direct naar inhoud van Regels
Plan: Veerweg 11 te Sprang-Capelle
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0867.0000bpwscveerweg11-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

plan:

het wijzigingsplan 'Veerweg 11 te Sprang-Capelle' van de gemeente Waalwijk;

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde plan objecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0867.0000bpwscveerweg11-va01 met bijbehorende regels en bijlagen;

Aan artikel 1 wordt het volgende toegevoegd:

moederplan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied': de geometrisch bepaalde plan objecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0867.bpbuitengebied-va01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

veehouderij:

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;

zorgvuldige veehouderij:

veehouderij die door het treffen van maatregelen onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

bestaande bebouwingsoppervlakte:

onder bestaande bebouwingsoppervlakte wordt verstaan de bebouwingsoppervlakte van de:

  • bebouwing die op 21 september 2013 legaal aanwzig of in uitvoering was; of
  • bebouwing die mag worden gebouwd krachtens een verleende vergunning; of
  • bebouwing die is gebaseerd op een vóór 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het bestemmingsplan.

Voor het overige blijven de regels behorende bij artikel 1 van het moederplan op dit plan voor zover relevant van toepassing.

Artikel 2 Wijze van meten

De regels bij artikel 2 van het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Openheid

De regels bij artikel 5 van het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing. De volgende artikelen worden gewijzigd, dan wel toegevoegd:

Lid 5.2.2 Bedrijfsgebouwen

Aan lid 5.2.2 van het moederplan wordt na sublid g. het volgende toegevoegd:

h. een toename van de bestaande bebouwingsoppervlakte ten behoeve van een veehouderij is niet toegestaan.

i. in afwijking van het bepaalde onder h is een toename van de bestaande bebouwingsoppervlakte ten behoeve van een veehouderij toegestaan indien:

  • 1. is geborgd dat de bebouwing niet gebruikt wordt voor de uitoefening van de gevestigde veehouderij; of
  • 2. het voorzieningen betreft -geen gebouwen zijnde- voor de opslag van ruwvoer.

Artikel 5.2 Bouwregels

Aan artikel 5.2 van het moederplan wordt het volgende lid toegevoegd:

5.2.9 Bouwen ten behoeve van een veehouderij

In afwijking van het bepaalde in lid 5.2.2 onder h. kan een toename van het bestaande bebouwingsoppervlakte ten behoeve van een veehouderij worden toegestaan mits:

  • a. er maatregelen worden getroffen en in stand gehouden, die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de 'Nadere regels Verordening ruimte 2014 - Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij', die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening ruimte 2014;
  • b. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de aspecten bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden, de landschappelijke waarden en infrastructuur, alsmede milieuaspecten en volksgezondheid inpasbaar is in de omgeving;
  • c. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentagemaatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke tenminste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • d. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
  • e. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling.

Hierbij geldt dat:

  • f. bij het oprichten van bebouwing van ten hoogste 100 m² per periode van tien jaar gerekend vanaf 21 september 2013 het bepaalde onder a. niet van toepassing is.

daarnaast geldt bij een toename van de bestaande bebouwingsoppervlakte de volgende voorwaarden:

  • g. er vindt geen toename plaats van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarisch bedrijf ten opzichte van de bestaande situatie; of
  • h. een toename van de ammoniakemissie is toegestaan ten opzichte van de bestaande situatie, mits is aangetoond dat de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten bij gevolg niet zal verslechteren en er geen significant verstorend effect zal zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.

5.2.10 Beperkingen veehouderij

  • 1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - beperkingen veehouderij' geldt dat:
    • a. uitbreiding van een veehouderij niet is toegestaan;
    • b. toename van het bestaande bebouwingsoppervlakte, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, niet is toegestaan.
  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing indien er sprake is van een grondgebonden veehouderij.
  • 3. De mate van grondgebondenheid van een veehouderij is bepaald in de 'Nadere regels Verordening ruimte 2014 - Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij' vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening ruimte 2014;

5.2.11 Aanleg en instandhouding landschappelijke inpassing

  • 1. Een toename van het bestaande bebouwingsoppervlakte als bedoeld in artikel 5.2.9 is toegestaan mits de landschappelijke inpassing, voor zover begrepen in dit plan voor het perceel Veerweg 11 te Sprang-Capelle, maximaal 12 maanden na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan is aangelegd en vervolgens aldus in stand wordt gehouden.
  • 2. Onder landschappelijke inpassing wordt in deze planregels verstaan het beplantingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1.

