Hoge Hoek, 2e wijziging (achter Molenstraat 57 Berkel-Enschot)
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0855.WYZ2017004-e001 |
Plantype: | wijzigingsplan |
Toelichting
Inhoudsopgave
1.1 Aanleiding tot planwijziging
Hoofdstuk 2 Wijzigingsvoorwaarden
Hoofdstuk 3 Thematische beleidskaders
3.1 Stedenbouwkundige aspecten en welstand
3.2 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg
Hoofdstuk 6 Financiële uitvoerbaarheid
7.1 Kennisgeving ex artikel 1.3.1 Bro
7.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding tot planwijziging
Bij de gemeente is een verzoek om wijziging van het bestemmingsplan ingediend voor het realiseren van twee vrijstaande woningen aan de Stellingmolen op de percelen gelegen aan de achterzijde van Molenstraat 57 te Berkel Enschot. Het betreft de percelen kadastraal bekend Berkel, sectie B, nummers 3498 en 3499. In het bestemmingsplan 'Hoge Hoek' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die de realisering van 5 nieuwe woningen ter plaatse van de achtertuinen aan de Molenstraat mogelijk maakt. Voor de achtertuin van het naastgelegen perceel aan de Molenstraat 55 is ondertussen de procedure gevolgd om met een wijzigingsplan het bouwen van één woning mogelijk te maken. Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de wijziging van het bestemmingsplan waarmee medewerking kan worden verleend aan dit initiatief.
1.2 Het plangebied
Het plangebied heeft betrekking op de percelen gelegen achter Molenstraat 57 te Berkel Enschot en wordt globaal begrensd door de Molenstraat aan de oostzijde, aan de noord- en westzijde de spoorlijn Tilburg - Den Bosch met daar tussen de nog te bouwen woningen binnen het plangebied Hoge Hoek en langs de nieuwe straat Stellingmolen. Aan de zuidzijde grenzen de percelen aan de Molenstraat 55 waarop het onherroepelijke wijzigingsplan Hoge Hoek, 1e wijziging (achter Molenstraat 55 Berkel-Enschot) geldt.
1.3 Voorgaande plannen
Dit bestemmingsplan is een wijziging van het bestemmingsplan 'Hoge Hoek' vastgesteld op 17 mei 2011, in werking getreden op 21 oktober 2011 en onherroepelijk geworden op 19 maart 2013.
Hoofdstuk 2 Wijzigingsvoorwaarden
Ter plaatse van de achtertuinen van de woningen aan de Molenstraat wordt middels een aanduiding
'wro-zone - wijzigingsgebied 1' in het bestemmingsplan 'Hoge Hoek' het realiseren van vijf nieuwe woningen mogelijk gemaakt.
De aanleiding van deze wijzigingsbevoegdheid vindt zijn grondslag in het voormalige bestemmingsplan 'Spoorzone Berkel-Enschot'. In dit bestemmingsplan is aan deze gronden de bestemming 'uit te werken woongebied' toegekend. De achtertuinen van de percelen aan de Molenstraat maken onderdeel uit van een historisch lint met royale kavels. Intensieve bebouwing wordt hier niet wenselijk geacht, echter extensieve bebouwing in de vorm van 1 woning per kadastraal perceel behoort, onder voorwaarden, wel tot de mogelijkheden.
In het bestemmingsplan 'Hoge Hoek' zijn de voorwaarden voor wijziging van de bestemming opgenomen. Deze voorwaarden zijn:
de gronden zijn gelegen binnen de de 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' ;
het bouwplan past binnen het beeldkwaliteitsplan zoals vastgesteld op de gemeenteraad op 11 april 2011;
er mag maximaal 1 woning per kadastraal perceel, zoals geregistreerd per 1 januari 2010, worden gebouwd;
er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd op eigen terrein;
de vrijstaande woningen zijn uit oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat milieuhygiënisch inpasbaar;
de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient aan beide zijden minimaal 3 meter te bedragen;
de afstand van het hoofdgebouw tot het aangrenzend bestemmingsvlak 'Verkeer -Verblijf' dient ten minste 4 meter te bedragen;
de voorgevelrooilijn van de woningen dient onderling tenminste 1 meter te verspringen;
burgemeester en wethouders verklaren op de gewijzigde bestemming ter plaatse van de nieuwbouw van de woningen de regels van het plan met betrekking tot de bestemming 'Wonen' die gelden voor vrijstaande woningen van overeenkomstige toepassing.
