsbebouwing is geconcentreerd achter de bedrijfswoning aan de oostzijde van het bouwvlak. In figuur 2.1 is de bestaande situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP094xWYZIx03-0002_0002.png"

Figuur 2.1 Bestaande situatie

2.2 Toekomstige situatie

Ten behoeve van de bedrijfsvoering en de toekomstige ontwikkeling wenst initiatiefnemer een nieuwe opslagloods voor de grondgebonden vollegronds activiteiten te realiseren. De uitbreiding van het bedrijf is noodzakelijk om de continuïteit van het bedrijf te behouden (zie Bijlage 3).

Het verzoek omvat de bouw van een loods van 40 x 60 m. Deze loods zal gebouwd worden aan de noordwestzijde van het bedrijf. Hierin zullen aan één lengtezijde bewaarcellen en een drukgang worden ingericht. Aan de andere zijde zal ruimte beschikbaar zijn voor het in-/uitschuren en voor de stalling van landbouwwerktuigen. Op die wijze zal een bewaarcapaciteit ontstaan voor circa 3000 ton veldgewas. De huidige bedrijfsvoering is nagenoeg volledig afhankelijk is van de rechtstreekse afzet van veldgewas. Mede om die reden is de basisopbrengst van alle hectares ondergebracht in diverse contracten.

Deze nieuwe opslagloods past niet binnen het huidige bouwvlak. Om de nieuwe opslagloods te realiseren dient het bouwvlak vergroot te worden tot 1,5 ha. In figuur 2.2 is het nieuwe bouwvlak weergegeven. Tevens is aangegeven waar de nieuwe opslagloods gerealiseerd wordt. Een van de voorwaarden voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid voor het vergroten van het bouwvlak is dat er een goede landschappelijke inpassing plaatsvindt. In figuur 2.2 is in dit kader tevens aangegeven waar de landschappelijke inpassing gerealiseerd wordt. Het bijbehorende beplantingsplan is opgenomen in Bijlage 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP094xWYZIx03-0002_0003.jpg"

Figuur 2.2 Toekomstige situatie

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

3.1 Inleiding

Het wijzigingsplan moet worden getoetst aan het nu geldende rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Hieronder is het provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid nader beschreven.

3.2 Rijks-, provinciaal en regionaal beleid

Wat betreft de verantwoordelijkheidstoedeling en bevoegdheidsverdeling zijn het Rijk, de provincies en de gemeenten voortaan verantwoordelijk voor hun eigen belangen. Er kan slechts sprake zijn van bemoeienis van Rijk of provincie met de gemeente, indien dat noodzakelijk is vanwege een nationaal respectievelijk provinciaal belang. Zoals uit dit wijzigingsplan blijkt, past de vergroting van een agrarisch bouwvlak binnen de voorwaarden, zoals opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid (artikel 5 lid 5.9.3) van het vastgestelde bestemmingsplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied'. In het kader van dit bestemmingsplan is reeds een beleidsmatige afweging gemaakt. De bedrijfsvorm of het type bedrijf wijzigt niet, het betreft uitsluitend een vergroting van het bouwvlak ten behoeve van het reeds gevestigde akkerbouwbedrijf. Het is niet noodzakelijk om in het kader van dit wijzigingsplan een nieuwe beleidsmatige afweging te maken, ook niet omdat in de tussentijd geen nieuw beleid is geformuleerd dat van invloed is op deze afweging. In voorliggend wijzigingsplan wordt derhalve niet concreet ingegaan op het ruimtelijk-planologische rijks-, provinciaal en regionaal beleid.

