direct naar inhoud van Regels
Plan: Eksterlaan Merellaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0858.PPekstermerellaan-VA01

Regels

deel uitmakende van het paraplubestemmingsplan "Eksterlaan Merellaan"

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Eksterlaan Merellaan" met identificatienummer NL.IMRO.0858.PPekstermerellaan-VA01 van de gemeente Valkenswaard;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 beschermd dorpsgezicht

Een beschermd dorpsgezicht is een gebied van bijzondere cultuurhistorische waarde, waarvan om die reden besloten is dat het de moeite waard is om zo behouden te worden, dat die waarden niet aangetast worden.

1.7 bestaand:
  • a. met betrekking tot bebouwing: de bebouwing als legaal aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan danwel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende omgevingsvergunning;
  • b. met betrekking tot gebruik: het gebruik als legaal aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan.
1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.11 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.12 bouwwerk, geen gebouw zijnde

een bouwwerk, niet zijnde een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte;

1.13 cultuurhistorie

de beschavingsgeschiedenis: de overblijfselen van de geschiedenis van de door de mens gemaakte en beïnvloede leefomgeving. Het betreft het onroerende deel van het cultureel erfgoed, waarin archeologie (bodemarchief), historische geografie (cultuurlandschap), historische stedenbouw, historische groen, architectuur- en bouwhistorie (gebouwen en complexen) worden betrokken;

1.14 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur waaronder beeldbepalende panden, beeldbepalende objecten en beeldbepalende groen- of landschapselementen;

1.15 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.16 gebruiken

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.17 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

1.18 kaprichting

de richting waarin het dakvlak of de kap is gebouwd;

1.19 kapvorm

de wijze waarop een gebouw is afgedekt;

1.20 ruimtelijk historisch beeld

een bepaald in de loop van de geschiedenis ontstaan beeld van verscheidenheid, samenhang en afwisseling in het ruimtegebruik in een gebied als totaliteit;

1.21 ruimtelijk historische belevingswaarde

de mate waarin de gebruiker het verblijf in, of het gebruik van een ruimte een gebied als historisch kwalitatief ervaart;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

2.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en het versterken van de cultuurhistorische waarden en de bebouwing daarin.

2.1.1 Nadere detaillering van de bestemming

De cultuurhistorische waarden als bedoeld in 2.1 zien op het behoud van de volgende structuurbepalende elementen:

  • c. aard en inrichting van de openbare ruimte;
  • d. wegenbeloop;
  • e. wegprofielen;
  • f. de op het tuindorp geënte bebouwingsstructuur;
  • g. het aanwezige historische bebouwingsbeeld;
  • h. relatie met het omringende landschap.
2.2 Bouwregels

Aanvullend op de bouwregels in de andere voor de betreffende gronden aangewezen bestemmingen, gelden op de voor 'waarde – beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden voor bouwwerken de volgende regels:

  • a. de bestaande bouwwijze mag niet worden veranderd;
  • b. de bestaande hoofdvorm (goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en kapvorm) en gevelindeling van gevels dient gehandhaafd te blijven;
  • c. de bestaande situatie qua situering van de hoofdgebouwen mag niet worden gewijzigd.
2.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede inpassing in het historische dorpsbeeld nadere eisen stellen aan:

  • a. de gevelindeling;
  • b. de dakhelling en nokhoogte;
  • c. de soort en kleur van de te gebruiken materialen;
  • d. de situering, goothoogte en oppervlakte van bouwwerken.
2.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
2.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - beschermd dorpsgezicht', de volgende andere werken uit te voeren:

  • a. het vellen, rooien of beschadigen van bomen;
  • b. aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. afgraven, ophogen of egaliseren, dan wel ontginnen van gronden;
  • d. aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
2.4.2 Toegestane werkzaamheden

Het in artikel 2.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  • a. werken en werkzaamheden welke het normale onderhoud betreffen;
  • b. werken en werkzaamheden welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. werken en/of werkzaamheden, die strekken ter behoud of het herstel van de cultuurhistorische, landschaps- of natuurlijke waarden.
2.4.3 Voorwaarden voor verlenen omgevingsvergunning
  • a. de in lid 2.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend als door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden ontstaan of kunnen ontstaan. En,
  • b. De in artikel 2.4.1 vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend mits wordt aangetoond dat door de bouw en/of gebruik van de gronden de gronden de conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de bomen niet wordt aangetast. Ten behoeve van het verlenen van de ontheffing kan het bevoegd gezag een bomen effect rapportage verlangen, waaruit blijkt dat de werken en/of werkzaamheden geen onevenredige gevolgen hebben voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke, monumentale of ecologische betekenis van de bomen. En,
  • c. wordt slechts verleend indien en nadat het bevoegd gezag een advies heeft ingewonnen bij de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen commissie van ter zake deskundigen.
2.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
2.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd bouwwerken gelegen binnen de aanduiding 'waarde – beschermd dorpsgezicht' geheel of gedeeltelijk te slopen.

2.5.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in 2.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan of die konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

2.5.3 Voorwaarden voor verlenen omgevingsvergunning
  • a. de in lid 2.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend als door die sloopwerkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden ontstaan of kunnen ontstaan. Hierbij worden de cultuurhistorische en architectonische waarde van het beschermde dorpsgezicht, zoals deze is beschreven en aangegeven in Bijlage 1 en Bijlage 2, behorende bij de regels, in acht genomen; En,
  • b. wordt slechts verleend indien en nadat het bevoegd gezag een advies heeft ingewonnen bij de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen commissie van ter zake deskundigen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 3 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 4 Overige regels

De in dit bestemmingsplan opgenomen regels gelden in aanvulling op de regels welke toezien op het aspect 'beschermd dorpsgezicht' van alle onderliggende bestemmingsplannen en laten de regels uit die onderliggende bestemmingsplannen ongewijzigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 5 Overgangsrecht

5.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
5.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan

Artikel 6 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het paraplubestemmingsplan 'Eksterlaan Merellaan'.