Het nu voorliggende verzoek voldoet aan deze voorwaarden. Het verzoek betreft het bouwen van twee vrijstaande woningen. Bij het indienen van de definitieve aanvraag omgevingsvergunning bouwen wordt getoetst of het bouwplan voldoet aan het beeldkwaliteitsplan. Er is voldoende ruimte voor parkeren op eigen terrein. De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan beide zijden 3m en de afstand tot de bestemming 'verkeer-verblijf' (de voorste perceelsgrens) is > 6m respectievelijk 7,5m.
Hoofdstuk 3 Thematische beleidskaders
3.1 Stedenbouwkundige aspecten en welstand
3.1.1 Welstand
Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het
bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te
waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere
gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden
vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd. Nadien is de nota meerdere keren geactualiseerd (2010 en
2012). De afgelopen jaren heeft zich aantal ontwikkelingen voorgedaan waardoor actualisatie van het
uitwerkingsdeel van de Welstandsnota noodzakelijk is. Zo zijn de Omgevingsvisie Tilburg 2040 en de
structuurvisie Linten in de Oude Stad vastgesteld en zijn er verschillende nieuwe woonwijken gereed gekomen.
De nota van 2012 is in navolging daarop aangevuld en bijgewerkt. Voor het overige zijn de kaarten
samengevoegd, geactualiseerd en afgestemd op het kaartbeeld van de Omgevingsvisie. Op die manier
beschikt de Omgevingscommissie over een actueel toetsingskader voor de beoordeling van (bouw)plannen.
Architectuur, stedenbouw, cultuurhistorie en landschap zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Onder het
motto van de welstandsnota 'aandacht waar dat moet, vrijheid waar dat kan' streeft het stadsbestuur ernaar
om op de plekken die er toe doen in te zetten op een hoge ruimtelijke kwaliteit.
Op 15 november 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met de actualisatie van
de Welstandsnota 2012. De geactualiseerde nota is op 1 januari 2017 in werking getreden.
Bij het indienen van de aanvraag omgevingsvergunning bouwen voor de woning(en) wordt getoetst of het bouwplan voldoet aan het beeldkwaliteitsplan zoals is opgenomen in de voorwaarden voor het opstellen van het wijzigingsplan.
3.2 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg
3.2.1 Historische geografie
Ligging: het plangebied ligt ten noordoosten van de bebouwde kom van Berkel-Enschot.
Geomorfologie: het terrein is gelegen in een gebied dat wordt gekenmerkt door dekzandruggen al of niet met oud bouwlanddek.
Bodemgesteldheid: het plangebied maakt deel uit van een uitgestrekte, zuidwest-noordoost georiënteerde zone die gekarteerd is als gooreerdgronden op lemig fijn zand. Gooreerdgronden komen niet zelden voor in de nabijheid van oude ontginningen en aan de randen of in de bovenlopen van beekdalen. In de omgeving van dorpen, zoals hier het geval is, hebben deze gronden vaak een humushoudend dek van circa 40cm dik. Net als bij de hoge zwarte enkeerd- en laarpodzolgronden is deze humushoudende bovengrond opgehoogd met materiaal uit de potstal.
Historische situatie: de oudste vermelding van Bercle dateert uit 1214, toen hertog Hendrik I van Brabant een derde van de tiendrechten overdroeg aan de plaatselijke St.-Wilibrorduskapel. De ontginning van Berkel is vermoedelijk te relateren aan de boshoeve-ontginningen in het nabije Udenhout, die dateren van voor 1300.
De directe omgeving van het plangebied is tot ruim in de 20e eeuw in gebruik geweest als akker- en weideland. Langs het lint van de Molenstraat wordt vanaf het midden van de 19e eeuw sporadisch bebouwing opgericht met een grotendeels agrarisch karakter. In de tweede helft van de 20e eeuw vond er verdichting in de vorm van woningen en bedrijven plaats.