3.2.1 Verordening Ruimte 2012

Het provinciale beleid inzake het buitengebied is thans verankerd in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO) en de Verordening Ruimte Noord-Brabant 2012. Hierin is vastgelegd met welke regels gemeenten rekening moeten houden bij het opstellen van bestemmingsplannen. In het kader van het wijzigingsplan zijn de volgende regels relevant:

  • bevordering van ruimtelijke kwaliteit (hoofdstuk 2);
  • grondgebonden agrarische bedrijven in de groenblauwe mantel(zie artikel 6.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP094xWYZIx03-0002_0004.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP094xWYZIx03-0002_0005.png"
 

Figuur 1: uitsnede kaart overige agrarische ontwikkelingen verordening ruimte

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP094xWYZIx03-0002_0006.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP094xWYZIx03-0002_0007.png"  

Figuur 2: uitsnede kaart natuur en landschap verordening ruimte

Toetsing bevordering ruimtelijke kwaliteit

In het kader van de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit zijn in de regio West-Brabant afspraken gemaakt over toepassing van de kwaliteitsverbetering van het landschap. Hierbij zijn verschillende categorieën ontwikkelingen bepaald. Dit wijzigingsplan betreft een ontwikkeling in categorie 2: ruimtelijke ontwikkeling met relatief weinig landschappelijke invloed, dan wel ruimtelijke ontwikkeling die van nature aan het plangebied zijn verbonden, of plaatsvinden in de hiervoor aangewezen gebieden waarbij de kwaliteitsverbetering van het landschap wordt vormgegeven door te voorzien in enkel een goede landschappelijke inpassing. Om te voorzien in een goede landschappelijke inpassing is een beplantingsplan en landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Deze zijn opgenomen in Bijlage 1 en Bijlage 2.

De ontwikkeling voldoet op dit punt aan de voorwaarden en regels van de Verordening Ruimte.

Toetsing regels grondgebonden agrarische bedrijven in de groenblauwe mantel

In de verordening worden tevens regels gesteld aan de uitbreidingsmogelijkheden van agrarische bedrijven. Grondgebonden agrarische bedrijven kunnen uitbreiden tot maximaal 1,5 ha mits deze uitbreiding noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering. De noodzaak van deze uitbreiding is beschreven in paragraaf 2.2. Tevens dienen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere permanente voorzieningen te worden geconcentreerd op het bouwblok. Hieraan wordt ook voldaan.

Daarnaast dient te worden aangetoond dat deze uitbreiding een positieve bijdrage levert aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken. Om dit aan te tonen is op basis van het afsprakenkader 'Kwaliteitsverbetering landschap' een beplantingsplan en landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Deze zijn opgenomen in Bijlage 1 en Bijlage 2). Hiermee wordt voldaan aan deze voorwaarde van de Verordening Ruimte.

De ontwikkeling voldoet op dit punt aan de voorwaarden en regels van de Verordening Ruimte.

3.2.2 Verordening Ruimte 2014

De provincie heeft op 7 februari 2014 een herziening van de verordening ruimte vastgesteld. Het bedrijf is gelegen in de groenblauwe mantel. Ten opzichte van de Verordening Ruimte 2012 zijn de volgende wijzigingen voor het wijzigingsplan relevant:

  • veehouderijen (artikel 6.3);
  • zorgvuldige veehouderij (6.4);
  • nadere regels zorgvuldige veehouderij (6.5);
  • overige agrarische bedrijven (6.7).

Toetsing regels veehouderij

De regels, zoals opgenomen in artikel 6.3, 6.4 en 6.5, hebben betrekking op de ontwikkeling van een veehouderijbedrijf. In dit wijzigingsplan wordt het bedrijf uitgebreid ten behoeve van de overige grondgebonden agrarische activiteiten.

Op basis van de regels van de verordening ruimte is in de regels opgenomen dat voor de uitoefening van de veehouderij activiteiten maximaal de op dit moment gebruikte bebouwing is toegestaan. Voor een eventuele uitbreiding van de veehouderij is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarvan gebruik kan worden gemaakt indien voldaan wordt aan de regels van de veordening ruimte.

De ontwikkeling voldoet op dit punt aan de voorwaarden en regels zoals opgenomen in de ontwerp Verordening Ruimte 2014.

