direct naar inhoud van Regels
Plan: Waalwijk, bedrijventerrein Scharlo - Maasoever
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0867.BPScharloMaas-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan Waalwijk, bedrijventerrein Scharlo - Maasoever met identificatienummer NL.IMRO.0867.BPScharloMaas-ON01 van de gemeente Waalwijk;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 archeologische waarden:

waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten daaronder niet begrepen.

1.8 bedrijfsverzamelgebouw:

een verzameling van onzelfstandige bedrijfsruimten binnen één gebouw op één 'bouwperceel bedrijf';

1.9 bedrijfswoning:

een bij een bedrijf behorende woning waarbij de woonfunctie ondergeschikt is aan de bedrijfsactiviteit, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, die een functionele binding heeft met de bedrijfsactiviteiten die het desbetreffende bedrijf uitoefent;

1.10 bestaand bouwwerk:

bouwwerk dat op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan legaal is gebouwd of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag vóór dat tijdstip is ingediend;

1.11 bestaande situatie (stikstofdepositie)
  • 1. de activiteit die is toegestaan ten tijde van het vaststellen van dit bestemmingsplan op grond van:
    • a. een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, lid 2 van de Wet Natuurbescherming, of
    • b. een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.2aa onderdeel a van het Besluit omgevingsrecht is aangehaakt, of
  • 2. indien een vergunning als bedoeld onder 1 ontbreekt: het feitelijke en planologisch legale gebruik;
1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 Bevi-inrichtingen:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit geldt op het tijdstip van het inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.15 bijgebouw:

gebouw dat door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw dan wel hoofdwoongebouw, onderscheid wordt gemaakt in aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceel bedrijf:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten ten behoeve van een bedrijf;

1.20 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 brutovloeroppervlak:

langs de opgaande scheidingsconstructie, dus langs de buitenomtrek van een buitenwand of de hartlijn van een scheidende wand (bouwmuur);

1.24 cultuurhistorische waarden:

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending (anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit), daaronder mede begrepen ambachtelijke bedrijvigheid, voor zover dat in verband staat met en essentieel onderdeel is van de verkoop van de goederen, waaronder in ieder geval onderhoud, reparatie en installatie, alsmede opslag van de te verkopen goederen;

1.26 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.27 Elektriciteitsdistributiebedrijf

een middenspanningsstation, behorend tot categorie 2, 3.1 of 3.2 van de in bijlage 1 opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten, met een transformatorvermogen tot maximaal 200 MVA.

1.28 extensief recreatief medegebruik:

een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden zoals wandelen, fietsen e.d., al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen substantieel beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en strandjes;

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 gemeentelijke parkeernota:

De beleidsregels parkeren van de gemeente Waalwijk, zoals vastgelegd in de beleidsnota 'Nota parkeernormen Waalwijk 2015', vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 13 april 2018 of door dat college vast te stellen vervangend beleid;

1.31 hoofdgevelvlak:

de platte kant van de buitenmuur van een gebouw;

1.32 hoofdwoongebouw:

een gebouw, exclusief aangebouwde bijgebouwen met een woonfunctie, dat door zijn ligging, constructie en/of afmeting onderdeel uitmaakt van een bedrijf en als belangrijkste woongebouw wordt aangemerkt, en dat bedoeld is voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting een functionele binding heeft met de bedrijfsactiviteiten die het desbetreffende bedrijf uitoefent;

1.33 kantoor:

gebouw ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;

1.34 landschappelijke waarden en kenmerken:

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;

1.35 natuurwaarden

waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied;

1.36 ondergronds bouwen:

bouwen onder peil;

1.37 open opslag:

het opslaan of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van de bedrijfspercelen.