Ten (zuid)westen van het plangebied wordt in de jaren vanaf 2010 het feitelijke gebied Hoge Hoek als één van de zogenaamde Overhoeken fasegewijs gerealiseerd. Er worden voornamelijk woningen gebouwd.
3.2.2 Archeologie
AMK: in of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen terreinen gelegen die zijn opgenomen in de AMK.
IKAW: het plangebied is niet gekarteerd op de IKAW.
ArWaTi: het plangebied is gebied is gelegen in een zone met een hoge archeologische verwachting.
Om inzicht te verkrijgen in de archeologische verwachtingswaarde van het plangebied zijn in het kader van de woningbouwontwikkeling Hoge Hoek in 2007 een aantal onderzoeken uitgevoerd door ArcheoPro (ArcheoPro Archeologisch rapport Nr 713, ArcheoPro", d.d. 2 mei 2007, kenmerk (ISBN) 1569-7363). De conclusie was dat de bodem binnen het plangebied duidelijk tot grote diepte verstoord zou zijn en er geen archeologische indicatoren aanwezig waren. Past2Present-ArcheoLogic adviseert dat archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk is, omdat de bodem binnen het plangebied tot grote diepte verstoord is. Het plangebied is in het kader van het bestemmingsplan 'Hoge Hoek' archeologisch vrijgegeven.
Desondanks zijn in november 2012 zijn bij de aanleg van wegcunetten in het plangebied Hoge Hoek twee archeologische vindplaatsen aangetroffen. Een vindplaats uit de IJzertijd in cunet Stellingmolen en een uit de middeleeuwen in cunet Weidemolen. Ter plaatse van het cunet Weidemolen is in november 2012 een klein bedreigd gedeelte van de middeleeuwse vindplaats opgegraven. Het betreft een middeleeuwse rurale nederzetting uit de periode 10e tot 12e eeuw die zich in een ruime zone rond het onderzocht cunet Weidemolen uitstrekt (Verslag ARCHOL 2012).
Hoewel er in het plangebied zeker nog sprake is van een archeologische verwachting wordt vanwege de geringe omvang van nieuwe bodemverstoringen geen archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk geacht.
3.2.3 Cultuurhistorie
Cultuurhistorie, objecten en structuren, historisch groen.
In het plangebied bevinden zich geen op grond van de Monumentenwet 1988 of de Monumentenverordening gemeente Tilburg beschermde monumenten.
De bebouwing uit de periode 1850 – 1940 is geïnventariseerd in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). In het plangebied komen geen panden voor uit die periode. Wel komen aan de Molenstraat diverse MIP-panden voor: de nrs. 4-6, 8-10, 15 en 49.
Historische structuren: het plangebied en de noordoostelijke cirkel rond Berkel maakte vanaf de middeleeuwen deel uit van de zogenaamde kransakkerstructuur van Berkel.
Voor de architectuur en stedenbouw uit de periode na de Tweede Wereldoorlog dient onderzoek uit 2005 als basis. In of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen waardevolle panden uit de periode na de Tweede Wereldoorlog aanwezig.
3.2.4 Conclusie
Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie bestaat geen bezwaar tegen de geplande ontwikkeling van twee woningen. Er worden geen historische objecten of structuren aangetast.
Voor wat betreft de archeologie is er op de planlocatie vanwege de geringe omvang van de nieuwe bodemverstoring geen vervolgonderzoek noodzakelijk.
3.3 Volkshuisvesting
De voorgenomen ontwikkeling en bouw van twee woningen achter het perceel Molenstraat 57 te Berkel-Enschot, verlangt vanwege het beperkte aantal, geen toetsing respectievelijk onderbouwing ingevolge de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
Het plan past in de gemeentelijke woningbouwopgave en voldoet tevens aan de beleidsdoelen-Wonen in de WoonVisie, met name wat betreft het leveren van een bijdrage in de opgave grondgebonden wonen, in een Dorps woonmilieu.