Toetsing regels overige agrarische bedrijven

In artikel 6.7 is aangegeven dat een bestemmingsplan in de groenblauwe mantel kan voorzien in de uitbreiding van een overig agrarisch bedrijf tot ten hoogste 1,5. De regels waaronder dat kan worden toegestaan zijn ongewijzigd.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Afsprakenkader 'kwaliteitsverbetering landschap'

Zoals bij de toetsing aan het provinciaal beleid al is aangegeven heeft de gemeente bestuurlijke afspraken gemaakt met de regiogemeenten over de toepassing van artikel 2.2 van de provinciale Verordening (kwaliteitsverbetering landschap, in ontwerp Verordening Ruimte 2014 artikel 3.2).

In de werkafspraken zijn verschillende categorieën van ontwikkelingen onderscheiden en is bepaald aan welke basisinspanning moet worden voldaan bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Dit wijzigingsplan betreft een ontwikkeling in categorie 2: ruimtelijke ontwikkeling met relatief weinig landschappelijke invloed, dan wel ruimtelijke ontwikkeling die van nature aan het plangebied zijn verbonden, of plaatsvinden in de hiervoor aangewezen gebieden waarbij de kwaliteitsverbetering van het landschap wordt vormgegeven door te voorzien in enkel een goede landschappelijke inpassing. Om te voorzien in een goede landschappelijke inpassing is een beplantingsplan en landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Deze zijn opgenomen in Bijlage 1 en Bijlage 2.

Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarden van het afsprakenkader 'kwaliteitsverbetering landschap'.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied

Het wijzigingsgebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Woensdrecht. Hier geldt het bestemmingsplan Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld op 17 februari 2011.

In dit bestemmingsplan is in de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het vergroten van bouwvlakken. Het huidige bouwvlak/perceel is mede bestemd voor:

  • milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied;
  • luchtvaartverkeerszone -2;
  • geluidszone - weg;
  • vrijwaringszone - radar.

Ter plaatse van de geplande uitbreiding vigeert tevens de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden. Deze gronden zijn mede bestemd voor:

  • milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied;
  • luchtvaartverkeerszone -2;
  • vrijwaringszone - radar;
  • attentiegebieden EHS.

3.4.1.1 Wijzigingsbevoegdheid

In artikel 5.9.3 van het bestemmingsplan Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied zijn de volgende voorwaarden voor het vergroten van het bouwvlak opgenomen:

  • a. de uitbreiding dient noodzakelijk te zijn om de continuïteit van het bedrijf te behouden;
  • b. de totale uitbreiding van het bestaande bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1,5 ha;
  • c. vooraf dient advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB) te worden ingewonnen;
  • d. indien de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig' op de gronden aanwezig is, dient deze aanduiding te worden verwijderd;
  • e. er dient een goede landschappelijke inpassing plaats te vinden, waarbij 10% van het bouwvlak landschappelijk ingepast dient te worden;
  • f. de vergroting dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;
  • g. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden worden niet onevenredig aangetast.