1.38 peil:
  • a. hoogte vanaf het aansluitende gemiddelde afgewerkte terrein (ter plaatse van de bouw), waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
  • b. indien in, op of over het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil;
1.39 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.40 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, openbare en/of besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.41 stikstofemissie door de aanleg:

Stikstofemissie tijdens de bouw en aanleg van het bedrijventerrein, door mobiele werktuigen en bouwverkeer;

1.42 teeltondersteunende voorzieningen:

ondersteunende voorziening die een onderdeel is van de vollegrondse bedrijfsvoering van een tuinbouwbedrijf of boomkwekerij;

1.43 teeltondersteunende voorzieningen, permanent:

teeltondersteunende voorziening die voor onbepaalde tijd wordt gebruikt, niet zijnde een kas. Hieronder worden verstaan schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (> 1,5 meter);

1.44 teeltondersteunende voorzieningen, tijdelijk:

teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, voor aaneengesloten periode van maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten; 

1.45 teeltondersteunende voorzieningen, overig

een permanente (teelt)ondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van een hek met afrastering, met een hoogte van niet meer dan 3 m, op boomteelt percelen waarmee dieren van die percelen geweerd kunnen worden (boomteelthek en regenkappen);

1.46 verzameling van bedrijfsgebouwen:

een verzameling van zelfstandig functionerende bedrijfsruimten binnen twee of meer aaneengebouwde gebouwen op meerdere 'bouwpercelen bedrijven'.

1.47 voorgevelrooilijn bedrijfswoning:

de denkbeeldige lijn die langs de kanten van de aanduiding bedrijfswoning wordt getrokken van de naar de openbare weg gekeerde grens/grenzen van de aanduiding tot aan de bestemmingsgrenzen.

1.48 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit.

Hieronder worden in ieder geval verstaan: infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen, inlaten;

1.49 weg:

voor het openbaar verkeer openstaande weg met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.2 de afstand tussen gebouwen op hetzelfde bouwperceel:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 verticale diepte:

vanaf onderkant vloer van het ondergronds bouwwerk tot aan het peil;

bij de toepassing van het bepaalde in artikel 2 ten aanzien van het bouwen gelden de
volgende uitzonderingen: ondergeschikte bouwdelen zoals als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken worden buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt. Dakopbouwen, dakkapellen en erkers worden als niet ondergeschikt aangemerkt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Openheid

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Openheid' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  • b. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • e. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschap-, en natuur- en cultuurhistorische waarden in het algemeen en in het bijzonder voor regionale openheid;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. lage, permanente teeltondersteunende voorzieningen en hoge teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.3 Afwijking van de bouwregels
3.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.1 voor het bouwen van hulpgebouwen en gebouwen ten behoeve van extensief dagrecreatief medegebruik onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m²;
    • 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedragen dan 4,5 m;
    • 4. en de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
  • b. lid 3.2.2 voor het bouwen van hoge, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en overige teeltondersteunende voorzieningen te weten boomteelthekken en vraatnetten onder de volgende voorwaarden:
    • 1. bouwen dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en ter bescherming van het gewas;
    • 2. de aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. er dient landschappelijk inpassing plaats te vinden op basis van een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan);
    • 4. het bevoegd gezag vraagt voorafgaand aan het nemen van een besluit advies aan een ter zake deskundige commissie of instantie.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  • a. gronden en bouwwerken voor de huisvesting van tijdelijke werknemers;
  • b. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, escortbedrijf en/of straatprostitutie;
  • c. gronden voor open opslag;
  • d. gronden voor voorzieningen ten behoeve van het agrarisch bedrijf. Hieronder vallen in ieder geval de volgende voorzieningen: voedersilo/-platen, buitenrijbak voor paarden, mestopslag, hooiopslag, stapmolen, longeercirkel, waterbassin;
  • e. gronden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen.
3.5 Omgevingsvergunning voor het aanleggen
3.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning oppervlakteverhardingen aan te brengen die groter zijn dan 100 m² al dan niet in de vorm van wegen.

3.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Elektriciteitsdistributiebedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een elektriciteitsdistributiebedrijf behorend tot categorie 2, 3.1 en 3.2 van de in bijlage 1 opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:

  • a. (gebouwde) nutsvoorzieningen ten behoeve van een elektriciteitsdistributiebedrijf, waaronder kunstwerken, alsmede voorzieningen ten behoeve van de bediening van kunstwerken en een schakeltuin kunnen worden toegelaten;
  • b. het elektriciteitsdistributiebedrijf naar aard en hinder op de omgeving vergelijkbaar is met de bedrijven genoemd in bedrijven behorend tot categorie 2 tot en met 3.2 van de in bijlage 1 opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  • c. de oppervlakte van het bouwperceel voor het elektriciteitsdistributiebedrijf maximaal 2,5 ha beslaat;
  • d. geen bedrijven zijn toegelaten met ammoniakemissie uit stationaire bronnen;
  • e. de emissie van stikstof door gebruik making van deze wijzigingsbevoegdheid vanwege het gebruik van gronden en/of bouwwerken en door de aanleg van de ter plaatse toegestane (bedrijfs)activiteiten in zijn totaliteit binnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Openheid" niet toeneemt ten opzichte van de bestaande situatie. Van een toename van stikstofemissie ten opzichte van de bestaande situatie is geen sprake als de stikstofemissie door het gebruik van gronden en/of bouwwerken en door de aanleg van de ter plaatse toegestane (bedrijfs)activiteiten in zijn totaliteit binnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Openheid" niet meer bedraagt dan 205 kg NOX/jaar en 8,2 kg NH3/jaar;
  • f. voorzien wordt in voldoende parkeer- en rangeermogelijkheden;
  • g. de ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende bedrijven niet onevenredig worden beperkt;
  • h. er geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • i. de zone in verband met elektromagnetische straling (0,4 micro Tesla) niet binnen de terreingrens van de inrichting ligt;
  • j. geluid afkomstig van het middenspanningstation niet hoger is dan 50 dB(A) op de terreingrens van de inrichting.
  • k. het elektriciteitsdistributiebedrijf landschappelijk wordt ingepast.
3.6.2 Bedrijventerrein

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijventerrein' ten behoeve van de vestiging van bedrijven behorend tot categorie 2, 3.1 en 3.2 van de in bijlage 1 opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend gebruik gemaakt kan worden van deze wijzigingsbevoegdheid, onder voorwaarde dat een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend voor een elektriciteitsdistributiebedrijf op de gronden die bestemd zijn als 'Bedrijventerrein' binnen het bestemmingsplan 'Waalwijk, bedrijventerrein Scharlo - Maasoever';
  • b. de oppervlakte van de bouwpercelen van de bedrijven gezamenlijk maximaal de oppervlakte van het binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' gerealiseerde elektriciteitsdistributiebedrijf beslaat, met een maximum van 2,5 ha;
  • c. geen bedrijven zijn toegelaten met ammoniakemissie uit stationaire bronnen;
  • d. De emissie van stikstof door gebruik making van deze wijzigingsbevoegdheid vanwege het gebruik van gronden en/of bouwwerken en door de aanleg van de ter plaatse toegestane (bedrijfs)activiteiten in zijn totaliteit binnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Openheid" niet toeneemt ten opzichte van de bestaande situatie. Van een toename van stikstofemissie ten opzichte van de bestaande situatie is geen sprake als de stikstofemissie door het gebruik van gronden en/of bouwwerken en door de aanleg van de ter plaatse toegestane (bedrijfs)activiteiten in zijn totaliteit binnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Openheid" niet meer bedraagt dan 205 kg NOX/jaar en 8,2 kg NH3/jaar;
  • e. voorzien wordt in voldoende parkeer- en rangeermogelijkheden;
  • f. de ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende bedrijven niet onevenredig worden beperkt;
  • g. er geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • h. het bedrijventerrein landschappelijk wordt ingepast.

Artikel 4 Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een agrarisch loonbedrijf, dan wel een bedrijf behorend tot categorie 2 tot en met 3.1 van de in bijlage 1 opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  • b. één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat indien het gebruik van de bedrijfswoning gedurende minimaal één jaar is gestaakt, het gebouw niet meer in gebruik mag worden genomen ten behoeve van een bedrijfswoning;
  • c. beroepsmatige activiteiten in de bedrijfswoning, tot een maximum van 30 m2 van het brutovloeroppervlak van de bedrijfswoning;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. wegen en paden;
  • g. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • h. tuinen, erven en verhardingen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de bij de bedrijven als bedoeld in lid 4.1 onder a behorende:

  • k. ondergeschikte en niet-zelfstandige productiegebonden detailhandel, met uitzondering van voedings- en genotmiddelen, met dien verstande dat niet meer dan 10% van het totale bedrijfsvloeroppervlak gebruikt mag worden ten behoeve van ondergeschikte en niet-zelfstandige productiegebonden detailhandel tot een maximum van 100 m2;
  • l. ondergeschikte en niet-zelfstandige kantoren behorende bij de bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in sub a, met dien verstande dat:
    • 1. indien het brutovloeroppervlak niet meer bedraagt dan 4.000 m2, dan mag niet meer dan 50% van het totale brutovloeroppervlak gebruikt worden ten behoeve van ondergeschikte en niet-zelfstandige kantoren;
    • 2. indien het brutovloeroppervlak meer bedraagt dan 4.000 m2, dan mag niet meer dan 2.000 m2, plus 20% van het meerdere van 4.000 m2 worden gebruikt ten behoeve van ondergeschikte en niet-zelfstandige kantoren tot een maximum brutovloeroppervlak van 10.000 m2;

Niet tot de bestemming wordt gerekend:

  • bevi-inrichtingen;
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemene bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in zijn algemeenheid de volgende regels:
Voor zover bestaande legale bouwwerken afwijken van de regels in lid 4.2.2 tot en met 4.2.5, wordt de bestaande plaats en bestaande grotere omvang van de afwijking geacht te zijn bestemd.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale oppervlakte van het bouwperceel van één bedrijf is 7.500 m2;
  • b. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de afstand tot de bouwperceelgrens bedraagt niet minder dan 5 m;
  • d. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 m.
4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het aanduidingsvlak ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³;
  • c. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen de maximale contour worden gebouwd;
  • d. de maximale contour wordt bepaald door de leden e tot en met g;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' bedraagt de goothoogte van de maximale contour 6 m;
  • f. vanaf de goothoogte zoals in lid e bepaald, wordt het dakvlak van de maximale contour bepaald door een hellingshoek van 45 graden tot maximaal 10 m bouwhoogte;
  • g. indien een bedrijfswoning aanwezig is, die niet in zijn geheel gesloopt wordt, of voor een bedrijfswoning een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, geldt in aanvulling op het bepaalde in lid e en f ook dat de richting van de maximale contour bepaald wordt door de richting van het dakvlak van het gedeelte van de bedrijfswoning die in de voorgevelrooilijn is gelegen;
  • h. ten minste 75% van de breedte van de bedrijfswoning dient in de voorgevelrooilijn bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag de maximale contour worden overschreden indien het bestaande dak wordt verlengd en de bestaande dakvorm van het aangebouwde bedrijfswoning niet verandert.
4.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • b. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot het hoofdwoongebouw mag niet meer bedragen dan 40 m;
  • c. op de gronden welke niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedragen dan 70 m²;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,10 m of ingeval van een aangebouwd bijgebouw waarbij de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdwoongebouw hoger is dan 3,10 m, maximaal 0,25 m boven de hoogte van die eerste bouwlaag, maar in geen geval hoger dan 4 m;
  • e. de nokhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • f. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot het hoofdwoongebouw dient minimaal 1 m te bedragen;
  • g. de totale diepte van het hoofdwoongebouw met de daaraan aangebouwde bijbehorende bouwwerken, te meten vanaf de voorgevelrooilijn hoofdwoongebouw mag maximaal 22 m bedragen.
4.2.5 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 20 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde in lid a en b mag de bouwhoogte van reclame uitingen niet meer bedragen dan 3 meter met uitzondering van 8 m voor vlaggenmasten.
4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van:

  • a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving.
  • b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy.
  • c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. sublid 3.2.1 sub a ten behoeve van vergroting van de maximale oppervlakte van het bouwperceel tot maximaal 8.000 m2, met dien verstande dat:
    • 1. de bebouwing geen onevenredige afbreuk doet aan de gewenste stedenbouwkundige structuur;
    • 2. de grotere oppervlakte noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsuitoefening;
    • 3. de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven niet onevenredig worden beperkt.
  • b. sublid 4.2.2 sub a en c ten behoeve van entreepartijen, representatieve ruimten, zoals showrooms, of andere ondergeschikte bouwdelen onder de voorwaarde dat zulks gewenst is in verband met een bijzondere gevelindeling of presentatie van gebouwen waarbij:
    • 1. de afwijking over niet meer dan 20% van de gevelbreedte wordt gerealiseerd;
    • 2. de afstand tot de voorste bouwperceelgrens niet minder bedraagt dan 5 m;
    • 3. de bebouwing geen onevenredige afbreuk doet aan de gewenste stedenbouwkundige structuur;
    • 4. op het betreffende perceel wordt voorzien in de parkeer- en rangeerbehoefte
  • c. sublid 4.2.2 sub a ten behoeve van de bouw van een portiersloge met een oppervlakte van maximaal 18 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 m ten behoeve van grootschalige transportbedrijven onder de voorwaarde dat de noodzaak van een portiersloge is aangetoond.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  • a. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, escortbedrijf en/of straatprostitutie;
  • b. gronden voor open opslag, tenzij het betreft open opslag welke volgt uit de aard van de bedrijfsactiviteit;
  • c. gronden voor bedrijven zoals opgenomen onder lid 4.1 die niet voldoen aan Artikel 9 Parkeren;
  • d. de bedrijfswoning ten behoeve van beroepsmatige activiteiten op meer dan 30 m² van het brutovloeroppervlak;
  • e. bijgebouwen bij de bedrijfswoning ten behoeve van beroepsmatige activiteiten;
  • f. de bedrijfswoning en/of bijgebouwen, niet zijnde een overkapping met een open constructie ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten;
  • g. vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning ten behoeve van bewoning;
  • h. aangebouwde bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor wonen, welke niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', indien dit meer bedraagt dan 70 m2.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Andere bedrijfsactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 onder a ten aanzien van het vestigen van bedrijven anders dan genoemd in lid 4.1 onder a indien deze bedrijven naar hun aard en hinder op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijven genoemd in lid 4.1 onder a, met dien verstande dat geen bedrijven zijn toegelaten met ammoniakemissie uit stationaire bronnen.

4.6.2 Beroepsmatige activiteiten bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 onder c ten behoeve van:

  • beroepsmatige activiteiten op meer dan 30 m² brutovloeroppervlak in de bedrijfswoning;
  • beroepsmatige activiteiten in bijgebouw(en);
  • bedrijfsmatige activiteiten in de bedrijfswoning en/of bijgebouw(en), niet zijnde een overkapping met een open constructie;

mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dit betekent onder meer dat:
    • 1. uitsluitend medewerking wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijven en beroepen die genoemd zijn in Bijlage 2 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten (bij wonen) behorende bij deze regels of indien zij niet voorkomen in bijlage 1, naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1, mits:
      • het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft
      • het geen inrichtingen betreft zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI).
    • 2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
    • 3. het gebruik naar aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw en/of bijgebouwen uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is.
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. op het bij de bedrijfswoning behorende *bouwperceel tenminste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd indien (een deel van) de bij de desbetreffende bedrijfswoning behorende garage niet meer als zodanig in gebruik is of gebruikt gaat worden ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • e. voorzien wordt in voldoende parkeer- en rangeermogelijkheden;
  • f. het geen uitoefening van detailhandel betreft met uitzondering van beperkte detailhandel als niet-zelfstandige en ondergeschikte activiteit rechtstreeks voortvloeiend uit de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • g. per bouwperceel maximaal 50 m² van het brutovloeroppervlak ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik wordt genomen.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Bedrijventerrein

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijventerrein', met dien verstande dat:

  • a. de bedrijven naar hun aard en hinder op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijven genoemd in lid 4.1 onder a, waarbij rekening gehouden wordt met de bestaande bedrijfswoning;
  • b. geen bedrijven zijn toegelaten met ammoniakemissie uit stationaire bronnen.
  • c. de wijziging niet leidt tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. voorzien wordt in voldoende parkeer- en rangeermogelijkheden;
  • e. de ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende bedrijven niet onevenredig worden beperkt;
  • f. er geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid.

