direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied 2
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0858.BPbuitengebied2-CO02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied 2 van de gemeente Valkenswaard;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0858.BPbuitengebied2-CO01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden beroep

het in een woning (met inbegrip van aangebouwde bijbehorende bouwwerken) beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch, consumentverzorgend of hiermee gelijk te stellen gebied, waaronder ook begrepen kappers, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;

1.6 aardkundige waarden

waarden die specifiek betrekking hebben op bodemkundige, geomorfologische en/of geologische kenmerken en ontstaanswijze, zoals bodemsamenstelling en -opbouw, hoogteverschillen, en de daarmee samenhangende waterhuishouding;

1.7 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.8 agrarisch bedrijf

inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf;

1.9 agrarisch deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen algemeen erkende en onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van landbouw en tuinbouw;

1.10 agrarisch grondgebruik

bedrijfsmatig en/of hobbymatig gebruik van grond dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, met uitzondering van moestuinen buiten de daarvoor aangewezen gebieden;

1.11 agrarisch verwant bedrijf

een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van:

  • a. het telen van gewassen, het houden van dieren of
  • b. het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden,

met uitzondering van mestbewerking;

1.12 autocircuit

een terrein ingericht voor het beoefenen van de autosport en supermotosport. Het circuit bestaat voor 70 procent uit verhard en 30 procent uit onverhard wegoppervlak. In het onverharde deel kunnen springschansen worden aangelegd;

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.14 bed & breakfast

een voorziening in een (bedrijfs)woning en/of in bijbehorende bouwwerken voor overnachting met het serveren van ontbijt, als toeristisch-recreatieve activiteit, ondergeschikt aan de woonfunctie en uitgevoerd door de bewoner;

1.15 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.16 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is. Dit met inbegrip van een binnen het bouwvlak gelegen plattelandswoning:;

1.17 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, met uitzondering van bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan;
  • b. bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan met uitzondering van het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan;
  • c. bij maaiveld: het maaiveld zoals dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in aanleg is, dan wel aangelegd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, met uitzondering van situaties die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gerealiseerd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.21 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.22 boomteelt(bedrijf)

een (vollegronds)teelt(bedrijf) gericht op het telen van laan- en sierbomen, vruchtbomen en (sier)heesters;

1.23 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.24 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.25 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.26 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.27 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.28 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.29 constructie:

alles wat herleidbaar uit twee of meer delen is samengevoegd en of een manier waarop twee onderdelen zijn samengevoegd;

1.30 consumentenvuurwerk:

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.31 crossactiviteiten

activiteiten als bedoeld in bijlage I, Onderdeel C, Categorie 19.1, onder g, 2° van het Besluit omgevingsrecht;

1.32 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.33 dagrecreatieve voorzieningen:

voorzieningen, zoals picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden, speeltuinen en banken, ten behoeve van extensieve dagrecreatie:;

1.34 dagrecratief verblijf:

gebouw waarin mensen recreatief kunnen verblijven, niet dienend voor overnachtingen;

1.35 de naar de weg gekeerde bouwgrens:

de bouwgrens aan de zijde van de weg;

1.36 de van de weg afgekeerde bouwgrens:

de bouwgrens aan de zijde van het achtererfgebied;

1.37 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan voor consumptie ter plaatse en anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.38 dienstverlening:

het verlenen van diensten aan derden, waarvan de uitoefening geschiedt in een rechtstreeks contact met het publiek, al dan niet door middel van een baliefunctie, met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.39 diepwortelende beplanting:

meerjarige beplanting met houtige wortels, welke onder algemene omstandigheden dieper wortelt dan 1 meter;

1.40 dierenpension:

een bedrijf gericht op de dag- en/of nachtopvang van huisdieren, inclusief de verzorging ervan;

1.41 Eurocircuit

het terrein gelegen aan de Victoriedijk/Kempervennendreef/Mgr. Smetsstraat, bestemd tot Sport en aangeduid met de aanduidingen 'autocircuit', 'motorcrossterrein', 'wielerbaan', 'specifieke vorm van sport - fietscrosswedstrijdterrein' en 'parkeren';

1.42 extensieve dagrecreatie:

vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, het gebruik van gronden als ligweides en picknick-plaats, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is;

1.43 faunavriendelijke verlichting:

verlichting die zo min mogelijk verstoring veroorzaakt van de ter plaatse voorkomende fauna;

1.44 gastenverblijf:

een gebouw bedoeld voor het kortstondig verblijf van kopers van dieren die ter plaatse verhandeld worden en/of bezoekers van een evenement;

1.45 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met tenminste twee wanden omsloten ruimte vormt;

1.46 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.47 glastuinbouwbedrijf

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt;

1.48 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: grondgebonden veehouderij, akkerbouw- en (vollegronds)teeltbedrijven;

1.49 grondgebonden veehouderij:

veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie. Hierbij is inbegrepen een neventak in de intensieve veehouderij met een maximale omvang van de vergunde veestapel;

1.50 groomverblijf

een verblijfsruimte in of aan het bedrijfsgebouw met paardenstallen voor de tijdelijke huisvesting van een verzorger van paarden (groom of stalknecht), zodanig gepositioneerd dat de dieren dag en nacht onder direct toezicht staan;

1.51 handel in volumineuze goederen:

detailhandel in goederen van grote omvang, waaronder in ieder geval worden begrepen: bouwmarkten, keuken-, sanitair- en tegelbedrijven, alsmede handel in grove bouwmaterialen, meubelen (meubelmarkten), auto's, caravans, boten, tenten, tapijt en vloerbedekking;

1.52 hobbymatig agrarisch gebruik

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren op niet bedrijfsmatige wijze;

1.53 hondenfokkerij:

een bedrijf gericht op het houden van honden ten behoeve van een fokkerij; een asiel of dierenpension valt hier niet onder;

1.54 hoofdbestemming

de belangrijkste functie(s) van een gebied, waarbinnen ook al dan niet van de hoofdbestemming afwijkende medebestemmingen zijn opgenomen;

1.55 hoofdgebouw:

een gebouw dat gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken;

1.56 hoogzit

een uitkijkpunt in het kader van wildbeheer voor het waarnemen en afschieten van wilde dieren;

1.57 horeca;

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of logies. Tot de hieronder genoemde categorieën Horeca 1, 2 en 4 worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling vergelijkbare horecasoorten:

Horeca 1:

vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkel-/bedrijfsvoorzieningen en waarbij de activiteiten primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren en/of licht-alcoholische en niet-alcoholische dranken voor nuttiging al dan niet ter plaatse, zoals broodjeszaken, ijssalons, eethuisjes en lunchrooms;

Horeca 2:

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, zoals restaurants, bistro's, (grand) cafés, hotels en pensions;

Horeca 3: 

vormen van horeca-activiteiten die primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren voor nuttiging al dan niet ter plaatse alsmede daaraan ondergeschikt het verstrekken van licht-alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals cafetaria's, automatieken en afhaalhoreca;

Horeca 4:

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken voor gebruik ter plaatse van alcoholische dranken zoals bars, discotheken en nachtclubs, alsmede horeca met zaalaccommodatie.

1.58 huishouden

een verzameling van één of meer personen die een huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;

1.59 hulpgebouw:

een gebouw dat dient als schuilhut voor het hobbymatig agrarisch gebruik in de vorm van het houden van dieren en het toebehorende dierenvoer, alsmede voor het schuilen van mensen en/of te gebruiken voor opslag van materieel ten behoeve van het beheer en onderhoud van de bijbehorende gronden. Indien het hulpgebouw is aangeduid als 'specifieke vorm van recreatie - dagrecratief verblijf' of 'verblijfsrecreatie';

1.60 intensieve veehouderij

een niet-grondgebonden veehouderij, gericht op het houden van vee of pluimvee in hokken;

1.61 kamerverhuur:

de verhuur van een woning of woongebouw via kameruitgifte, waarbij kamers geen zelfstandige woonruimte vormen door het ontbreken er in van wezenlijke voorzieningen zoals een eigen kook- en/of wasgelegenheid en/of toilet;

1.62 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van voornamelijk administratieve werkzaamheden en werkzaamheden;

1.63 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen, geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.64 kamperen:

recreatief buitenverblijf, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen;

1.65 kas

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter;

1.66 kleinschalig kamperen:

kamperen in de vorm van recreatief medegebruik op gronden met een andere hoofdfunctie, voor maximaal 25 kampeermiddelen, geen stacaravans zijnde en alleen in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

1.67 kleinschalige logiesaccommodatie

een voorziening in een bijbehorend bouwwerk voor overnachting door groepen, als recreatieve nevenactiviteit, ondergeschikt aan de woonfunctie;

1.68 kwaliteitsverbetering van het landschap

een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving, met een kapitaalswaarde ter grootte van 20% van de gegenereerde meerwaarde door een ontwikkeling;

1.69 landschaps- of landschappelijke waarden:

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;

1.70 landschapselementen:

de verzameling van landschappelijke beplantingen en natuurlijke elementen, waaronder het navolgende verstaan wordt:

  • landschappelijke beplantingen: begroeiingselementen in het agrarische gebied of langs wegen en paden, bestaande uit opgaande beplanting (bossages, houtwallen, houtsingels, hagen, boomgroepen, bomenrijen, solitaire bomen), zonder een hoofdfunctie bosbouw of houtteelt;
  • natuurlijke elementen: een begroeiings- of abiotisch element in het agrarisch gebied of langs wegen en paden, overwegend bestaande uit niet-opgaande beplanting, zoals moerasjes, poelen, overhoeken, steilrand, e.d.;
1.71 landgoed

ruimtelijk-functionele eenheid bestaande uit bos of overige natuur, al dan niet in combinatie met agrarische gronden, met daarin een geconcentreerde vorm van karakteristieke (woon)bebouwing;

1.72 lawaaisport:

een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingsgeluid wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen autosport, motorsport, (model)vliegsport;

1.73 locatie gebonden horeca

horeca in de categorie Horeca 2 als activiteit die in ruimtelijk en functioneel opzicht nevengeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De horeca-activiteit is van toegevoegde recreatieve waarde voor de locatie en zijn directe omgeving;

1.74 luifel:

een afdak aan een gebouw, al dan niet ondersteund;

1.75 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, medische, paramedische, sociaal-medische, sociaal-culturele, sociaal-maatschappelijke en levensbeschouwelijke voorzieningen, waaronder begrepen een peuterspeelzaal, kinderdagverblijf, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.76 manege:

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden houdt, zulks in combinatie met een of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden, het houden van wedstrijden of andere evenementen, mits ondergeschikt.

1.77 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.78 medebestemming

een functie die als passend beschouwd wordt binnen de hoofdbestemming, zonder dat aan de beschrijving van de hoofdbestemming behoeft te worden voldaan;

1.79 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

1.80 nertsensheds:

bouwwerken ten behoeve van de huisvesting van nertsen;

1.81 nevenfunctie:

activiteiten die in ruimtelijke zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale (bedrijfs)activiteiten zoals daartoe bestemd op een bouwperceel;

1.82 nutsvoorzieningen:

voorzieningen t.b.v. het algemeen nut in ruime zin, zoals voorzieningen, installaties t.b.v. gas, water, elektriciteit en (tele-)communicatie;

1.83 observatieplatform/-toren

bouwwerk om vanuit een hoog punt de wijde omgeving te kunnen bekijken. Een observatieplatform kent geen wanden en overkapping; een observatietoren wel;

1.84 ondergeschikte detailhandel:

detailhandel als bedoeld in de 'Nota ondergeschikte detailhandel en internetverkoop';

1.85 ondergeschikte horeca

horeca in de categorie Horeca 1 als activiteit die in ruimtelijk en functioneel opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De horeca-activiteit is van zulke beperkte ruimtelijke omvang dat de (niet-horeca) functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

1.86 outdoorrecreatie:

recreatieve buitenactiviteiten in de vorm van challenge- en/of survivalparcours, paintball, lasergames en daarmee te vergelijken sportieve buitenactiviteiten, al dan niet gebruikmakend van daartoe geëigende materialen en voorzieningen, zoals klimtouwen, touwbanen en dergelijke;

1.87 overkapping:

een bouwwerk dat bestaat uit een dakconstructie met maximaal 1 eigen wand;

1.88 overig agrarisch bedrijf

agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, (vollegrondsteelt)bedrijf of glastuinbouwbedrijf valt;

1.89 overtollige bebouwing

bebouwing die na het beëindigen van de oorspronkelijke functie geen functie vervuld of kan vervullen voor de nieuwe functie;

1.90 paardrijbak:

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport op een speciaal aangelegde ondergrond, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

1.91 paardenhouderij:

een overig agrarisch bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het fokken, houden, africhten, trainen en verhandelen van eigen en/of paarden van derden;

1.92 paardrijvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van de paardensport in de vorm van paardrijbakken, springweides, drafbanen, hindernissen, paddocks en vergelijkbare voorzieningen.

1.93 plattelandswoning:

een bedrijfswoning, voorheen behorend tot een landbouwinrichting, die op grond van het bestemmingsplan, door een derde bewoond mag worden, welke met betrekking tot die inrichting voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop berustende bepalingen beschouwd wordt als onderdeel van die inrichting;

1.94 peil:
  • a. bij nieuw te bouwen hoofd-/bedrijfsgebouwen en daarbij behorende bouwwerken:
    het bestaande maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang van het hoofd-/bedrijfsgebouw;
  • b. bij bestaande gebouwen: de bovenkant van de begane grondvloer van bestaande gebouwen voorzover het peil afwijkend is van het onder a bepaalde;
  • c. voor bouwwerken, geen gebouw zijnde of een afdak: het bestaande maaiveld ter plaatse;
  • d. ter plaatse van water: de gemiddelde hoogte van de waterstand;
1.95 prostitutiebedrijf:

een bedrijf, waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding als beroep wordt uitgeoefend;

1.96 permanent verblijf:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.97 recreatieve nevenactiviteiten:

een al dan niet bedrijfsmatig recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van de bestemming waarbinnen deze recreatieve nevenactiviteit is toegestaan;

1.98 recreatiewoning:

een gebouw, dat blijkens de inrichting geschikt is voor recreatief nachtverblijf;

1.99 relatie:

ter plaatse van de aanduiding 'relatie' wordt de verbinding aangegeven tussen twee of meer afzonderlijk begrensde bouwvlakken of bestemmingsvlakken, inclusief de daaraan toegekende aanduidingen waarmee die bouwvlakken of bestemmingsvlakken één vlak vormen;

1.100 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde/richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten;

1.101 routegebonden horeca:

een laagdrempelige horecavoorziening, ingericht bij een agrarisch bedrijf, die de recreant een plek biedt om even te pauzeren en een (al dan niet ter plaatse aangeboden) versnapering tot zich te nemen en de voorziening voldoet aan de volgende eisen:

  • ligging aan of vlakbij een bewegwijzerde fiets- of wandelroute, het knooppuntennetwerk of een Natuurpoort;
  • toiletvoorziening aanwezig;
  • geen bediend buitenterras, geen alcoholverkoop of verstrekking van maaltijden;
1.102 ruimtelijke ontwikkeling

bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor een wijziging van het planologisch regime nodig is;

1.103 supermoto

een combinatie van motocross, speedway en wegrace;

1.104 scoutingactiviteiten

padvinderij en de daaraan gerelateerde georganiseerde vrijetijdsbesteding waarin jongens en meisjes in alle leeftijden samen met een groeiende zelfstandigheid, met een bepaalde spelcode en geïnspireerd op en door het buitenleven, de mogelijkheden van zichzelf en de wereld gaan ontdekken;

1.105 seizoensarbeider:

een werknemer, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam is om naar de aard kortdurend werk te verrichten;

1.106 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder ook begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.107 standplaats:

een plaats bestemd voor het plaatsen van een tent, een tentwagen, een camper, een caravan, een stacaravan, of een tenthuisje geen recreatiewoning zijnde.

1.108 statische opslag

opslag van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals auto's, boten en caravans en dergelijke, met een verplaatsingsfrequentie van gemiddeld 1 keer per maand, uit te voeren door of ten behoeve van de eigenaar van het goed/de goederen.

1.109 teeltondersteunende voorzieningen:

ondersteunende voorzieningen, die een onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (vollegronds)teeltbedrijf, te onderscheiden zijn de volgende categorieën:

  • a. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist, met een maximum van 6 maanden, te onderscheiden in:
    • 1. lage tijdelijke voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter, zoals afdekfolies, insectengaas, acryldoek, lage tunnels, containervelden, aardbeientafels en dergelijke;
    • 2. hoge tijdelijke voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van minimaal 2,5 meter, zoals hagelnetten en -kappen, schaduwhallen, wandelkappen;
  • b. permanente teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt, zoals containervelden, bakken op stellingen en regenkappen,
  • c. overige teeltondersteunende voorzieningen, zoals boompalen, boomteelthekken en leidingen voor bodemverwarming, sproei- en druppelvoorzieningen;
1.110 theetuin

tuin met kleinschalige horecavoorziening waar men thee, andere dranken en versnaperingen kan nuttigen in een voor genoegen aangelegde en onderhouden privé-tuin;

1.111 tuincentrum:

bedrijf, geheel of in overwegende mate gericht op detailhandel van en het leveren van (boom-)kwekerijproducten, planten, bloembollen, bloemen, kamerplanten; dieren en dierproducten zoals vissen, visvoer en konijnen; artikelen voor de aanleg en het onderhoud van tuinen en vijvers alsmede (tuin-)inrichtingsartikelen en aanverwante artikelen zoals bloempotten, vazen, plantenbakken, vijverinrichting en dergelijke;

1.112 trekkershut:

een eenvoudig gebouw met beperkte inhoud en oppervlakte bestaande uit één ruimte, bestemd voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.113 twee-aaneen gebouwde woning

twee, al dan niet binnen dezelfde bestemming gelegen, aan elkaar gebouwde woningen onder 1 kap;

1.114 vakantieappartement

deel van een bestaand gebouw, dat ten behoeve van een ondergeschikte nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, is ingericht en bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/ hun hoofdverblijf elders heeft/ hebben, te worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.115 veehouderij

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;

1.116 veehuisvestingsgebouw

(een gedeelte van een) gebouw, bedoeld en ingericht voor het houden van veehouderijdieren;

1.117 verblijfsrecreatie:

een activiteit waarbij de recreant voor een bepaalde tijd, maar ten minste een nacht in het recreatiegebouw en/of -gebied verblijft.

1.118 voerplaats

een bebouwde locatie waar voer wordt geplaatst voor dieren die daar vrije toegang tot hebben;

1.119 (vollegronds)teelbedrijf

agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;

1.120 volwaardig bedrijf:

een bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht en waarvan de continuïteit ook op langere termijn in voldoende mate is verzekerd;

1.121 voorgevelrooilijn:

de naar het openbaar gebied toegekeerde bouwgrens en het verlengde van die grens;

1.122 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en andere daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.123 weekend

zaterdagen en zondagen en algemeen erkende feestdagen of daarmee gelijkgestelde dagen als bedoeld in artikel 3 van de Algemene termijnenwet die op een vrijdag of maandag vallen;

1.124 woning/wooneenheid:

een (gedeelte van een) gebouw, dat bestaat uit een complex van ruimten, dat uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse grens van het bouwperceel;

2.2 bebouwde oppervlakte van een bouwperceel

de gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde perceel zijn of mogen worden opgericht, daaronder de oppervlakten van kelderruimten onder maaiveld mede begrepen met uitzondering van parkeerkelders;

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde

van het hoogste punt van het bouwwerk tot aan het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitende afgewerkte terrein; hierbij worden niet meegerekend schoorstenen, antennes, balkonafscheidingen en vergelijkbare afschermingen op niveau, alsmede andere ondergeschikte bouwelementen, voor zover geplaatst op of aan gebouwen;

2.7 inhoud van een bouwwerk, een gebouw zijnde

tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Indien de bovenkant beganegrondvloer 10 cm of minder boven peil: ligt wordt de inhoud bepaald door de bovenzijde van de beganegrondvloer;

2.8 inhoud van een bouwwerk, geen gebouw zijnde

boven het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitende afgewerkte terrein, de buitenzijde van de wanden en de buitenzijde van afdekkingen;

2.9 lengte, breedte en diepte van een gebouw

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidsmuren;

2.10 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Hoofdbestemmingen

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik, met uitzondering van boomteelt ter plaatse van de gebieden welke mede zijn bestemd tot 'Waarde - Openheid';
  • b. (vollegronds)teeltbedrijven, met uitzondering van boomteeltbedrijven in de gebieden welke mede zijn bestemd tot 'Waarde - Openheid';
  • c. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'grondgebonden veehouderij'; een volwaardig grondgebonden veehouderijbedrijf;
    • 2. 'intensieve' veehouderij'; een volwaardig intensief veehouderijbedrijf;
    • 3. 'paardenhouderij'; uitsluitend een volwaardig paardenhouderijbedrijf;
  • d. bestaande onverharde openbare wegen;

met de daarbij behorende:

  • e. gebouwen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. (onverharde) paden en perceelsontsluitingen, al dan niet naar ingesloten andere bestemmingen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;
3.1.2 Medebestemmingen

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn naast het bepaalde in artikel 3.1.1 mede bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de functie- en/of bouwaanduiding 'cultuurhistorische waarden', het behoud van cultuurhistorische waarden, zoals beschreven in Bijlage 19 Cultuurhistorisch waardevolle panden en vlakken van de toelichting;
  • b. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'specifieke vorm van recreatie - dagrecratief verblijf': extensief dagrecreatief gebruik met bijbehorend hulpgebouw in de vorm van een dagrecratief verblijf;
    • 2. 'specifieke vorm van sport - mensport'; een wedstrijd- en trainingsterrein voor de mensport;
    • 3. 'specifieke vorm van maatschappelijk - buitenterrein dierenpension'; een buitenren voor de dieren;
    • 4. 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning'; de burgerbewoning van een voormalige bedrijfswoning;
    • 5. 'zend-/ontvangstinstallatie': een zend- en ontvangstinstallatie;
  • c. ter plaatse van een woning, aan-huis-verbonden beroepen;
  • d. extensieve dagrecreatie.
3.2 Algemene regels
  • a. Per bouwvlak is (bebouwing ten behoeve van) niet meer dan één bedrijf toegestaan;
  • b. Alle voorzieningen ten behoeve van de bedrijfsvoering, zoals erfverhardingen (met uitzondering van toegangswegen), (kuil)voeropslagen, bouwwerken en dergelijke zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan, tenzij anders is bepaald;
  • c. De bij de bedrijfswoning behorende voorzieningen voor de voorgevel, zoals een siertuin en de daarin volgens het Besluit omgevingsrecht toegestane bijbehorende bebouwing, zijn buiten het bouwvlak toegestaan tussen het bouwvlak en de openbare weg;
  • d. De oppervlakte aan medebestemmingen en nevenfuncties binnen een bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2.500 m2, met een maximum van 25% van de oppervlakte van het bouwvlak. De oppervlakte van standplaatsen ten behoeve van kleinschalig kamperen wordt hierbij niet meegerekend;
  • e. Voor alle toegelaten en/of middels een afwijkingsbesluit toe te laten functies en/of voorzieningen dient te worden voorzien in parkeervoorzieningen op eigen terrein, conform Artikel 44 Algemene parkeerregel.
3.3 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 3.1.1 omschreven bestemmingen en medebestemmingen, daarbij gelden de volgende bepalingen:

3.3.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken en gebouwen ten behoeve van de bedrijfsvoering gelden de volgende bepalingen:

  • a. het bouwvlak mag, voor zover de regels uit artikel 3.2 dat toelaten, volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van gebouwen tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder dan 18 m bedragen;
    • 2. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mag niet minder dan 5 m bedragen;
  • b. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding onbebouwd' mag geen bebouwing worden opgericht.
3.3.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de bedrijfsvoering gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • c. een gebouw, niet zijnde een veehuisvestingsgebouw, mag niet ver-/herbouwd worden tot een veehuisvestingsgebouw;
  • d. de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen van bedrijven die aangeduid zijn als 'specifieke vorm van agrarisch - hokdierhouderij', 'grondgebonden veehouderij' of 'specifiek vorm van agrarisch - nertsenfokkerij' mag niet meer bedragen dan de omvang van de gebouwen die:
    • 1. op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering waren; of
    • 2. gebouwd mogen worden krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning; of
    • 3. zijn gebaseerd op een vóór 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan;
    • 4. het hiervoor genoemde is niet van toepassing voor zover het geen veehuisvestingsgebouw en/of mestopslag betreft of ten behoeve van een bedrijf dat niet is aangeduid als 'grondgebonden veehouderij' of niet is gelegen binnen de aanduiding 'Beperkingen veehouderij',
  • e. bij bedrijven bestemd tot 'paardenhouderij' is maximaal het bestaande oppervlak aan groom- en/of bewakingsverblijven toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenhouderij - voerplaats' is een bouwwerk toegestaan met een hoogte van 2,5 meter en een oppervlakte van 40 m2 en slechts voorzien van 1 wand.
3.3.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximaal één bedrijfswoning per bedrijf, tenzij op de verbeelding de aanduiding:
    • 1. 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen, dan geldt dit aantal als maximum;
    • 2. 'bedrijfswoning' is opgenomen alleen daar een bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • c. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • d. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 meter.
3.3.4 Plattelandswoningen