Toetsing aan de wijzigingsregels

  • a. In het afgelopen decennium is vanuit de Putseweg 15 te Ossendrecht een in de aardappelteelt gespecialiseerd akkerbouwbedrijf tot ontwikkeling is gebracht. Ten behoeve van deze akkerbouwtak beschikt het bedrijf pas sinds 2010 over een daartoe functionele loods. Het bedrijf beschikt slechts voor een zeer beperkt gedeelte over bewaarcapaciteit van de oogst. De gevraagde uitbreiding van de bewaarcapaciteit zal het mogelijk maken om circa de helft van het eigen teeltareaal op te slaan. Gelet op deze onderbouwing van de bewaarcapaciteit, alsmede gelet op de benodigde overige ruimte, zoals voor de stalling van landbouwmachines, is de gevraagde loods noodzakelijk voor de continuïteit van de agrarische bedrijfsvoering.
  • b. Het bouwvlak wordt tot 1,5 ha vergroot.
  • c. Het verzoek is voorgelegd aan de AAB. De commissie is van oordeel dat de uitbreiding van het bouwblok tot 1,5 ha noodzakelijk is om de continuïteit van het bedrijf te behouden. Het volledige advies is opgenomen in Bijlage 3.
  • d. Deze aanduiding is niet aanwezig.
  • e. In Bijlage 1 is het beplantingsplan opgenomen en in Bijlage 2 de inpassingsmaatregelen. Op basis van deze informatie kan geconcludeerd worden dat 10% van het bouwvlak landschappelijk ingepast wordt.
  • f. In hoofdstuk 4 zijn de sectorale aspecten inzake onder andere milieu opgenomen. Op basis van dit hoofdstuk kan geconcludeerd worden dat de vergroting milieuhygiënisch inpasbaar is.
  • g. In hoofdstuk 4 zijn de sectorale aspecten inzake onder andere ecologie en natuur en landschap opgenomen. Op basis van dit hoofdstuk kan geconcludeerd worden dat de vergroting van het bouwvlak de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig aantast.

3.4.1.2 Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied

De voor 'Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor de bescherming van de grondwaterkwaliteit. Op de gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van de bouwvlakken. Het bevoegd gezag kan hiervan afwijken en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering/watersystemen/waterbergingsgebieden;
  • vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering/watersystemen/waterbergingsgebieden.

Toetsing

In hoofdstuk 4 is aandacht besteed aan het aspect water en grondwater. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat aan de voorwaarden wordt voldaan. Deze zone staat derhalve de uitvoering van het plan niet in de weg.

3.4.1.3 Geluidszone - weg

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg' ligt de geluidszone van het wegverkeer. De geluidszone ligt uitsluitend over het gedeelte van het bestaande bouwvlak. De uitbreiding ligt geheel buiten deze geluidszone waardoor toetsing niet aan de orde is. Deze zone staat derhalve de uitvoering van het plan niet in de weg.

3.4.1.4 Luchtvaartverkeerszone - 2

Binnen de aanduiding 'Luchtvaartverkeerszone - 2' geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, c.q. voor een hogere bebouwing dan de maximum bouwhoogte van 56 m boven NAP in verband met de IHCS dat het beschermingsgebied van de IHCS aangeeft. Deze maximum hoogten mogen ook niet worden overschreden door bouwwerken, zoals antennes, vlaggenmasten en dergelijke.

Toetsing

De nieuwe bebouwing wordt lager dan 56 m. De bouwregels maken bedrijfsgebouwen tot maximaal 10 m mogelijk. De locatie is gelegen op ongeveer 27 m boven NAP, waarmee de bedrijfsgebouwen een bouwhoogte van maximaal 37 m boven NAP kunnen bereiken. Dit is tevens vastgelegd in de regels. Deze zone staat derhalve de uitvoering van het plan niet in de weg.

3.4.1.5 Vrijwaringszone - radar

Binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - radar' geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, c.q. voor een hogere bebouwing dan de maximum bouwhoogte van 63 m boven NAP teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen. Deze maximum hoogten mogen ook niet worden overschreden door bouwwerken, zoals antennes, vlaggenmasten en dergelijke.

Toetsing

De nieuwe bebouwing wordt lager dan 63 m. De bouwregels maken bedrijfsgebouwen tot maximaal 10 m mogelijk. De locatie is gelegen op ongeveer 27 m boven NAP, waarmee de bedrijfsgebouwen een bouwhoogte van maximaal 37 m boven NAP kunnen bereiken. Deze zone staat derhalve de uitvoering van het plan niet in de weg.