Voor het verder verloop van de planontwikkeling wordt aanbevolen de woningen levensloopbestendig te ontwerpen (zie voor concrete ontwerphandreikingen de Werkwijzer Levensloopbestendigheid & toegankelijkheid 2.1) en deze tevens te laten voldoen aan het Politiekeurmerk Veilig Wonen.
3.4 Verkeer en parkeren
De woningen worden ontsloten op de Stellingmolen en er wordt geparkeerd op eigen terrein. Voor een vrijstaande woning dienen hiervoor 2 parkeerplaatsen op eigen terrein te worden gesitueerd.De percelen zijn dermate groot dat parkeren op eigen terrein kan worden opgelost en in het totale plan Hoge Hoek is rekening gehouden met bezoekersparkeren in de openbare ruimte. In de omgevingsvergunning voor het bouwen van de woningen zal de definitieve toets met betrekking tot het parkeren plaats vinden.
Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen van de woningen zal ook worden bekeken welke aanpassingen aan openbaar gebied nodig zijn. Omdat de stellingmolen nog niet definitief is ingericht en de definitieve aanvraag voor het bouwen van de woningen nog niet is ingediend, kan op dit moment geen rekening worden gehouden met de situering van inritten.
3.5 Groen
Op de percelen waarop het wijzigingsplan betrekking heeft zijn geen bomen aanwezig.
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.
4.2 Milieuhinder bedrijven
Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) de bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.
Het plan ligt binnen het plan Hoge Hoek. In dit plan is al een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze woning mogelijk te maken. Een van de voorwaarde is dat de woning milieu hygiënisch inpasbaar is. In het onderliggend plan is uitgebreid naar de invloed van omliggende bedrijven gekeken waarbij ook ingezoomd is op het bedrijventerrein Rhijnkant. Uit het eerder onderzoek kan geconcludeerd worden dat voor de nieuwe woning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
4.3 Externe veiligheid
Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden.
De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);
Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van 1 april 2015;
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van 1 januari 2011.
Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".
Het gaat hier om een uitwerking van de wijzigingsbevoegdheid. Bij de bestemmingsplanprocedure voor Hoge Hoek is de verantwoording opgesteld en heeft al een berekening plaatsgevonden, de woning is hierbij meegenomen. De belangrijkste onderdelen uit de verantwoording zijn:
Indien er sprake is van mechanische ventilatie, de mogelijkheid aanwezig is dat deze kan worden afgesloten middels een noodknop in de meterkast;
de aanwezigheid van voldoende vluchtwegen afzijdig van de risicobronnen.
4.4 Geluid
Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (hierna Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
4.4.1 Wegverkeerslawaai
Het plan voorziet in de bouw van een tweetal woningen achter het adres Molenstraat 57 te Berkel-Enschot, waarvoor in het moederbestemmingsplan Hoge Hoek een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen. Voor het moederbestemmingsplan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door AGEL adviseurs d.d. 28 oktober 2010, kenmerk 20060434-01, aangepast 2 mei 2011.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeurgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden ten gevolge van de aanwezige gezoneerde wegen. Voor de andere in het plangebied gelegen wegen is sprake van een 30 km/uur regiem waarop de Wgh niet van toepassing is.
4.4.2 Railverkeerslawaai
Het plan voorziet in de bouw van een tweetal woningen achter het adres Molenstraat 57 te Berkel-Enschot waarvoor in het moederbestemmingsplan Hoge Hoek een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen. Voor het moederbestemmingsplan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door AGEL adviseurs d.d. 28 oktober 2010, kenmerk 20060434-01, aangepast 2 mei 2011.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat mede door de aanwezigheid van reeds gebouwde woningen, woningen die nog gerealiseerd gaan worden en waarvoor reeds een bouwaanvraag is ingediend, door toepassing van geluidmaatregelen aan de bron en in de overdracht (raildempers gecombineerd met een geluidscherm) de voorkeursgrenswaarde van 55 dB niet wordt overschreden.
4.4.3 Industrielawaai
In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.
4.4.4 Luchtvaartlawaai
Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied.
4.5 Lucht
Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.