Voor het bouwen van plattelandswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. plattelandswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'plattelandswoning';
  • b. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan de bestaande vergunde inhoud;
  • c. de goothoogte van de woning mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.
3.3.5 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfs-/plattelandswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke bebouwingsoppervlakte mag niet meer bedragen dan 150 m² per woning;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • d. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 meter achter de voorgevelrooilijn van de woning te worden gebouwd;
  • e. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de woning mag niet meer bedragen dan 20 meter.
3.3.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet zijnde overkappingen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van silo's mag niet meer dan 15 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevel van de bedrijfswoning mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd buiten een bouwvlak mag niet meer dan 1,5 meter bedragen, waarbij het bouwwerk een transparantie heeft van minimaal 75% per m2;
  • d. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevel van de bedrijfswoning mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van warmtebuffers, CO2- en vergistingsinstallaties en kleine windmolens mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  • f. de inhoud van mestopslagsilo's mag niet meer bedragen dan aantoonbaar voor de eigen mestproductie noodzakelijk is;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' is een zend- en ontvangstinstallatie toegestaan met een bouwhoogte van niet meer dan 40 meter;
  • h. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • i. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;
  • j. bebouwing ten behoeve van mestbewerking is niet toegestaan.
3.3.7 Paardrijvoorzieningen

Voor het bouwen van paardrijvoorzieningen bij bedrijven aangeduid als 'paardenhouderij' gelden de volgende bepalingen:

  • a. de voorzieningen moeten worden gerealiseerd binnen de aanduiding 'paardenhouderij';
  • b. de bouwhoogte van hindernissen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - mensport' zijn hindernissen toegestaan met een hoogte van maximaal 1,50 meter, met uitzondering van 2 hindernissen, waarbij 1 hindernis gebouwd mag worden op een heuvel met een hoogte van 2 meter en 1 hindernis mag bestaan uit een brug met een hoogte van maximaal 6 meter.
3.3.8 Teeltondersteunende voorzieningen
  • a. Voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen binnen het agrarische bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
    • 1. teeltondersteunende voorzieningen mogen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. het gezamenlijk oppervlak van permanente teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van kassen mag niet meer bedragen dan 5.000 m2;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • b. Voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen buiten het agrarische bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
    • 1. uitsluitend tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen mogen buiten een bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
    • 3. de bouwhoogte van hagelnetten, boompalen en boomteelthekken mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
    • 4. overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van leidingen mogen alleen in of op de grond aangebracht worden.
3.3.9 Hulpgebouwen

Voor het bouwen van hulpgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal hulpgebouwen binnen de aanduiding mag niet meer bedragen dan aangegeven;
  • b. de goothoogte van het hulpgebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding aangeduid dan wel maximaal 2,5 meter indien geen aanduiding is opgenomen;
  • c. de bouwhoogte van het hulpgebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding aangeduid dan wel maximaal 3 meter indien geen aanduiding is opgenomen;
  • d. het oppervlak van het hulpgebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding aangeduid dan wel maximaal 30 m2 indien geen aanduiding is opgenomen;
  • e. verbouw niet mag leiden tot splitsing in meer zelfstandige ruimten;
  • f. het gebouw moet voldoen aan de beeldkwaliteitseisen van de Regeling schuilhutten en paardenbakken;
  • g. ingeval van herbouw van het hulpgebouw moet op de bestaande locatie gebouwd worden, waarbij minimaal 1 gevel op de bestaande plaats moet worden gerealiseerd.
3.3.10 Dagrecratieve verblijven

Voor het bouwen van dagrecratieve verblijven aangeduid als 'specifieke vorm van recreatie - dagrecratief verblijf' gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte van het dagrecratief verblijf mag niet meer bedragen dan op de verbeelding aangeduid dan wel maximaal 2,5 meter indien geen aanduiding is opgenomen;
  • b. de bouwhoogte van het dagrecratief verblijf mag niet meer bedragen dan op de verbeelding aangeduid dan wel maximaal 3 meter indien geen aanduiding is opgenomen;
  • c. het oppervlak van het dagrecratief verblijf mag niet meer bedragen dan op de verbeelding aangeduid dan wel maximaal 30 m2 indien geen aanduiding is opgenomen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Voor overige bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.3.2 sub d, ten behoeve van uitsluitend de uitbreiding en/of nieuwbouw van niet-veehuisvestingsgebouwen binnen de bouwvlakken met de aanduiding 'grondgebonden veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - hokdierhouderij' en/of 'specifieke vorm van agrarisch - nertsenfokkerij' onder de voorwaarden dat:

  • a. er sprake is van een aantoonbaar bedrijfsmatige noodzakelijke uitbreiding;
  • b. er een advies is verkregen van een agrarisch deskundig adviseur.
3.4.2 Voor bedrijfsgebouwen voor veehuisvesting

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.3.2 sub d onder de voorwaarden dat:

  • a. maatregelen worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij;
  • b. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving inpasbaar is in de omgeving;
  • c. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • d. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 ìg/m3;
  • e. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling.
3.4.3 Voor mestbewerking

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.3.6 sub k ten behoeve van bouwen van een de vestiging van, uitbreiding van of toename van de bestaande bebouwingsoppervlakte van mestbewerking, mits:

  • a. de locatie niet binnen een bebouwingsconcentratie ligt;
  • b. de noodzaak aanwezig is vanwege de wettelijke plicht tot mestverwerking van het mestoverschot in Noord-Brabant;
  • c. de mestbewerking vanuit het oogpunt van een goede leefomgeving en gelet op het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit, inpasbaar is in de omgeving;
  • d. de omvang van het bouwperceel ten hoogste 1,5 hectare bedraagt;
  • e. er sprake is van een goede ontsluiting in verband met de te verwachten transportbewegingen;
  • f. de opslag en verwerking van tussenproducten niet in de openlucht plaatsvindt;
  • g. de aanvoer van dikke fractie is uitgesloten, tenzij de aanvoer is bedoeld voor vergistings- en/of hygiënisatie doeleinden;
  • h. de landschappelijke inpassing ten minste 15 % van de omvang van het bouwperceel bedraagt;
  • i. een bedrijfsplan is opgesteld dat inzicht geeft in het aanbod en de afkomst van de mest en coproducten;
  • j. de toelichting op de aanvraag omgervingsvergunning een verantwoording bevat dat een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling.

In afwijking van het bepaalde onder d, is een redelijke uitbreiding mogelijk van bestaande mestbewerking, mits de ontwikkeling in redelijke verhouding staat tot de bestaande omvang.

3.4.4 Voor een ruimere bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.3.2 sub b ten behoeve van bouwen van een bedrijfsgebouw met een bouwhoogte van maximaal 13 meter onder de voorwaarden dat:

  • a. de verruiming van de bouwhoogte aantoonbaar noodzakelijk moet zijn voor een doelmatige en duurzame agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het geen bebouwing voor een hokdierhouderij betreft;
  • c. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
  • d. pas gebouwd mag worden nadat de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
  • e. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig mogen worden geschaad;
  • f. het bouwplan in overeenstemming is met de gemeentelijke beeldkwaliteitseisen.
3.4.5 Voor hogere afscheidingen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.3.6 sub c ten behoeve van het toestaan van terreinafscheidingen van maximaal 2 meter onder de voorwaarden dat:

  • a. het bouwwerk een transparantie heeft van minimaal 100% per m2;
  • b. het bouwwerk in overeenstemming is met de gemeentelijke beeldkwaliteitseisen.
3.4.6 Voor bebouwing t.b.v. kleinschalig kamperen

Voor het bouwen ten behoeve van het kleinschalig kamperen, in combinatie met de afwijking van de gebruiksregels als bedoeld in artikel 3.6.2, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bebouwing moet in of direct aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd worden;
  • b. het totale oppervlak mag niet meer bedragen dan 50 m2;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter.
3.4.7 Voor een gastenverblijf

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1.1 ten behoeve van het toestaan van een gastenverblijf onder de voorwaarden dat:

  • a. de locatie is aangeduid als 'paardenhouderij';
  • b. het verblijf gerealiseerd wordt op het erf behorende bij een bestaand bedrijfsgebouw;
  • c. het verblijf niet aan te merken is als een of meerdere zelfstandige wooneenheden;
  • d. het oppervlak in totaal niet meer bedraagt dan 90 m2;
  • e. de huisvesting uitsluitend gasten betreft, die in verband met een zakelijke aangelegenheid, maximaal 7 aaneengesloten dagen op het bedrijf verblijven;
  • f. de gebruikers van het gastenverblijf elders hun hoofdverblijf hebben;
  • g. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.
3.4.8 Voor een groomverblijf

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1.1 en 3.3.2 onder e ten behoeve van het toestaan van een groomverblijf voor maximaal 4 personen, onder de voorwaarden dat:

  • a. de locatie is aangeduid als 'paardenhouderij';
  • b. het verblijf gerealiseerd wordt in een bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan;
  • c. het verblijf niet aan te merken is als een of meerdere zelfstandige wooneenheden;
  • d. het oppervlak in totaal niet meer bedraagt dan 60 m2;
  • e. de huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • f. de huisvesting uitsluitend (tijdelijke)medewerkers en/of stagiaires betreft, die alleen ten behoeve van het bedrijf waar ze gehuisvest zijn werkzaamheden verrichten;
  • g. de gebruikers van het groomverblijf elders hun hoofdverblijf te hebben;
  • h. de verblijfsduur maximaal 6 maanden bedraagt;
  • i. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.
3.4.9 Voor de verplaatsing en/of samenvoeging van (hulp)gebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.3.9 sub f ten behoeve van:

  • a. het verplaatsen van bestaande hulpgebouwen;
  • b. het samenvoegen van hulpgebouwen tot 1 (hulp)gebouw onder de voorwaarden dat de locatie passend is binnen de bebouwingsbepalingen van de Regeling schuilhutten en paardenbakken en voldoet aan de daarin opgenomen beeldkwaliteitseisen;
  • c. het samenvoegen van een hulpgebouw en een dagrecratief verblijf tot 1 gebouw onder de voorwaarden dat:
    • 1. alleen het hulpgebouw mag worden verplaatst;
    • 2. de functies bouwtechnisch gescheiden moeten blijven;
    • 3. het gebouw voldoet aan de beeldkwaliteitseisen van de Regeling schuilhutten en paardenbakken;
    • 4. de gezamenlijke oppervlakte niet wordt vergroot.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Bedrijfstypen per locatie

Op elke agrarische bedrijfslocatie is een (vollegronds)teeltbedrijf toegestaan, hetzij als hoofdtak, hetzij als neventak bij een veehouderijbedrijf, tenzij het is aangeduid als een 'paardenhouderij'.

Op een hokdierhouderijbedrijf is een (menging met) grondgebonden veehouderij toegestaan.

3.5.2 Strijdig agrarisch gebruik

Tot een strijdig agrarisch gebruik wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruiken van een niet-veehouderijlocatie voor veehouderij;
  • b. het gebruiken van een niet als zodanig aangegeven locatie voor hokdierhouderij;
  • c. het huisvesten van vee in meer dan één bouwlaag, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waarvoor ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
  • d. de uitbreiding van de veestapel (niet zijnde paarden) welke op 21 september 2013 aanwezig en vergund was.
3.5.3 Strijdig overig gebruik

Tot een strijdig overig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van:

  • a. de gronden en/of bouwwerken voor:
    • 1. kamerverhuur;
    • 2. Bed & Breakfast;
    • 3. seksinrichtingen;
    • 4. de opslag van goederen anders dan ten behoeve van de bestemming;
    • 5. de opslag van goederen buiten de bebouwing met een totale opslaghoogte van meer dan 4 meter;
    • 6. lichtmasten en lichtreclame, dit met uitzondering van lichtmasten ten behoeve van de verkeersfunctie, paardrijbakken en erfverlichting;
  • b. bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  • c. gronden als erf zoals bedoeld in artikel 1 Besluit omgevingsrecht, voor zover de grond niet is belegd met de in 3.1.2 aangegeven aanduidingen of is gelegen binnen 5 meter rondom gebouwen aangeduid met 'specifieke vorm van recreatie - dagrecratief verblijf ';
  • d. van gronden behorende bij een 'specifieke bouwaanduiding - hulpgebouw' anders dan bedoeld het in artikel 3.1.2 sub b.
3.5.4 Aan-huis-verbonden beroep

De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep is toegestaan, mits:

  • a. de hiertoe benodigde vloeroppervlakte maximaal 50 m2 bedraagt, zulks met inbegrip van bijbehorende bouwwerken;
  • b. degene die de bedrijfsvoering van het aan-huis-verbonden beroep uitoefent, ook de bewoner van de woning is;
  • c. bij uitoefening van de beroepen van schoonheidsspecialist(e), mani- en/of pedicure en kapper sprake is van ten hoogste 1 arbeidsplaats;
  • d. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep.
3.5.5 Voor nevenfuncties

Nevenfuncties zijn toegestaan onder de voorwaarden dat:

  • a. het bepaalde onder 3.2 onder d onverkort van toepassing blijft;
  • b. het gaat om activiteiten vermeld als "Toegestaan" in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in de Bijlage bij de regels;
  • c. er geen afzonderlijke hoofdfunctie ontstaat;
  • d. er geen zelfstandige baliefunctie ontstaat;
  • e. er geen detailhandel ontstaat met een verkoopvloeroppervlak van meer dan 100 m2;
  • f. voorlichting en educatie is toegestaan over het ter plaatse gevestigde bedrijf, plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing met een maximum oppervlak van 100 m2;
  • g. de nevenfuncties milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • h. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • i. de nevenfuncties voor zover van toepassing voorzien worden van een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
  • j. in voorkomend geval pas gebouwd mag worden nadat de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
  • k. de nevenfuncties niet mogen leiden tot een onevenredige aantasting van de in het gebied voorkomende natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • l. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking.
3.5.6 Paardrijbakken

Het gebruik van gronden voor paardrijbakken is toegestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. per bedrijfswoning maximaal één paardrijbak is toegestaan;
  • b. de paardrijbak uitsluitend binnen het bouwvlak is toegestaan;
  • c. de oppervlakte maximaal 1.200 m2 bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van de terreinafscheiding maximaal 1,50 meter bedraagt;
  • e. de paardrijbak in overeenstemming is met de beeldkwaliteitseisen, zoals opgenomen in de Regeling schuilhutten en paardenbakken;
  • f. ten aanzien van lichtmasten de volgende regels gelden:
    • 1. per paardrijbak zijn maximaal 4 lichtmasten toegestaan;
    • 2. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 6 meter;
    • 3. nieuwe lichtmasten dienen voorzien te zijn van faunavriendelijke led-verlichting;
    • 4. lichtmasten binnen een afstand van 100 meter tot gronden met de bestemming Natuur niet zijn toegestaan.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Algemeen

Navolgende afwijkingsbevoegdheden zijn niet van toepassing op plattelandswoningen.

3.6.2 Voor kleinschalig kamperen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1.1, al dan niet in combinatie met de afwijking als bedoeld in artikel 3.4.6 of 22.4.1, ten behoeve van kleinschalig kamperen, onder de voorwaarden dat:

  • a. de afwijking alleen verleend kan worden als gebruik bij een (bedrijfs)woning;
  • b. de afstand van kampeermiddelen tot de grens van het bouwvlak respectievelijk het bestemmingsvlak Wonen niet meer dan 150 m mag bedragen;
  • c. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
  • d. het terrein pas gebruikt mag worden nadat de landschappelijke inpassing is gerealiseerd.
3.6.3 Voor Bed & Breakfast

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 3.1.1 ten behoeve van Bed & Breakfast, mits:

  • a. het gebruik geen overmatige overlast voor de (woon-)omgeving oplevert;
  • b. het gebruik de afwikkeling van het verkeer niet nadelig beïnvloedt.
3.6.4 Voor paardrijbakken buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.5.6 sub a ten behoeve van het oprichten van een paardrijbak buiten het bouwvlak onder de voorwaarden dat:

  • a. het overige bepaalde in artikel 3.5.6 onverkort van toepassing is;
  • b. binnen het bouwvlak aantoonbaar geen ruimte is voor de beoogde paardrijbak;
  • c. de paardrijbak direct aansluitend aan het bouwvlak wordt gesitueerd;
  • d. de afstand tot een (bedrijfs-)woning van een derde minimaal 50 meter bedraagt;
  • e. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
  • f. pas gebouwd mag worden nadat de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
  • g. de paardrijbak in overeenstemming is met de beeldkwaliteitseisen, zoals opgenomen in de 20;
3.6.5 Voor aan-huis-verbonden beroep

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 3.5.4 ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van maximaal 100 m² (met inbegrip van bijbehorende bouwwerken), onder de voorwaarden dat:

  • a. het overige bepaalde in artikel 3.5.4 onverkort van toepassing is;
  • b. het gebruik geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert, noch afbreuk doet aan het van het landschap;
  • c. het gebruik de afwikkeling van het verkeer niet nadelig beïnvloedt;
  • d. het gebruik geen publieksgericht karakter heeft.
3.6.6 Voor nevenfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1.1 en artikel 3.5.5 onder d ten behoeve van het toestaan van één of meerdere nevenfuncties, voorzover het gaat om activiteiten vermeld als "Af te wegen" in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in de Bijlage bij de regels, onder de voorwaarden dat:

  • a. het bepaalde in artikel 3.2 onder d en artikel 3.5.5 voor het overige onverkort van toepassing blijft.
3.6.7 Voor opslag

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1.1 ten behoeve van het toestaan van opslag als nevenfunctie, onder de voorwaarden dat:

  • a. het betreft statische opslag van goederen;
  • b. de opslag uitsluitend inpandig is toegestaan;
  • c. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking.
3.6.8 Voor het tijdelijk huisvesten van seizoensarbeiders

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1.1, ten behoeve van het tijdelijk huisvesten van seizoensarbeiders, onder de voorwaarden dat:

  • a. de huisvesting bij voorkeur plaatsvindt in een bestaand bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan;
  • b. indien de huisvesting niet gerealiseerd kan worden zoals bedoeld onder a, de huisvesting kan plaatsvinden in maximaal twee verplaatsbare woonunits onder de voorwaarden dat:
    • 1. de hoogte van een woonunit bedraagt niet meer dan 3 meter;
    • 2. de woonunit wordt geplaatst binnen het bouwvlak;
  • c. de tijdelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
  • d. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
  • e. de huisvesting bedraagt niet meer dan 8 maanden per kalenderjaar;
  • f. de totale oppervlakte van de huisvesting per agrarisch bedrijf bedraagt maximaal 250 m2;
  • g. voor huisvesting in een bestaand bedrijfsgebouw geldt dat er geen sprake is van zelfstandige wooneenheden;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.

Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in, indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijke grote arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is.

3.6.9 Voor nieuwe boomteeltbedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1.1 en artikel 38.1 ten behoeve van het toestaan van boomteeltbedrijven, onder de voorwaarden dat:

  • a. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige openheid;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
3.6.10 Advies

Een verzoek om toepassing van de voorgaande afwijkingsbevoegdheden kan ter toetsing worden voorgelegd aan een agrarisch deskundige en een deskundige inzake natuur en landschap en/of cultuurhistorie.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Algemeen

Van navolgende wijzigingsbevoegdheden mag slechts gebruik gemaakt worden onder de voorwaarden dat:

  • a. wordt voldaan aan het gestelde in artikel 47.1.1 en/of 47.1.2;
  • b. het bepaalde in artikel 3.4.2 onder a t/m e bij uitbreiding van bebouwing onverkort van toepassing is;
  • c. de wijziging, met uitzondering van de wijziging als bedoeld in artikel 3.7.6, noodzakelijk moet zijn voor een volwaardige, doelmatige en duurzame agrarische bedrijfsvoering;
  • d. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing, voorzover die niet valt onder de Toepassing kwaliteitsverbetering;
  • e. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig mogen worden geschaad;
  • f. het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
  • g. dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is;
  • h. verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld;
  • i. dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
  • j. de randvoorwaardelijke bepaling uit artikel 47.1.3 is daarbij van toepassing.
3.7.2 Voor vormverandering van een agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de vorm van een agrarisch bouwvlak, onder de voorwaarde dat het bouwvlak niet wordt vergroot;

3.7.3 Voor het vergroten van een agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het vergroten van een agrarisch bouwvlak, onder de voorwaarden dat:

  • a. er binnen het bouwvlak onvoldoende mogelijkheden zijn voor de uitbreiding van de noodzakelijke bebouwing;
  • b. de uitbreiding niet bedoeld is voor uitbreiding van veehuisvesting;
  • c. het bestaande bouwvlak met maximaal 15% mag worden vergroot;
  • d. het bouwvlak, na wijziging niet groter is dan 1,5 ha;
  • e. het plan voorziet in voldoende watercompensatie.
3.7.4 Voor teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten einde de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' buiten het bij het betrokken bedrijf behorende bouwvlak op de verbeelding op te nemen, onder de voorwaarden dat:

  • a. het perceel aansluitend of in de directe omgeving van het bijbehorende bouwvlak is gelegen;
  • b. het geen kassen betreft;
  • c. er geen sprake is van onevenredige aantasting van de in artikel 38.1 beschermde openheid;
  • d. de regels van artikel 3.3.8 sub b onverminderd van toepassing zijn.
3.7.5 Voor kuilvoeropslagen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten einde de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kuilvoeropslag' buiten het bij het betrokken bedrijf behorende bouwvlak op de verbeelding op te nemen, onder de voorwaarden dat:

  • a. het perceel aansluitend of in de directe omgeving van het bijbehorende bouwvlak is gelegen;
  • b. er geen sprake is van onevenredige aantasting van de in artikel 38.1 beschermde openheid.
3.7.6 Voor hulpgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten einde de specifieke bouwaanduiding 'hulpgebouw' op de verbeelding op te nemen onder de voorwaarden dat:

  • a. het een hulpgebouw betreft waarvoor in het verleden een omgevingsvergunning is afgegeven of welke aantoonbaar voor 1976 is opgericht en het opnemen van de aanduiding met bijbehorende maatvoeringsaandudingen niet tot gevolg heeft dat het aanwezige hulpgebouw in omvang kan worden vergroot, tenzij de maatvoeringen kleiner zijn dan onder c zijn toegestaan.
  • b. het een hulpgebouw betreft waarvoor in het verleden een omgevingsvergunning is afgegeven of welke aantoonbaar voor 1998, maar na 1976 is opgericht en;
    • 1. de goothoogte van het hulpgebouw niet meer mag bedragen dan maximaal 2,5 meter;
    • 2. de bouwhoogte van het hulpgebouw niet meer mag bedragen dan maximaal 3 meter;
    • 3. het oppervlak van het hulpgebouw niet meer mag bedragen dan maximaal 30 m2, tenzij het is gelegen in de als zodanig aangegeven 'kernrandzone', dan is de bestaande oppervlakte toegestaan tot een maximum van 90 m2.
  • c. indien het een nieuw op de richten hulpgebouw betreft;
    • 1. de bouwlocatie is gelegen in de als zodanig aangewezen 'kernrandzone';
    • 2. de goothoogte van het hulpgebouw niet meer mag bedragen dan maximaal 2,5 meter;
    • 3. de bouwhoogte van het hulpgebouw niet meer mag bedragen dan maximaal 3 meter;
    • 4. het oppervlak van het hulpgebouw niet meer mag bedragen dan maximaal 30 m2,
    • 5. de bijbehorende perceelsoppervlakte minimaal 3.000 m2 moet bedragen of zoveel meer dan bestaand op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan en het perceel geen onderdeel uitmaakt van gronden behorende bij een al bestaand hulpgebouw.
3.7.7 Voor functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het plan, al dan niet in combinatie met artikel 3.7.2 of 3.7.3, wijzigen ten behoeve van:

  • a. het veranderen van de bestaande functieaanduiding en de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hokdierhouderij', 'grondgebonden veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - hokdierhouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - nertsenfokkerij' wijzigen in 'paardenhouderij';
  • b. het toewijzen van een functieaanduiding 'paardenhouderij' als het bouwvlak geen functieaanduiding heeft;
  • c. het verwijderen van een functieaanduiding bij een omschakeling naar een (vollegronds)teeltbedrijf;

onder de voorwaarden dat:

  • a. de oorspronkelijke agrarische bedrijfsvoering volledig is beëindigd;
  • b. overtollige bebouwing wordt gesloopt.
3.7.8 Voor bestemmingsverandering naar vervolgfunctie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het toestaan van vervolgfuncties, onder de voorwaarden dat:

  • a. de agrarische bedrijfsvoering volledig is beëindigd;
  • b. uitsluitend "Toegestane" en "Af te wegen" vervolgfuncties in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in de Bijlage bij de regels zijn toegestaan;
  • c. de ontwikkeling niet leidt tot een bestemmingsvlak met een omvang groter dan 5.000 m2;
  • d. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  • e. er niet twee of meer zelfstandige bedrijven mogen ontstaan.
3.7.9 Advies

Een verzoek om toepassing van voorgaande wijzigingsbevoegdheden kan ter toetsing worden voorgelegd aan een agrarisch deskundige en een deskundige inzake natuur en landschap en/of cultuurhistorie.