3.4.1.6 Attentiegebieden EHS

Het grondgebied waar het bouwvlak uitgebreid wordt is tevens voorzien van de aanduiding 'attentiegebied EHS'. Hier geldt:

''Het is op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, verboden ter plaatse van de aangeduide waarden de volgende werken en/of werkzaamheden buiten het bouwvlak (zie bijlage 2) te verrichten:

  • a. het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 cm beneden maaiveld;
  • b. aanleg van drainage, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
  • c. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van gezamenlijk meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk.

Het verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting van de aanwezige waarden plaatsvindt;
  • c. worden gedaan ter uitvoering van de in artikel 32.1 sub a omschreven doeleinden;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • e. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 51.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de omschrijving, die aan de desbetreffende bestemming is toegekend;
  • b. door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de bestaande waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • c. door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de gewenste waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • d. het waterschap is gehoord voor wat betreft waarden die te maken hebben met het watersysteem.''

Toetsing

In hoofdstuk 4 is aandacht besteed aan het aspect EHS. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat aan de voorwaarden wordt voldaan. Deze zone staat derhalve de uitvoering van het plan niet in de weg.

3.5 Conclusie

Het plan past binnen het provinciaal/regionaal en gemeentelijk beleid en past binnen de voorwaarden van de in het bestemmingsplan Buitengebied opgenomen wijzigingsbevoegdheid en regels op basis van overige bestemmingen die ter plaatse vigeren.

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat na realisatie van het project een goede omgevingssituatie gewaarborgd blijft. Dit hoofdstuk geeft in relatie tot de gewenste ontwikkeling een omschrijving van de volgende omgevingsaspecten; milieuhinder, geluid, bodem, water, ecologie, archeologie, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en woningen noodzakelijk. Bij deze afstemming wordt gebruikgemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009).

Aan de functie van het projectgebied wordt, ten opzichte van de huidige situatie, niets veranderd. Zowel nu als in de toekomst wordt het projectgebied voor een agrarische functie gebruikt. De ontwikkeling bestaat uit de uitbreiding van het bouwvlak in noordwestelijke richting. De uitbreiding zorgt niet voor meer of andere milieuhinderlijke activiteiten ten opzichte van de huidige situatie. De uitbreiding van het bouwvlak zorgt dan ook niet voor een toename van de milieuhinder. De afstand tussen het aangepaste bouwvlak en de dichtstbijzijnde woning wijzigt niet ten opzichte van de huidige situatie. De uitbreiding van het bouwvlak vindt aan een andere zijde plaats als waar de woningen van derden zijn gelegen. Het project is op dit punt uitvoerbaar.

4.3 Wegverkeerslawaai

In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft waar aandacht aan geluidshinder moet worden besteed. Daarbij onderscheidt de Wgh geluidsgevoelige functies enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. Indien geluidsgevoelige functies binnen de geluidszone van een weg worden geprojecteerd, moet worden bepaald of ter plaatse van deze functies wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde.

Met het uitbreiden van het bouwvlak wordt geen nieuwe geluidsgevoelige functie toegestaan. Daarom is de Wgh niet van toepassing is. Het project is op dit punt uitvoerbaar.

4.4 Bodem

Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het projectgebied is dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's voor de volksgezondheid ontstaan.

Het project betreft de uitbreiding van het bouwvlak. Ten gevolge hiervan is er geen sprake van een functiewijziging en de te creëren functie is niet bodemgevoelig. Er zijn tevens geen milieubelastende functies uit het verleden bekend. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitbreiding van het bouwvlak. Het project is op dit punt uitvoerbaar.

4.5 Water

De ontwikkeling wordt gerealiseerd binnen het beheersgebied van het Waterschap Brabantse Delta.

Het waterschap is verantwoordelijk voor het waterbeheer (waterkwaliteit en kwantiteit) binnen het plangebied. Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de Keur van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen die

consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur hemelwater te lozen op het oppervlaktewater bij een uitbreiding van het verhard oppervlak groter of gelijk aan 2.000 m2. Het gaat hier om uitbreidingen die hebben plaatsgevonden na september 2005.

