De op de plankaart voor "Gemengd-2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bedrijven, behorende tot maximaal categorie 2 uit de bijgevoegde bedrijvenlijst, met uitzondering van bedrijven als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder jo. artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer van de Wet Milieubeheer en met uitzondering van risicovolle inrichtingen;
- kantoren tot maximaal 250 m² bruto vloeroppervlak per zelfstandige eenheid met een maximum van 700 m² bruto vloeroppervlak per bestemmingsvlak;
- maatschappelijke instellingen;
- binnenrecreatie en -sport;
- zorg- en dienstverlening (zakelijk en persoonlijk);
- wonen, gestapeld en grondgebonden met dien verstande dat:
- bij gestapelde bouw op de begane grond tenminste 50% van de totale vloeroppervlakte met één of meerdere van de onder a t/m e bedoelde functies dient te worden gerealiseerd, dan wel met een menging hiervan;
- bij gestapelde bouw de verdiepingen een woonfunctie moeten hebben;
- bij gestapelde nieuwbouw parkeren plaats dient te vinden op eigen terrein in het hoofdbebouwingsvlak onder het straatpeil niveau;
- bouwwerken van algemeen nut;
met dien verstande dat de maximale omvang per functionele eenheid, niet zijn de kantoren, 1000 m² bruto vloeroppervlak bedraagt.
Ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding:
- horeca (h) tot de categorie zoals nader aangeduid in Bijlage 3 Register horecabedrijven in het plangebied en tevens zoals weergegeven op de plankaart;
- bedrijven (b) tot de milieucategorie zoals nader aangeduid in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten en tevens zoals weergegeven op de plankaart met uitzondering van bedrijven als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder jo. artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer van de Wet Milieubeheer en met uitzondering van risicovolle inrichtingen;
- detailhandel (dh);
- tank- en servicestation (t);
- autowasplaats (a),
zijn de voor "Gemengd-2" aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij aangegeven functie(s);
De op de plankaart voor "Gemengd-2" aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:
- aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
- tuinen en erven;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
- groen- en speelvoorzieningen;
- kantines / restauratieve voorzieningen;
- objecten voor beeldende kunst,
voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 6.1.1 en 6.1.2 genoemde functies.
Bestaande bebouwing welke krachtens een bouwvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven hoofdbebouwingsvlak worden gebouwd, waarbij ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het hoofdbebouwingsvlak mogen overschrijden;
- ten minste 80% van de voorgevel van een hoofdgebouw moet in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
- het bebouwingspercentage binnen het hoofdbebouwingsvlak mag 100 bedragen, tenzij anders op de plankaart is aangegeven;
- de bouwdiepte van het hoofdbebouwingsvlak bedraagt maximaal 12 meter, tenzij anders op de plankaart is aangegeven;
- de maximale bouwhoogte bedraagt 11 meter, tenzij op de plankaart een andere bouwhoogte is aangegeven;
- de maximale goothoogte in de voor- en achtergevelrooilijn is gelijk aan de maximale bouwhoogte, tenzij op de plankaart een andere goothoogte is aangegeven. In dat geval geldt tevens de maximale afschuiningshoek zoals aangegeven op plankaart;
- het bouwen van ondergrondse bouwwerken in het hoofdbebouwingsvlak is toegestaan.
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
- aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het hoofdbebouwingsvlak en in het bebouwd erf worden gebouwd ;
- aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal één bouwlaag bestaan;
- de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen in het bebouwd erf mag niet meer bedragen dan 40% van de oppervlakte van het bebouwd erf tenzij anders op de plankaart is aangegeven;
- ten aanzien van de hoogte:
- de bouwhoogte van aan- en uitbouwen met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdbebouwing vermeerderd met een dakconstructie van maximaal 0,50 meter, met een maximale totale hoogte van 4,5 meter;
- de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen met een platte afdekking mag ten hoogste 3 meter bedragen, tenzij anders op de plankaart is aangegeven;
- de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een schuine kap mag ten hoogste 3 meter bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 4,5 meter waarbij de afschuiningshoek maximaal 45° mag bedragen, tenzij anders op de plankaart is aangegeven. Deze afschuining geldt niet in die gevallen waarbij op het naastgelegen perceel in de perceelscheiding al een gebouw met een zelfde of hogere hoogte aanwezig is dan wel gelijktijdig wordt opgericht;
Ter plaatse van de aanduiding "g" gelden de volgende regels:
- de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3m;
- het maximale bebouwingspercentage is 100;
- uitsluitend bebouwing met garageboxen is toegestaan.
Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:
- bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht met uitzondering van de gronden gelegen voor de (verlengde) voorgevelrooilijn;
- de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3.5 meter;
- de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
- de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen op het onbebouwd erf niet meer dan 1 meter mag bedragen;
- de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag in het hoofdbebouwingsvlak en in het bebouwd erf niet meer dan 3 meter en in het onbebouwd erf niet meer dan 1 meter bedragen;
- ter plaatse van de aanduiding ´tankstation´ geldt:
- de maximale hoogte van de overkapping bedraagt 5,50 meter;
- de maximale oppervlakte van de overkapping bedraagt 250 m².
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 23.2nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijde ten behoeve van:
- een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de brandveiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
- werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
- de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10 m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3 meter achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;
- de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil indien de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 10 meter, zulks in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 23.1 en de ontheffingsvoorwaarden in 6.4.4 ontheffing te verlenen van:
- het bepaalde in 6.2.2 onder f ten behoeve van:
- de op de plankaart aangegeven goothoogte van hoofdgebouwen in de achtergevelrooilijn, onder voorwaarde dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan eenmaal de helft van de afstand tot de tegenoverliggende achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok, vermeerderd met 1 meter, met een maximum van 11 meter. Bij het ontbreken van een tegenoverliggende achtergevelrooilijn geldt een maximum van 11 meter;
- de op de plankaart aangegeven goothoogte van hoofdgebouwen in de voorgevelrooilijn, onder voorwaarde dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan eenmaal de afstand tot de tegenoverliggende voorgevelrooilijn, vermeerderd met 1 meter, met een maximum van 11 meter. Bij het ontbreken van een tegenoverliggende voorgevelrooilijn geldt een maximum van 11 meter.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in artikel 23.1 en met de ontheffingsvoorwaarden in 6.4.4,voor het bouwen in het onbebouwd erf ontheffing te verlenen van:
- het bepaalde in artikel 6.2.6 onder b, voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, die naar hun aard en bestemming op een onbebouwd erf toelaatbaar zijn, met een maximum van 5 meter;
- het bepaalde in 6.2.6 onder b, voor vlaggemasten in het onbebouwd erf tot een hoogte van maximaal 10 meter.