Artikel 4 Agrarisch met waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Hoofdbestemming

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • b. de ontwikkeling en instandhouding van bos/bosschages en struweel en de bijbehorende bosgroeiplaatsen ter plaatse van de aanduiding ‘bos’;
  • c. agrarisch grondgebruik, met uitzondering van boomteelt ter plaatse van de gebieden welke mede zijn bestemd tot 'Waarde - Openheid';
  • d. volwaardige (vollegronds)teeltbedrijven, met uitzondering van boomteeltbedrijven in de gebieden welke mede zijn bestemd tot 'Waarde - Openheid';
  • e. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'grondgebonden veehouderij'; een volwaardige grondgebonden veehouderijbedrijf;
    • 2. 'intensieve' veehouderij'; een volwaardig intensief veehouderijbedrijf;
    • 3. 'specifieke vorm van agrarisch - nerstenfokkerij''; een volwaardig nertsenfokkerijbedrijf;
    • 4. 'specifieke vorm van agrarisch - hondenfokkerij'; uitsluitende een hondenfokkerijbedrijf;
    • 5. 'paardenhouderij'; uitsluitend een volwaardige paardenhouderij;
  • f. agrarisch natuurbeheer;
  • g. bestaande openbare onverharde wegen,

met de daarbij behorende:

  • h. bedrijfswoning(en) en bedrijfsgebouwen en bijbehorende bebouwing;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. (onverharde) paden en perceelsontsluitingen, al dan niet naar ingesloten andere bestemmingen;
  • m. parkeervoorzieningen;
  • n. water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;
4.1.2 Medebestemming

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn naast het bepaalde in artikel 4.1.1 mede bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de functie- en/of bouwaanduiding 'cultuurhistorische waarden', het behoud van cultuurhistorische waarden, zoals beschreven in Bijlage 19 Cultuurhistorisch waardevolle panden en vlakken van de toelichting;
  • b. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'specifieke vorm van agrarische met waarden - teeltondersteunende voorzieningen; permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten een bouwvlak;
    • 2. 'plattelandswoning', een afgesplitste bedrijfswoning;
    • 3. 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - ambachtelijke be- en verwerking agrarische producten'; ambachtelijke zuivelbereiding alsmede ondergeschikte horeca tot een maximum van 425 m2;
    • 4. 'specifieke vorm van recreatie - dagrecratief verblijf': extensief dagrecreatief gebruik met bijbehorend hulpgebouw in de vorm van een verblijfsruimte;
    • 5. verblijfsrecreatie': extensief verblijfsrecreatief gebruik met bijbehorend hulpgebouw in de vorm van een verblijfruimte;
    • 6. 'parkeerterrein'; een parkeerterrein;
    • 7. ‘evenemententerrein’: een evenemententerrein ten behoeve van de uitoefening van hippische (sport)activiteiten;
    • 8. ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – hippische arena’: hippische gras- en zandarena’s, inspringterreinen, paardenbakken en tribunes ten behoeve van en in het kader van de uitoefening van hippische (sport)activiteiten;
    • 9. ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – tribunegebouw’, een tribunegebouw gericht op de arena’s;
    • 10. ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – tijdelijke tribunes’, tijdelijke tribunes ten behoeve van de evenementen;
    • 11. ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – loopbrug’, een loopbrug welke toegang biedt aan de tribunes bij de arena’s;
    • 12. ‘specifieke vorm van agrarisch - stallenterrein’: een permanent stallencomplex ten behoeve van de stalling van paarden in het kader van de uitoefening van hippische (sport)activiteiten ten tijde van evenementen;
    • 13. 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – gastenverblijf; een verblijf voor bezoekers van een paardenhouderij en/of een evenement;
    • 14. 'modelvliegtuigbaan'; een modelvliegtuigbaan;
    • 15. specifieke vorm van sport - mensport'; een wedstrijd- en trainingsterrein voor de mensport;
    • 16. 'zend-/ontvangstinstallatie'; een zend- en ontvangstinstallatie;
    • 17. 'specifieke vorm van natuur - faunavoorziening'; een faunavoorziening;
    • 18. 'specifieke vorm van recreatie - vakantieactiviteiten'; sport- en spelactiviteiten voor de schooljeugd;
  • c. hobbymatig gebruik van gronden behorende bij gebouwen aangeduid met de 'specifieke bouwaanduiding - hulpgebouw';
  • d. terplaatse van een woning, aan-huis-verbonden beroepen;
  • e. extensieve dagrecreatie.
4.2 Algemene regels
  • a. Per bouwvlak is (bebouwing ten behoeve van) niet meer dan één bedrijf toegestaan;
  • b. Alle voorzieningen ten behoeve van de bedrijfsvoering, zoals erfverhardingen, (kuil)voeropslagen, bouwwerken en dergelijke zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan, tenzij anders is bepaald;
  • c. De bij de bedrijfswoning behorende voorzieningen voor de voorgevel, zoals een siertuin en de daarin volgens het Besluit omgevingsrecht toegestane bijbehorende bebouwing, zijn buiten het bouwvlak toegestaan tussen het bouwvlak en de openbare weg;
  • d. De oppervlakte aan medebestemmingen en nevenfuncties binnen een bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2.500 m2, met een maximum van 25% van de oppervlakte van het bouwvlak. De oppervlakte van standplaatsen ten behoeve van kleinschalig kamperen wordt hierbij niet meegerekend;
  • e. Voor alle toegelaten en/of middels een afwijkingsbesluit toe te laten functies en/of voorzieningen dient te worden voorzien in parkeervoorzieningen op eigen terrein, conform Artikel 44 Algemene parkeerregel.
4.3 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 4.1 omschreven bestemming, waarbij ook wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

4.3.1 Algemeen
  • a. het bouwvlak mag, voor zover de regels uit artikel 4.2 dat toelaten, volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van gebouwen tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 18 m;
    • 2. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m;
  • b. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding onbebouwd' mag geen bebouwing worden opgericht.
4.3.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de bedrijfsvoering gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • c. een gebouw, niet zijnde een veehuisvestingsgebouw, mag niet ver-/herbouwd worden tot een veehuisvestingsgebouw;
  • d. de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen van bedrijven die aangeduid zijn als 'specifieke vorm van agrarisch - hokdierhouderij', 'grondgebonden veehouderij' of 'specifiek vorm van agrarisch - nertsenfokkerij' mag niet meer bedragen dan de omvang van de gebouwen die:
    • 1. op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering waren; of
    • 2. gebouwd mogen worden krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning; of
    • 3. zijn gebaseerd op een vóór 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan;
    • 4. het hiervoor genoemde is niet van toepassing voor zover het geen veehuisvestingsgebouw en/of mestopslag betreft of ten behoeve van een bedrijf dat niet is aangeduid als 'grondgebonden veehouderij' of niet is gelegen binnen de aanduiding 'Beperkingen veehouderij',
  • e. bij bedrijven bestemd tot 'paardenhouderij' is maximaal het bestaande oppervlak aan groom- en/of bewakingsverblijven toegestaan.
4.3.3 Specifieke bouwregels

Voor de locatie Maastrichterweg 249-255 gelden de volgende specifieke bouwregels:

HOOFDGEBOUWEN EN BIJBEHORENDE BOUWWERKEN   MAX. GOOTHOOGTE   MAX. BOUWHOOGTE   MAX. OPPERVLAKTE EN/OF INHOUD   MIN. AFSTAND TOT ZIJDELINGSE PERCEELSGRENS  
Bedrijfsgebouwen (inclusief overkappingen)   7,5 m   12 m   6.750 m2    5 m  
Hoofdtribune     12 m   1.250 m2   5 m  
Tribunegebouw   8 m   12,5 m   600 m2    5 m  
Entreegebouw   8 m   12,5 m
 
300 m2    5 m  
Tijdelijke tribunes   4,75 m   7 m   1.200 m2    5 m  
Jurytoren     15 m      
Poortgebouw   6,5 m   10 m   300 m2   5 m  
Gastenverblijf *   5,5/9,5/13,5 m   9,5/13,5/17,5 m   6.800 m2    
Paardenboxen/
-stallen  
3,5 m   6 m   6.600 m2   5 m  
Vlaggen- en lichtmasten     18 m      
Scoreborden     15 m      

* Voor de maximale goothoogte en bouwhoogte geldt:

  • a. de hoogte maat voor maximaal 25% van de totale oppervlakte;
  • b. de middelste maat voor maximaal 50% van de totale oppervlakte;
  • a. de laagste maat voor de overige oppervlakte.
4.3.4 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximaal één bedrijfswoning per bedrijf;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt indien op de verbeelding de aanduiding:
    • 1. 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen dit aantal als maximum;
    • 2. 'twee-aaneen' uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen zijn toegestaan;
  • c. in aanvulling op het bepaalde onder a geldt indien op de verbeelding te aanduiding 'bedrijfswoning' is opgenomen alleen daar een bedrijfswoning is toegestaan;
  • d. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • e. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • f. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 meter.
4.3.5 Plattelandswoningen

Voor het bouwen van plattelandswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. plattelandswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'plattelandswoning';
  • b. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan de bestaande vergunde inhoud;
  • c. de goothoogte van de woning mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.
4.3.6 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfs-/plattelandswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke bebouwingsoppervlakte mag niet meer bedragen dan 150 m² per woning;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • d. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 meter achter de voorgevelrooilijn van de woning te worden gebouwd;
  • e. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de woning mag niet meer bedragen dan 20 meter.
4.3.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet zijnde overkappingen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van silo's mag niet meer dan 15 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevel van de bedrijfswoning mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd buiten een bouwvlak mag niet meer dan 1,50 meter bedragen, waarbij het bouwwerk een transparantie heeft van minimaal 75% per m2 ;
  • d. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevel van de bedrijfswoning mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van warmtebuffers, CO2- en biovergistingsinstallaties en kleine windmolens mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  • f. de inhoud van mestopslagsilo's mag niet meer bedragen dan aantoonbaar voor de eigen mestproductie noodzakelijk is;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' is een zend- en ontvangstinstallatie toegestaan met een bouwhoogte van niet meer dan 40 meter;
  • h. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • i. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;
  • j. bebouwing ten behoeve van mestbewerking is niet toegestaan.
4.3.8 Paardrijvoorzieningen

Voor het bouwen van paardrijvoorzieningen bij bedrijven aangeduid als 'paardenhouderij' gelden de volgende bepalingen:

  • a. de voorzieningen moeten worden gerealiseerd binnen de aanduiding 'paardenhouderij';
  • b. de bouwhoogte van hindernissen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - mensport' zijn hindernissen toegestaan met een hoogte van 1,50 meter.
4.3.9 Teeltondersteunende voorzieningen
  • a. Voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen binnen een agrarische bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
    • 1. teeltondersteunende voorzieningen mogen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. permanente teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van kassen zijn niet toegestaan;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • b. Voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen buiten een agrarische bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
    • 1. uitsluitend lage, tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen mogen buiten een bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte van lage, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
    • 3. de bouwhoogte overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van hagelnetten, boompalen en boomteelthekken mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
    • 4. overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van leidingen mogen alleen in of op de grond aangebracht worden;
    • 5. het voorgaande onder 1 t/m 3 is niet van toepassing op tijdelijk teeltondersteunende kassen binnen het gebied mede bestemd tot 'Waarde - Essen en kampen', daar zijn deze voorzieningen niet toegestaan.
4.3.10 Hulpgebouwen

Voor het bouwen van hulpgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal hulpgebouwen binnen de aanduiding mag niet meer bedragen dan aangegeven;
  • b. de goothoogte van het hulpgebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding aangeduid dan wel maximaal 2,5 meter indien geen aanduiding is opgenomen;
  • c. de bouwhoogte van het hulpgebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding aangeduid dan wel maximaal 3 meter indien geen aanduiding is opgenomen;
  • d. het oppervlak van het hulpgebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding aangeduid dan wel maximaal 30 m2 indien geen aanduiding is opgenomen;
  • e. verbouw niet mag leiden tot splitsing in meer zelfstandige ruimten;
  • f. het gebouw moet voldoen aan de beeldkwaliteitseisen van de Regeling schuilhutten en paardenbakken;
  • g. ingeval van herbouw van het hulpgebouw moet op de bestaande locatie gebouwd worden, waarbij minimaal 1 gevel op de bestaande plaats moet worden gerealiseerd.
4.3.11 Recreatieverblijven

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - dagrecratief verblijf' en 'verblijfsrecreatie' gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte van het verblijf mag niet meer bedragen dan op de verbeelding aangeduid dan wel maximaal 2,5 meter indien geen aanduiding is opgenomen;
  • b. de bouwhoogte van het verblijf mag niet meer bedragen dan op de verbeelding aangeduid dan wel maximaal 3 meter indien geen aanduiding is opgenomen;
  • c. het oppervlak van het verblijf mag niet meer bedragen dan op de verbeelding aangeduid dan wel maximaal 30 m2 indien geen aanduiding is opgenomen.
4.3.12 Voorwaardelijke bepalingen

Ten aanzien van de ontwikkeling van de functie met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - gastenverblijf'' gelden de volgende randvoorwaarden:

  • a. Binnen twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan dienen de gronden met de bestemming 'Groen - Landschapselement’ te zijn ingericht overeenkomstig Landschappelijk inpassingsplan, zoals opgenomen in Ruimtelijke onderbouwing Maastrichterweg 255;
  • b. Binnen twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan dient binnen het plangebied voldoende regenwaterberging te zijn aangelegd in de vorm van een extra retentievoorziening van 250 m3 bovenop de al berekende bergingscapaciteit van 120 m3. Initiatiefnemer dient over de nadere invulling van de waterberging, voorafgaand aan de aanlegwerkzaamheden, de instemming te verkrijgen van waterschap De Dommel.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Voor overige bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.3.2 sub d, ten behoeve van uitsluitend de uitbreiding en/of nieuwbouw van niet-veehuisvestingsgebouwen binnen de bouwvlakken met de aanduiding 'grondgebonden veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - hokdierhouderij' en/of 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - nertsenfokkerij' onder de voorwaarden dat:

  • a. er sprake is van een aantoonbaar bedrijfsmatige noodzakelijke uitbreiding;
  • b. er een advies is verkregen van een agrarisch deskundig adviseur.
4.4.2 Voor bedrijfsgebouwen voor veehuisvesting

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.3.2 sub d onder de voorwaarden dat:

  • a. maatregelen worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij;
  • b. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving inpasbaar is in de omgeving;
  • c. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • d. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 ìg/m3;
  • e. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling.
4.4.3 Voor bedrijfsgebouwen voor hokdierhouderijen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.3.2 sub c onder de voorwaarden dat:

  • a. meer bebouwing noodzakelijk is in verband met het dierenwelzijn;
  • b. er geen toename is van het aantal dieren;
  • c. het bouwvlak niet groter is dan 1,5 ha;
  • d. voldaan wordt aan het bepaalde onder 4.4.2 onder c;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter.
4.4.4 Voor tijdelijke teeltondesteunende kassen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.3.9 sub b onder 5 ten behoeve van bouwen tijdelijke teeltondersteunende kassen onder de voorwaarden dat locatie en omvang passend zijn binnen de gebiedskarakteristiek.

4.4.5 Voor een ruimere bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.3.2 sub b ten behoeve van bouwen van een bedrijfsgebouw met een bouwhoogte van maximaal 13 meter onder de voorwaarden dat:

  • a. de verruiming van de bouwhoogte moet noodzakelijk zijn voor een doelmatige en duurzame agrarische bedrijfsvoering;
  • b. landschappelijke en ecologische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • c. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
  • d. pas gebouwd mag worden nadat de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
  • e. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • f. het niet betreft een hokdierhouderij;
  • g. het bouwplan in overeenstemming is met de gemeentelijke beeldkwaliteitseisen.
4.4.6 Voor hogere afscheidingen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van regels ten behoeve van het toestaan van terreinafscheidingen van maximaal 2 meter onder de voorwaarden dat:

  • a. waarbij het bouwwerk een transparantie heeft van minimaal 100% per m2;
  • b. het bouwwerk in overeenstemming is met de gemeentelijke beeldkwaliteitseisen.
4.4.7 Voor bebouwing t.b.v. kleinschalig kamperen

Voor het bouwen ten behoeve van het kleinschalig kamperen, in combinatie met de afwijking van de gebruiksregels als bedoeld in artikel 4.6.2, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bebouwing moet in of direct aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd worden;
  • b. het totale oppervlak mag niet meer bedragen dan 50 m2;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter.
4.4.8 Voor een gastenverblijf

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1.1 ten behoeve van het toestaan van een gastenverblijf onder de voorwaarden dat:

  • a. de locatie is aangeduid als 'paardenhouderij';
  • b. het verblijf gerealiseerd wordt op het erf behorende bij een bestaand bedrijfsgebouw;
  • c. het verblijf niet aan te merken is als een of meerdere zelfstandige wooneenheden;
  • d. het oppervlak in totaal niet meer bedraagt dan 150 m2;
  • e. de huisvesting uitsluitend gasten betreft, die in verband met een zakelijke aangelegenheid, maximaal 7 aaneengesloten dagen op het bedrijf verblijven;
  • f. de gebruikers van het gastenverblijf elders hun hoofdverblijf hebben;
  • g. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.
4.4.9 Voor een groomverblijf

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1.1 ten behoeve van het toestaan van een groomverblijf voor maximaal 4 personen, onder de voorwaarden dat:

  • a. de locatie is aangeduid als 'paardenhouderij';
  • b. het verblijf gerealiseerd wordt in een bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan;
  • c. het verblijf niet aan te merken is als een of meerdere zelfstandige wooneenheden;
  • d. het oppervlak in totaal niet meer bedraagt dan 45 m2;
  • e. de huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • f. de huisvesting uitsluitend (tijdelijke)medewerkers, stagiaires betreft, die alleen ten behoeve van het bedrijf waar ze gehuisvest zijn werkzaamheden verrichten;
  • g. de gebruikers van het groomverblijf elders hun hoofdverblijf te hebben;
  • h. de verblijfsduur maximaal 6 maanden bedraagt;
  • i. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.
4.4.10 Voor de verplaatsing en/of samenvoeging van (hulp)gebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.3.10 sub f ten behoeve van het verplaatsen van bestaande hulpgebouwen al dan niet in combinatie met het samenvoegen van 2 of meerdere hulpgebouwen tot 1 hulpgebouw onder de voorwaarden dat:

  • a. de locatie passend is binnen de bebouwingsbepalingen van de Regeling schuilhutten en paardenbakken;
  • b. het gebouw voldoet aan de beeldkwaliteitseisen van de onder a genoemde regeling;
  • c. de maatvoering van het gebouw voldoet aan de voor die locatie geldende regels;
  • d. in geval van samenvoeging:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet wordt vergroot;
    • 2. en er sprake is van hulpgebouwen met verschillende functies, de functies bouwtechnisch gescheiden moeten blijven en dezelfde oppervlakten moeten te behouden;
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Mensport

Op de locatie aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van sport - mensport' mogen de agrarische gronden:

  • a. gebruikt worde voor het trainen van paarden en/of koetsiers voor de mensport;
  • b. 2 keer per jaar gebruikt worden voor menwedstrijden;
4.5.2 Evenementparkeren

Op de locatie aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - evenementparkeren' mag de agrarische grond 6 keer per jaar gebruikt worden voor het parkeren van bezoekers en/of deelnemers aan sportevenementen.

4.5.3 Bedrijfstypen per locatie

Op elke agrarische bedrijfslocatie is een (vollegronds)teeltbedrijf toegestaan, hetzij als hoofdtak, hetzij als neventak bij een veehouderijbedrijf, tenzij het is aangeduid als een 'paardenhouderij'. Het toegestane veehouderijbedrijfstype is per locatie weergegeven. Op een intensief veehouderijbedrijf is een (menging met) grondgebonden veehouderij toegestaan.

4.5.4 Strijdig agrarisch gebruik

Tot een strijdig agrarisch gebruik wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruiken van een niet-veehouderij locatie voor veehouderij;
  • b. het gebruiken van een grondgebonden veehouderij voor hokdierhouderij;
  • c. het gebruiken van een nertsenfokkerij voor andere vormen van veehouderij;
  • d. het huisvesten van vee in meer dan één bouwlaag, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
4.5.5 Strijdig overig gebruik

Tot een strijdig overig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken voor:
    • 1. het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitbreiding of herhuisvesting van de veestapel (niet zijnde paarden) welke op 21 september 2013 aanwezig en vergund was;
    • 2. glastuinbouwbedrijven;
    • 3. kamerverhuur;
    • 4. Bed & Breakfast;
    • 5. seksinrichtingen;
    • 6. de opslag van goederen anders dan ten behoeve van de bestemming;
    • 7. de opslag van goederen buiten de bebouwing met een totale opslaghoogte van meer dan 4 meter;
    • 8. lichtmasten en lichtreclame, dit met uitzondering van lichtmasten ten behoeve van de verkeersfunctie, paardrijbakken en erfverlichting;
  • b. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  • c. als erf zoals bedoeld in artikel 1 Besluit omgevingsrecht, voor zover de grond niet is belegd met de in 4.1.2 aangegeven aanduidingen of is gelegen binnen 5 meter rondom gebouwen aangeduid met 'specifieke vorm van recreatie - dagrecratief verblijf' of 'verblijfsrecreatie;
  • d. het gebruik van gronden behorende bij een 'specifieke bouwaanduiding - hulpgebouw' anders dan bedoeld het in artikel 4.1.2 sub b; .
4.5.6 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:
    • 1. glastuinbouwbedrijven;
    • 2. kamerverhuur;
    • 3. seksinrichtingen;
    • 4. de opslag van goederen anders dan ten behoeve van de bestemming;
    • 5. de opslag van goederen buiten de bebouwing met een totale opslaghoogte van meer dan 4 meter;
    • 6. lichtmasten en lichtreclame, dit met uitzondering van lichtmasten ten behoeve van de verkeersfunctie, paardrijbakken en erfverlichting;
  • b. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
4.5.7 Kuilvoeropslag

Kuilvoeropslagen zijn, behoudens binnen een agrarisch bouwvlak, ook toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kuilvoeropslag', onder de voorwaarden dat:

  • a. de hoogte van keerwanden niet hoger mag zijn dan 2 meter;
  • b. alle bijbehorende transportbewegingen binnen de aanduiding kunnen worden verricht.
4.5.8 Paardrijbakken

Het gebruik van gronden voor paardrijbakken is toegestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. per bedrijfswoning maximaal één paardrijbak is toegestaan;
  • b. de paardrijbak uitsluitend binnen het bouwvlak is toegestaan;
  • c. de oppervlakte maximaal 1.200 m2 bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van de terreinafscheiding maximaal 1,50 meter bedraagt;
  • e. de paardrijbak in overeenstemming is met de beeldkwaliteitseisen, zoals opgenomen in de Regeling schuilhutten en paardenbakken;
  • f. ten aanzien van lichtmasten de volgende regels gelden:
    • 1. per paardrijbak zijn maximaal 4 lichtmasten toegestaan;
    • 2. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 6 meter;
    • 3. nieuwe lichtmasten dienen voorzien te zijn van faunavriendelijke led-verlichting;
    • 4. lichtmasten binnen een afstand van 100 meter tot gronden met de bestemming Natuur niet zijn toegestaan.
4.5.9 Aan-huis-verbonden beroep

De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep is toegestaan, mits:

  • a. de hiertoe benodigde vloeroppervlakte maximaal 50 m2 bedraagt, zulks met inbegrip van bijbehorende bouwwerken;
  • b. degene die de bedrijfsvoering van het aan-huis-verbonden beroep uitoefent, ook de bewoner van de woning is;
  • c. bij uitoefening van de beroepen van schoonheidsspecialist(e), mani- en/of pedicure en kapper sprake is van ten hoogste 1 arbeidsplaats;
  • d. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep.
4.5.10 Vakantieactiviteiten

Het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - vakantieactiviteiten' mogen gebruikt worden voor sport- en spelactiviteiten voor de schooljeugd, onder de voorwaarden dat:

  • a. het om centraal georganiseerde activiteiten gaat;
  • b. de activiteiten alleen tijdens de zomervakantie worden gehouden;
  • c. er gebouwd mag worden ten behoeve van de activiteiten;
  • d. alle bouwwerken en benodigde voorzieningen van tijdelijk aard zijn en na afloop binnen een week zijn verwijderd.
  • e. overnachting voor bewaking van het terrein voor, gedurende en na de activiteiten is toegestaan.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Algemeen

Navolgende afwijkingsbevoegdheden zijn niet van toepassing op plattelandswoningen.