Gelet op de locatie is geen waterkering aanwezig en geen gebied gereserveerd voor waterberging. Conform de watertoets viewer van het Waterschap de Brabantse Delta blijkt dat de ontwikkeling gerealiseerd wordt binnen een volledig beschermd gebied en een grondwaterbeschermingsgebied.

De nieuwe schuur valt binnen de 25-jaars grondwaterbeschermingszone met het oog op de waterwinning. Het Waterschap adviseert, gelet op de grondwaterkwaliteit, uitlogende bouwmaterialen niet  te gebruiken. Dit zowel tijdens het bouwproces als tijdens de reguliere bedrijfsvoering. Het hemelwater zal afgekoppeld worden op het oppervlaktewater, het (bedrijfs)afvalwater dient geloosd te worden op de afvalwaterriolering. Op deze wijze zorgt de ontwikkeling niet voor negatieve effecten voor het (grondwater)beschermingsgebied.

Ten zuiden van het bedrijf parallel aan de Putseweg is een watergang gelegen. Deze watergang betreft een categorie B-watergang. Voor dit soort watergangen geldt dat de eigenaren van gronden langs deze watergangen de sloten eenmaal per jaar in het najaar moeten schoonmaken. Het Waterschap controleert of de sloten goed schoon zijn (= schouwen). De uitbreiding van het bouwvlak heeft geen invloed op deze watergang.

Bij het realiseren van extra bebouwing of bestrating zal dit leiden tot een toename van het verhard oppervlak. Het Waterschap adviseert, gelet hierop, om het afstromend regenwater van dak- en verhard terreinoppervlak te infiltreren. Dit houdt in dat een ruimtelijke ontwikkeling geen hydrologische achteruitgang tot gevolg heeft. Reeds in 2010 is er een loods gebouwd van 1400 m2 . Als er door de bouw van de nieuwe opslagloods een uitbreiding van het verharde oppervlak plaatsvindt van 600 m2 of meer, dan dient er een retentievoorziening aangelegd te worden. Dit betekent dat er conform het beleid van het waterschap een retentievoorziening vereist is van 780 m3 per verharde hectare. Het hemelwater vanuit de retentie kan misschien infiltreren of moet gedoseerd geloosd worden met een afvoer van maximaal 116 m3 per verharde hectare per dag.

Gelet op voorgaande is het project op dit punt uitvoerbaar.

4.6 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met de ecologische waarden in of nabij het plangebied. Op dit aspect zijn een tweetal wetten van toepassing, namelijk gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998 en soortenbescherming middels de Flora- en faunawet.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot negatieve effecten op de natuurwaarden binnen deze gebieden, dient een vergunning te worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het provinciaal beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS).

Het projectgebied ligt tegen het Natura 2000-gebied de Brabantse Wal aan. De uitbreiding van het bouwvlak vindt tevens plaats binnen het EHS-gebied. Het project heeft gezien de aard (uitbreiding van grondgebonden activiteiten, niet zijnde veehouderij) en de omvang geen invloed op het Natura 2000-gebied. Ten behoeve van de ontwikkeling in het EHS-gebied zijn compensatiemaatregelen opgesteld. Deze compensatiemaatregelen bestaan uit een beplantingsplan (Bijlage 1) en een landschappelijk inpassingsplan (Bijlage 2) met de aanleg van bomensingels met voldoende natuurlijke variatie. Het project is daarom niet in strijd met de Natuurbeschermingswet en het EHS-beleid van de provincie. Het project wordt op dit punt uitvoerbaar geacht.

Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet (Ffw) geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

De huidige ecologische waarden zijn in dit bureauonderzoek vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere Ravon en www.waarneming.nl).