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven behorend tot categorie 2 tot en met 3.2 van de in bijlage 1 opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'bedrijf van categorie 2' uitsluitend bedrijven of bedrijfsactiviteiten behorend tot categorie 2 van de in bijlage 1 opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' zijn toegelaten;
    • 2. 'specifieke vorm van bedrijventerrein - milieucategorie 2 tot en met 3.1' uitsluitend bedrijven of bedrijfsactiviteiten behorend tot categorie 2 tot en met 3.1 van de in bijlage 1 opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' zijn toegelaten;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. wegen, straten, pleinen en paden;
  • e. voet- en rijwielpaden;
  • f. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • g. tuinen, erven en verhardingen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen en voorzieningen voor waterkering;
  • j. kunstwerken en geluidwerende voorzieningen;
  • k. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • l. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden en natuurwaarden;

met de bij de bedrijven als bedoeld in lid 5.1 onder a behorende:

  • m. ondergeschikte en niet-zelfstandige productiegebonden detailhandel, met uitzondering van voedings- en genotmiddelen, met dien verstande dat niet meer dan 10% van het totale bedrijfsvloeroppervlak gebruikt mag worden ten behoeve van ondergeschikte en niet-zelfstandige productiegebonden detailhandel tot een maximum van 100 m2;
  • n. ondergeschikte en niet-zelfstandige kantoren behorende bij de bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in sub a, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het totale brutovloeroppervlak gebruikt mag worden ten behoeve van ondergeschikte en niet-zelfstandige kantoren tot een maximum van 2.000 m2;

Niet tot de bestemming wordt gerekend:

  • bevi-inrichtingen;
  • bedrijfswoningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale oppervlakte van het bouwperceel van één bedrijf is 7.500 m2, met dien verstande dat de maximale oppervlakte van het bouwperceel van een elektriciteitsdistributiebedrijf maximaal 2,5 ha is;
  • b. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de afstand tot de bouwperceelgrens bedraagt niet minder dan 5 m;
  • d. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van 30% van de totale oppervlakte van bedrijfsgebouwen per bedrijf niet meer dan 12 m bedraagt;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d mag de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' (m) niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • f. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • g. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 70% van het bouwperceel.
5.2.2 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 4 m bedragen;
  • b. de oppervlakte van overkappingen mag maximaal 20 m² bedragen;
  • c. de inhoud van gebouwen mag maximaal 70 m³ bedragen.
5.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 20 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde in lid a en b mag de bouwhoogte van reclame uitingen niet meer bedragen dan 5 meter met uitzondering van 8 m voor vlaggenmasten;
  • d. in afwijking van het bepaalde in lid a en b mag de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer bedragen dan 12 m;
  • e. de verticale diepte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van:

  • a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving.
  • b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy.
  • c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
5.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. sublid 5.2.1 sub a ten behoeve van vergroting van de maximale oppervlakte van het bouwperceel tot maximaal 8.000 m2, met dien verstande dat:
    • 1. de bebouwing geen onevenredige afbreuk doet aan de gewenste stedenbouwkundige structuur;
    • 2. de grotere oppervlakte noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsuitoefening;
    • 3. de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven niet onevenredig worden beperkt.
  • b. sublid 5.2.1 sub b en c ten behoeve van entreepartijen, representatieve ruimten, zoals showrooms, of andere ondergeschikte bouwdelen onder de voorwaarde dat zulks gewenst is in verband met een bijzondere gevelindeling of presentatie van gebouwen waarbij:
    • 1. de afwijking over niet meer dan 20% van de gevelbreedte wordt gerealiseerd;
    • 2. de afstand tot bouwperceelgrens bedraagt niet minder bedraagt dan 5 m;
    • 3. de bebouwing geen onevenredige afbreuk doet aan de gewenste stedenbouwkundige structuur;
    • 4. op het betreffende perceel wordt voorzien in de parkeer- en rangeerbehoefte
  • c. sublid 5.2.1 sub b ten behoeve van de bouw van een portiersloge met een oppervlakte van maximaal 18 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 m ten behoeve van grootschalige transportbedrijven onder de voorwaarde dat de noodzaak van een portiersloge is aangetoond.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  • a. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, escortbedrijf en/of straatprostitutie;
  • b. gronden voor open opslag, tenzij het betreft open opslag welke volgt uit de aard van de bedrijfsactiviteit;
  • c. gronden voor bedrijven zoals opgenomen onder lid 5.1 die niet voldoen aan Artikel 9 Parkeren;
  • d. het gebruik van gronden ten behoeve van een ligplaats voor een woonboot;
  • e. gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - open opslag uitgesloten' voor open opslag die volgt uit de aard van de bedrijfsactiviteit.
5.5.2 Elektriciteitsdistributiebedrijven

Elektriciteitsdistributiebedrijven behorend tot categorie 2, 3.1 en 3.2 van de in bijlage 1 opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' zijn slechts toegelaten indien:

  • a. de zone in verband met elektromagnetische straling (0,4 micro Tesla) binnen de terreingrens van de inrichting ligt;
  • b. geluid afkomstig van het middenspanningstation niet hoger is dan 50 dB(A) op de terreingrens van de inrichting.
5.5.3 Strijdig gebruik stikstof

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de ter plaatse toegestane (bedrijfs)activiteiten, als gevolg waarvan een toename van emissie van stikstof optreedt ten opzichte van de bestaande situatie.

Van een toename van stikstofemissie is geen sprake als de stikstofemissie door het gebruik van gronden en/of bouwwerken met de bestemming "Bedrijventerrein" en door de aanleg van de ter plaatse toegestane (bedrijfs)activiteiten in zijn totaliteit binnen de bestemming "Bedrijventerrein" niet meer dan 30 kg NOX/jaar en 1,2 kg NH³/jaar bedraagt.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Bedrijfsactiviteiten van milieucategorie 1

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 onder a ten aanzien van het vestigen van bedrijven behorend tot categorie 1 van de in Bijlage 1 opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', indien:

  • a. deze bedrijven worden verplaatst van een locatie elders in de gemeente vanwege de realisatie van woningen;
  • b. deze bedrijven naar hun aard en hinder op de omgeving geringer of vergelijkbaar zijn met de bedrijven genoemd in lid 5.1 onder a;
  • c. het geen bedrijven zijn met ammoniakemissie uit stationaire bronnen.
5.6.2 Andere bedrijfsactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 onder a ten aanzien van het vestigen van bedrijven anders dan genoemd in lid 5.1 onder a indien deze bedrijven naar hun aard en hinder op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijven genoemd in lid 5.1 onder a, met dien verstande dat geen bedrijven zijn toegelaten met ammoniakemissie uit stationaire bronnen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergronds bouwen is alleen toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de verticale diepte van het ondergrondse bouwwerk mag maximaal 3,5 m bedragen.
7.2 Energieneutraal en klimaatadaptief bouwen of renoveren van een hoofdgebouw of een aangebouwd bijbehorend bouwwerk

Voor het aanbrengen van voorzieningen gericht op energieneutraal en klimaatadaptatief bouwen of renoveren van een hoofdgebouw of aangebouwd bijbehorend bouwwerk mogen de volgende bouwvoorschriften tot het vermelde maximum worden overschreden ten behoeve van schilisolatie, een groen dak, groene gevel of waterberging

  • a. 50 cm van de diepte en de breedte van een bouwwerk;
  • b. 75 cm voor bouwhoogtes ter plaatse van de daknok;
  • c. overschrijden van de voorgevelrooilijn met 50 cm;
  • d. overschrijden van het bouwperceel met 50 cm;
  • e. overschrijden van het bestemmingsvlak met 50 cm;
  • f. 50 cm voor bouwdiepte ondergronds bouwen vóór de voorgevelrooilijn.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bestemmingsregels en toestaan dat een bouwvlak, aanduidingsvlak en/of bestemmingsvlak met ten hoogste 2 m wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

Artikel 9 Parkeren

9.1 Parkeren, laden en lossen

Bij een gebruiksverandering of de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel, waarbij de volgende voorwaarden van toepassing zijn:

  • a. voor de bepaling van het aantal parkeerplaatsen voor auto's betekent 'in voldoende mate' dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in een gemeentelijke parkeernota. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging;
  • b. de afmetingen van de parkeerplaatsen voor auto's dienen te voldoen aan de afmetingen in de beleidsregels die zijn neergelegd in een gemeentelijke parkeernota. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging;
  • c. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
9.2 Strijdig gebruik

Als gebruik in strijd met het plan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in, op of onder het gebouw dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel overeenkomstig het bepaalde in lid 9.1.
  • b. het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het laden of lossen van goederen aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bouwperceel, indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen.
9.3 Afwijken van de parkeerregels

Het college kan afwijken van het bepaalde in lid 9.1 ten behoeve van een gebruiksverandering, dan wel de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen, indien het voldoen aan de parkeerregels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit en voor zover in voldoende mate op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • c. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Waalwijk, bedrijventerrein Scharlo - Maasoever.