- het bepaalde in artikel 6.2.2 onder a, voor bouwwerken ten behoeve van gevelrenovatie met een maximum van 0.10 m;
- het bepaalde in artikel 6.2.2 onder a voor ondergrondse bouwwerken, zoals kelders en kelderingangen mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het straatpeil;
- het bepaalde in artikel 6.2.2 onder a, voor erkers met dien verstande dat:
- op de begane grond:
- de breedte maximaal 2/3 deel van de breedte van de voorgevel bedraagt,
- de diepte maximaal 1,50 meter bedraagt,
- de hoogte één bouwlaag betreft of maximaal 3,00 meter;
- op de eerste verdieping al dan niet in combinatie met bebouwing op de begane grond:
- de breedte bedraagt maximaal 2/3 deel van de breedte van de voorgevel,
- de diepte bedraagt maximaal 0,90 meter en
- de hoogte bedraagt -inclusief. begane grond- maximaal 2 bouwlagen;
- de uitbouw transparant moet worden uitgevoerd;
- op de perceelscheiding dan wel op maximaal 2 meter uit de perceelscheiding sprake kan zijn van een ondoorzichtige wand;
- op de begane grond:
- het bepaalde in artikel 6.2.2 onder a, voor balkons en galerijen van maximaal 1,50 meter diepte;
- het bepaalde in artikel 6.2.2 onder a, voor trappenhuizen, buitentrappen en liftschachten en hijsinrichtingen;
- het bepaalde in artikel 6.2.2 onder a, voor reclametoestellen en draagconstructies voor reclames;
- het bepaalde in 6.2.2 voor entrees, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met in achtneming van het bepaalde in artikel 17.5, tot een maximum van 40% van het onbebouwd erf doch niet meer dan: 5 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 meter, daar waar op de plankaart de aanduiding "toegelaten bouwwerken 1" voorkomt;
- de in artikel 6.2.6 opgenomen maximum hoogte van erfafscheidingen bij bijzondere in stedenbouwkundig opzicht afwijkende situaties met een maximum van 2 meter;
- het bepaalde in 6.2.6 onder d ten behoeve van het overkappen van de autowasplaatsen.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in artikel 23.1. en met de ontheffingsvoorwaarden in 10.4.4, voor bouwen in het bebouwd erf ontheffing te verlenen van:
- het bepaalde in 6.2.3 onder c voor het bouwen van afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.5.2,met dien verstande dat 15 m2 aaneengesloten onbebouwd terrein op het bouwperceel aanwezig blijft met een maximum van:
- 80 m2 mits de oppervlakte van het bebouwd erf kleiner is dan 500 m2;
- 100 m2 mits de oppervlakte van het bebouwd erf groter is dan 500 m2 en indien de volledige woonfunctie (woon-/eetkamer, keuken, badkamer, slaapkamer) op de begane grond wordt gesitueerd;
- aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij andere gebouwen dan woningen (niet zijnde dienstwoningen), met dien verstande dat:
- het bebouwd erf geheel mag worden bebouwd, mits het bouwperceel blijft voldoen aan het bepaalde in 18;
- bijgebouwen met een maximale bouwhoogte van 6.00 m zonder afschuiningshoek mogen worden gerealiseerd;
- van het bepaalde in 6.2.6 voor de opgenomen maximum hoogte voor andere bouwwerken geen gebouw zijnde tot een maximum hoogte van 5 m, voor antennes die van de voet af gemeten een hoogte hebben van meer dan 5 m, respectievelijk antennes, voor zover gelegen achter een woning of een ander gebouw, met een doorsnede groter dan 2 m en een hoogte van meer dan 3 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein;
- de in 6.4.2 onder b, c, e, f, g genoemde ontheffingsbevoegdheden zijn van overeenkomstige toepassing in het bebouwd erf.
ontheffing als bedoeld onder lid 6.4 sub 1 t/m 3 van dit artikel wordt slechts verleend indien:
- de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
- gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
- de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
- de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast
- de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
- de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
- de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
- vanuit stedenbouwkundig oogpunt in beginsel rekening worden gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming "Gemengd-2", wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
- het storten van puin en afvalstoffen, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
- opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
- opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 23.1, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 6.5.1 ten behoeve van het tijdelijk in gebruik nemen van een (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
- een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonende en bedrijven;
- de maximale oppervlakte welke in aanmerking komt voor afhankelijke woonruimte 80 m² bedraagt. In uitzonderlijke gevallen kan deze worden vergroot tot 100 m2 mits de oppervlakte van het bebouwd erf groter is dan 500 m2 en indien de volledige woonfunctie (woon-/eetkamer, keuken, badkamer, slaapkamer) op de begane grond wordt gesitueerd;
Burgemeester en wethouders trekken de ontheffing, verleend op grond van artikel 6.5.1 in, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 23.1, ontheffing verlenen van het bepaalde in 6.5.1 voor de nieuwvestiging van een detailhandelsinrichting indien:
- de inrichting voldoet aan de functie zoals omschreven in de begripsbepaling voor "detailhandel";
- de beoogde vestigingsplaats gelegen is binnen een winkelcentrum zoals aangegeven in Bijlage 7 Plankaart D. Spreiding detailhandelsvoorzieningen;
- de beoogde vestiging in overeenstemming is met de voor het betreffende centrum nagestreefde detailhandelsstructuur zoals vastgelegd in het gemeentelijk detailhandelsbeleid, c.q. gewenst is in verband met de instandhouding van een goede verzorgingsstructuur op buurtniveau.
