direct naar inhoud van 4.3 Historische kwaliteit
Plan: Wolberg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0858.BPwolberg-VA01

4.3 Historische kwaliteit

4.3.1 Archeologie

Het verdrag van Malta uit 1992 (ook wel Verdrag van Valetta genoemd), heeft ertoe geleid dat de archeologische monumentenzorg is opgenomen als onderdeel van de Monumentenwet. Het belangrijkste doel is de bescherming van archeologisch materiaal in de bodem (in situ), omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Het is verplicht om in nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologisch waarden.

Het plangebied bevindt zich op een dekzandrug met oorspronkelijk vermoedelijk overwegend podzolgronden. Volgens de bodemkaart (Archis2) is het gebied ten oosten van het plangebied gekarteerd als podzolgronden. Het meest zuidoostelijk gelegen plangebied (omgeving Zeelberg) is gekarteerd als “dikke enkeerdgronden”. Volgens de IKAW-kaart heeft dit deel een hoge archeologische verwachting.

In het westen bevinden zich nog enkele fragmenten van de periferie van de historische kern.

Door SRE is voor de gehele gemeente Valkenswaard een Archeologische verwachtingenkaart opgesteld. In het plangebied gelden diverse archeologische verwachtingen, te weten categorie 2, 3, en 4. Voor deze gebieden is om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen een bestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen passend bij de aanwezige waarden opgenomen. Onderstaand zijn per categorie de uitgangspunten van de bestemming waarde archeologie opgenomen:

A. Categorie 2: In deze gebieden is bij eerdere onderzoeken reeds aangetoond dat er concentraties archeologische resten voorkomen die als behoudenswaardig gekarakteriseerd kunnen worden. In deze gebieden is dus sprake van vastgestelde archeologische waarden. De archeologische resten op deze terreinen zijn echter minder geconcentreerd en bovendien is vaak niet exact bekend waar de resten zich bevinden. Bodemingrepen zijn in principe niet toegestaan. Vanwege de aanwezige archeologische waarden is een archeologisch onderzoek vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten van projectgebieden die groter zijn dan 100 m² en dieper gaan dan 0,3 m onder maaiveld.

B. Categorie 3: Gebied met een hoge archeologische verwachting, historische kern. Het gaat hier om oude en de vermoedelijk nog oudere verschoven woonkernen en gehuchten, waar op basis van historische bronnen, oude kaarten en nog aanwezige bebouwing een hoge archeologische verwachting geldt. Dat wil zeggen dat in deze gebieden sprake is van een hoge concentratie archeologische vindplaatsen met goede conserveringsomstandigheden. De kans op het aantreffen van archeologische vondsten bij bodemingrepen is dus zeer groot. Om die reden is een vergunning vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten van projectgebieden die groter zijn dan 250 m² en dieper gaan dan 0,3 m –mv.

C. Categorie 4: Gebied met een hoge archeologische verwachting. In deze gebieden geldt op basis van geomorfologische en bodemkundige opbouw en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een hoge archeologische verwachting. Dat wil zeggen dat in deze gebieden sprake is van een hoge concentratie archeologische vindplaatsen met goede conserveringsomstandigheden. De kans op het aantreffen van archeologische vondsten bij bodemingrepen is dus zeer groot. Om die reden is een archeologisch onderzoek vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten die groter zijn dan 500 m² en dieper gaan dan 0,3 m of 0,5 m bij esdek onder maaiveld. Indien nog geen oppervlakte van een totale vergraving bekend is, bijvoorbeeld bij bestemmingsplanwijzigingen, geldt de onderzoeksverplichting voor plangebieden groter dan 1000m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPwolberg-VA01_0008.jpg"

Afbeelding 7: uitsnede Archeologische verwachtingenkaart Valkenswaard

Conclusie

Aangezien er met dit bestemmingsplan geen nieuwe bouwmogelijkheden gecreëerd worden, is in het kader van dit bestemmingsplan nader onderzoek naar archeologische waarden niet noodzakelijk. Wanneer een ontwikkeling van meer dan 100 m2 is voorzien in het plangebied, dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

4.3.2 Cultuurhistorie

Het plangebied bevindt zich op de dekzandrug tussen de beken de Dommel in het westen en de Tongelreep in het oosten. Omstreeks het einde van de Middeleeuwen behoort nagenoeg het hele plangebied nog tot het akkercomplex van de nederzetting Nuwelijnt.
De huidige Zandbergstraat maakt deel uit van de Zeelbergse Pad of Kerkpad, een verbindingspad van de Zeelberg met het dorp.
In de omgeving van het huidige adres Zandbergstraat 25 lag in de 15e eeuw al de buurtschap Nuwelijnt die uit een vijftal boerderijen bestond. Eén daarvan wordt in 1502 omschreven als 'die hostat op Nuwelijnt'. Het is zeker denkbaar dat de naam 'hostat' langzaam in de volksmond is geëvolueerd tot 'de Stad', een naam die nu nog wordt gebezigd voor de omgeving van het meest noordelijke deel van de Ramstraat-Zandbergstraat.
Het tracé van de Wolbergstraat-Ramstraat-Zandbergstraat-Zeelberg is in de Middeleeuwen al aanwezig als verbinding naar de Zeelberg en was tevens onderdeel van een van de mogelijke klassieke verbindingen naar Leenderstrijp en Leende.

Als in 1832 het kadaster wordt ingevoerd blijkt het plangebied weinig te zijn veranderd en overwegend in agrarisch gebruik terwijl enkele percelen zijn bestemd voor bosbouw. Bebouwing is er nauwelijks meer dan die welke in de Late Middeleeuwen al aanwezig was.
Raadplegen we de topografische kaart van omstreeks 1840, dan zien we nog het zelfde beeld.
De zogenaamde 'Bonnekaart' van 1898 gunt ons een blik op de ontwikkelingssituatie van het gebied omstreeks de vorige eeuwwisseling. Heel schoorvoetend krijgt de aanzet vorm van de typische, gevarieerde lintbebouwing die we ook nu nog aantreffen langs de Zandbergstraat.

De spoorlijn aan de westzijde van het plangebied, thans de Europalaan, is sinds 1865 aanwezig en vormt een onderdeel van de internationale verbinding Eindhoven-Hasselt. Deze lijn heeft in de eerste halve eeuw van zijn bestaan een substantiële impuls gegeven aan de industriële ontwikkeling van het dorp. Kenmerkend daarin is de sigarenindustrie die in het plangebied met zijn agrarische achtergrond geen sporen heeft nagelaten. Na de Tweede Wereldoorlog verloor de spoorlijn zijn betekenis en werd uiteindelijk in de jaren zestig van de vorige eeuw opgeheven. Het kaarsrechte tracé van de Europalaan houdt de herinnering aan deze ontwikkeling afleesbaar. Na de opheffing van de lijn door het centrum van het dorp werd als gevolg van internationale verplichtingen een alternatief tracé aangelegd. Ongeveer ter hoogte van het huidige kruispunt Europalaan-de Vest-Zuidelijke Randweg werd dwars door het plangebied een nieuw tracé aangelegd in de richting van Geldrop. Ook die spoorlijn is inmiddels weer opgeheven en heeft geen herkenbare sporen nagelaten.

Kenmerkend voor het plangebied is het lint Wolbergstraat-Ramstraat-Zandbergstraat-Zeelberg met een historisch gegroeide diversiteit in bebouwing als weerspiegeling van de ontwikkelingen sinds het laatste kwart van de 19e eeuw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPwolberg-VA01_0009.jpg"

Afbeelding 8: historische kaart

4.3.3 Monumenten

De omgeving weerspiegelt een kleinschalige ontwikkeling gedurende 1 á 1,5 eeuw. Daardoor is er een grote mate aan diversiteit.

In het plangebied bevinden geen rijks- en gemeentelijke monumenten. Wel is er een pand gekwalificeerd als "gebouw met cultuurhistorische waarden". Het betreft de Ooistraat 1. Het betreft een eenlaags arbeiderswoning met een inpandig stalgedeelte, gebouwd rond 1900. Het pand heeft een zadeldak met blauwe muldenpannen, een houten bakgoot, een kleine overstek en windveren. De bakstenen muren zijn in kruisverband gemetseld met kalkspecie. Het pand heeft een donker gepleisterde plint. Op de voorgevel zijn vijf gietijzeren sierankers aangebracht ter hoogte van de balklaag en aan de zijgevel bevinden zich twee strijkankers. Het woongedeelte heeft drie hoge kozijnen en in het midden bevindt zich de voordeur met bovenlicht. Aan beide zijden van de voordeur bevinden zich schuiframen met luiken, terwijl in het rechtergedeelte waarschijnlijk twee staldeuren aanwezig zijn geweest. Hier zijn echter kunststof kozijnen geplaatst, die tot aan het grondvlak lopen. Ze passen niet goed bij dit pand. Boven de kozijnen bevinden zich steens uitgevoerde segmentbogen, met daaronder boogvelden. De boogvelden boven de voordeur en de naast gelegen vensters zijn van hout. De boogvelden boven de twee stalvensters zijn gevuld met eenvoudige cementlagen. Ondanks de moderne aanpassingen verdient het geheel bescherming, omdat het cultuurhistorisch waardevol is als voorbeeld van een arbeiderswoning met kleinschalig vee voor eigen gebruik.