Plan: | Veerweg 11 te Sprang-Capelle |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0867.0000bpwscveerweg11-va01 |
plan:
het wijzigingsplan 'Veerweg 11 te Sprang-Capelle' van de gemeente Waalwijk;
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde plan objecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0867.0000bpwscveerweg11-va01 met bijbehorende regels en bijlagen;
Aan artikel 1 wordt het volgende toegevoegd:
moederplan:
het bestemmingsplan 'Buitengebied': de geometrisch bepaalde plan objecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0867.bpbuitengebied-va01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
veehouderij:
agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;
zorgvuldige veehouderij:
veehouderij die door het treffen van maatregelen onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.
bestaande bebouwingsoppervlakte:
onder bestaande bebouwingsoppervlakte wordt verstaan de bebouwingsoppervlakte van de:
Voor het overige blijven de regels behorende bij artikel 1 van het moederplan op dit plan voor zover relevant van toepassing.
De regels bij artikel 2 van het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing.
De regels bij artikel 5 van het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing. De volgende artikelen worden gewijzigd, dan wel toegevoegd:
Lid 5.2.2 Bedrijfsgebouwen
Aan lid 5.2.2 van het moederplan wordt na sublid g. het volgende toegevoegd:
h. een toename van de bestaande bebouwingsoppervlakte ten behoeve van een veehouderij is niet toegestaan.
i. in afwijking van het bepaalde onder h is een toename van de bestaande bebouwingsoppervlakte ten behoeve van een veehouderij toegestaan indien:
Artikel 5.2 Bouwregels
Aan artikel 5.2 van het moederplan wordt het volgende lid toegevoegd:
5.2.9 Bouwen ten behoeve van een veehouderij
In afwijking van het bepaalde in lid 5.2.2 onder h. kan een toename van het bestaande bebouwingsoppervlakte ten behoeve van een veehouderij worden toegestaan mits:
Hierbij geldt dat:
daarnaast geldt bij een toename van de bestaande bebouwingsoppervlakte de volgende voorwaarden:
5.2.10 Beperkingen veehouderij
5.2.11 Aanleg en instandhouding landschappelijke inpassing
Lid 5.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak
Aan lid 5.2.7 van het moederplan wordt na sublid e. het volgende toegevoegd:
f. voor het bouwen van gebouwen geen gebouwen zijnde ten behoeve van opslag van ruwvoer buiten het bouwvlak dient aan de volgende voorwaarde te worden voldaan:
Lid 5.5.1 Strijdig gebruik
Aan lid 5.5.1 van het moederplan wordt na sublid g. het volgende toegevoegd:
h. bestaande gebouwen, welke niet in gebruik zijn voor de uitoefening van de veehouderij, ten behoeve van de veehouderij.
Artikel 5.6 Afwijking van de gebruikregels
Aan artikel 5.6 van het moederplan wordt het volgende lid toegevoegd:
5.6.3 afwijking gebruik ten behoeve van de veehouderij
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 5.5.1 onder h. voor een gebruikswijziging van bestaande gebouwen, gericht op het in gebruik nemen van bebouwing voor de uitoefening van de veehouderij mits:
5.8.2 Wijziging ten behoeve van vergroting bouwvlak (1)
Aan lid 5.8.2 van het moederplan wordt na sublid a. het volgende toegevoegd:
b. er dienen maatregelen getroffen te worden en in stand gehouden, die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de 'Nadere regels Verordening ruimte 2014 - Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij', die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening ruimte 2014;
c. het bouwvlak mag worden vergroot tot een omvang van max. 1,5 ha;
c. de ontwikkeling dient vanuit een goede leefomgeving en gelet op de aspecten bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden, de landschappelijke waarden en infrastructuur, alsmede milieuaspecten en volksgezondheid inpasbaar te zijn in de omgeving;
d. er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentagemaatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke tenminste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
e. er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaak van maximaal 31,2 µg/m³;
f. een dient een zorgvuldig dialoog gevoerd te worden, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;
g. er dient een landschappelijke inpassing plaats vind welke tenminste 10% van de omvang van het bouwvlak omvat.
5.8.3 Wijziging ten behoeve van vergroting bouwvlak (2)
In lid 5.8.3 van het moederplan wordt sublid h. als volgt gewijzigd:
h. het agrarisch bouwvlak mag tot max. 1,5 ha worden uitgebreid waarbij daarbovenop een uitbreiding van max. 2 ha voor teeltondersteunende voorzieningen onder de voorwaarden:
Daarnaast wordt aan lid 5.8.3 van het moederplan het volgende toegevoegd na lid k.:
l. er dienen maatregelen getroffen te worden en in stand gehouden, die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de 'Nadere regels Verordening ruimte 2014 - Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij', die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening ruimte 2014;
m. de ontwikkeling dient vanuit een goede leefomgeving en gelet op de aspecten bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden, de landschappelijke waarden en infrastructuur, alsmede milieuaspecten en volksgezondheid inpasbaar te zijn in de omgeving;
n. er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentagemaatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke tenminste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
o. er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaak van maximaal 31,2 µg/m³;
p. een dient een zorgvuldig dialoog gevoerd te worden, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;
q. er dient een landschappelijke inpassing plaats vind welke tenminste 10% van de omvang van het bouwvlak omvat.
5.8.4 Wijzigen ten behoeve van nieuwvestiging agrarische bedrijven
Lid 5.8.4 van het moederplan wordt verwijderd.
De regels bij artikel 22 van het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing.
De regels bij artikel 23 van het het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing.
De regels bij artikel 27 van het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing.
De regels bij artikel 28 van het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing.
De regels bij artikel 29 van het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing.
De regels bij artikel 30 van het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing.
De regels bij artikel 31 van het het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'Veerweg 11 te Sprang-Capelle'