Het projectgebied betreft een bestaand agrarisch perceel met agrarische bebouwing. Op dit perceel wordt het bouwvlak uitgebreid. Ter plaatse is geen beplanting aanwezig. De te slopen schuur heeft geen spouwmuren of dakisolatie. Vaste verblijfplaatsen van zwaar beschermde vleermuizen of broedvogels met vaste nesten worden dan ook uitgesloten. Op grond van de verspreidingsgegevens wordt het voorkomen van andere tabel 2- of 3-soorten uitgesloten. Ter plaatse komen alleen licht beschermde grondgebonden zoogdieren (veldmuis, mol) en amfibieën (gewone pad, middelste groene kikker) voor. Voor deze tabel 1-soorten van de Ffw geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw. De uitbreiding van het bouwvlak zorgt daarmee niet voor verstoring of vernietiging van matig of zwaar beschermde planten- en/of diersoorten. Daarmee is er geen strijd met de Ffw. Voor alle soorten blijft onverkort de zorgplicht van kracht. Het project wordt op dit punt uitvoerbaar geacht.

4.7 Archeologie

Met deze omgevingsvergunning worden nieuwe bodemingrepen voorgesteld. De ontwikkeling blijft echter beperkt tot uitbreiding van een bouwvlak. Gezien de kleinschaligheid van de ontwikkeling in combinatie met het feit dat de bodem hier reeds geroerd is en ten gevolge van het agrarische gebruik (akker), is het dan ook niet noodzakelijk om een archeologisch onderzoek uit te voeren. Vanuit het aspect archeologie bestaan geen belemmeringen voor de uitvoering van de ontwikkeling. Mochten er bij de werkzaamheden losse sporen en/of vondsten worden aangetroffen, dan geldt op grond van artikel 53 van de Monumentenwet een meldingsplicht bij het bevoegd gezag.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen.

Volgens de professionele risicokaart (https://nederlandprof.risicokaart.nl/Login.aspx?) vindt er opslag van propaan plaats op circa 100 m afstand van de ontwikkeling. Gezien de grote afstand tot de ontwikkeling en de kleinschaligheid van de propaantank vormt dit geen belemmering voor de ontwikkeling. Ten (noord)westen van de ontwikkeling op circa 275 m is de hogedruk aardgasleiding A614 gelegen. Het invloedsgebied van deze leiding bedraagt 430 m en de ontwikkeling ligt daarmee binnen het invloedsgebied van deze leiding. De ontwikkeling zorgt echter niet voor een (significante) wijziging in de personendichtheid. De aard en activiteiten op het bedrijf blijven immers geljik. Derhalve is een verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk. Vanuit de externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor dit project.

4.9 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) van belang.

De uitbreiding van het bouwvlak zorgt in minimale mate voor extra verkeergeneratie. Het project draagt daarmee niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Het project is op dit punt uitvoerbaar.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

Het wijzigingsplan bestaat uit deze toelichting, een wijzigingskaart (NL.IMRO.0873.BUITxBP094xWYZIx03-0002) en een bijbehorende regeling.

Zodra dit wijzigingsplan wordt vastgesteld, maakt het integraal deel uit van het bestemmingsplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied'. Door middel van dit wijzigingsplan worden geen wijzigingen op de regels van het bestemmingsplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' voorgesteld. Dit betekent dat de regels uit dit plan van overeenkomstige toepassing zijn op deze gronden. Voor de leesbaarheid van het wijzigingsplan is ervoor gekozen om alle relevante regels uit het moederplan op te nemen in het wijzigingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Voorliggend wijzigingsplan betreft een particulier initiatief waarbij de kosten voor de ontwikkeling direct voor de ontwikkelende partij zijn. Voor zover door de gemeente kosten worden gemaakt, zijn deze afgedekt op basis van een anterieure overeenkomst die tussen de gemeente en de initiatiefnemer gesloten is. Om die reden is het opstellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vanwege de kleinschaligheid van de ontwikkeling en de geringe maatschappelijke gevoeligheid van de beoogde ontwikkeling is op basis van de inspraakverordening 2013 afgezien van een afzonderlijke inspraakprocedure. Bij de voorbereiding van het wijzigingsplan wordt wel vooroverleg in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening gevoerd. De resultaten worden te zijner tijd in deze paragraaf opgenomen.