De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Het plan voorziet in de realisatie van 2 woning . Hierdoor kan het plan worden gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Er zijn geen luchtgevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.
4.6 Geur
4.6.1 Industriële geur
Het beleid voor industriële geurhinder (geur van bedrijven die niet tot de agrarische sector behoren) is samengevat in een brief van het ministerie van VROM van 30 juni 1995. Kort samengevat komt het erop neer dat afgestapt is van stringente geurnormen; de toetsing of een ontwikkeling toelaatbaar is zonder voor overmatige geurhinder te zorgen, is grotendeels overgelaten aan lokale overheden.
Er wordt in de brief een aantal algemene beleidsuitgangspunten gegeven, waarbij ´het voorkómen van nieuwe geurhinder´ voor de ruimtelijke ordening het belangrijkst is. Binnen de gemeente Tilburg worden deze algemene uitgangspunten gehanteerd.
In de nabijheid van het plangebied ligt het bedrijventerrein Rhijnkant. Voor dit terrein geldt dat er voldaan wordt aan de richtafstanden uit de VNG-brochure ten aanzien van het aspect Geur. Er is daarmee sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
4.6.2 Agrarische geur
Op bedrijven die tot de agrarische sector behoren (veehouderijen) is ten aanzien van het geurbeleid de Wet geurhinder en veehouderij (5 oktober 2006) en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij van toepassing. Deze regelgeving geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De geurbelasting wordt berekend en getoetst aan de hand van een verspreidingsmodel (V-Stacks model). Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. De wet geeft de mogelijkheid om op lokaal niveau gemotiveerd af te wijken van de wettelijk norm met een verordening. De gemeente Tilburg heeft vooralsnog geen verordening met afwijkende normen vastgesteld.
Voor het onderliggende plan Hoge Hoek is een geuronderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat er toen al sprake was van een goed woon- en leefklimaat.
Hieruit blijkt dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat omliggende bedrijven niet belemmerd worden door de komst van de woningen.
4.7 Bodem
Bodem
Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Tilburgse bodemkwaliteitskaart vastgesteld. In de Tilburgse bodemkwaliteitskaart worden bodemkwaliteitszones onderscheiden. Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld.
Het bestemmingsplangebied Hoge Hoek ( achter Molenstraat 57) is gelegen in de bodemkwaliteitszone wonen.
De locatie is op 2 december 2009 onderzocht door AGEL adviseurs.
Uit het bodemonderzoek blijk dat:
In de boven en ondergrond zijn op de locatie geen verhoogde gehalten van de onderzochte parameters gemeten.
In het grondwater zijn op de locatie licht verhoogde gehalten tussen de streefwaarde aan diverse zware metalen gemeten. Deze licht verhoogde gehalten aan zware metalen betreffen op basis van uit de regio bekende grondwatergegevens hoogstwaarschijnlijk verhoogde achtergrondwaarden ten gevolge van diffuse bodemverontreiniging. Er zijn geen aanwijsbare bronlocaties aangetroffen.
Dempingen
Uit historisch onderzoek is gebleken dat er op locatie geen dempingen hebben gelegen.
Ondergrondse tank
Uit historisch onderzoek is gebleken dat er op locatie geen ondergrondse tank aanwezig is geweest.
Conclusie
Omdat van de locatie zelf geen bodemonderzoek gegevens bekend zijn, dient voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het bouwen een bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
4.8 Natuur en ecologie
Wettelijke kaders
De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een hoofdstuk "Natura 2000-gebieden" (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet), een hoofdstuk "soorten" (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een hoofdstuk "houtopstanden" (ter vervanging van de Boswet). De Wet Natuurbescherming voorziet ten opzichte van de oude wetten in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast is onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies verschoven.
Het hoofdstuk Natura 2000-gebieden heeft betrekking op de Natura-2000-gebieden, die Nederland heeft aangewezen ter bescherming van natuurwaarden uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Als er door projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden op de natuurwaarden in deze gebieden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.
Het hoofdstuk Soorten heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieën:
Vogels met een jaarrond beschermde nestplaats 1
Overige inheemse broedvogels
Soorten vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn
Nationaal beschermde soorten zonder algemene vrijstelling2
Nationaal beschermde soorten met algemene vrijstelling.