4.6.2 Voor kleinschalig kamperen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1.1, al dan niet in combinatie met de afwijking als bedoeld in artikel 4.4.7 of 22.4.1, ten behoeve van kleinschalig kamperen, onder de voorwaarden dat:

  • a. de afwijking alleen verleend kan worden als gebruik bij een (bedrijfs)woning;
  • b. de afstand van kampeermiddelen tot de grens van het bouwvlak respectievelijk het bestemmingsvlak Wonen niet meer dan 150 m mag bedragen;
  • c. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
  • d. het terrein pas gebruikt mag worden nadat de landschappelijke inpassing is gerealiseerd.
4.6.3 Voor Bed & Breakfast

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 4.5.5 ten behoeve van Bed & Breakfast, mits:

  • a. het gebruik geen overmatige overlast voor de (woon-)omgeving oplevert;
  • b. het gebruik de afwikkeling van het verkeer niet nadelig beïnvloedt.
4.6.4 Voor paardrijbakken buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.3.2 sub a ten behoeve van het oprichten van een paardrijbak buiten het bouwvlak onder de voorwaarden dat:

  • a. het overige bepaalde in artikel 4.5.8 onverkort van toepassing is;
  • b. binnen het bouwvlak aantoonbaar geen ruimte is voor de beoogde paardrijbak;
  • c. de paardrijbak direct aansluitend aan het bouwvlak wordt gesitueerd;
  • d. de afstand tot een (bedrijfs-)woning van een derde minimaal 50 meter bedraagt;
  • e. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
  • f. pas gebouwd mag worden nadat de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
  • g. de paardrijbak in overeenstemming is met de beeldkwaliteitseisen, zoals opgenomen in de Regeling schuilhutten en paardenbakken;
4.6.5 Voor aan-huis-verbonden beroep

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 4.5.9 ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van maximaal 100 m² (met inbegrip van bijbehorende bouwwerken) mits:

  • a. het overige bepaalde in artikel 4.5.9 onverkort van toepassing is;
  • b. het gebruik geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert, noch afbreuk doet aan het van het landschap;
  • c. het gebruik de afwikkeling van het verkeer niet nadelig beïnvloedt;
  • d. het gebruik geen publieksgericht karakter heeft.
4.6.6 Voor opslag

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1.1 ten behoeve van het toestaan van opslag als nevenfunctie onder de voorwaarden dat:

  • a. het statische opslag van goederen betreft;
  • b. de opslag uitsluitend inpandig is toegestaan;
  • c. opslag bij een plattelandswoning niet is toegestaan.
4.6.7 Voor het tijdelijk huisvesten van seizoensarbeiders

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1.1 ten behoeve van het tijdelijk huisvesten van seizoensarbeiders, onder de voorwaarden dat:

  • a. de huisvesting vindt bij voorkeur plaats in een bestaand bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan;
  • b. indien de huisvesting niet gerealiseerd kan worden zoals bedoeld onder a kan huisvesting plaatsvinden in maximaal twee verplaatsbare woonunits onder de voorwaarden dat:
    • 1. de hoogte van een woonunit bedraagt niet meer dan 3 meter;
    • 2. de woonunit wordt geplaatst binnen het bouwvlak;
    • 3. er voorzien wordt in een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
    • 4. pas gebouwd mag worden nadat de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
  • c. de tijdelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
  • d. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
  • e. de huisvesting bedraagt niet meer dan 8 maanden per kalenderjaar;
  • f. de totale oppervlakte van de huisvesting per agrarisch bedrijf bedraagt maximaal 250 m2;
  • g. voor huisvesting in een bestaand bedrijfsgebouw geldt dat er geen sprake is van zelfstandige wooneenheden;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
  • j. pas gebouwd mag worden nadat de landschappelijke inpassing is gerealiseerd.

Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in, indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijke grote arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is.

4.6.8 Voor nevenfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1.1 ten behoeve van het toestaan van één of meerdere nevenfuncties onder de voorwaarden dat:

  • a. het gaat om activiteiten tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in de Bijlage bij de regels;
  • b. er geen afzonderlijke hoofdfunctie ontstaat;
  • c. er geen zelfstandige baliefunctie ontstaat;
  • d. de nevenfuncties beperkt blijven tot een vloeroppervlak van maximaal 2.500 m2;
  • e. er geen detailhandel ontstaat met een verkoopvloeroppervlak van meer dan 100 m2;
  • f. voorlichting en educatie is toegestaan over het ter plaatse gevestigde bedrijf, plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing met een maximum oppervlak van 100 m2;
  • g. de nevenfuncties milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • h. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • i. de nevenfuncties voorzien worden van een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
  • j. pas gebouwd mag worden nadat de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
  • k. de nevenfuncties niet mogen leiden tot een onevenredige aantasting van de in het gebied voorkomende natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • l. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
  • m. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • n. het niet betreft een nevenfunctie bij een plattelandswoning;
  • o. een verzoek om toepassing van deze ontheffingsbevoegdheid kan ter toetsing worden voorgelegd aan een agrarisch deskundige en een deskundige inzake natuur en landschap en/of cultuurhistorie.
4.6.9 Voor nieuwe boomteeltbedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1.1 en artikel 38 Waarde - Openheid ten behoeve van het toestaan van boomteeltbedrijven onder de voorwaarden dat:

  • a. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige openheid;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;

Een verzoek om toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid kan ter toetsing worden voorgelegd aan een agrarisch deskundige en een deskundige inzake natuur en landschap en/of cultuurhistorie.

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde
4.7.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden buiten het bouwvlak uit te voeren:

  • a. aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. afgraven, ophogen of egaliseren, dan wel ontginnen van gronden;
  • c. kappen en rooien van houtwallen en/of -singels of bosjes;
  • d. door nieuwe aanplant realiseren van houtwallen en/of -singels of bosjes;
  • e. winnen, infiltreren of stuwen van water en andere werken of werkzaamheden die een wezenlijke wijziging van de grondwaterstand of de waterhuishouding beogen of ten gevolge hebben, anders dan ten behoeve van natuurontwikkeling;
  • f. aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
4.7.2 Toegestane werkzaamheden

Het in artikel 4.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  • a. werken en werkzaamheden welke het normale onderhoud betreffen;
  • b. werken en werkzaamheden welke noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. werken en werkzaamheden welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werkingtreding van dit plan.
4.7.3 Voorwaarden voor verlenen omgevingsvergunning

De in artikel 5 lid 6.1 vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de ecologische en/of landschappelijke, cultuurhistorische en waterhuishoudkundige waarden van de gronden.

4.8 Wijzigingsbevoegdheid
4.8.1 Algemeen

Van navolgende wijzigingsbevoegdheden mag slechts gebruik gemaakt worden onder de voorwaarden dat:

  • a. wordt voldaan aan het gestelde in artikel 47.1 en/of 47.1.2;
  • b. het bepaalde in artikel 4.4.2 onder a t/m e bij uitbreiding van bebouwing onverkort van toepassing is;
  • c. de wijziging, met uitzondering van de wijziging als bedoeld in artikel 4.8.5 noodzakelijk moet zijn voor een volwaardige, doelmatige en duurzame agrarische bedrijfsvoering;
  • d. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing, voorzover die niet valt onder de Toepassing kwaliteitsverbetering;
  • e. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig mogen worden geschaad;
  • f. het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
  • g. dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is;
  • h. verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld;
  • i. dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
  • j. de randvoorwaardelijke bepaling uit artikel 47.1.3 is daarbij van toepassing.
4.8.2 Voor vormverandering van een agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de vorm van een agrarisch bouwvlak, onder de voorwaarden dat:

  • a. de wijziging moet noodzakelijk zijn voor een doelmatige en duurzame agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het bouwvlak niet wordt vergroot;
  • c. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
  • d. pas gebouwd mag worden nadat de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
  • e. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • f. dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
  • g. dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
  • h. verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld;
  • i. advies is verkregen van de agrarisch deskundige.
4.8.3 Voor het vergroten van een agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het vergroten van een agrarisch bouwvlak, onder de voorwaarden dat:

  • a. de uitbreiding niet bedoeld is voor uitbreiding van veehuisvesting;
  • b. het bestaande bouwvlak kan met maximaal 15% vergroot worden;
  • c. het bouwvlak is, na wijziging niet groter dan 1,5 ha;
  • d. de vergroting moet noodzakelijk zijn voor een doelmatige en duurzame agrarische bedrijfsvoering;
  • e. landschappelijke en ecologische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
  • g. pas gebouwd mag worden nadat de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
  • h. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • i. het plan voorziet in voldoende watercompensatie;
  • j. dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
  • k. dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
  • l. verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld;
  • m. dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is;
  • n. advies is verkregen van de agrarisch deskundige.
4.8.4 Voor teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten einde de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' buiten het bij het betrokken bedrijf behorende bouwvlak op de verbeelding op te nemen, onder de voorwaarden dat:

  • a. het perceel aansluitend of in de directe omgeving van het bijbehorende bouwvlak is gelegen;
  • b. het geen kassen betreft;
  • c. er geen sprake is van onevenredige aantasting van de in artikel 4.1 beschermde openheid;
  • d. de regels van artikel 4.3.9 sub b onverminderd van toepassing zijn;
  • e. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
  • f. pas gebouwd mag worden nadat de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
4.8.5 Voor hulpgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten einde de specifieke bouwaanduiding 'hulpgebouw' op de verbeelding op te nemen onder de voorwaarden dat:

  • a. het een hulpgebouw betreft waarvoor in het verleden een omgevingsvergunning is afgegeven of welke aantoonbaar voor 1976 is opgericht en het opnemen van de aanduiding met bijbehorende maatvoeringsaandudingen niet tot gevolg heeft dat het aanwezige hulpgebouw in omvang kan worden vergroot, tenzij de maatvoeringen kleiner zijn dan onder c zijn toegestaan.
  • b. het een hulpgebouw betreft waarvoor in het verleden een omgevingsvergunning is afgegeven of welke aantoonbaar voor 1998, maar na 1976 is opgericht en;
    • 1. de goothoogte van het hulpgebouw niet meer mag bedragen dan maximaal 2,5 meter;
    • 2. de bouwhoogte van het hulpgebouw niet meer mag bedragen dan maximaal 3 meter;
    • 3. het oppervlak van het niet meer mag bedragen dan maximaal 30 m2, tenzij het is gelegen in de als zodanig aangegeven 'kernrandzone', dan is de bestaande oppervlakte toegestaan tot een maximum van 90 m2.
  • c. indien het een nieuw op de richten hulpgebouw betreft;
    • 1. de bouwlocatie is gelegen in de als zodanig aangewezen 'kernrandzone' en binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden';
    • 2. de goothoogte van het hulpgebouw niet meer mag bedragen dan maximaal 2,5 meter;
    • 3. de bouwhoogte van het hulpgebouw niet meer mag bedragen dan maximaal 3 meter;
    • 4. het oppervlak van het hulpgebouw niet meer mag bedragen dan maximaal 30 m2;
    • 5. het hulpgebouw slechts één ingang mag hebben;
    • 6. de bijbehorende perceelsoppervlakte minimaal 3.000 m2 moet bedragen of zoveel meer dan bestaand op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan en het bouwperceel geen onderdeel uitmaakt van een kadastraal perceel behorende bij een al bestaand hulpgebouw.
4.8.6 Voor functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de functieaanduiding in 'paardenhouderij', onder de voorwaarden dat:

  • a. de oorspronkelijke agrarische bedrijfsvoering volledig is beëindigd;
  • b. de vervolgfunctie bijdraagt aan de ontwikkeling van de gemengde plattelandseconomie;
  • c. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  • d. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • e. dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
  • f. dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
  • g. verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld;
  • h. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
  • i. pas gebouwd mag worden nadat de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
4.8.7 Voor vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het toestaan van vervolgfuncties, onder de voorwaarden dat:

  • a. de agrarische bedrijfsvoering volledig is beëindigd;
  • b. uitsluitend vervolgfuncties in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in de Bijlage bij de regels zijn toegestaan;
  • c. de ontwikkeling niet leidt tot een bestemmingsvlak met een omvang groter dan 5.000 m2;
  • d. de vervolgfunctie bijdraagt aan de ontwikkeling van de gemengde plattelandseconomie;
  • e. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  • f. er niet twee of meer zelfstandige bedrijven mogen ontstaan;
  • g. er geen kantoorvoorziening met baliefunctie mag ontstaan;
  • h. er geen zelfstandige detailhandel ontstaat met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 100 m2;
  • i. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • j. dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
  • k. dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
  • l. verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld;
  • m. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
  • n. pas gebouwd mag worden nadat de landschappelijke inpassing is gerealiseerd.

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Hoofdbestemming

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische waarden en/of waterhuishoudkundige waarden;
  • b. agrarische vormen van natuurbeheer;
  • c. extensief agrarisch medegebruik;
  • d. extensieve dagrecreatie;
  • e. bestaande openbare onverharde wegen,

met de daarbij behorende:

  • f. (onverharde) paden en perceelsontsluitingen, al dan niet naar ingesloten andere bestemmingen;
  • g. water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen, waaronder (onderdelen van) voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water in directe aansluiting op en tot maximaal 15 m uit de dubbelbestemming ‘Waterstaat - Waterkering’;
5.1.2 Medebestemming

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur' aangewezen gronden zijn naast het bepaalde in artikel 5.1.1 mede bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van ecovoorzieningen, waaronder vispassages;
  • b. de ontwikkeling en instandhouding van een landgoed met bijbehorende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘landgoed’;
  • c. hobbymatig agrarisch grondgebruik;
  • d. aan-huis-verbonden beroepen;

met de daarbij behorende:

  • e. bouwwerken, (eco)voorzieningen, kunstwerken, die wat betreft aard en afmetingen passen bij bestemming alsmede werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden.
5.2 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 5.1 omschreven bestemming, waarbij ook wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

5.2.1 Algemeen

Tenzij anders is aangegeven, is geen bebouwing toegestaan.

5.2.2 Bedrijfsgebouwen landgoedwoningen

Voor het bouwen van woningen met bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. er mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd binnen de bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’, waarbij per ‘bouwvlak’ niet meer dan 1 woning mag worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ dient de gevel van de woning voor minimaal het ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijnpercentage (%)’ aangeduide percentage in de gevellijn te worden gebouwd;
  • c. de afstand van een woning tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3,5 m.
  • d. 'de maximale hoogte van de woning mag niet meer bedragen dan op de verbeelding aangeduid;
  • e. de minimale en maximale goothoogte van de woning mag niet minder resp. meer bedragen dan op de verbeelding aangeduid;
  • f. de woningen dienen overwegend met een kap, in de vorm van een sterk hellend (zadel)dak, afgedekt te worden.
  • g. de gezamenlijke inhoud van een woning met bijbehorende bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 1.500 m3;
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak en/of de aangeduiding ‘bijgebouw’;
  • b. de gezamenlijke bebouwingsoppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • e. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 meter achter de voorgevelrooilijn van de woning te worden gebouwd.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen buiten het bouwvlak en voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde van die lijn bedraagt maximaal 1,50 m;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen binnen het bouwvlak en achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde van die lijn bedraagt maximaal 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak en/of de aanduiding 'bijgebouw, bedraagt maximaal 3 m;
  • d. buiten het bouwvlak mogen géén bouwwerken worden gebouwd ten dienste van en behorende bij de woning, behoudens vergunningsvrije bouwwerken.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:
    • 1. kamerverhuur;
    • 2. seksinrichtingen;
    • 3. de opslag van goederen anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • b. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
5.3.2 Aan-huis-verbonden beroep

De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep is toegestaan, mits:

  • a. de hiertoe benodigde vloeroppervlakte maximaal 75 m2 bedraagt, zulks met inbegrip van bijbehorende bouwwerken;
  • b. degene die de bedrijfsvoering van het aan-huis-verbonden beroep uitoefent, ook de bewoner van de woning is;
  • c. bij uitoefening van de beroepen van schoonheidsspecialist(e), mani- en/of pedicure en kapper sprake is van ten hoogste 1 arbeidsplaats;
  • d. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Voor aan-huis-verbonden beroep

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 5.3.2 ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van maximaal 100 m² (met inbegrip van bijbehorende bouwwerken) mits:

  • a. het overige bepaalde in artikel 5.3.2 onverkort van toepassing is;
  • b. het gebruik geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert, noch afbreuk doet aan het van het landschap;
  • c. het gebruik de afwikkeling van het verkeer niet nadelig beïnvloedt;
  • d. het gebruik geen publieksgericht karakter heeft.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde
5.5.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden buiten het bouwvlak uit te voeren:

  • a. aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. afgraven, ophogen of egaliseren, dan wel ontginnen van gronden;
  • c. kappen en rooien van houtwallen en/of -singels of bosjes;
  • d. door nieuwe aanplant realiseren van houtwallen en/of -singels of bosjes;
  • e. winnen, infiltreren of stuwen van water en andere werken of werkzaamheden die een wezenlijke wijziging van de grondwaterstand of de waterhuishouding beogen of ten gevolge hebben, anders dan ten behoeve van natuurontwikkeling;
  • f. aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
5.5.2 Toegestane werkzaamheden

Het in artikel 5.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  • a. werken en werkzaamheden welke het normale onderhoud betreffen;
  • b. werken en werkzaamheden welke noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. werken en werkzaamheden welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werkingtreding van dit plan.
5.5.3 Voorwaarden voor verlenen omgevingsvergunning

De in artikel 5.5.1 vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de ecologische en/of landschappelijke, cultuurhistorische en waterhuishoudkundige waarden van de gronden.

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, voor zover deze bedrijven als "Toelaatbaar' voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in de Bijlage bij de regels;
  • b. ter plaatse van onderstaande aanduidingen, de beschreven functies :
    • 1. 'bouwbedrijf';
    • 2. 'hovenier';
    • 3. 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf';
    • 4. 'specifieke vorm van bedrijf - houtzagerij';
    • 5. 'specifieke vorm van bedrijf - houthandel';
    • 6. 'specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf';
    • 7. 'specifieke vorm van bedrijf - koetsenproductie';
    • 8. 'specifieke vorm van bedrijf - loon- en grondverzetbedrijf';
    • 9. 'specifieke vorm van bedrijf - metaalhandel';
    • 10. 'specifieke vorm van bedrijf - opslag metaalhandel';
    • 11. 'specifieke vorm van bedrijf - opleggerstalling'
    • 12. 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf - parkeren'';
    • 13. 'opslag';
    • 14. 'verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg';
    • 15. 'verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg';
  • c. aan-huis-verbonden beroepen;

met de daarbij behorende

  • d. gebouwen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Algemene regels
  • a. Per bouwvlak is (bebouwing ten behoeve van) niet meer dan één bedrijf toegestaan;
  • b. Alle voorzieningen ten behoeve van de bedrijfsvoering, zoals erfverhardingen, opslagen, bouwwerken en dergelijke zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan, tenzij anders is bepaald;
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a. zijn aan de Dommelseweg 198-200-202 twee bedrijven toegestaan;
  • d. Gebouwen zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan tenzij anders is bepaald;
  • e. Voor alle toegelaten en/of middels een afwijkingsbesluit toe te laten functies en/of voorzieningen dient te worden voorzien in parkeervoorzieningen op eigen terrein, conform Artikel 44 Algemene parkeerregel.
6.3 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 6.1 omschreven bestemming, waarbij ook wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

6.3.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen, incl. de bedrijfswoning, gelden de volgende bepalingen:

  • a. er mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bedrijfsactiviteit;
  • b. het bebouwd oppervlak mag voor de navolgende locaties niet meer bedragen dan:

Adres   Maximaal bebouwd oppervlak  
  Gebouwen   Overige  
Achterste brug 11   395 m2    
Bekenweg 2   390 m2    
Deelshurk 18   492 m2    
Dommelseweg 198-200-202   2.490 m2    
Dommelseweg 171   528 m2   afdaken 240 m2  
Eindhovenseweg 248   90 m2   luifel 290 m2  
Hoeve 1   1.729 m2   kassen 2.369 m2  
Hoeve 10-12   627 m2    
Hoeverdijk 21   466 m2    
Hoeverdijk 61   315 m2    
Hoeverdijk 66   250 m2    
Kapelweg 4   925 m2    
Klein Borkel 33   700 m2    
Korteweg 4-4a   813 m2    
Maastrichterweg 129a   500 m2    
Maastrichterweg 191   650 m2    
Maastrichterweg 263   92 m2   luifel 227 m2  
Molenstraat 195   2.407 m2    
Opperheide 3B   1.400 m2    
Peedijk 3   1.655 m2    
Schafterdijk 17   465 m2    
Tienendreef ongenummerd   83 m2   luifel 375 m2  
Venbergseweg 34   3.404 m2    
Victoriedijk 5   407 m2    

  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter.
6.3.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximaal één bedrijfswoning per bedrijf;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt indien op de verbeelding de aanduiding:
    • 1. 'Maximum aantal wooneenheden' is opgenomen dit aantal als maximum;
    • 2. 'twee-aaneen' is opgenomen uitsluitend twee-aaneen gebouwde woning toegestaan;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • d. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • e. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 meter.
6.3.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke bebouwingsoppervlakte mag niet meer bedragen dan 150 m² per bedrijfswoning;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • d. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 meter achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • e. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 meter.
6.3.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet zijnde overkappingen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:

  • a. detailhandelsbedrijven, behoudens:
    • 1. ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten;
    • 2. detailhandel ter plaatse van de aanduidingen 'verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg' en 'verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg' tot ten hoogste 125 m2 verkoopvloeroppervlakte;
  • b. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • c. horecabedrijven en daarmee gelijk te stellen bedrijven, met uitzondering van ondergeschikte horeca-activiteiten ten dienste van de bestemming;
  • d. kantoren, uitgezonderd kantoren als onzelfstandig onderdeel van een ter plaatse aanwezig bedrijf;
  • e. risicovolle inrichtingen;
  • f. seksinrichtingen;
  • g. verkoop van motorbrandstoffen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' of de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  • h. wonen, behoudens de bewoning van een bedrijfswoning.
6.4.2 Aan-huis-verbonden beroep

De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep is toegestaan, mits:

  • a. de hiertoe benodigde vloeroppervlakte maximaal 50 m2 bedraagt, zulks met inbegrip van aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • b. degene die de bedrijfsvoering van het aan-huis-verbonden beroep uitoefent, ook de bewoner van de woning is;
  • c. bij uitoefening van de beroepen van schoonheidsspecialist(e), mani- en/of pedicure en kapper sprake is van ten hoogste 1 arbeidsplaats;
  • d. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Voor andere bedrijfsactiviteiten

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 onder a:

  • a. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in de Bijlage bij de regels zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in artikel 6.1 onder a genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze, technische voorzieningen of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in artikel 6.1 onder a genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in de Bijlage bij de regels;

onder de voorwaarden dat:

  • c. onderzoek aantoont dat de bedoelde activiteiten qua milieubelasting kunnen worden gelijkgesteld met de krachtens de bepalingen van dit plan ter plaatse toelaatbare categorie bedrijfsactiviteiten;
  • d. het doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • f. risicovolle inrichtingen en geluidszoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan.
6.5.2 Voor aan-huis-verbonden beroep

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van de regels ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van maximaal 100 m² (met inbegrip van aangebouwde bijbehorende bouwwerken) mits:

  • a. het gebruik past binnen de categorie van het bijbehorende bedrijf;
  • b. het gebruik de afwikkeling van het verkeer niet nadelig beïnvloedt;
  • c. het gebruik geen publieksgericht karakter heeft;
  • d. degene die de bedrijfsvoering van het aan huis verbonden beroep uitoefent, ook de bewoner van de woning is;
  • e. bij uitoefening van de beroepen van schoonheidsspecialist(e), mani- en/of pedicure en kapper sprake is van ten hoogste 1 arbeidsplaats;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep.

Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen.

met de daarbij behorende

  • b. gebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 7.1 omschreven bestemming, waarbij ook wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen worden gebouwd binnen het bestemmingsvlak;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter.
7.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter.

Artikel 8 Cultuur en ontspanning

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. creativiteitscentra;
  • b. musea en/of expositieruimtes;
  • c. coaching, bezinning en therapie;
  • d. culturele activiteiten;
  • e. een speeltuin ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin';

met de daarbij behorende

  • f. gebouwen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Algemene regels

Voor alle toegelaten en/of middels een afwijkingsbesluit toe te laten functies en/of voorzieningen dient te worden voorzien in parkeervoorzieningen op eigen terrein, conform Artikel 44 Algemene parkeerregel.

8.3 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 8.1 omschreven bestemming, waarbij ook wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

8.3.1 Algemeen
  • a. gebouwen zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan, tenzij anders is bepaald.
8.3.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. er mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bedrijfsactiviteit;
  • b. het bebouwd oppervlak mag voor de navolgende locaties niet meer bedragen dan:

Adres   Maximaal bebouwd oppervlak  
Hoppenbrouwers 15   884 m2  
Molenstraat 202   1.100 m2  
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter.
8.3.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximaal één inpandige bedrijfswoning per bedrijf;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt indien op de verbeelding de aanduiding 'Maximum aantal wooneenheden' is opgenomen dit aantal als maximum;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
8.3.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke bebouwingsoppervlakte mag niet meer bedragen dan 150 m² per bedrijfswoning;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • d. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 meter achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • e. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 meter.
8.3.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet zijnde overkappingen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:

  • a. wonen buiten de toegestane bedrijfswoning;
  • b. detailhandel;
  • c. zelfstandige kantoorfuncties;
  • d. horeca, anders dan ondergeschikte horeca.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 8.4 onder d en toestaan dat er een horecafunctie wordt gevestigd onder de voorwaarden dat:

  • a. de oppervlakte in de gebouwen niet meer mag bedragen dan 350 m2;
  • b. de horecafunctie milieutechnische inpasbaar is.

Artikel 9 Detailhandel - Tuincentrum

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel in de vorm van een tuincentrum;
  • b. ondergeschikte horeca;

met de daarbij behorende:

  • c. gebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. goederenstallingen en opslag, zulks mede voor functies op de verdieping(en);
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. verkeersruimten;
  • i. parkeervoorzieningen inclusief lichtmasten met faunavriendelijke verlichting;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.1.1 Tuincentrum

Ter uitwerking van begrip 1.111 tuincentrum: worden hieronder de volgende functies met bijbehorende oppervlakten begrepen:

  • a. dierbenodigdheden en - voeders, huis- en hobbydieren (maximaal 250 m2);
  • b. (seizoensgebonden) artikelen voor (tuin-)inrichting (maximaal 900 m2);
  • c. streekgebonden producten (maximaal 100 m2);
  • d. de ondergeschikte horeca (maximaal 200 m2).

De totale gezamenlijke oppervlakte van de onder a t/m d genoemde functies bedraagt maximaal 15% van de oppervlakte van het hoofdgebouw.

9.2 Algemene regels

Voor alle toegelaten en/of middels een afwijkingsbesluit toe te laten functies en/of voorzieningen dient te worden voorzien in parkeervoorzieningen op eigen terrein, conform Artikel 44 Algemene parkeerregel.

9.3 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 9.1 omschreven bestemming, waarbij ook wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

9.3.1 Algemeen
  • a. per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één detailhandelsbedrijf toegestaan;
  • b. gebouwen zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan tenzij anders is bepaald.
9.3.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van Bedrijfsgebouwen, incl. bedrijfswoning, gelden de volgende bepalingen:

  • a. het maximum oppervlak aan gebouwen mag niet meer bedragen dan 5.896 m2;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter.
9.3.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximaal één bedrijfswoning per bestemmingsvlak;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt indien op de verbeelding de aanduiding 'Maximum aantal wooneenheden' is opgenomen dit aantal als maximum;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • d. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • e. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 meter.
9.3.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke bebouwingsoppervlakte mag niet meer bedragen dan 150 m² per bedrijfswoning;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • d. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 meter achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • e. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 meter.
9.3.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet zijnde overkappingen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen.

9.4 Voorwaardelijke verplichtingen
  • 1. Binnen twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan dienen de gronden met de bestemming ‘Groen-Landschapselement’ te zijn ingericht overeenkomstig de regels en richtlijnen van het Landschappelijk Inrichtingsplan tuincentrum Coppelmans, zoals opgenomen in Bijlage 15 Ruimtelijke onderbouwing Nieuwe Waalreseweg 199, Landschappelijk Inrichtingsplan tuincentrum Coppelmans;
  • 2. Binnen twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan dient binnen het plangebied voldoende regenwaterberging te zijn aangelegd in de vorm van een infiltratievoorziening van 1.600 m3. De infiltratievoorziening wordt geïntegreerd in de aan te leggen landschapszone conform het Landschappelijk Inrichtingsplan tuincentrum Coppelmans, zoals opgenomen in Bijlage 15 Ruimtelijke onderbouwing Nieuwe Waalreseweg 199, Landschappelijk Inrichtingsplan tuincentrum Coppelmans. Initiatiefnemer dient over de nadere invulling van de waterberging, voorafgaand aan de aanlegwerkzaamheden, de instemming te verkrijgen van waterschap De Dommel.
9.5 Specifieke gebruiksregels

Gedurende de periode van 15 december tot en met 10 januari mag maximaal 5.000 m2 van de gebouwen gebruikt worden voor de opslag en verkoop van consumenten vuurwerk.

Strijdig gebruik

9.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met dit plan wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de bestemming ‘Detailhandel-Tuincentrum’ zonder inachtneming van de in 9.4 opgenomen voorwaardelijke verplichtingen.

Artikel 10 Gemengd

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor de binnen de bestemming en in de tabel in artikel 10.3.2 aangegeven functieaanduidingen/functies, met de daarbij behorende:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen.
10.2 Algemene regels

Voor alle toegelaten en/of middels een afwijkingsbesluit toe te laten functies en/of voorzieningen dient te worden voorzien in parkeervoorzieningen op eigen terrein, conform Artikel 44 Algemene parkeerregel.

10.3 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 10.1 omschreven bestemming, waarbij ook wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

10.3.1 Algemeen
  • a. per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan, m.u.v. de locatie Nieuwe Waalreseweg 189, daar zijn drie bedrijven toegestaan;
  • b. gebouwen zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan tenzij anders is bepaald.
10.3.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van Bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • c. het bebouwd oppervlak mag voor de navolgende locaties daarbij mag niet meer bedragen dan:
Adres   functies   Maximaal bebouwd bedrijfsoppervlak  
Maastrichterweg 309   Detailhandel
Kantoor  
120 m2  
Nieuwe Waalreseweg 189   Cultuur en ontspanning
Horeca t/m categorie 2
Verblijfsrecreatie  
960 m2  
10.3.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximaal één inpandige bedrijfswoning per bestemmingsvlak;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt indien op de verbeelding de aanduiding 'Maximum aantal wooneenheden' is opgenomen dit aantal als maximum;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3.
10.3.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke bebouwingsoppervlakte mag niet meer bedragen dan 150 m² per bedrijfswoning;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • d. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 meter achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • e. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 meter.
10.3.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet zijnde overkappingen, gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 2 meter bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen.
10.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de locatie Nieuwe Waalreseweg 189 geldt dat de functie Cultuur en ontspanning de hoofdfunctie dient te blijven. De overige functies zijn ondergeschikt aan de hoofdfunctie, maar mogen zelfstandig geëxploiteerd worden binnen de in artikel 10.3.1 onder a genoemde bepaling.

10.5 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:

  • a. permanente bewoning anders dan in de bedrijfswoning;
  • b. kantoor;
  • c. detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel;
  • d. kamerverhuur.
10.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 10.5 onder b en toestaan dat er een kantoor wordt gevestigd onder de voorwaarden dat:

  • a. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 350 m2;
  • b. het kantoor actief dient te zijn binnen een of meerdere van de volgende of daarmee vergelijkbare sectoren:
    • 1. erfgoed (bv. archeologie, monumenten, cultuurhistorie);
    • 2. landschap- en natuurontwikkeling;
    • 3. sport;
    • 4. recreatie;
    • 5. cultuur.

Artikel 11 Groen - Landschapselement

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschapselement' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de ontwikkeling en/of instandhouding van ter plaatse voorkomende waardevolle beplanting, groenvoorzieningen en natuur- en landschapswaarden;
  • b. water;
  • c. extensieve dagrecreatie;

met de daarbij behorende:

  • d. bestaande voet-, fiets-, en zandpaden;
  • e. perceelsontsluitingen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. bestaande gebouwen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Bouwwerken

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 11.1 omschreven bestemming, waarbij ook wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 meter waarbij het bouwwerk een transparantie heeft van minimaal 75% per m2.
11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden anders dan bedoeld in artikel 11.1;

Artikel 12 Horeca

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven behorende tot de categorie t/m 'horeca; 2', tenzij anders is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin': een speeltuin;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeren: uitsluitend parkeren;
  • d. behoud van cultuurhistorische waarden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';

met de daarbij behorende:

  • e. gebouwen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. erven en terreinen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat indien op de verbeelding de aanduiding 'parkeren' is opgenomen, parkeren uitsluitend ter plaatse van de aanduiding is toegestaan;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2 Algemene regels

Voor alle toegelaten en/of middels een afwijkingsbesluit toe te laten functies en/of voorzieningen dient te worden voorzien in parkeervoorzieningen op eigen terrein, conform Artikel 44 Algemene parkeerregel.

12.3 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 12.1 omschreven bestemming, waarbij ook wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

12.3.1 Algemeen
  • a. per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één horecabedrijf toegestaan;
  • b. de afstand van gebouwen tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 18 meter, tenzij die afstand bij bestaande gebouwen binnen het bestemmingsvlak reeds minder bedraagt, welke afstand dan als minimum geldt;
  • c. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 meter;
  • d. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding onbebouwd' mag geen bebouwing worden opgericht.
12.3.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het bebouwd oppervlak, incl. bedrijfswoning, mag voor de navolgende locaties daarbij mag niet meer bedragen dan:
    Adres   Maximaal bebouwd oppervlak  
    Eindhovenseweg 264   722 m2  
    Eindhovenseweg 300   3.725 m2  
    Luikerweg 145   242 m2  
    Maastrichterweg 156   480 m2  
    Maastrichterweg 265   357 m2  
    Molenstraat 211   819 m2  
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter.
12.3.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximaal één inpandige bedrijfswoning per bestemmingsvlak;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt indien op de verbeelding de aanduiding 'Maximum aantal wooneenheden' is opgenomen dit aantal als maximum;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3.
12.3.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke bebouwingsoppervlakte mag niet meer bedragen dan 150 m² per bedrijfswoning;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • d. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 meter achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • e. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 meter.
12.3.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet zijnde overkappingen, gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 2 meter bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen.
12.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 12.3.1 onder b ten einde tot minimaal 18 meter van de as van de weg te bouwen onder de voorwaarden dat:
    • 1. het niet betreft een hoofdverkeersweg;
    • 2. het milieutechnisch inpasbaar is;
  • b. artikel 12.3.3 onder a en een vrijstaande bedrijfswoning mogelijk maken onder de voorwaarden dat:
    • 1. de goothoogte niet meer dan 5,5 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 10 meter mag bedragen
    • 3. de inhoud niet meer dan 750 m3 mag bedragen.
12.5 Specifieke gebruiksregels
12.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gronden:

  • a. het gebruik van gebouwen en/of gronden voor de exploitatie van horeca-activiteiten vallend onder een categorie van 'horeca;', welke niet op de locatie is toegestaan;
  • b. het gebruik van gronden aangeduid met 'parkeren' en/of 'speeltuin' anders dan de aangeduide functie.
12.5.2 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van:

  • a. recreatieve nevenfuncties ten behoeve van de verbreding van de bestaande horeca-vestiging, mits het een ondergeschikte recreatieve nevenactiviteit aan de aanwezige horecafunctie betreft;
  • b. activiteiten vallend onder 'horeca;', voor zover passend binnen de daarin opgenomen omschrijving "horeca met zaalaccommodatie";

onder de voorwaarden dat:

  • c. de omgevingsvergunning geen onevenredig nadelige gevolgen mag hebben voor het woon- of leefklimaat;
  • d. de omgevingsvergunning geen nadelige gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven.

Artikel 13 Kantoor

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren, al dan niet in combinatie met aan de kantoorfunctie ondergeschikte dienstverlening;

met de daarbij behorende:

  • b. wegen en paden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde.
13.2 Algemene regels

Voor alle toegelaten en/of middels een afwijkingsbesluit toe te laten functies en/of voorzieningen dient te worden voorzien in parkeervoorzieningen op eigen terrein, conform Artikel 44 Algemene parkeerregel.

13.3 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 13.1 omschreven bestemming, waarbij ook wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

13.3.1 Algemeen
  • a. per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één dienstverlenend bedrijf toegestaan.
  • b. gebouwen zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan tenzij anders is bepaald.
13.3.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van Bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • c. het bebouwd oppervlak mag voor de navolgende locaties daarbij mag niet meer bedragen dan:
Adres   Maximaal bebouwd oppervlak  
Maastrichterweg 191   650 m2  
13.3.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximaal één inpandige bedrijfswoning per bestemmingsvlak;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt indien op de verbeelding de aanduiding 'Maximum aantal wooneenheden' is opgenomen dit aantal als maximum;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3.
13.3.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke bebouwingsoppervlakte mag niet meer bedragen dan 150 m² per bedrijfswoning;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • d. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 meter achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • e. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 meter.
13.3.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet zijnde overkappingen, gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 2 meter bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen.
13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken voor kamerverhuur.

Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van onderstaande aanduidingen, de beschreven maatschappelijke voorzieningen:
    • 1. 'begraafplaats;
    • 2. 'specifieke vorm van maatschappelijk - kapel';
    • 3. 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenkliniek';
    • 4. 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierencrematorium';
    • 5. 'dierenpension';
    • 6. 'specifieke vorm van agrarisch - hondenfokkerij';
  • b. maatschappelijke voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • c. gebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. erven en terreinen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. openbare verkeersruimten;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
14.2 Algemene regels

Voor alle toegelaten en/of middels een afwijkingsbesluit toe te laten functies en/of voorzieningen dient te worden voorzien in parkeervoorzieningen op eigen terrein, conform Artikel 44 Algemene parkeerregel.

14.3 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 14.1 omschreven bestemming, waarbij ook wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

14.3.1 Algemeen

Gebouwen zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan tenzij anders is bepaald.

14.3.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van Bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 meter;
  • d. het bebouwd oppervlak mag voor de navolgende locaties niet meer bedragen dan:

Adres   Maximaal bebouwd oppervlak  
Brugseheide 12   170 m2  
Dorpsstraat 18 en overzijde weg   1.912 + 395 m2  
Hoeve 4-4a   5.000 m2  
Maastrichterweg 225-227   255 m2   
Molenstraat   203 m2  
14.3.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximaal één bedrijfswoning per bestemmingsvlak;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt indien op de verbeelding de aanduiding 'Maximum aantal wooneenheden' is opgenomen dit aantal als maximum;
  • c. maximaal één inpandige bedrijfswoning te plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - inpandige bedrijfswoning';
  • d. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • e. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • f. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 meter.
14.3.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke bebouwingsoppervlakte mag niet meer bedragen dan 150 m² per bedrijfswoning;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • d. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 meter achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • e. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 meter.
14.3.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet zijnde overkappingen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • e. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding onbebouwd' mag geen bebouwing worden opgericht.

Artikel 15 Natuur

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Hoofdbestemming

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische en waterhuishoudkundige waarden;
  • b. ontwikkeling en instandhouding van bos/bosschages en struweel en de bijbehorende bosgroeiplaatsen ter plaatse van de aanduiding ‘bos’;
  • c. extensief grondgebonden (hobbymatig) agrarisch gebruik;

met de daarbij behorende:

  • d. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • e. de aanleg en instandhouding van ecovoorzieningen, waaronder vispassages, met de daarbij behorende bouwwerken, (eco)voorzieningen, kunstwerken, die wat betreft aard en afmetingen passen bij de bestemming;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder (onderdelen van) voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water in directe aansluiting op en tot maximaal 15 m uit de bestemming ‘Waterstaat - Waterkering’;
15.1.2 Medebestemming

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn naast het bepaalde in artikel 15.1.1 mede bestemd voor:

  • a. extensieve dagrecreatie;
  • b. natuureducatie;
  • c. ter plaatse van onderstaande aanduidingen, de beschreven functies en/of voorzieningen:
    • 1. ’langzaam verkeersroute’; uitsluitend ter plaatse (binnen 15 m ter weerszijden) van de aanduiding, de inpassing en aanleg van een infrastructurele langzaam verkeersroute, in de vorm van een verhard fiets- en voetpad;
    • 2. 'landgoed’; de ontwikkeling en instandhouding van een (deel van een) landgoed met bijbehorende voorzieningen;
    • 3. 'scouting';
    • 4. 'ecoduct';
    • 5. 'specifieke vorm van natuur - faunavoorziening';
    • 6. 'specifieke vorm van natuur - kerstbomenteelt';
    • 7. 'specifieke vorm van natuur - observatietoren';
    • 8. 'specifieke bouwaanduiding - hulpgebouw'; een hulpgebouw;
    • 9. 'specifieke vorm van recreatie - dagrecratief verblijf': bebouwing in de vorm van een dagrecratief verblijf ten dienste van extensief dagrecreatief gebruik;
    • 10. verblijfsrecreatie': bebouwing in de vorm van een verblijf ten dienste van extensief verblijfsrecreatief gebruik;
    • 11. 'specifieke vorm van sport - outdoorrecreatie';
    • 12. 'specifieke vorm van sport - hondentraining';
  • d. 'begraafplaats': een historische begraafplaats;
  • e. 'zend-/ontvangstinstallatie';
  • f. 'specifieke vorm van recreatie - schietterrein gilde';
  • g. hobbymatig gebruik van gronden behorende bij gebouwen aangeduid met de 'specifieke bouwaanduiding - hulpgebouw', 'specifieke vorm van recreatie - dagrecratief verblijf' of 'verblijfsrecreatie'.
15.2 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 15.1 omschreven bestemming, waarbij ook wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

15.2.1 Gebouwen

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'specifieke vorm van recreatie - dagrecratief verblijf', 'verblijfsrecreatie', 'scouting' of 'specifieke vorm van recreatie - schietterrein gilde' zijn gebouwen ten behoeve van de functie toegestaan, onder de voorwaarden dat:
    • 1. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m, tenzij anders aangeduid op de verbeelding;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, tenzij anders aangeduid op de verbeelding;
    • 3. het oppervlak niet meer mag bedragen dan 30 m2, tenzij aangeduid op de verbeelding;
  • b. 'begraafplaats' is het bestaande gebouw met een oppervlakte van 11 m2 en een bouwhoogte van 3,5 m toegestaan.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet zijnde overkappingen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - observatietoren' is een observatietoren toegestaan met een vloerhoogte van maximaal 5 meter;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' is een zend- en ontvangstinstallatie toegestaan met een bouwhoogte van niet meer dan 40 meter;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'ecoduct' is een ecoduct toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 11 meter;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - schietterrein gilde' zijn schutsbomen toegestaan met een maximale bouwhoogte van 20 meter;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - outdoorrecreatie' zijn bouwwerken geen gebouwen toegestaan ten behoeve van dit gebruik met een bouwhoogte van maximaal 25 meter;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 meter;
  • g. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 meter waarbij het bouwwerk een transparantie heeft van minimaal 75% per m2.
15.2.3 Hulpgebouwen

Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - hulpgebouw' zijn de bestaande hulpgebouwen toegestaan, waarbij het aantal hulpgebouwen binnen de aanduiding niet meer dan 1 mag bedragen tenzij anders op de verbeelding is aangegeven. Verbouw en herbouw van het hulpgebouw is toegestaan onder de voorwaarden dat:

  • a. de goothoogte van het hulpgebouw niet meer mag bedragen dan maximaal 2,5;
  • b. de bouwhoogte van het hulpgebouw niet meer mag bedragen dan op de verbeelding aangeduid dan wel maximaal 3 meter indien geen aanduiding is opgenomen;
  • c. het oppervlak aan hulpgebouwen niet meer mag bedragen dan op de verbeelding aangeduid dan wel maximaal 30 m2 indien geen aanduiding is opgenomen;
  • d. de verbouw niet mag leiden tot splitsing in meer zelfstandige ruimten;
  • e. het gebouw moet voldoen aan de beeldkwaliteitseisen van de Regeling schuilhutten en paardenbakken;
  • f. ingeval van herbouw van het hulpgebouw moet op de bestaande locatie gebouwd worden, waarbij minimaal 1 gevel op de bestaande plaats moet worden gerealiseerd.
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Voor hogere afscheidingen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.2.2 sub g ten behoeve van het toestaan van terreinafscheidingen van 2,5 meter onder de voorwaarden dat:

  • a. het bouwwerk een transparantie heeft van minimaal 100% per m2;
  • b. het bouwwerk in overeenstemming is met de gemeentelijke beeldkwaliteitseisen.
15.3.2 Voor een observatieplatvorm, observatietoren en/of een hoogzit

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.2.2 voor het toestaan van een observatieplatform/-toren en/of een hoogzit, onder de voorwaarden dat:

  • a. voor een observatieplatorm:
    • 1. het oppervlak niet meer bedraagt dan 25 m2;
    • 2. de hoogte van de vloer niet meer bedraagt dan 5 meter;
  • b. voor een observatietoren:
    • 1. het oppervlak niet meer bedraagt dan 25 m2;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 8 meter;
  • c. voor een hoogzit:
    • 1. het vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 4 m2;
    • 2. het oppervlak van het frame niet meer bedraagt dan 9 m2;
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 8 meter.
15.3.3 Voor de verplaatsing en/of samenvoeging van hulpgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.2.3 ten behoeve van het verplaatsen van bestaande hulpgebouwen al dan niet in combinatie met het samenvoegen van 2 of meerdere (hulp)gebouwen tot 1 gebouw onder de voorwaarden dat:

  • a. de locatie passend is binnen de bebouwingsbepalingen van de Regeling schuilhutten en paardenbakken;
  • b. het gebouw voldoet aan de beeldkwaliteitseisen van de onder a genoemde regeling;
  • c. de maatvoering van het gebouw voldoet aan de voor die locatie geldende regels;
  • d. in geval van samenvoeging van twee of meer hulpgebouwen de gezamenlijke oppervlakte niet wordt vergroot;
  • e. in geval dat er sprake is van het samenvoegen van een hulpgebouw met een gebouw aangeduid als 'specifieke vorm van recreatie - dagrecratief verblijf'of 'verblijfsrecreatie', de onderscheidende functies bouwtechnisch gescheiden moeten blijven en dezelfde oppervlakten moeten te behouden.
15.4 Specifieke gebruiksregels
15.4.1 Scouting

Het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'scouting' ten behoeve van scoutingactiviteiten is toegestaan onder de voorwaarden dat:

  • a. per terrein zijn overnachtingen in tenten en gebouwen toegestaan tot maximaal 40 dagen per jaar, onder de voorwaarden dat:
    • 1. aan maximaal 80 personen nachtverblijf wordt geboden;
    • 2. het aantal tenten niet meer bedraagt dat 20;
    • 3. de gronden niet als permanente standplaats voor kampeermiddelen worden gebruikt;
  • b. per terrein 1 stookplaats voor een openlucht houtvuur is toegestaan, uitsluitend op basis van een verleende ontheffing op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening.
15.4.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gronden:

  • a. voor het storten van puin, vuil en tuinafval;
  • b. voor de stalling en opslag van al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen;
  • c. voor het plaatsen van kampeermiddelen;
  • d. voor het racen en crossen met gemotoriseerde voertuigen;
  • e. als erf zoals bedoeld in artikel 1 Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, voor zover de grond niet is gelegen binnen 5 meter rondom gebouwen belegd met een aanduiding als bedoeld in 15.1.2 sub c onder 3, 7, 8 en 9, sub d of sub f;
  • f. het gebruik van gronden behorende bij een 'specifieke bouwaanduiding - hulpgebouw' anders dan bedoeld het in artikel 15.1.1 sub b;
  • g. als (lawaai)sportterrein, met uitzondering van de functie als bedoeld in 15.1.2 sub f;
  • h. voor horeca en detailhandel.
15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.5.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. afgraven, ophogen of egaliseren, dan wel ontginnen van gronden;
  • c. kappen en rooien van houtwallen en/of -singels of bosjes;
  • d. winnen, infiltreren of stuwen van water en andere werken of werkzaamheden die een wezenlijke wijziging van de grondwaterstand of de waterhuishouding beogen of ten gevolge hebben, anders dan ten behoeve van natuurontwikkeling;
  • e. aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
  • f. aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
15.5.2 Toegestane werkzaamheden

Het in artikel 15.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  • a. werken en werkzaamheden welke het normale onderhoud betreffen;
  • b. werken en werkzaamheden welke noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. werken en werkzaamheden welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
15.5.3 Voorwaarden voor verlenen omgevingsvergunning

De in artikel 15.5.1 vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en/of landschappelijke, cultuurhistorische en waterhuishoudkundige waarden van de gronden.