Het wijzigingsplan heeft, zoals wettelijk voorgeschreven, voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen. In deze periode hebben belanghebbenden de mogelijkheid om een zienswijze tegen het wijzigingsplan in te dienen.

In deze periode zijn 2 zienswijzen ingediend. Hieronder worden de zienswijzen samengevat en beantwoord. Tevens wordt aangeven of dit leidt tot aanpassing van het wijzigingsplan.

6.2.1 Provincie Noord-Brabant (brief d.d. 10 maart 2014)

Samenvatting

De provincie acht het wijzingsplan op onderstaande punten strijdig met de verordening ruimte 2014 en verzoekt het wijzigingsplan gewijzigd vast te stellen.

  • 1. Het plan voorziet in vergroting van het bouwblok tot 1,5 ha ten behoeve van het realiseren van een loods van ca. 2400m2. De verplichte kwaliteitsverbetering ex. artikel 3.2. Verordening bestaat uit een landschappelijke inpassing. Wij achten deze kwaliteitsverbetering voldoende. Wel dient op grond van artikel 3.2. Verordening de uitvoering en instandhouding van de kwaliteitsverbetering voor de vaststelling van het wijzigingsplan te worden verzekerd, bijvoorbeeld door middel van een overeenkomst. Tevens verzoeken wij u de landschappelijke inpassing ook planologisch op te nemen.
  • 2. Voorts dient op grond van de (nieuwe) Verordening te worden voldaan aan de eisen inzake zorgvuldige veehouderij. De stelling van de gemeente in de plantoelichting dat deze eisen niet van toepassing zijn, delen wij niet. De eisen inzake zorgvuldige veehouderij zijn opgenomen in artikel 6.3 Verordening en hebben onder meer betrekking op geurhinder, fìjnstof en het voeren van een zorgvuldige dialoog. Tevens moet worden onderbouwd dat de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving inpasbaar is in de omgeving. Het wijzigingsplan dient op deze onderdelen te worden aangevuld, teneinde het plan in overeenstemming te brengen met artikel 6.3. Verordening.

Beantwoording

  • 1. Ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak is een beplantingsplan opgesteld. In een anterieure overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer wordt vastgelegd dat dit beplantingsplan gerealiseerd moet worden. Naar aanleiding van deze zienswijze wordt de landschappelijke inpassing voorzien van de bestemming Groen en wordt een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat de inpassing gerealiseerd en instandgehouden moet worden.
  • 2. Zoals in de toelichting is aangegeven is de uitbreiding van het bouwvlak noodzakelijk ten behoeve van de uitbreiding van de grondgebonden vollegronds activiteiten en niet voor de veehouderij activiteiten. Om te borgen dat wordt voldaan aan de verordening ruimte wordt in de regels opgenomen dat ten behoeve van de veehouderij alleen de bestaande oppervlakte is toegestaan. Voor een eventuele uitbreiding van de veehouderijactiviteiten wordt een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarvan gebruik gemaakt kan worden als voldaan wordt aan de voorwaarden zoals opgenomen in de verordening ruimte 2014.

Conclusie

  • 1. De zienswijze is op dit punt gegrond. De verbeelding en regels worden aangepast.
  • 2. De zienswijze is op dit punt gegrond. De toelichting en regels worden aangepast.

6.2.2 Waterschap Brabantse Delta (brief 6 maart 2014)

Samenvatting

Het waterschap verzoekt aandacht te schenken aan de eisen en randvoorwaarden die gelden voor oppervlaktewater op basis van de Keur van het waterschap. Hiertoe heeft het waterschap een tekstvoorstel in de zienswijze opgenomen.

Beantwoording.

De toelichting wordt aangevuld met het tekstvoorstel van het waterschap.

Conclusie

De zienwijze is op dit punt gegrond. De toelichting wordt aangepast.