1 Deze soorten zijn benoemd in het document "Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep" (Dienst Regelingen, 2009). Hierin worden 4 categorieën vogels genoemd waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn, en een categorie 5 waarvan de nesten onder bepaalde voorwaarden jaarrond beschermd zijn.
2 De algemene vrijstellingen zijn door iedere provincie in verordeningen vastgelegd. In Noord-Brabant zijn de vrijgestelde soorten benoemd in de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant.
Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen, en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.
Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.
Naast dit wettelijk kader vindt beleidsmatige bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau is vastgelegd. De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Verordening ruimte 2014. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Het beleid binnen het Natuurnetwerk Brabant is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden via een "nee-tenzijbenadering". De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.
Om op een ontwikkelingsgerichte manier invulling te geven aan de wettelijke beschermingsstatus van gebouw bewonende diersoorten, heeft Gemeente Tilburg het Soortenmanagementplan Oude Stad Tilburg (hierna SMP) opgesteld. Hieraan is een gebiedsontheffing Flora- en faunawet gekoppeld, waar initiatiefnemers van bestemmingsplannen in de Oude Stad (het gebied begrensd door het Wilhelminakanaal, A58 en bosgebieden aan de westzijde van Tilburg) gebruik van kunnen maken. Initiatiefnemers van ontwikkelingen met mogelijke effecten op de gebouw bewonende soorten huismus, gierzwaluw en vleermuizen hoeven in dat geval niet meer afzonderlijk jaarrond onderzoek uit te voeren of een ontheffing aan te vragen. In plaats daarvan gelden een aantal voorwaarden uit het SMP, zoals het uitvoeren van een omgevingscheck voorafgaand aan de werkzaamheden, het werken volgens het "Ecologisch Werkprotocol SMP" en het aanbrengen van faunavoorzieningen in nieuwbouw.
Analyse plangebied
Natura 2000-gebieden
Het plangebied ligt op ruime afstand van wettelijk beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen op 2,2 km afstand van het plangebied. Gezien deze afstand en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling kunnen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten. Ook voor stikstofdepositie kan op basis van deskundigenbeoordeling en vergelijking met plannen van vergelijkbare omvang worden gesteld dat over de genoemde afstand geen meetbare toename van stikstofdepositie zal optreden.
Natuurbescherming in Verordening Ruimte 2014
Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Brabant (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en de Groenblauwe Mantel, zoals begrensd op de kaarten van de Verordening Ruimte. De dichtstbijzijnde gebieden die tot het Natuurnetwerk Brabant behoren, liggen op circa 1 km afstand van het plangebied. Externe effecten op het Natuurnetwerk Brabant, zoals benoemd in artikel 5.1 lid 6 van de Verordening Ruimte, zijn gezien deze afstand en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling redelijkerwijs uit te sluiten.
Soortenbescherming
Het plangebied bestaat uit gemaaid grasland met jong aangeplante bomen. De aanwezigheid van vaste rust- en verblijfplaatsen van wettelijk beschermde diersoorten is hier op voorhand redelijkerwijs uit te sluiten. Hooguit zal het plangebied deel uitmaken van het foerageergebied van beschermde soorten zoals diverse soorten vogels, vleermuizen en kleine grondgebonden zoogdieren. De geplande ontwikkeling zal echter slechts een verwaarloosbaar effect hebben op het totale foerageergebied van deze soorten.
Tenslotte is voor alle soorten de wettelijke zorgplicht voor flora en fauna van kracht. In het kader van de zorgplicht zijn echter geen specifieke voorzorgsmaatregelen verbonden aan dit plan.
Conclusie
Vanuit de Wet Natuurbescherming zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden. Ook vanuit de natuurbeschermingsregels uit de Verordening Ruimte (Natuurnetwerk Brabant en Groenblauwe Mantel) zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden.