15.5.4 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van artikel 15.5.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

15.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen met dien verstande dat bestemming Natuur gewijzigd kan worden in de bestemming:

  • a.  Agrarisch of Agrarisch met waarden onder de voorwaarden dat:
    • 1. onderzoek heeft aangetoond dat er ter plaatse geen sprake (meer) is van beschermenswaardige natuurwaarden;
    • 2. de landschappelijke en visuele waarden niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. de gronden niet zijn gelegen binnen Natura-2000 of het Natuurnetwerk Brabant (NNB);
    • 4. aangetoond is dat de gronden duurzaam in gebruik worden genomen bij een grondgebonden agrarisch bedrijf;
    • 5. de belangen van de eigenaars/gebruikers van betrokken of nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 6. verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld;
    • 7. het bepaalde in artikel 47.1 Toepassing kwaliteitsverbetering niet van toepassing is;
  • b. Sport met de aanduiding 'golfbaan' ten behoeve van de ontwikkeling van de historische golfbaan onder de voorwaarden dat:
    • 1. de wijzigingsbevoegdheid alleen mag worden toegepast binnen de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' rondom de 'golfbaan';
    • 2. de oppervlakte van de te wijzigen bestemming niet meer bedraagt dan 5% van de oppervlakte van de aanduiding 'golfbaan' en deze oppervlakte elders binnen de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' aan de bestemming Natuur weer terug komt en zonodig ook als zodanig wordt ingericht;
    • 3. de wezenlijke kenmerken van het terrein zoals beschreven in Hoofdstuk 2 Waardevolle vlakken, paragraaf 2.4 Eindhovense Golf van Bijlage 19 niet mogen worden aangetast;
    • 4. verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld;
    • 5. het nieuwe terrein niet eerder in gebruikgenomen mag worden dan nadat de compenserende natuur is aangelegd;
    • 6. het bepaalde in artikel 47.1 Toepassing kwaliteitsverbetering in zoverre niet van toepassing is dat 20% meerwaarde niet berekend wordt mits aan sub b onder 2 wordt voldaan;

Artikel 16 Recreatie

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve voorzieningen;
  • b. ter plaatse van onderstaande aanduidingen, de beschreven functies:
    • 1. 'volkstuin';
    • 2. 'specifieke vorm van recreatie - dagrecratief verblijf';
    • 3. 'specifieke vorm van recreatie -schietterrein gilde';
    • 4. 'specifieke vorm van horeca - theetuin';

met de daarbij behorende:

  • c. gebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. bijbehorende voorzieningen;
  • f. paden, wegen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. groenvoorzieningen.
16.2 Algemene regels

Voor alle toegelaten en/of middels een afwijkingsbesluit toe te laten functies en/of voorzieningen dient te worden voorzien in parkeervoorzieningen op eigen terrein, conform Artikel 44 Algemene parkeerregel.

16.3 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 16.1 omschreven bestemming, waarbij ook wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

16.3.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b en c geldt dat, indien hiervoor een aanduiding is opgenomen:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan aangeduid op de verbeelding;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangeduid op de verbeelding;
    • 3. het oppervlak mag niet meer bedragen dan aangeduid op de verbeelding.
16.3.2 Bedrijfswoning

Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

16.3.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, geldt dat de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen, met uitzondering van:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - schietterrein gilde' zijn schutsbomen toegestaan met een maximale bouwhoogte van 20 meter;
  • b. erfafscheidingen, waarbij de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
  • c. vlaggenmasten, waarbij de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 meter waarbij het bouwwerk een transparantie heeft van minimaal 75% per m2.
16.3.4 Bebouwing t.b.v. volkstuinen

Voor het bouwen ten behoeve van volkstuinen gelden de volgende bepalingen:

  • a. in afwijking van het bepaalde van artikel 16.3.1 sub a mag per volkstuin met een oppervlakte van minimaal 100 m2 maximaal één gebouwtje worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 12 m2 en een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 2 en 3 meter;
  • b. kasjes zijn toegestaan met een bouwhoogte van 0,6 meter.

Artikel 17 Recreatie - Verblijfsrecreatie

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bedrijfmatig verstrekken van recreatiemogelijkheden voor recreatief verblijf van personen - die elders hun hoofdverblijf hebben;
  • b. behoud van aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’;

met de daarbij behorende

  • c. gebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. bijbehorende voorzieningen;
  • f. paden, wegen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • k. tuinen, erven en terreinen;
  • l. groenvoorzieningen.
17.2 Algemene regels

Voor alle toegelaten en/of middels een afwijkingsbesluit toe te laten functies en/of voorzieningen dient te worden voorzien in parkeervoorzieningen op eigen terrein, conform Artikel 44 Algemene parkeerregel.

17.3 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 17.1 omschreven bestemming, waarbij ook wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

17.3.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. er mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bedrijfsactiviteit;
  • b. het bebouwd oppervlak, incl. bedrijfswoning, mag voor de navolgende locaties daarbij mag niet meer bedragen dan:
    Adres   Maximaal oppervlak aan gebouwen   Waarvan maximaal oppervlak aan gebouwen tbv horeca  
    Brugseheide 10 - 12B   1.084 m2   353 m2  
    Dorpsstraat 4   265 m2   nvt  
    Groesdijk 5   825 m2
    waarvan voor kamphuis 275 m2  
    nvt  
    Hoverdijk 69   835 m2   nvt  
    Maastrichterweg 183   1.457 m2   200 m2  
    Maastrichterweg K71   63 m2    
    Molenstraat 207   1.354 m2
    waarvan voor:
    B&B 360 m2 vakantieappartenment 725 m2
    dierenverblijf 80 m2
    educatie 80 m2   
    nvt  
    Opperheide 5   565 m2   nvt  
    Schafterdijk 7-9   1.135 m2   110 m2  
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter.
17.3.2 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken
  • a. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. maximaal één bedrijfswoning dan wel het aantal bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding ‘Maximum aantal wooneenheden';
    • 2. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
    • 3. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
    • 4. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 meter.

  • b. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 150 m² per bedrijfswoning;
    • 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
    • 4. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 meter achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
    • 5. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 meter.
17.3.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet zijnde overkappingen, gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd buiten het bouwvlak mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 2 meter bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
    • 5. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen.
  • b. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding onbebouwd' mag geen bebouwing worden opgericht.
17.3.4 Chalets
  • a. Voor het bouwen van chalets gelden de volgende bepalingen:
    • 1. chalets zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - chalets';
    • 2. de oppervlakte van een chalet mag niet meer bedragen dan 70 m², mits de oppervlakte, inclusief de eventuele berging, niet meer dan 30 % van de standplaats beslaat;
    • 3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    • 4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
    • 5. kelders en souterrains zijn niet toegestaan;
  • b. Voor het bouwen van een berging bij een chalet gelden de volgende bepalingen:
    • 1. er is ten hoogste één bijgebouw toegestaan, met een oppervlakte van maximaal 6 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,5 m;
  • c. Afstandbepalingen:
    • 1. de afstand tussen chalets en/of berging mag niet minder dan 5 m bedragen;
    • 2. de afstand van chalets tot de afschermende groenvoorziening ter plaatse van de bestemming 'Groen - Landschapselement' mag niet minder dan 3 m bedragen.
17.3.5 Bebouwing op standplaatsen
  • a. Voor het bouwen op een standplaats gelden de volgene bepalingen:
    • 1. per standplaats een berging toegestaan met een oppervlakte van maximaal 6 m2 en een hoogte van maximaal 2,5 meter;
    • 2. de afstand tot een berging of recreatief verblijf van een derde dient minimaal 5 meter te bedragen.
17.3.6 Groepsaccommodaties
  • a. Voor de groepsaccommodaties gelden de volgende regels:
    • 1. groepsaccommodaties zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodaties';
    • 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m;
    • 4. het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodaties' mag niet meer bedragen dan 70 %.
17.4 Specifieke gebruiksregels
17.4.1 Bewonen van bijbehorende bouwwerken

Onverminderd het bepaalde in artikel 17.1 is het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor bewoning in strijd met het plan.

17.4.2 Permanente bewoning

Onverminderd het bepaalde in artikel 17.1 is het gebruik van recreatiewoningen, chalets, stacaravans of andere voorzieningen voor recreatief verblijf als permanent verblijf in strijd met het plan.

Artikel 18 Sport

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportterreinen, sportieve en recreatieve doeleinden en daarbij behorende voorzieningen;
  • b. ter plaatse van onderstaande aanduidingen, uitsluitend de beschreven functies:
    • 1. 'golfbaan';
    • 2. 'manege';
    • 3. 'specifieke vorm van sport - trapveld';
    • 4. 'specifieke vorm van sport - fietscrossterrein';
    • 5. 'specifieke vorm van sport - outdoorrecreatie';
    • 6. 'specifieke vorm van sport - hondentraining';
  • c. ondergeschikte horeca (kantines) en detailhandel;

met de daarbij behorende:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. erven en terreinen;
  • d. sportgebonden evenementen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. wegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
18.2 Algemene regels

Voor alle toegelaten en/of middels een afwijkingsbesluit toe te laten functies en/of voorzieningen dient te worden voorzien in parkeervoorzieningen op eigen terrein, conform Artikel 44 Algemene parkeerregel, tenzij anders is bepaald.

18.3 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 18.1 omschreven bestemmingen, waarbij ook wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

18.3.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, tenzij geen bouwvlak is opgenomen;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • d. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven. Als er geen maat is aangegeven mag het bouwvlak volledig bebouwd worden.
18.3.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. alleen bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • c. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • d. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 meter.
18.3.3 Voorwaardelijke bepalingen

Ten aanzien van de ontwikkeling van het bedrijf met de aanduiding 'manege' gelden de volgende randvoorwaarden:

  • a. Binnen twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan dienen de gronden met de bestemming ‘Groen-Landschapselement’ te zijn ingericht overeenkomstig Landschappelijk Inpassingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 12 Ruimtelijke onderbouwing Maastrichterweg 215;
  • b. Binnen twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan dient binnen het plangebied voldoende regenwaterberging te zijn aangelegd in de vorm van een retentievijver van 150 m3. Initiatiefnemer dient over de nadere invulling van de waterberging, voorafgaand aan de aanlegwerkzaamheden, de instemming te verkrijgen van waterschap De Dommel.
18.3.4 Bebouwing t.b.v. de golfbaan

Ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan' zijn gebouwen, geen woningen zijnde, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten dienste van een golfbaan met bijbehorende voorzieningen, daarbij gelden de volgende bepalingen:

  • a. ten aanzien van gebouwen:
    • 1. een bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
    • 2. de oppervlakte van bebouwing buiten een bouwvlak, maar buiten de op de golfbaan aanwezige natuur, mag niet meer bedragen dan 2.500 m2;
    • 3. de afstand tot de aanduidingsgrens mag niet minder bedragen dan 10 meter;
    • 4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
    • 5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • b. ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
    • 1. hoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
    • 2. hoogte van ballenvangers mag niet meer bedragen dan 15 meter.
18.3.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, geldt dat de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen, met uitzondering van:

  • a. erfafscheidingen, waarbij de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
  • b. vlaggenmasten, waarbij de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt;
  • c. tribunes, geen gebouwen zijnde, waarbij de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt;
  • d. lichtmasten, waarbij de bouwhoogte maximaal 18 meter bedraagt.
18.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.3.1 sub e en een uitbreiding van het totale bebouwde oppervlak toestaan, waarbij de uitbreiding niet meer mag bedragen dan 5%.

18.5 Specifieke gebruiksregels
18.5.1 Fietscrossterrein en trapveldjes

De terreinen aangeduid als 'specifieke vorm van sport - fietscrossterrein' en 'specifieke vorm van sport - trapveld' mogen uitsluitend worden gebruikt als openbare speelvoorziening.

18.5.2 Golfbaan

Op het terrein aangeduid als 'golfbaan' is het gebruik uitsluitend toegestaan op de daarvoor aangelegde voorzieningen. Het overige terrein mag uitsluitend gebruikt worden als Natuur in overeenstemming met de daarvoor geldende regels.

18.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met inachtneming van het volgende:

  • a. het bestaande bouwvlak kan met maximaal 15% vergroot worden;
  • b. landschappelijke en ecologische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • c. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
  • d. pas gebouwd mag worden nadat de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
  • e. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • f. het plan voorziet in voldoende watercompensatie;
  • g. dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
  • h. dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
  • i. verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zeker gesteld;
  • j. dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is.

Artikel 19 Tuin

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde een erf zoals bedoeld in artikel 1 Besluit omgevingsrecht;
  • b. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'specifieke vorm van tuin - natuurnetwerk Brabant' de bescherming van de toegekende waarden;
    • 2. 'specifieke vorm van horeca - theetuin'; horeca; in de categorie 1 en routegebonden horeca:;
    • 3. 'speelterrein' een sport- en spelterrein behorende bij de naastgelegen functies;
    • 4. 'parkeren'; een parkeervoorziening behorende bij de naastgelegen functie;
    • 5. 'cultuurhistorische waarden'; behoud van cultuurhistorische waarden,

met daarbij behorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. parkeervoorzieningen e.e.a. uitsluitend in samenhang gezien met de parkeervoorzieningen in de aansluitende en bijbehorende bestemming Wonen;
  • e. in- en uitritten, water en waterhuishoudkundige voorzieningen
19.2 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend de volgende bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 19.1 omschreven bestemming:

19.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding onbebouwd' mag geen bebouwing worden opgericht.

19.2.2 Gebouwen
  • a. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan, behoudens binnen de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theetuin'.
  • b. Binnen de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theetuin' mag alleen gebouwd worden voor het behoud en herstel van het ter plaatse staande monumentale theehuis, conform de op de verbeelding weergegeven maatvoeringen.
19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Met in acht name van het gestelde in 19.2.1 zijn de volgende bouwwerken toegestaan:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;
  • b. speeltoestellen met een maximale bouwhoogte van 3,5 meter;
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 1 meter.
19.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 19.2.2 voor het bouwen van twee semi-permanente toiletten ten behoeve van het gebruik van de theetuin met een gezamenlijke oppervlakte van 3 m2, onder de voorwaarde dat de bebouwing landschappelijk ingepast wordt binnen de theetuin.

19.4 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theetuin' is het gebruik toegestaan voor:

  • a. horeca;, afwijkend van de daarin opgenomen bepalingen ten aanzien van de binding met een winkel- of bedrijfsvoorziening;
  • b. routegebonden horeca:, afwijkend van de daarin opgenomen bepalingen ten aanzien van de binding met een agrarisch bedrijf;
19.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 19.4 ten behoeve van het toestaan van kleinschalige culturele evenementen zoals:

  • a. muziekoptredens door muziekkapellen, koren en dergelijke zonder geluidsversterkende voorzieningen;
  • b. exposities van de schilderijen, beeldende kunst en dergelijke;

onder voorwaarde dat:

  • c. niet langs de openbare weg wordt geparkeerd, maar op parkeervoorzieningen in de directe omgeving;
  • d. de activiteit milieutechnisch aanvaardbaar is.

19.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Ten aanzien van het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - natuurnetwerk Brabant' artikel 15.5 van toepassing.

Artikel 20 Verkeer

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en pleinen voor in hoofdzaak doorgaand verkeer;
  • b. ter plaatse van onderstaande aanduidingen, de beschreven functies:
    • 1. 'specifieke vorm van verkeer - fietsenstalling';
    • 2. 'specifieke vorm van natuur - ecoduct';
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • f. bouwwerken;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. evenementen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
20.2 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend de volgende bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 20.1 omschreven bestemming:

20.2.1 Bouwwerken
  • a. bouwwerken die gerekend worden tot de specifieke uitrusting van een weg, mits de bebouwing van geringe afmetingen is en met uitzondering van verkoop en/of afleverpunten voor motorbrandstoffen;
  • b. fietsenstallingen, waarbij de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 3 meter;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - ecoduct' is een ecoduct toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 11 meter.

Artikel 21 Water

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. het behoud, herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden van de waterloop en bijbehorende oevers;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken en werken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de in artikel 21.1 omschreven bestemmingen met een maximale bouwhoogte van 2 meter.

Artikel 22 Wonen

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. aan-huis-verbonden beroepen;
  • d. Bed & Breakfast met een maximale omvang van 408 m2 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'Bed & Breakfast';
  • e. behoud van cultuurhistorische waarden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • f. extensieve dagrecreatie;
  • g. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'kantoor': een kantoor;
    • 2. 'opslag': de bestaande voorziening voor opslag;

met daarbij behorende:

  • h. gebouwen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • j. in- en uitritten;
  • k. parkeervoorzieningen e.e.a. in samenhang gezien met de parkeervoorzieningen in de aansluitende en bijbehorende bestemming Tuin;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
22.2 Algemene regels

Voor alle toegelaten en/of middels een afwijkingsbesluit toe te laten functies en/of voorzieningen dient te worden voorzien in parkeervoorzieningen op eigen terrein, conform 44 Algemene parkeerregel.

22.3 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 22.1 omschreven bestemming, daarbij gelden de volgende bepalingen:

22.3.1 Algemeen

Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - onbebouwd' mag geen bebouwing worden opgericht.

22.3.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan één dan wel het aantal dat is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan met uitzondering ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
    • 2. 'twee-aaneen' zijn uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen toegestaan;
  • c. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • d. de goothoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • e. de bouwhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • f. het is niet toegestaan om de woning te splitsen in meerdere woningen.
22.3.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 150 m² per woning;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • d. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 meter achter de voorgevelrooilijn van de woning te worden gebouwd;
  • e. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de woning mag niet meer bedragen dan 20 meter.
22.3.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet zijnde overkappingen, gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 2 meter bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen.
22.3.5 Specifieke situaties
  • a. Ter plaatse van de Schafterdijk 23 mag in afwijking van het bepaalde in:
    • 1. artikel 22.3.2 onder c de inhoud van de woning maximaal 900 m3 bedragen;
    • 2. artikel 22.3.3 onder e de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de woning maximaal 25 meter bedragen.
  • b. Ter plaatse van de Hoeverdijk 90a mag in afwijking van het bepaalde in artikel 22.3.3 de goot- en nokhoogte respectievelijk 3,3 meter en 7 meter bedragen.
  • c. Ter plaatse van Brugseheide 8 mag aanvullend op het bepaalde in artikel 22.3.2 en 22.3.3 de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens niet minder dan 3 meter bedragen.
  • d. Ter plaatste van Maastrichterweg 168 mag in afwijking van het bepaalde in:
    • 1. artikel 22.3.2 onder c mag de inhoud van de woning maximaal 1.440 m3 bedragen;
    • 2. artikel 22.3.3 onder a aanvullend op de toegelaten oppervlakte aan bijbehorende bebouwing 202 m2 aan luifels/overkappingen aanwezig zijn;
    • 3. artikel 22.3.3 onder c mag de goothoogte van de hiervoor onder 2 bedoelde luifels/overkappingen gelijk zijn aan de bouwhoogte.
  • e. Ter plaatse van Molenstraat 209a met de aanduiding 'kantoor': een vrijstaand kantoor met expositieruimte met gezamenlijke oppervlakte van maximaal 308 m2.
  • f. Ter plaatse van de Dorpsstraat 3 met de aanduiding 'kantoor'; een vrijstaand kantoor met een oppervlakte van 76 m2.
22.4 Afwijken van de bouwregels
22.4.1 Voor bebouwing voor kleinschalig kamperen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning in combinatie met de afwijking als bedoeld in 22.6.2 afwijken van het bepaalde in artikel 22.3.3 ten behoeve van het toestaan van bebouwing ten behoeve van kleinschalig kamperen, onder de voorwaarden dat:

  • a. de bebouwing aansluitend aan de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
  • b. het totale oppervlak niet meer mag bedragen dan 50 m2;
  • c. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 meter.
22.4.2 Voor herbouw van bestaande bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 22.3.3 ten behoeve van de herbouw van bestaande bijbehorende bouwwerken, onder de voorwaarden dat:

  • a. indien bij een herbouwplan alle bestaande bijbehorende bebouwing wordt gesloopt mag maximaal 450 m2 worden terug gebouwd;
  • b. indien er buiten het herbouwplan meer dan 450 m2 aan bijbehorende bebouwing blijft staan, mag maximaal 25% van de te slopen oppervlakte herbouwd worden, tenzij de totale oppervlakte dan minder dan 450 m2 zou worden, dan mag tot maximaal 450 m2 herbouwd worden;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter.
22.4.3 Voor een grotere maximale inhoud

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken de regels ten behoeve van het toestaan van een grotere maximale inhoudsmaat voor woningen, onder de voorwaarden dat:

  • a. voor de ontwikkeling de bijdrage wordt geleverd aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • b. het verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld;
  • c. de landschappelijke inpassing en verbetering in de omgeving is aangetoond door middel van een erfinrichtingsplan, en/of dat een financiële bijdrage aan het landschapsfonds is overeengekomen;
  • d. de omgevingsvergunning niet eerder mag worden gerealiseerd dan nadat aan het onder a bepaalde is voldaan.
22.5 Specifieke gebruiksregels
22.5.1 Aan-huis-verbonden beroep

De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep is toegestaan, mits:

  • a. de hiertoe benodigde vloeroppervlakte maximaal 50 m2 bedraagt, zulks met inbegrip van aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • b. degene die de bedrijfsvoering van het aan-huis-verbonden beroep uitoefent, ook de bewoner van de woning is;
  • c. bij uitoefening van de beroepen van schoonheidsspecialist(e), mani- en/of pedicure en kapper sprake is van ten hoogste 1 arbeidsplaats;
  • d. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep.
22.5.2 Paardrijbakken

Paardrijbakken voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. zijn uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak;
  • b. per woning is maximaal één paardrijbak toegestaan;
  • c. de afstand tot een (bedrijfs-)woning van een derde minimaal 50 meter bedraagt;
  • d. de oppervlakte bedraagt maximaal 1.200 m2 ;
  • e. de bouwhoogte terreinafscheiding bedraagt maximaal 1,50 meter;
  • f. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 6 meter;
  • g. per paardrijbak zijn maximaal 4 lichtmasten toegestaan;
  • h. lichtmasten binnen een afstand van 100 meter tot gronden met de bestemming Natuur zijn niet toegestaan.
22.5.3 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:
    • 1. detailhandelsvoorzieningen, horecabedrijven, kantoren, bankinstellingen en andere bedrijven voor handel en dienstverlening;
    • 2. kamerverhuur;
    • 3. Bed & Breakfast;
    • 4. seksinrichtingen,

met dien verstande dat het voorgaande is niet van toepassing als de functie specifiek is toegestaan;

  • b. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte, anders dan bedoeld in het Besluit omgevingsrecht;
  • c. het gebruik van een tot Wonen bestemde woning als recreatiewoning.
22.6 Afwijken van de gebruiksregels
22.6.1 Voor aan-huis-verbonden beroep

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van de regels ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van maximaal 100 m² (met inbegrip van aangebouwde bijbehorende bouwwerken) mits:

  • a. het gebruik geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert, noch afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt;
  • b. het gebruik de afwikkeling van het verkeer niet nadelig beïnvloedt en niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk in de buurt;
  • c. het gebruik geen publieksgericht karakter heeft;
  • d. degene die de bedrijfsvoering van het aan huis verbonden beroep uitoefent, ook de bewoner van de woning is;
  • e. bij uitoefening van de beroepen van schoonheidsspecialist(e), mani- en/of pedicure en kapper sprake is van ten hoogste 1 arbeidsplaats;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep.
22.6.2 Voor recreatieve nevenfuncties bij woningen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 22.1 ten behoeve van het toestaan van één of meerdere recreatieve nevenfuncties (inclusief Bed & Breakfast en kleinschalig kamperen) met inachtneming van het volgende:

  • 1. bij afwijken van het gebruik van gebouwen:
    • a. de activiteit plaatsvindt in de bestaande bebouwing;
    • b. het gaat om recreatieve activiteiten tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in de Bijlage bij de regels;
    • c. er mag geen zelfstandige baliefunctie of detailhandel ontstaan;
  • 2. bij afwijken van het gebruik van gronden voor kleinschalig kamperen voorzover en indien een omgevingsvergunning wordt verleend in samenhang met de afwijking als bedoeld in artikel 3.6.2 en/of in artikel 4.6.2 gelden de daarin opgenomen voorwaarden;
  • 3. indien afgeweken wordt voor een nevenfunctie als bedoeld onder 1 en/of 2:
    • a. de nevenfunctie is milieuhygiënisch inpasbaar;
    • b. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande functies optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
    • c. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
    • d. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
    • e. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
    • f. pas gebouwd en/of gebruikt mag worden nadat de landschappelijke inpassing is gerealiseerd.
22.6.3 Voor inpandige statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 22.1 ten behoeve van het toestaan van opslag met inachtneming van het volgende:

  • a. het betreft statische opslag opslag van goederen;
  • b. de opslag uitsluitend inpandig is toegestaan; de voorwaarden uit artikel.