Lid 5.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak

Aan lid 5.2.7 van het moederplan wordt na sublid e. het volgende toegevoegd:

f. voor het bouwen van gebouwen geen gebouwen zijnde ten behoeve van opslag van ruwvoer buiten het bouwvlak dient aan de volgende voorwaarde te worden voldaan:

  • 1. het bedrijf dient vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate te zijn aangewezen op de opslag van ruwvoer;
  • 2. de ruimte binnen het huidige bouwvlak dient niet aanwezig te zijn;
  • 3. het bevoegd gezag verbindt aan de omgevingsvergunning dat de gronden ter plaatse uitsluitende gebruikt worden ten behoeve van voorzieningen -geen gebouwen zijnde- voor de opslag van ruwvoer;
  • 4. de omvang van gronden ter plaatse bedraagt ten hoogste 0,5 hectare.

Lid 5.5.1 Strijdig gebruik

Aan lid 5.5.1 van het moederplan wordt na sublid g. het volgende toegevoegd:

h. bestaande gebouwen, welke niet in gebruik zijn voor de uitoefening van de veehouderij, ten behoeve van de veehouderij.

Artikel 5.6 Afwijking van de gebruikregels

Aan artikel 5.6 van het moederplan wordt het volgende lid toegevoegd:

5.6.3 afwijking gebruik ten behoeve van de veehouderij

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 5.5.1 onder h. voor een gebruikswijziging van bestaande gebouwen, gericht op het in gebruik nemen van bebouwing voor de uitoefening van de veehouderij mits:

  • a. er maatregelen worden getroffen en in stand gehouden, die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de 'Nadere regels Verordening ruimte 2014 - Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij', die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening ruimte 2014;
  • b. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de aspecten bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden, de landschappelijke waarden en infrastructuur, alsmede milieuaspecten en volksgezondheid inpasbaar is in de omgeving;
  • c. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentagemaatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke tenminste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • d. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
  • e. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling.
  • f. er geen toename plaats vindt van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarisch bedrijf ten opzichte van de bestaande situatie; of
  • g. een toename van de ammoniakemissie is toegestaan ten opzichte van de bestaande situatie, mits is aangetoond dat de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten bij gevolg niet zal verslechteren en er geen significant verstorend effect zal zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied;

5.8.2 Wijziging ten behoeve van vergroting bouwvlak (1)

Aan lid 5.8.2 van het moederplan wordt na sublid a. het volgende toegevoegd:

b. er dienen maatregelen getroffen te worden en in stand gehouden, die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de 'Nadere regels Verordening ruimte 2014 - Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij', die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening ruimte 2014;

c. het bouwvlak mag worden vergroot tot een omvang van max. 1,5 ha;

c. de ontwikkeling dient vanuit een goede leefomgeving en gelet op de aspecten bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden, de landschappelijke waarden en infrastructuur, alsmede milieuaspecten en volksgezondheid inpasbaar te zijn in de omgeving;

d. er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentagemaatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke tenminste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;

e. er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaak van maximaal 31,2 µg/m³;

f. een dient een zorgvuldig dialoog gevoerd te worden, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;

g. er dient een landschappelijke inpassing plaats vind welke tenminste 10% van de omvang van het bouwvlak omvat.

5.8.3 Wijziging ten behoeve van vergroting bouwvlak (2)

In lid 5.8.3 van het moederplan wordt sublid h. als volgt gewijzigd:

h. het agrarisch bouwvlak mag tot max. 1,5 ha worden uitgebreid waarbij daarbovenop een uitbreiding van max. 2 ha voor teeltondersteunende voorzieningen onder de voorwaarden:

  • 1. max. 2 ha vor lage en hoge, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
  • 2. max. 1 ha voor hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen;
  • 3. max. 5.000 m2 voor teeltondersteunende kassen;

Daarnaast wordt aan lid 5.8.3 van het moederplan het volgende toegevoegd na lid k.:

l. er dienen maatregelen getroffen te worden en in stand gehouden, die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de 'Nadere regels Verordening ruimte 2014 - Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij', die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening ruimte 2014;

m. de ontwikkeling dient vanuit een goede leefomgeving en gelet op de aspecten bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden, de landschappelijke waarden en infrastructuur, alsmede milieuaspecten en volksgezondheid inpasbaar te zijn in de omgeving;

n. er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentagemaatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke tenminste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;

o. er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaak van maximaal 31,2 µg/m³;

p. een dient een zorgvuldig dialoog gevoerd te worden, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;

q. er dient een landschappelijke inpassing plaats vind welke tenminste 10% van de omvang van het bouwvlak omvat.

5.8.4 Wijzigen ten behoeve van nieuwvestiging agrarische bedrijven

Lid 5.8.4 van het moederplan wordt verwijderd.

Artikel 4 Leiding

De regels bij artikel 22 van het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

De regels bij artikel 23 van het het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

De regels bij artikel 27 van het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

De regels bij artikel 28 van het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

De regels bij artikel 29 van het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

De regels bij artikel 30 van het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

De regels bij artikel 31 van het het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'Veerweg 11 te Sprang-Capelle'