Hoofdstuk 5 Wateraspecten
5.1 Waterparagraaf
Bestaande situatie
De ontwikkeling betreft de bouw van twee woningen achter het perceel Molenstraat 57 in Berkel-Enschot. Het plangebied is in de huidige situatie onverhard. Het gebied behoort zowel kwalitatief als kwantitatief tot het beheergebied van Waterschap de Dommel.
In tabel 1 zijn de gebiedskenmerken weergegeven.
Tabel 1. Gebiedskenmerken
Kenmerk |
In plangebied |
Waterbeheerders |
Zuivering afvalwater: waterschap De Dommel Oppervlaktewater: waterschap De Dommel |
Bruto oppervlakte |
ca. 1.700 m² |
Terreinhoogte |
ca. 12,0 m+NAP |
Gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) |
ca. 10,7 m+NAP |
Ontwateringdiepte |
ca. 1,2 m |
Bodem |
Zwakzandige leemlenzen dikker dan 1 meter |
Riolering |
Gescheiden riolering |
Oppervlaktewater |
Niet relevant |
Beleidskader
Het waterschap De Dommel heeft in 2015 het 'Waterbeheerplan Waardevol Water 2016 - 2021' vastgesteld. Dit plan is opgesteld vanuit de insteek van het waterschap: samen met gebruikers en (maatschappelijke) organisaties meerwaarde geven aan water. Dit doet het waterschap vanuit vier uitgangspunten: 1) beekdalbenadering; 2) gebruiker centraal; 3) samen sterker; 4) gezonde toekomst. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en de Keur die van belang zijn voor eventuele ontwikkelingen.
Het Provinciale Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (PMWP) is in 2015 door de provincie Noord-Brabant vastgesteld. Zowel het PMWP als het waterbeheerplan lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water.
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in het vGRP 2016-2020 (vastgesteld november 2016). Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. In het vGRP is invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), de Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijke Rioleringsplannen. Ook de Omgevingsvisie 2040 (vastgesteld september 2015) is van belang. In deze omgevingsvisie zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd.
Toekomstige situatie
De bestemmingsplanwijziging maakt de bouw van 2 woningen mogelijk. De bouwvlakken hebben een totale oppervlakte van 300 m2. Dit is de maximale verhardingstoename. In het vigerende bestemmingsplan Hoge Hoek 2013 was reeds voorzien dat ook de diepe achtertuinen van dit deel van de Molenstraat zouden worden bebouwd.
Regenwater
De hoeveelheid verhard oppervlak neemt slechts in beperkte mate toe door de voorgenomen ontwikkeling (maximaal 300 m2). Het regenwater mag daarom, gescheiden van het huishoudelijk afvalwater, aangesloten worden op de gescheiden riolering in de Stellingmolen. Door de twee waterstromen, regenwater en huishoudelijk afvalwater, te scheiden kan het water op het juiste riool aangesloten worden als in de toekomst te gemengde riolering wordt vervangen door een gescheiden riolering.
Huishoudelijk afvalwater
Het huishoudelijk afvalwater kan, gescheiden van het regenwater, aangesloten worden op de gescheiden riolering.
De eigenaar van de grond bepaalt de hoogten van de terreinpeilen en de vloerpeilen binnen de perceelgrenzen. Deze peilen moeten afgewogen en gekozen worden aan de hand van de volgende factoren:
voldoende ontwateringdiepte;
de water- en vochtdichtheid van alle ondergrondse bouwdelen dient te allen tijde voldoende te zijn voor de nieuwe functie van de ruimte;
de vuil- en regenwaterafvoer moet mogelijk zijn via de aangeboden lozingspunten en dus op het juiste peil worden aangeboden;
aansluiten op de bestaande aangrenzende percelen en op de (toekomstige) terreinhoogte van de openbare ruimte ter plaatse van de grens (T-hoogte);
geen afvloeiend regenwater afwentelen buiten de (toekomstige) percelen;
afdoende bescherming tegen overstroming bij extreme neerslag.
Het toepassen van uitlogende bouwmaterialen is uitgesloten om verontreiniging van bodem- en oppervlaktewater te voorkomen.