Artikel 23 Leiding - Brandstof

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse brandstoftransportleiding met een belemmeringenstrook ter breedte van 5 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding;

23.2 Voorrangsregeling

In geval van strijdigheid van bepalingen met andere bestemmingen is artikel 48 van toepassing.

23.3 Bouwregels
  • a. Op of in de in artikel 23.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd.
  • b. Bouwwerken ten behoeve van de andere op deze gronden geldende bestemming(en), zijn uitsluitend toelaatbaar indien de belangen in verband met de betrokken leiding(en) zich hier niet tegen verzetten en het bevoegd gezag hierover tijdig tevoren schriftelijk advies heeft ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s).
23.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de andere op deze gronden geldende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten

23.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.5.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de in artikel 23.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het oprichten van enig bouwwerk;
  • b. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • d. het verrichten van grondroeractiviteiten (b.v. het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • g. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • h. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • i. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • j. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
23.5.2 Toegestane werken en werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in artikel 23.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • gericht zijn op het normale onderhoud en beheer van deze gronden.
23.5.3 Toetsingscriterium bij vergunningverlening

De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 23.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover dit niet strijdig is met de belangen van de leiding.

23.5.4 Adviesprocedure

Alvorens het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23.1 te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

23.5.5 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van artikel 23.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 24 Leiding - Gas

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding met een belemmeringenstrook ter breedte van 4 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding;

24.2 Voorrangsregeling

In geval van strijdigheid van bepalingen met andere bestemmingen is artikel 48 van toepassing.

24.3 Bouwregels
  • a. Op of in de in artikel 24.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd.
24.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de andere op deze gronden geldende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten

24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.5.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de in artikel 24.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het oprichten van enig bouwwerk;
  • b. het aanbrengen en rooien van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • d. het verrichten van grondroeractiviteiten (b.v. het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • g. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • h. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • i. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • j. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
24.5.2 Toegestane werken en werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in artikel 24.5.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • c. gericht zijn op het normale onderhoud en beheer van deze gronden.
24.5.3 Toetsingscriterium bij vergunningverlening

De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 24.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover dit niet strijdig is met de belangen van de leiding.

24.5.4 Adviesprocedure

Alvorens het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 24.5.1 te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

24.5.5 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van artikel 24.5.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 25 Leiding - Olie

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Olie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse leiding met een belemmeringenstrook ter breedte van 13 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding;

25.2 Voorrangsregeling

In geval van strijdigheid van bepalingen met andere bestemmingen is artikel 48 van toepassing.

25.3 Bouwregels
  • a. Op of in de in artikel 25.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd.
  • b. Bouwwerken ten behoeve van de andere op deze gronden geldende bestemming(en), zijn uitsluitend toelaatbaar indien de belangen in verband met de betrokken leiding(en) zich hier niet tegen verzetten en het bevoegd gezag hierover tijdig tevoren schriftelijk advies heeft ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s).
25.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de andere op deze gronden geldende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten

25.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.5.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de in artikel 25.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het oprichten van enig bouwwerk;
  • b. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • d. het verrichten van grondroeractiviteiten (b.v. het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • g. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • h. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • i. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • j. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
25.5.2 Toegestane werken en werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in artikel 25.5.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • gericht zijn op het normale onderhoud en beheer van deze gronden.
25.5.3 Toetsingscriterium bij vergunningverlening

De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 25.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover dit niet strijdig is met de belangen van de leiding.

25.5.4 Adviesprocedure

Alvorens het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 25.5.1 te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

25.5.5 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van artikel 25.5.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 26 Leiding - Riool

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse rioolleiding;

26.2 Voorrangsregeling

In geval van strijdigheid van bepalingen met andere bestemmingen is artikel 48 van toepassing.

26.3 Bouwregels
  • a. Op of in de in artikel 26.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd.
  • b. Bouwwerken ten behoeve van de andere op deze gronden geldende bestemming(en), zijn uitsluitend toelaatbaar indien de belangen in verband met de betrokken leiding(en) zich hier niet tegen verzetten en het bevoegd gezag hierover tijdig tevoren schriftelijk advies heeft ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s).
26.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de andere op deze gronden geldende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten

26.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.5.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de in artikel 26.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het oprichten van enig bouwwerk;
  • b. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • d. het verrichten van grondroeractiviteiten (b.v. het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • g. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • h. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • i. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • j. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
26.5.2 Toegestane werken en werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in artikel 26.5.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • c. gericht zijn op het normale onderhoud en beheer van deze gronden.
26.5.3 Toetsingscriterium bij vergunningverlening

De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 26.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover dit niet strijdig is met de belangen van de leiding.

26.5.4 Adviesprocedure

Alvorens het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 26.5.1 te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

26.5.5 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van artikel 26.5.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 2

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' (Gebied van archeologische waarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

27.2 Relatie met andere bestemmingen Waarde archeologie

Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.

27.3 Verstoringsregels
27.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in artikel 27.5, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in artikel 27.1 bedoelde gronden bodemverstoringen te veroorzaken ten gevolge van de uitvoering van:

  • a. bouwwerken;
  • b. werken, geen bouwwerk zijnde, en
  • c. werkzaamheden
  • d. over een oppervlakte van 100 m² of meer.
27.3.2 Toepassingbereik verbod

Het verbod is van toepassing op het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen waarbij de grond wordt geroerd/omgewoeld, waaronder begrepen:

  • a. het bouwen;
  • b. het egaliseren van gronden;
  • c. het aanleggen van drainage;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 50 cm bedragen;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  • h. het afplaggen van heide- of natuurgebieden ten behoeve van natuurontwikkeling;
  • i. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • j. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben/boomstronken worden verwijderd;

alsmede het verlagen van het waterpeil.

27.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

27.5 Uitzonderingen

Het in lid 27.3.1 gestelde verbod geldt niet:

  • a. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • c. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van:
  • 1. vervanging van (een) bestaand(e) bouwwerk(en), waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 meter ten opzichte van het maaiveld over een oppervlakte groter dan is toegestaan;
  • 2. bestaande bestratingen;
  • 3. beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een fundering van een bouwwerk dat bestond voor de inwerkingtreding van het bestemmingsplan waarin voor de eerste keer de archeologie werd beschermd;
  • e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 27.6.1;
  • f. indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op een perceel dat ter plaatse van de activiteiten aantoonbaar dieper is geroerd dan 0,3 meter.
27.6 Afwijken ten behoeve van verstoringen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 27.3 voor het verstoren van gronden ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de activiteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

27.6.1 Voorwaarden

Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 27.6 in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een plan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • d. de verplichting tot het vastleggen van de wijze waarop wordt omgegaan met (toevals)vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de graafwerkzaamheden.
27.6.2 Verstoringsverbod

Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 27.6.1 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

27.6.3 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 27.6 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een afwijking geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

27.7 Wijzigingsbevoegdheid
27.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:

  • a. naar ligging wordt verschoven, of;
  • b. naar omvang wordt vergroot of verkleind, of;
  • c. van de plankaart wordt verwijderd, of;
  • d. van bestemming wijzigt in 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4', 'Waarde - Archeologie 5' of 'Waarde - Archeologie 6' voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
27.7.2 Advies

Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder artikel 27.7.1 worden doorgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 28 Waarde - Archeologie 3

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' (Gebied met een hoge archeologische verwachting, historische kern) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

28.2 Relatie met andere bestemmingen Waarde - Archeologie

Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.

28.3 Verstoringsregels
28.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in artikel 28.5, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in artikel 28.1 bedoelde gronden bodemverstoringen te veroorzaken ten gevolge van de uitvoering van:

  • a. bouwwerken;
  • b. werken, geen bouwwerk zijnde, en
  • c. werkzaamheden
  • d. over een oppervlakte van 250 m² of meer.
28.3.2 Toepassingsbereik verbod

Het verbod is van toepassing op het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen waarbij de grond wordt geroerd/omgewoeld, waaronder begrepen:

  • a. het bouwen;
  • b. het egaliseren van gronden;
  • c. het aanleggen van drainage;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 50 cm bedragen;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  • h. het afplaggen van heide- of natuurgebieden ten behoeve van natuurontwikkeling;
  • i. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • j. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben/boomstronken worden verwijderd;

alsmede het verlagen van het waterpeil.

28.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

28.5 Uitzonderingen

Het in lid 28.3 gestelde verbod geldt niet:

  • a. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • c. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van:
  • 1. vervanging van (een) bestaand(e) bouwwerk(en), waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 meter ten opzichte van het maaiveld over een oppervlakte groter dan is toegestaan;
  • 2. bestaande bestratingen;
  • 3. beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een fundering van een bouwwerk dat bestond voor de inwerkingtreding van het bestemmingsplan waarin voor de eerste keer de archeologie werd beschermd;
  • e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 28.6.1;
  • f. indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op een perceel dat ter plaatse van de activiteiten aantoonbaar dieper is geroerd dan 0,3 meter.
28.6 Afwijken ten behoeve van verstoringen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 28.3 voor het verstoren van gronden ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de activiteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

28.6.1 Voorwaarden

Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 28.6 in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een plan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • d. de verplichting tot het vastleggen van de wijze waarop wordt omgegaan met (toevals)vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de graafwerkzaamheden.
28.6.2 Verstoringsverbod

Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 28.6.1 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

28.6.3 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 28.6 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een afwijking geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

28.7 Wijzigingsbevoegdheid
28.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:

28.7.2 Advies

Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder artikel 28.7.1 worden doorgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 29 Waarde - Archeologie 4

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' (Gebied met een hoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

29.2 Relatie met andere bestemmingen Waarde - Archeologie

Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.

29.3 Verstoringsregels

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in artikel 29.5, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in artikel 29.1 bedoelde gronden bodemverstoringen te veroorzaken ten gevolge van de uitvoering van:

  • a. bouwwerken;
  • b. werken, geen bouwwerk zijnde, en
  • c. werkzaamheden
  • d. over een oppervlakte van 1.000 m² of meer.

Het verbod is van toepassing op het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen waarbij de grond wordt geroerd/omgewoeld, waaronder begrepen:

  • a. het bouwen;
  • b. het egaliseren van gronden;
  • c. het aanleggen van drainage;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 50 cm bedragen;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  • h. het afplaggen van heide- of natuurgebieden ten behoeve van natuurontwikkeling;
  • i. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • j. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben/boomstronken worden verwijderd;

alsmede het verlagen van het waterpeil.

29.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

29.5 Uitzonderingen

Het in lid 29.3 gestelde verbod geldt niet:

  • a. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • c. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van:
  • 1. vervanging van (een) bestaand(e) bouwwerk(en), waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 meter ten opzichte van het maaiveld over een oppervlakte groter dan is toegestaan;
  • 2. bestaande bestratingen;
  • 3. beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een fundering van een bouwwerk dat bestond voor de inwerkingtreding van het bestemmingsplan waarin voor de eerste keer de archeologie werd beschermd;
  • e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 29.6.1;
  • f. indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op een perceel dat ter plaatse van de activiteiten aantoonbaar dieper is geroerd dan 0,3 meter.
29.6 Afwijken ten behoeve van verstoringen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 29.3 voor het verstoren van gronden ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de activiteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

29.6.1 Voorwaarden

Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 29.6 in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • g. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een plan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • h. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • i. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • j. de verplichting tot het vastleggen van de wijze waarop wordt omgegaan met (toevals)vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de graafwerkzaamheden.
29.6.2 Verstoringsverbod

Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 29.6.1 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

29.6.3 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 29.6 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een afwijking geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

29.7 Wijzigingsbevoegdheid
29.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:

29.7.2 Advies

Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder artikel 29.7.1 worden doorgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 30 Waarde - Archeologie 5

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' (Gebied met een middelhoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

30.2 Relatie met andere bestemmingen Waarde - Archeologie

Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.

30.3 Verstoringsregels
30.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in artikel 30.5, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in artikel 30.1 bedoelde gronden bodemverstoringen te veroorzaken ten gevolge van de uitvoering van:

  • a. bouwwerken;
  • b. werken, geen bouwwerk zijnde, en
  • c. werkzaamheden
  • d. over een oppervlakte van 2.500 m² of meer.
30.3.2 Toepassingbereik verbod

Het verbod is van toepassing op het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen waarbij de grond wordt geroerd/omgewoeld, waaronder begrepen:

  • a. het bouwen;
  • b. het egaliseren van gronden;
  • c. het aanleggen van drainage;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 50 cm bedragen;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  • h. het afplaggen van heide- of natuurgebieden ten behoeve van natuurontwikkeling;
  • i. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • j. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben/boomstronken worden verwijderd;

alsmede het verlagen van het waterpeil.

30.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

30.5 Uitzonderingen

Het in lid 30.3 gestelde verbod geldt niet:

  • a. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • c. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van:
  • 1. vervanging van (een) bestaand(e) bouwwerk(en), waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 meter ten opzichte van het maaiveld over een oppervlakte groter dan is toegestaan;
  • 2. bestaande bestratingen;
  • 3. beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een fundering van een bouwwerk dat bestond voor de inwerkingtreding van het bestemmingsplan waarin voor de eerste keer de archeologie werd beschermd;
  • e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 30.6.1;
  • f. indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op een perceel dat ter plaatse van de activiteiten aantoonbaar dieper is geroerd dan 0,3 meter.
30.6 Afwijken ten behoeve van verstoringen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 30.3 voor het verstoren van gronden ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de activiteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

30.6.1 Voorwaarden

Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 30.6 in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • g. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een plan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • h. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • i. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • j. de verplichting tot het vastleggen van de wijze waarop wordt omgegaan met (toevals)vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de graafwerkzaamheden.
30.6.2 Verstoringsverbod

Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 30.6.1 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

30.6.3 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 30.6 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een afwijking geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

30.7 Wijzigingsbevoegdheid
30.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:

30.7.2 Advies

Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder artikel 30.7.1 worden doorgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 31 Waarde - Archeologie 6

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' (Gebied met een lage archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

31.2 Relatie met andere bestemmingen Waarde - Archeologie

Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.

31.3 Verstoringsregels
31.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in artikel 31.5, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in artikel 31.1 bedoelde gronden bodemverstoringen te veroorzaken ten gevolge van de uitvoering van:

  • a. bouwwerken;
  • b. werken, geen bouwwerk zijnde, en
  • c. werkzaamheden
  • d. over een oppervlakte van 25.000 m² of meer.
31.3.2 Toepassingsbereik verbod

Het verbod is van toepassing op het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen waarbij de grond wordt geroerd/omgewoeld, waaronder begrepen:

  • a. het bouwen;
  • b. het egaliseren van gronden;
  • c. het aanleggen van drainage;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 50 cm bedragen;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  • h. het afplaggen van heide- of natuurgebieden ten behoeve van natuurontwikkeling;
  • i. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • j. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben/boomstronken worden verwijderd;

alsmede het verlagen van het waterpeil.

31.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

31.5 Uitzonderingen

Het in lid 31.3 gestelde verbod geldt niet:

  • a. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • c. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van:
  • 1. vervanging van (een) bestaand(e) bouwwerk(en), waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 meter ten opzichte van het maaiveld over een oppervlakte groter dan is toegestaan;
  • 2. bestaande bestratingen;
  • 3. beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een fundering van een bouwwerk dat bestond voor de inwerkingtreding van het bestemmingsplan waarin voor de eerste keer de archeologie werd beschermd;
  • e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 31.6.1;
  • f. indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op een perceel dat ter plaatse van de activiteiten aantoonbaar dieper is geroerd dan 0,3 meter.
31.6 Afwijken ten behoeve van verstoringen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 31.3 voor het verstoren van gronden ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de activiteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

31.6.1 Voorwaarden

Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 31.6 in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • g. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een plan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • h. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • i. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • j. de verplichting tot het vastleggen van de wijze waarop wordt omgegaan met (toevals)vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de graafwerkzaamheden.
31.6.2 Verstoringsverbod

Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 31.6.1 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

31.6.3 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 31.6 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een afwijking geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

31.7 Wijzigingsbevoegdheid
31.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:

31.7.2 Advies

Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder artikel 31.7.1 worden doorgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 32 Waarde - Beslotenheid

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beslotenheid' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding, herstel en bescherming van de karakteristieke beslotenheid van het landschap.

32.2 Bouwregels
32.2.1 Bouwen ten behoeve van andere bestemmingen

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 32.1, mag slechts worden gebouwd indien en voor zover dat nodig is voor het behoud en/of herstel van de bestaande bebouwing, met dien verstande, dat:

  • a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;
  • b. rekening wordt gehouden met de aanwezige landschappelijke waarden zoals bedoeld in artikel 32.1;
  • c. vooraf advies is gevraagd aan een onafhankelijke deskundige.
32.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.3.1 Verbod

Het is verboden op of in de in artikel 32.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het kappen en rooien van houtwallen en/of -singels of bosjes;
  • b. het kappen of vellen van hoogopgaande beplanting;
  • c. het kappen of vellen van houtgewassen.
32.3.2 Uitzonderingen

Het verbod van artikel 32.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. uitgevoerd worden binnen het bouwvlak;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • e. uitgevoerd worden vanuit het regulier beheer en onderhoud.
32.3.3 Vergunningverlening

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 32.3.1 wordt verleend indien:

  • a. het belang dat met de ingreep is gediend, aangetoond wordt;
  • b. daardoor de beslotenheid niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.
32.3.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 32.3.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de deskundige inzake natuur- en landschapswaarden omtrent de vraag als bedoeld in artikel 32.3.3.

Artikel 33 Waarde - Cultuurhistorie

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorisch en oudheidkundige waardevolle landschappen en vlakken, zoals weergegeven in Hoofdstuk 2 Waardevolle vlakken van Bijlage 19 Cultuurhistorisch waardevolle panden en vlakken.

33.2 Bouwregels
33.2.1 Bouwen ten behoeve van andere bestemmingen

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 33.1, mag slechts worden gebouwd indien en voor zover dat nodig is voor het behoud en/of herstel van de bestaande bebouwing, met dien verstande, dat:

  • a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;
  • b. rekening wordt gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden zoals bedoeld in artikel 33.1;
  • c. vooraf advies is gevraagd aan een onafhankelijke deskundige.
33.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.3.1 Verbod

In het belang van de cultuurhistorie en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige cultuurhistorische waarden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. afgraven, ophogen of egaliseren, dan wel ontginnen van gronden;
  • c. kappen en rooien van houtwallen en/of -singels of bosjes;
  • d. door nieuwe aanplant realiseren van houtwallen en/of -singels of bosjes;
  • e. winnen, infiltreren of stuwen van water en andere werken of werkzaamheden die een wezenlijke wijziging van de grondwaterstand of de waterhuishouding beogen of ten gevolge hebben, anders dan ten behoeve van natuurontwikkeling;
  • f. aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
33.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 33.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  • a. werken en werkzaamheden welke het normale onderhoud betreffen;
  • b. werken en werkzaamheden welke noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. werken en werkzaamheden welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
33.3.3 Voorwaarden voor verlenen omgevingsvergunning

De in artikel 33.3.1 vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden.

Artikel 34 Waarde - Cultuurhistorie Achterste brug

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie Achterste brug' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en/of herstel van het dorpsgezicht van het buurtschap Achterste Brug als een cultuurhistorisch gaaf bewaarde ensemble van wegen, paden, erven, beplanting en bebouwing, zoals beschreven in Bijlage 19 Cultuurhistorisch waardevolle panden en vlakken, Hoofdstuk 2 Waardevolle vlakken, paragraaf 2.3 Buurtschap Achterste Brug van de toelichting.

34.2 Bouwregels

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Achterste brug' mede bestemde gronden.

34.3 Afwijken van de bouwregels
34.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in artikel 34.2 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits de ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan aanwezige en in de toelichting beschreven uitwendige cultuurhistorische en/of architectonische waarden van bestaande bebouwing en/of overige cultuurhistorische en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.

34.3.2 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 34.3.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de Welstandscommissie omtrent de vraag of de omgevingsvergunning voldoet aan de in artikel 34.1

34.3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.4.1 Verbod

In het belang van de cultuurhistorie en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige cultuurhistorische waarden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: Het is verboden op of in 34.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het kappen en rooien van houtwallen en/of -singels of bosjes;
  • b. het kappen of vellen van hoogopgaande beplanting;
  • c. het kappen of vellen van houtgewassen;
  • d. aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. afgraven, ophogen of egaliseren, dan wel ontginnen van gronden;
  • f. aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
34.4.2 Uitzonderingen

Het verbod van artikel 34.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de
  • b. bestemming;
  • c. uitgevoerd worden binnen het bouwvlak;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • e. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • f. uitgevoerd worden vanuit het regulier beheer en onderhoud.
34.4.3 Vergunningverlening

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 34.4.1 wordt verleend indien:

  • a. het belang dat met de ingreep is gediend, aangetoond wordt;
  • b. daardoor de cultuurhistorische waarde niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.
34.4.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 34.4.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de deskundige inzake natuur- en landschapswaarden omtrent de vraag als bedoeld in artikel 34.4.3.

Artikel 35 Waarde - Essen en kampen

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Essen en kampen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van de aanwezige essen en kampen.

35.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.2.1 Verbod

In het belang van de cultuurhistorie en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige cultuurhistorische waarden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: Het is verboden op of in artikel 35.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het kappen en rooien van houtwallen en/of -singels of bosjes;
  • b. het kappen of vellen van hoogopgaande beplanting;
  • c. het kappen of vellen van houtgewassen;
  • d. aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. afgraven, ophogen of egaliseren, dan wel ontginnen van gronden;
  • f. aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
35.2.2 Uitzonderingen

Het verbod van artikel 35.2.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. uitgevoerd worden binnen het bouwvlak;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • e. uitgevoerd worden vanuit het regulier beheer en onderhoud.
35.2.3 Vergunningverlening

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 35.2.1 wordt verleend indien:

  • a. het belang dat met de ingreep is gediend, aangetoond wordt;
  • b. daardoor de beslotenheid niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.
35.2.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 35.2.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de deskundige inzake natuur- en landschapswaarden omtrent de vraag als bedoeld in artikel 35.2.3.

Artikel 36 Waarde - Geomorfologie

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Geomorfologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de aardkundige waarde.