Burgemeester en wethouders zijn, met in achtneming van de procedureregels in artikel 23.1, bevoegd ontheffing te verlenen van het plan ten behoeve van logiesgebouwen onder voorwaarden dat:
- het bepaalde in artikel 18 voor wat betreft parkeren hierbij van toepassing is;
- er geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
- in redelijke nabijheid sprake is van een goede ontsluiting door openbaar vervoer;
- voldoende afstand tot de bestemmingsvlakken "Wonen" en "Wonen-Gestapeld" in acht wordt genomen ter voorkoming van overlast;
- situering alleen mogelijk is binnen de "hoofdstructuur oude gebieden" zoals is opgenomen in Bijlage 4 Plankaart A. Structuurbeeld plansystematiek;
- de bruto vloeroppervlakte voor deze functie niet meer dan 300 m² mag bedragen.
De voorwaarden genoemd onder d t/m g zijn niet van toepassing indien niet meer dan 60 m² bruto vloeroppervlakte voor logiesfunctie wordt gebruikt.
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 23.1, ontheffing verlenen van het bepaalde in 6.1.1.f ten behoeve van de verplichting tot functiemenging op de begane grond, indien uit marktonderzoek blijkt dat die functiemenging niet realiseerbaar is.
Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in artikel 6.1.1 onder f indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
- Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Gemengd-2" wijzigen -zodanig dat een aanduiding "horeca (h)" wordt toegevoegd- in de navolgende gevallen:
- ten behoeve van een horeca 1 of 2 inrichting op gronden die gelegen zijn aan én georiënteerd zijn op wegen die in Bijlage 5
Plankaart B. Lijnstructuur horeca zijn aangeduid als "lijnstructuur horeca", met dien verstande dat:
- voor inrichtingen in hoofdzaak gericht op het verstrekken van alcoholhoudende dranken het plan slechts kan worden gewijzigd indien zich binnen een straal van 250 meter van het beoogde vestigingspunt geen dergelijke horeca-inrichtingen 1, 2 of 3 bevinden;
- voor inrichtingen in hoofdzaak gericht op het verstrekken van maaltijden het plan alleen kan worden gewijzigd indien zich binnen een straal van 250 meter van het beoogde vestigingspunt niet meer dan 2 dergelijke horeca-inrichtingen 1, 2 of 3 bevinden;
- ten behoeve van een horeca 1 inrichting op gronden die niet gelegen zijn langs wegen die in Bijlage 5 Plankaart B. Lijnstructuur horeca zijn aangeduid als "lijnstructuur horeca", indien zich binnen een straal van 500 meter van het beoogde vestigingspunt geen horeca-inrichtingen 1, 2 of 3 bevinden.
- ten behoeve van een horeca 1 of 2 inrichting op gronden die gelegen zijn aan én georiënteerd zijn op wegen die in Bijlage 5
Plankaart B. Lijnstructuur horeca zijn aangeduid als "lijnstructuur horeca", met dien verstande dat:
- Burgemeester en wethouders verklaren op de gewijzigde bestemming de regels van het plan van overeenkomstige toepassing.
- Op de gronden met een bestemming die wordt gewijzigd overeenkomstig sub a mag niet worden gebouwd zolang een wijzigingsplan voor het betreffende bestemmingsvlak nog niet is vastgesteld.
Naar vorige |
Niveau omhoog
Naar boven Inhoudsopgave |
Naar volgende |