Watertoets
Aangezien de impact van deze ontwikkeling op het watersysteem niet significant is, hebben waterschap De Dommel en gemeente besloten de watertoets maximaal verkort te volgen. Hierdoor wordt deze waterparagraaf direct verwerkt in het ontwerpplan, zoals in eerder gemaakte afspraken om het vooroverleg vereenvoudigd te volgen. Het waterschap geeft geen voorlopig wateradvies. Het advies van het waterschap in het kader van de watertoets, wordt dan ook (direct) verstrekt bij de terinzagelegging.
Hoofdstuk 6 Financiële uitvoerbaarheid
Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft hierbij de onderzoeksverplichting om de financieel-economsiche uitvoerbaarheid van het plan te toetsen. Daarnaast kan de gemeente aan de hand van de kostensoortenlijst van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) kosten verhalen op de ontwikkelaar.
Dit wijzigingsplan komt voort uit het bestemmingsplan Hoge Hoek en wordt vastgesteld ten behoeve van een afzonderlijk initiatief aan de Stellingmolen, achter het perceel aan de Molenstraat 57 te Berkel-Enschot. De leges voor het wijzigingsplan zijn betaald en er is een anterieure overeenkomst gesloten ter verhaling van de kosten voor afdracht bovenwijks.
Tevens is er met de initiatiefnemer een overeenkomst tegemoetkoming in schade gesloten. In deze overeenkomst is bepaald dat schade als gevolg van onderhavig wijzigingsplan, welke op de voet van afdeling 6.1 Wro voor vergoeding in aanmerking komt, zal worden vergoed door de initiatiefnemer. Om deze reden is het plan economisch uitvoerbaar.
Daarmee is het kostenverhaal alsmede de financiële uitvoerbaarheid verzekerd en een exploitatieplan niet noodzakelijk.
Hoofdstuk 7 Omgevingsdialoog
7.1 Kennisgeving ex artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende wijzigingsplan Hoge Hoek, 2e wijziging (achter Molenstraat 57 Berkel-Enschot) op 15 december 2017 gepubliceerd in het Gemeentebladen op de gemeentelijke website www.tilburg.nl.
7.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Aangezien er geen Rijks- en/of provinciale belangen gemoeid zijn met dit wijzigingsplan is toezending aan de betreffende instanties niet nodig.
7.3 Omgevingsdialoog
Op 14 januari 2018 is ter uitvoering van het bepaalde in de Richtlijn Omgevingsdialoog door de initiatiefnemer de omgeving benaderd en uitleg gegeven over het voorgenomen plan. Vanwege de bereikbaarheid van verschillende omwonenden is door de initiatiefnemer gekozen voor een mondelinge en/of schriftelijke toelichting op het plan. Daar waar mogelijk is een informatieve brief persoonlijk door initiatiefnemer overhandigd en is ook een mondelinge toelichting gegeven op het plan.
Daarnaast maakte het eerste concept van de verbeelding deel uit van de toelichting en is er gelegenheid gegeven om zowel mondeling als binnen twee weken eventuele vragen en/of op-/aanmerkingen op het plan te geven via het overhandigde reactieformulier. In verband met de afwezigheid van twee omwonenden hebben zij alsnog gebruik gemaakt om hun reactie per e-mail te verstrekken en de initiatiefnemer met zijn plan succes te wensen. Een derde omwonende heeft alsnog via e-mail enkele nadere vragen gesteld waarop via e-mail geantwoord is. Het overgrote deel van de reacties was positef.
Omdat het plan onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan Hoge Hoek is door de initiatiefnemer ook de ontwikkelaar van de toekomstige woningen in het gebied benaderd. Ontwikkelaar Novaform heeft vervolgens aangegeven dat vanaf het begin van het opstellen van het bestemmingsplan Hoge Hoek sprake is geweest van onder andere het realiseren van twee bouwkavels op het achtererf van Molenstraat 57 en heeft vervolgens aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het initiatief.
Het verslag van de omgevingsdialoog is als Bijlage 1 Verslag omgevingsdialoog bij de toelichting opgenomen.
7.4 Zienswijzen
Het ontwerpwijzigingsplan heeft ter inzage gelegen van 11 juni 2018 tot en met 23 juli 2018. Tegen het