36.2 Bouwregels
36.2.1 Bouwen ten behoeve van andere bestemmingen

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 36.1 mag slechts gebouwd worden indien:

  • a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;
  • b. rekening wordt gehouden met de aanwezige waarden zoals bedoeld in artikel 36.1;
  • c. vooraf advies is gevraagd aan een onafhankelijke deskundige.
36.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.3.1 Verbod

In het belang van de geomorfologie en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige geomorfologische waarden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. afgraven, ophogen of egaliseren, dan wel ontginnen van gronden;
  • c. aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
36.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 36.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  • a. werken en werkzaamheden welke het normale onderhoud betreffen;
  • b. werken en werkzaamheden welke noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. werken en werkzaamheden welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
36.3.3 Voorwaarden voor verlenen omgevingsvergunning

De in artikel 36.2.1 vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige aardkundige waarden van de gronden.

Artikel 37 Waarde - Hydrologie

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Hydrologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van bestaande watersystemen en de bestaande waterhuishouding van het hier binnen gelegen Natuur Netwerk Brabant.

37.2 Bouwregels
37.2.1 Bouwen ten behoeve van andere bestemmingen

Op de voor 'Waarde - Hydrologie' aangewezen gronden mag slechts gebouwd worden indien :

  • a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;
  • b. rekening wordt gehouden met de aanwezige waarden zoals bedoeld in artikel 37.1;
  • c. vooraf advies is gevraagd aan een onafhankelijke deskundige.
37.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,6 meter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers of het aanleggen van ondergrondse drainage;
  • c. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • d. het buiten een bouwvlak aanbrengen van verhardingen van meer dan 100 m2.
37.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 37.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  • a. werken en werkzaamheden welke het normale onderhoud betreffen;
  • b. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd of mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
37.3.3 Voorwaarden voor verlenen omgevingsvergunning

De in artikel 37.3.1 vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het waterbergend vermogen en/of indien geen sprake is van een negatief effect op de waterhuishouding van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk Brabant.

37.3.4 Advies

Alvorens een vergunning als bedoeld in artikel 37.3.3 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij het betrokken waterschap.

37.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan de bestemming 'Waarde - Hydrologie' wijzigen nadat Gedeputeerde Staten is verzocht om de begrenzing van de aanduiding 'Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant' en/of de aanduiding 'Behoud en herstel beeksystemen' te wijzigen en deze wijziging is doorgevoerd, met dien verstande dat:

  • a. de beoogde ruimtelijke ingreep waarvoor wijziging wordt verzocht geen invloed heeft op de waterhuishouding ter plaatse;
  • b. het betrokken waterschapsbestuur is gehoord.

Artikel 38 Waarde - Openheid

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Openheid' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van het behoud en herstel van de karakteristieke openheid van het landschap.

38.2 Bouwregels
38.2.1 Bouwen ten behoeve van andere bestemmingen

Op de voor 'Waarde - Openheid' aangewezen gronden mag slechts gebouwd worden indien :

  • a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;
  • b. rekening wordt gehouden met de aanwezige waarden zoals bedoeld in artikel 38.1 
  • c. vooraf advies is gevraagd aan een onafhankelijke deskundige.
38.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.3.1 Verbod

Het is verboden op of in gronden bestemd tot 'Waarde - Openheid' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het beplanten van gronden met hoogopgaande beplanting, hoger dan 1,5 m;
  • b. het beplanten van gronden met houtgewassen, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant.
38.3.2 Uitzonderingen

Het verbod van artikel 38.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. uitgevoerd worden binnen het bouwvlak;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • e. uitgevoerd worden vanuit het regulier beheer en onderhoud.
38.3.3 Vergunningverlening

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 38.3.1 wordt verleend indien:

  • a. het belang dat met de ingreep is gediend, aangetoond wordt;
  • b. daardoor de openheid niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.
38.3.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 38.3.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de deskundige inzake natuur- en landschapswaarden omtrent de vraag als bedoeld in artikel 38.3.3.

38.3.5 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van artikel 38.3.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 39 Waterstaat - Waterbergingsgebied

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van het waterbergend vermogen.

39.2 Bouwregels
39.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 39.1, mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uitsluitend toegestaan zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterberging;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
39.2.2 Afwijken ten behoeve van het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van artikel 39.2.1 voor het bouwen overeenkomstig een onderliggende enkelbestemming indien:

  • a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;
  • b. rekening wordt gehouden met de het waterbergend vermogen zoals bedoeld in artikel 39.1;
  • c. vooraf advies is gevraagd aan het waterschap.
39.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. afgraven, ophogen of egaliseren, dan wel ontginnen van gronden;
  • c. winnen, infiltreren of stuwen van water en andere werken of werkzaamheden die een wezenlijke wijziging van de grondwaterstand of de waterhuishouding beogen of ten gevolge hebben.
39.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 39.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  • a. werken en werkzaamheden welke het normale onderhoud betreffen;
  • b. werken en werkzaamheden welke noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. werken en werkzaamheden welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
39.3.3 Voorwaarden voor verlenen omgevingsvergunning

De in artikel 39.3.1 vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige aardkundige waarden van de gronden.

Artikel 40 Waterstaat - Waterkering

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van een waterkering.

40.2 Bouwregels
40.2.1 Bouwen ten behoeve van andere bestemmingen

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 40.1, mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uitsluitend toegestaan zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterkering;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
40.2.2 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van artikel 40.2.1 voor het bouwen overeenkomstig een onderliggende enkelbestemming indien:

  • a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;
  • b. rekening wordt gehouden met de belangen van de waterkering zoals bedoeld in artikel 40.1;
  • c. vooraf advies is gevraagd aan het waterschap.
40.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
40.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en/of verharden van wegen en paden, alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. afgraven, ophogen of egaliseren, dan wel ontginnen van gronden;
  • c. winnen, infiltreren of stuwen van water en andere werken of werkzaamheden die een wezenlijke wijziging van de grondwaterstand of de waterhuishouding beogen of ten gevolge hebben.
40.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 40.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  • a. werken en werkzaamheden welke het normale onderhoud betreffen;
  • b. werken en werkzaamheden welke noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. werken en werkzaamheden welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
40.3.3 Vergunningverlening

De in artikel 40.3.1 vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het waterkerend vermogen van de gronden.

40.3.4 Advies

Alvorens een vergunning als bedoeld in artikel 40.3.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij het betrokken waterschap.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 41 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 42 Algemene bouwregels

42.1 Afwijkende maten
  • a. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of latere wetgeving tot stand zijn gekomen, afwijkt van hetgeen in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
  • b. In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of latere wetgeving tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
42.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, trappenhuizen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken, luifels, erkers, balkons, en balustrades met een transparantie van ten minste 75% per m2, buiten beschouwing gelaten, mits:

  • a. De overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt met uitzondering van schoorstenen;
  • b. Bij overschrijding van bouwgrenzen van meer dan 1 meter dient de afstand van het ondergeschikte bouwdeel tot de dakrand ten minste gelijk te zijn aan de hoogte van het ondergeschikte bouwdeel met uitzondering van schoorstenen;
  • c. Ondergeschikte bouwdelen boven openbare ruimten niet lager gebouwd worden dan:
    • 1. 4,50 boven peil ter hoogte van de rijbaan en een strook van 0,50 meter breedte aan weerszijden;
    • 2. 2,20 meter boven peil ter hoogte van andere wegdelen.

Artikel 43 Algemene gebruiksregels

43.1 Gebruiksregels
43.1.1 Meest doelmatig gebruik

Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in artikel 7.2 Wet ruimtelijke ordening omgevingsvergunning verlenen, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

43.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijvingen van de bestemmingen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
  • c. het gebruik van gronden ten behoeve van de winning van schaliegas;
  • d. het gebruik van gronden ten behoeve van de ondergrondse opslag van gassen;
  • e. het oprichten van lichtmasten binnen een afstand van 100 meter tot gronden met de bestemming Natuur.

Artikel 44 Algemene parkeerregel

  • a. Ten aanzien van de parkeernormering is de gemeentelijke 'Beleidsnota parkeernormering Valkenswaard' van toepassing;
  • b. Voor zover de gemeentelijke 'Beleidsnota parkeernormering Valkenswaard' niet voorziet in een parkeernorm voor een opgenomen functie en/of bestemming in het buitengebied wordt de CROW publicatie 317 toegepast, waarbij het midden van de bandbreedte van de betreffende parkeernorm wordt aangehouden;
  • c. Voor zover de CROW publicatie 317 niet voorziet in een parkeernorm voor een functie in het buitengebied, wordt binnen deze publicatie de kolom "Rest bebouwde kom", het midden van de bandbreedte van de parkeernorm uit de categorie 'Niet stedelijk" toegepast.

Artikel 45 Algemene aanduidingsregels

45.1 Cultuurhistorische waarden

Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' zijn de gronden ook bestemd voor de bescherming van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden van bebouwing en terreininrichtingen.

45.1.1 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Voor het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken en/of ingrijpende verbouwingen aan bouwwerken gelegen binnen de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is een omgevingsvergunning vereist. Alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de monumentencommissie.
  • b. De omgevingsvergunning als bedoeld in sub a kan slechts worden verleend indien en nadat het college het advies van de monumentencommissie in overweging heeft genomen en een positief besluit heeft genomen.
45.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
  • b. Het onder artikel 45.1.2 sub a genoemde verbod is niet van toepassing op:
    • 1. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen;
    • 2. werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
    • 3. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. De omgevingsvergunning wordt geweigerd, indien het werk of de werkzaamheden de conditie en/of vitaliteit van de waardevolle of monumentale boom negatief kunnen beïnvloeden;
45.2 Milieuzone - voormalige stort

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone – voormalige vuilstort' gelden de volgende bepalingen:

45.2.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in gronden met de aanduiding 'milieuzone – voormalige vuilstort' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • d. het verzetten of vergraven van grond;
  • e. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,40 m onder maaiveld;
  • f. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
  • g. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • h. het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • i. het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden;
  • j. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden.
45.2.2 Uitzonderingen

Het verbod in artikel 45.2.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

45.2.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 45.2.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken en/of werkzaamheden de bovenafdichting van de vuilstort niet wordt aangetast.

45.3 Monumentale bomen

Ter plaatse van de aanduiding “monumentale boom” zijn de gronden ook bestemd voor de bescherming en het beheer van bomen;

45.3.1 Bouwregels

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom', dan wel binnen een afstand van 2 meter van de maximale kruinprojectie van de boom, mag, in afwijking van het bepaalde in de overige regels niet worden gebouwd.

45.3.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom', dan wel binnen een afstand van 2 meter van de maximale kruinprojectie van bomen, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging van de boom ten gevolgen heeft of kan hebben;
    • 2. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport, energie- of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
    • 3. het aanleggen en verharden van wegen, paden en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. Het onder artikel 45.3.2 sub a genoemde verbod is niet van toepassing op:
    • 1. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen;
    • 2. werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
    • 3. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

mits het verrichten van de handelingen zoals benoemd onder 1 t/m 3 niet de dood of ernstige beschadigingen of ontsieringen van de boom tot gevolg (kunnen) hebben.

  • c. De omgevingsvergunning wordt geweigerd, indien het werk of de werkzaamheden de conditie en/of vitaliteit van de waardevolle of monumentale boom negatief kunnen beïnvloeden;
45.3.3 Afwijken

Burgemeester en wethouder zijn bevoegd met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 45.3.1 en artikel 45.3.2 sub a genoemde verbod, indien wordt aangetoond dat door de bouw en/of gebruik van de gronden de gronden de conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de boom niet wordt aangetast. Voor het verlenen van de afwijking kan het bevoegd gezag een bomen effect rapportage verlangen, waaruit blijkt dat de werken en/of werkzaamheden geen onevenredige gevolgen hebben voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke, monumentale of ecologische betekenis van de boom.

45.4 Veiligheidszone - leiding

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' is geen nieuwbouw ten behoeve van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen toegestaan.

45.4.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' is geen nieuwbouw ten behoeve van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen toegestaan.

45.5 Veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' is geen nieuwbouw ten behoeve van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen toegestaan.

45.5.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' is geen nieuwbouw ten behoeve van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen toegestaan.

45.6 Zones verantwoording groepsrisico

Binnen de op de verbeelding opgenomen zones dient bij ontwikkelingen beoordeeld te worden of die kunnen leiden tot een vergroting van het Groepsrisico (Gr). Hiervoor dient een advies bij de Veiligheidregio ingewonnen te worden

Artikel 46 Algemene afwijkingsregels

46.1 Algemeen

In afwijking van de desbetreffende bepalingen van het plan kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen voor:

  • a. geringe afwijkingen van de in het plan voorgeschreven maten ten aanzien van afstand tussen woningen, van afstand tot zijdelingse perceelsgrenzen, van bebouwde oppervlakten, alsmede van de goot- en bouwhoogte van gebouwen met ten hoogste 10%;
  • b. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van toegangspoorten met penanten, mits de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt,
  • c. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter wering van geluidhinder en/of luchtverontreiniging, brand- en explosiegevaar, mits de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt;
  • d. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclamedoeleinden direct nabij de openbare weg, mits de bouwhoogte maximaal 2,5 meter bedraagt;
  • e. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op de openbare weg die niet behoren tot de specifieke uitrusting van een weg, alsmede op openbare groenvoorzieningen, mits de bouwhoogte maximaal 10 meter bedraagt;
  • f. het toestaan dat een bouwhoogte overschreden wordt door ondergeschikte bouwdelen met meer dan 1,5 meter tot een maximum van 5 meter, mits dit landschappelijk inpasbaar is;

In de omgevingsvergunning kunnen nadere eisen worden gesteld ten behoeve van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

46.2 Voor trouwceremonies

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van het toestaan van trouwceremonies al dan niet gecombineerd met een daarop volgende bruiloft onder de voorwaarden dat:

  • a. de locatie
  • b. parkeren plaatsvind buiten de openbare weg
46.3 Voor een paardrijbak

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels ten behoeve van het oprichten van een paardrijbak buiten een bouwvlak of de bestemming Wonen binnen de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden' onder de voorwaarden dat:

  • a. het de realisatie van een paardrijbak betreft bij een (bedrijfs)woning met de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden' of 'Wonen';
  • b. de paardrijbak op een afstand van maximaal 3 meter van het bouwvlak of bestemmingsvlak wordt gesitueerd;
  • c. de afstand tot een (bedrijfs-)woning van een derde minimaal 50 meter bedraagt;
  • d. per woning maximaal één paardrijbak is toegestaan;
  • e. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
  • f. pas gebouwd mag worden nadat de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
  • g. de paardrijbak in overeenstemming is met de gemeentelijke beeldkwaliteitseisen.
46.4 Voor kinderopvang

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van het toestaan van kinderopvang, als nevenactiviteit van een agrarisch bedrijf, onder de voorwaarden dat:

  • a. de voorziening voldoet/kan voldoen aan de daarvoor geldende wettelijke bepalingen;
  • b. de activiteit (met uitzondering van de benodigde buitenruimte) plaatsvindt in de woning en/of de inpandige bedrijfsruimte of een bestaand bedrijfsgebouw;
  • c. de benodigde buitenruimte aansluitend aan het gebouw waarin de activiteit plaatsvindt gerealiseerd kan worden;
  • d. er ruimte is voor parkeren op eigen terrein conform Artikel 44 Algemene parkeerregel;
  • e. met dien verstande dat, indien de locatie samenvalt met de dubbelbestemming Leiding - Gas of gelegen is binnen de daarbij of bij een Bevi-inrichting behorende risicozone:
  • f. schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder;
  • g. een verantwoording is opgenomen ten aanzien van de externe veiligheid voor wat betreft het groepsrisico;
  • h. geen strijdigheid optreedt met het Besluit externe veiligheid buisleidingen.
46.5 Voor kleinschalige logiesaccommodaties

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van kleinschalige logiesaccommodatie, niet zijnde een Bed & Breakfast, bij een (bedrijfs-)woning, onder de voorwaarden dat:

  • a. de accommodatie ruimte biedt aan maximaal 10 personen tegelijkertijd per nacht;
  • b. er geen sprake is van permanent verblijf;
  • c. er ruimte is voor parkeren op eigen terrein conform Artikel 44 Algemene parkeerregel;
  • d. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden (van het gebouw of complex) behouden dienen te blijven;
  • e. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
  • f. pas gebouwd mag worden nadat de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
  • g. de omgevingsvergunning geen onevenredig nadelige gevolgen mag hebben voor het woon- of leefklimaat;
  • h. de omgevingsvergunning heeft geen nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven of voor woningen;
  • i. er geen milieuhygiënische belemmeringen bestaan tegen het gebruik voor kleinschalige logiesaccommodaties, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke omstandigheden, die samenhangen met de betreffende locatie.
46.6 Voor locatie gebonden horeca

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan voor het toestaan van locatie gebonden horeca. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:

  • a. de toegekende bestemming dient de hoofdfunctie te blijven;
  • b. de activiteit mag uitsluitend plaatsvinden op eigen terrein.
  • c. het parkeren van auto’s en het plaatsen van fietsen en andere vervoermiddelen dient op eigen terrein plaats te vinden.
46.7 Voor routegebonden horeca

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan voor het toestaan van routegebonden horeca. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:

  • a. De activiteit mag uitsluitend plaatsvinden op eigen terrein.
  • b. Het parkeren van auto’s en het plaatsen van fietsen en andere vervoermiddelen dient eveneens op eigen terrein plaats te vinden.
46.8 Voor vakantieappartementen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van vakantieappartementen, niet zijnde Bed & Breakfast-voorzieningen, bij een (bedrijfs-)woning, onder de voorwaarden dat:

  • a. de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 250 m2;
  • b. per bestemmingsvlak maximaal 5 vakantieappartementen zijn toegestaan;
  • c. er ruimte is voor parkeren op eigen terrein conform Artikel 44 Algemene parkeerregel.
46.9 Voor woningsplitsing van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan, zonodig onder gelijktijdige toepassing van artikel 47.4, wijzigingen ten einde ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' een pand met daarin een woning, te splitsen in maximaal twee wooneenheden, onder de voorwaarden dat:

  • a. de inhoud van het betrokken pand meer dan 750 m3 bedraagt;
  • b. er geen sprake (meer) is van een functioneel bedrijf;
  • c. na splitsing elke woning een minimale inhoudsmaat heeft van 350 m3;
  • d. de overtollige bedrijfsgebouwen worden gesloopt (tenzij deze gebouwen monumentale kwaliteiten bezitten);
  • e. de bebouwde oppervlakte niet wordt vergroot;
  • f. de (agrarische) verschijningsvorm gehandhaafd blijft en de cultuurhistorische kwaliteiten niet worden aangetast;
  • g. er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de in de naaste omgeving aanwezige ruimtelijke functies en waarden;
  • h. per wooneenheid mag maximaal 100 m2 aan bijbehorende bouwwerken wordt gerealiseerd;
  • i. bij sloop van meer bebouwing 25% mag worden teruggebouwd aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 200 m2;
  • j. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig mogen worden geschaad;
  • k. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
  • l. pas gebouwd mag worden nadat de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
  • m. het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
  • n. het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
  • o. verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld;
  • p. dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is.

Artikel 47 Algemene wijzigingsregels

47.1 Toepassing kwaliteitsverbetering

Bij toepassing van de in dit bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden dient de daarmee gepaard gaande ruimtelijke ontwikkeling te voorzien in een kwaliteitsverbetering van het landschap, tenzij in die wijzigingsbevoegdheid nadrukkelijk anders is bepaald.

47.1.1 Fysieke verbetering
  • a. De kwaliteitsverbetering van het landschap dient te bestaan uit een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving.
  • b. Indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder a niet fysiek kan worden verzekerd, wordt een passende financiële bijdrage zoals bepaald in 47.1.2 in het gemeentelijk landschapsfonds zekergesteld.
47.1.2 Economische meerwaarde
  • a. De in artikel 47.1.1 bedoelde kwaliteitsverbetering dient een verkapitaliseerde omvang te omvatten van 20% van de door de ruimtelijke ontwikkeling gegenereerde economische meerwaarde.
  • b. De gegeneerde economische meerwaarde wordt bepaald op basis van een taxatie door een door de gemeente aan te wijzen deskundige.
47.1.3 Randvoorwaardelijke bepaling

Indien van de onder de aanhef bedoelde wijzigingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt mag de beoogde ontwikkeling niet eerder in gebruik worden genomen dan nadat aan de fysieke kwaliteitsverbetering is gerealiseerd en/of de financiële bijdrage is voldaan.

47.2 Opnemen aanduiding plattelandswoning

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het omzetten van een agrarische bedrijfswoning, bedrijfswoning of woning naar een plattelandswoning, onder de voorwaarden dat:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de (bedrijfs-)woning in gebruik is of zal worden genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de (bedrijfs-)woning behoorde/behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • b. de bedrijfswoning niet langer voor de agrarische functie noodzakelijk is;
  • c. er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • d. ten hoogste 1.000 m² van de te wijzigen bestemming wordt gewijzigd middels het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning';
  • e. het gezamenlijk bebouwingsoppervlak aan bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 150 m².
47.3 Verwijderen aanduiding Monumentale boom

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door het verwijderen van de aanduiding “monumentale boom”, onder de voorwaarden dat:

  • a. de levensverwachting van de betreffende boom door ziekte of ouderdom minder dan 10 jaar bedraagt, of;
  • b. bescherming van de boom niet langer noodzakelijk is, omdat de boom wordt verplaatst, of;
  • c. er sprake is van zwaarwegende maatschappelijke belangen.
47.4 Wijzigen naar Wonen en Tuin

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het omzetten van een bedrijfswoning naar een burgerwoning met de bestemmingsvlakken Wonen en Tuin, onder de voorwaarden dat:

  • a. de bedrijfswoning niet langer noodzakelijk is, omdat de bijbehorende bedrijfsfunctie is beëindigd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de nieuwe bestemmingsvlakken Wonen en Tuin wordt beperkt tot een maximum van 2.500 m²;
  • c. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  • d. de nieuwe woning dient milieutechnisch inpasbaar te zijn;
  • e. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).
47.5 Wijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen met dien verstande dat bestemmingen gewijzigd kunnen worden in de bestemming Natuur, onder de voorwaarden dat:

  • a. de gronden moeten zijn opgenomen in het Natuurnetwerk Brabant de eventueel aanwezige agrarische bedrijvigheid is of zal worden beëindigd;
  • b. er geen onevenredige beperkingen optreden voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • c. natuurontwikkeling zal plaatsvinden of heeft plaatsgevonden;
  • d. dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
  • e. verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld.
47.6 Woningsplitising twee-aan-een-gebouwde woningen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigingen te einde woningen ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' of 'aaneengebouwd' te splitsen in maximaal twee vrijstaande woningen, onder de voorwaarden dat:

  • a. het niet de splitsing van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing betreft ;
  • b. na splitsing het bepaalde in artikel 22 onverkort van toepassing is;
  • c. er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de in de naaste omgeving aanwezige ruimtelijke functies en waarden;
  • d. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • e. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
  • f. pas gebouwd mag worden nadat de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
  • g. dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
  • h. dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
  • i. verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld;
  • j. dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is.
47.7 Voor geringe overschrijdingen van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van geringe afwijkingen van de in het plan aangegeven bestemmingsgrens, van het beloop of het profiel van een weg, alsmede van de vorm van bouwvlakken voor zover zulks bij de definitieve uitmeting, bij de verkaveling of bij de nadere detaillering noodzakelijk en/of wenselijk is, mits de genoemde afwijkingen niet meer van 10% bedragen.

Artikel 48 Prioriteit dubbelbestemmingen

48.1 Enkelbestemming - dubbelbestemming

Waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming en secundair de regels van de enkelbestemming.

48.2 Dubbelbestemming - dubbelbestemming

Waar dubbelbestemmingen samenvallen geldt de volgende prioriteitsvolgorde, waarbij de prioriteit aflopend is:

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 49 Overgangsrecht

49.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
49.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
49.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

In afwijking van artikel 49.1 en 49.2 geldt voor onderstaande locaties het volgende persoonsgebonden overgangsrecht op basis van een persoonsgebonden gedoogbeschikking:

Adres   Afwijkend gebruik   Afwijkende bebouwing   Oppervlakte   Eind-
datum  
Hoeve 10   Wonen in bedrijfsruimte        
Maastrichterweg 196   Wonen in hulpgebouw        
Molenstraat 195-197     extra bijbehorende bebouwing   111 m2    
Opperheide 3b   Wonen in bedrijfsruimte        
Peedijk 23-23a   caravanstalling buiten        
         
         
         

De afwijking mag in stand worden gehouden tot de aangegeven datum of tot het moment waarop de persoon waaraan de beschikking is afgegeven geen eigenaar en/of gebruiker meer is van de locatie.

Artikel 50 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied .