direct naar inhoud van Regels

Reeshof Midden 2008, 4e herziening (Reeshofdijk 80-80A)

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0855.BSP2021043-e001
Plantype: bestemmingsplan

Regels

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0855.BSP2021043-e001 en bijbehorende bijlagen.

1.2 plan:

Het bestemmingsplan “Reeshof Midden 2008, 4e herziening (Reeshofdijk 80/80a)” van de gemeente Tilburg.

1.3 aan huis verbonden beroep

Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als ´aan-huis-verbonden´, waarbij:

  1. degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;

  2. geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform de in deze regels opgenomen algemene bouwregels;

  3. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;

  4. de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80 m² in beslag neemt;

  5. de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;

  6. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen en detailhandel voortvloeiende uit de behandeling zoals haar-, huidverzorgingsproducten e.d.;

  7. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.

1.4 aanbouw

Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 additionele horeca

Horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit en daaraan ondergeschikt is en waarbij tevens:

  1. de oppervlakte van de horeca-activiteit maximaal 33% van het totale v.v.o. van het betreffende pand in beslag mag nemen. Ook een eventueel terras maakt hier deel van uit

  2. de horeca-activiteit niet zelfstandig mag worden uitgeoefend. Toegang tot de horeca-activiteiten kan niet los van de hoofdfunctie plaatsvinden;

  3. de openingstijden van de horeca-activiteit gelijk zijn aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;

  4. geen alcoholhoudende dranken mogen worden verstrekt zonder de benodigde vergunningen. Het gaat dus in alle gevallen om ondersteunende 'droge horeca'.

1.8 afhankelijke woonruimte

Een aanbouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.9 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage

Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.

1.11 bed & breakfast

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.

 

Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen.

1.12 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.

1.13 bedrijfswoning

Een woning behorend bij en onlosmakelijk verbonden met een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijf, bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die verantwoordelijk is voor de bedrijfsmatige activiteiten in dat bedrijf, dan wel die activiteiten uitvoert.

1.14 bedrijven

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten die liggen op het vlak van industrie, handel en groothandel met eventueel bijbehorende ondergeschikte showroom (derhalve géén detailhandel daaronder te begrijpen), ambacht, nijverheid, productie, distributie, logistiek, vervoer, opslag, reparatie (waaronder autoreparatiebedrijven), e.d. Tevens worden hiertoe gerekend bijbehorende kantoorruimten en installaties.

 

Niet tot bedrijven worden gerekend: kantoren, horeca, prostitutie inrichting, (perifere) detailhandel, nutsvoorzieningen, tank- en servicestations, autowasplaatsen, dienstverlening, recreatie, sport, agrarisch bedrijf, maatschappelijke instellingen en bedrijfspompen, zijnde pompen die in hoofdzaak zijn bedoeld voor de eigen brandstoffenvoorziening. (Bedrijf is de technische eenheid van onderneming, met dit laatste begrip is de economische eenheid bedoeld).

1.15 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinning en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.16 beschermwaardige boom

Boom, die ingevolge het Tilburgse bomenbeleid is aangewezen als monumentale boom, boom met een ecowaarde of boom met een hoofdwaarde en die is weergegeven op de bij dit plan gevoegde Boomwaardekaart.

1.17 bestaand

Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.

1.18 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.21 bouwblok

Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.

1.22 bouwen

Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.23 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.24 bouwlaag

Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.

1.25 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.27 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.28 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.29 bouwwerken van algemeen nut

Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.

1.30 calamiteit

Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving en dergelijke.

1.31 dakhelling

Hoek die gevormd wordt door een schuin dakvlak en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte.

1.32 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder supermarkten.Uitgezonderd zijn: postorderbedrijven, internetbedrijven etc.

1.33 dienstverlening

Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.

1.34 erf

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.35 erker

Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.

1.36 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met (minimaal twee) wanden omsloten ruimte vormt.

1.37 geluidshinderlijke inrichtingen

Inrichtingen genoemd in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

1.38 gestapelde woning

Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.

1.39 groenvoorzieningen

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair, etc, alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.

1.40 grondgebonden woning

Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.

1.41 hoofdgebouw of hoofdbebouwing

Een gebouw of bebouwing ten dienste van de bestemming van de betreffende gronden, dat/die op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.42 horecacategorie 1 (Daghoreca)

Horeca inrichting, met openingstijden gerelateerd aan de winkeltijden (daghoreca), niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar hoofdzakelijk kleine etenswaren en/of dranken worden verstrekt.

Voorbeelden zijn: thee & koffie-concepten, brood & lunchconcepten, ijs & yoghurt concepten. Daarnaast zijn ook concepten zoals omschreven bij categorie III mogelijk indien de openingstijden kunnen worden beperkt.

1.43 horecacategorie 2 (Droge horeca)

Horeca inrichting waar hoofdzakelijk kleine etenswaren en/of alcoholvrije dranken worden verstrekt.

Voorbeelden zijn aan te merken: fastfoodconcepten, healthy fastfoodconcepten, snackbars, shoarmazaken. Indien alcohol wordt verstrekt valt het bedrijf in categorie III.

1.44 horecacategorie 3 (Eetgelegenheden)

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar hoofdzakelijk maaltijden worden verstrekt. Voorbeelden zijn: restaurants, pizzeria's, all-you-can-eat-concepten, café-restaurant.

1.45 houtopstand

Houtachtige overblijvende gewassen zoals struiken, heggen en bomen.

1.46 huishouden

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld:

  1. de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);

  2. tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders;

  3. de huisvesting van maximaal 12 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 12 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.

1.47 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccomodatie.

1.48 kortstondig

Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.

1.49 logies

Het verstrekken van verblijf aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben en gedurende een relatief kort tijdsbestek.

1.50 maatvoeringsvlak

Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.

1.51 mantelzorg

Mantelzorg is langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een zorgvrager door een of meer leden uit diens omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

1.52 monumentale boom

Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en als zodanig is aangeduid

1.53 Natuurwaarden

De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang.

1.54 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing,

waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d. alsmede een voorziening die is gericht op opwekking, productie, opslag en/of transformatie van duurzame energie.

1.55 onbebouwd erf

Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.

1.56 onderbouw

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20 m boven peil.

1.57 ondergeschikte delen van een bouwwerk

Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, draagconstructies en dergelijke. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken

1.58 onderkomen

Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.

1.59 onzelfstandige wooneenheid/eenheden

Een (complex van) woonruimte(n) waarbij men wezenlijke voorzieningen, zijnde keuken, badkamer en toilet, gemeenschappelijk moet gebruiken en waarvan de deur van het privévertrek uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte.

1.60 openlucht- en sportieve recreatie

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. dag-, verblijfs- en sportieve recreatie, die geheel of grotendeels in de openlucht plaatsvindt, zoals een trim- / fitnessparcours, een jongerenhangplek, e.d.

1.61 peil (straatpeil)

Hieronder wordt verstaan:

  1. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.

  2. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.62 perceel

Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.

1.63 plangrens

Een weergegeven lijn, die de grens van het plan aanduidt.

1.64 prostitutie-inrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, al dan niet tegen betaling seksuele handelingen worden verricht. Onder een prostitutie-inrichting worden in elk geval verstaan: een parenclub en een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.65 recreatief medegebruik en evenementen

Hieronder wordt verstaan:

  1. incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenementen zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;

  2. incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d;

1.66 risicovolle inrichting

  1. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

  2. een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;

  3. bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.

1.67 speelvoorzieningen

Voorzieningen ten dienste van sport en spel voorzover geen sprake is van activiteiten in clubverband.

1.68 sport

Het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: ijsbaan/hal, (openlucht)zwembad, sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbaan /-complex, sporthal, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis/verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.

1.69 straatpeil

Zie: peil (straatpeil).

1.70 uitbouw

Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.71 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf

Hieronder wordt verstaan: het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.

1.72 voorgevelrooilijn

De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.

1.73 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.74 weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.75 wet geluidhinder

De wet van 16 februari 1979, staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.76 wet milieubeheer

De wet zoals geplaatst in het staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.

1.77 wonen

Hieronder wordt verstaan:

  1. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;

  2. huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;

  3. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als ´aan huis verbonden beroep´, zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.

1.78 woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbonden beroep.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volg gemeten:

 

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Groen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

3.1.1 Functies

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. bouwwerken van algemeen nut.

3.1.2 Bijbehorende voorzieningen

De voor ´Verkeer - Verblijf´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. speelvoorzieningen;

  2. openlucht- en sportieve recreatie;

  3. voetpaden;

  4. in- en uitritten ter ontsluiting van aangrenzende woonpercelen;

  5. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaats van de aanduiding 'parkeren toegestaan';

  6. voorzieningen t.b.v. afvalverwerking (ondergrondse containers)

voor zover deze ondergeschikt zijn aan de onder 3.1.1 genoemde functies en voor zover dit de functie onder e. betreft deze ten dienste staan van de bestemmingen "Wonen - 1", "Wonen - 2" en "Wonen - Gestapeld".

3.1.3 Aanduidingen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen – groene buffer' is uitsluitend een groene inpassing bestaande uit hoog opgaand groen toegestaan, waarbij uitsluitend het (mede)gebruik als bepaald onder 3.1.1 a en b is toegestaan.

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Bestaande bebouwing, welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op de gronden binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de op grond van 3.1.1 onder a en 3.1.2 onder b toegelaten functies, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – onbebouwd’ geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan.

  2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 5 m.

3.2.3 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, uitgezonderd op grond van de bouwregels toegelaten gebouwen van algemeen nut.

3.2.4 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;

  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².

3.2.5 Ondergronds bouwen

Op de gronden binnen deze bestemming mag niet ondergronds worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van water en waterhuishoudkundige voorzieningen, bouwwerken van algemeen nut (bijvoorbeeld warmtepompen) en voorzieningen met betrekking tot afvalverwerking.

 

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de ruimtelijke of landschappelijk inpassing;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen) en groenvoorzieningen.

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  1. het gebruik voor parkeer- en stallings- en verkeersvoorziening, tenzij anders is bepaald in artikel 3.1.1;

  2. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient;

  3. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient;

  4. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan;

  5. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.

3.4.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Het gebruiken van de gronden binnen het plan is uitsluitend toegestaan indien de groene inpassing waarnaar verwezen wordt onder artikel 3.1.3 binnen 2 jaar na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan is gerealiseerd, wordt beheerd en duurzaam in stand wordt gehouden.

Artikel 4 Verkeer - Verblijf

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

4.1.1 Functies

De voor ´Verkeer - Verblijf´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf, waarbij het aantal rijstroken niet meer dan 2 bedraagt;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. bouwwerken van algemeen nut.

4.1.2 Bijbehorende voorzieningen

De voor ´Verkeer - Verblijf´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. in-/uitritten

  2. objecten voor beeldende kunst;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  4. voorzieningen t.b.v. afvalverwerking (ondergrondse containers)

voor zover deze ondergeschikt zijn aan de onder 4.1.1 genoemde functies.

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.

4.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, uitgezonderd op grond van de bouwregels toegelaten gebouwen van algemeen nut.

4.2.3 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;

  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de op grond van artikel 4.1 toegelaten functies.

  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

4.2.5 Ondergronds bouwen

Op de gronden binnen deze bestemming mag niet ondergronds worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van verkeersvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, bouwwerken van algemeen nut en voorzieningen met betrekking tot afvalverwerking.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede landschappelijke inpassing;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

4.4 Afwijken van de bouwregels

 

4.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 4.4.2, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.4 voor de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot 10 m.

4.4.2 Voorwaarden

De in 4.4.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, indien:

  1. het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt;

  3. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  4. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast.

4.5 Specifieke gebruiksregels

 

4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  1. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient;

  2. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient;

  3. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan;

  4. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.

Artikel 5 Wonen - 1

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

5.1.1 Functie

De voor ´Wonen - 1´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, met dien verstande dat er sprake is van grondgebonden woningen;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.1.2 Aanduidingen

Ter plaatse van de aanduiding:

  1. 'erf' zijn de gronden mede bestemd voor de daarbij weergegeven functie(s);

  2. ‘specifieke bouwaanduiding – onbebouwd’ uitsluitend voor onbebouwd erf.

5.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor ´Wonen - 1´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  2. tuinen en erven;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  4. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. een beroepsmatige activiteit als een aan huis verbonden beroep;

  7. bed & breakfast tot maximaal 2 kamers;

voor zover deze voorzieningen behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 5.1.1 en 5.1.2 genoemde functies.

5.1.4 Hogere grenswaarden

Bij het realiseren van de toegelaten bestemming en/of functies moet worden voldaan aan de van toepassing zijnde vastgestelde hogere grenswaarde (bijlage 1) en de daarin opgenomen voorwaarden.

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.

5.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende algemene regels:

  1. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;

  3. ten minste 40% van de voorgevel van het hoofdgebouw moet in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;

  4. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag 100% bedragen;

  5. de goot- en bouwhoogte binnen het bouwvlak mag niet meer dan met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum bedragen.

5.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en in het erf worden gebouwd, met dien verstande dat wanneer deze bouwwerken binnen het bouwvlak worden gebouwd, de afstand tot de (verlengde) voorgevel van het hoofdgebouw minimaal 2,8 m moet bedragen;

  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen in het erf mag per (bouw)perceel niet meer bedragen dan:

  1. 20 m2 indien de oppervlakte van het erf 50 m2 of minder bedraagt;

  2. 40% van het oppervlak van het erf met een maximum van 60 m2;

  1. ten aanzien van de hoogte:

  1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdbebouwing vermeerderd met een dakconstructie van maximaal 0,5 m, met een maximale totale hoogte van 4,5 m;

  2. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen met een platte afdekking mag ten hoogste 3 m bedragen;

  3. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een schuine kap mag al dan niet in de bouwperceelgrens ten hoogste 3m bedragen, de bouwhoogte ten hoogste 4,5m waarbij de dakhelling maximaal 45° mag bedragen. Deze afschuining geldt niet:

  1. in die gevallen waarbij op het naastgelegen perceel in de perceelscheiding al een gebouw met een zelfde of hogere hoogte aanwezig is dan wel gelijktijdig wordt opgericht;

  2. ten aanzien van topgevels;

  1. indien sprake is van het bouwen van een garage dient er een minimale opstelruimte van 5 x 2,5m vóór een garage aanwezig te zijn.

5.2.4 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht met uitzondering van de gronden gelegen voor de (verlengde) voorgevelrooilijn;

  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².

5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. erf- en terreinafscheidingen dienen te worden uitgevoerd in een niet-gesloten constructie én de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen op het onbebouwd erf niet meer dan 1 m mag bedragen;

  1. in afwijking van het bepaalde onder a.1 mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – onbebouwd’ maximaal 1,5 m bedragen en dient deze te worden uitgevoerd in een niet-gesloten constructie.

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag:

  1. in het bouwvlak en in het erf niet meer dan 5 m bedragen met dien verstande dat:

  1. de hoogte in de perceelsgrens maximaal 3 m mag bedragen,

  2. de bouwhoogte van 5 m gerealiseerd mag worden op minimaal 1 m uit de perceelsgrens,

  3. de afschuiningshoek in de perceelsgrens mag maximaal 45o bedragen.

  1. het bepaalde onder I, II en III geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde die zijn aangebouwd aan het hoofdgebouw en gesitueerd zijn binnen 4m van het hoofdgebouw;

  2. in het onbebouwd erf maximaal 1 m bedragen.

5.2.6 Voorwaardelijke verplichting waterberging

  1. Het bouwen van bouwwerken op de voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden is uitsluitend toegestaan indien voorzien wordt in de aanleg van een waterberging van ten minste 60 liter per vierkante meter verhard oppervlak (60 mm).

  2. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het gestelde onder a indien realisatie van de waterberging redelijkerwijs niet mogelijk is.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de brandveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  7. parkeergelegenheid op eigen terrein.

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

  2. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

5.4 Afwijken van de bouwregels

 

5.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 5.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 5.2.2 onder c, voor zover dit het stedenbouwkundige beeld ter plaatse ten goede komt. Daarnaast zijn de in 5.4.2 en 5.4.3 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken van overeenkomstige toepassing binnen het bouwvlak.

5.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het erf

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 5.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 5.2.3 onder e ten behoeve van de minimale opstelruimte van 5 x 2,5m vóór de garagebox mits de parkeerruimte elders op het eigen terrein wordt gerealiseerd of het perceel gelegen is aan een interne ontsluitingsweg;

  2. het bepaalde in 5.2.5 sub c onder 1 voor de opgenomen maximumhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 5 m, voor antennes die van de voet af gemeten een hoogte hebben van meer dan 5 m, respectievelijk antennes, voor zover gelegen achter een woning of een ander gebouw, met een doorsnede groter dan 2 m en een hoogte van meer dan 3 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein;

daarnaast zijn de in 5.4.3 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken van overeenkomstige toepassing in het erf.

5.4.3 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 5.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 5.2.3 voor het bouwen van entrees, aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum tot 5 m², zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 8;

  2. het bepaalde in 5.2.3 voor ondergrondse bouwwerken, zoals kelders en kelderingangen, mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het straatpeil;

  3. het bepaalde in 5.2.3 voor erkers met dien verstande dat:

  1. op de begane grond:

  1. de breedte maximaal 2/3 deel van de breedte van de voorgevel bedraagt;

  2. de diepte maximaal 1,5 m bedraagt;

  3. de hoogte één bouwlaag of maximaal 3 m betreft;

  1. de uitbouw transparant moet worden uitgevoerd;

  2. op de perceelscheiding dan wel op maximaal 2 m uit de perceelscheiding sprake kan zijn van een ondoorzichtige wand;

  1. het bepaalde in 5.2.5 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 5 m;

  2. het bepaalde in 5.2.5 voor vlaggenmasten, zulks tot een hoogte van maximaal 10 m;

  3. ondergeschikte delen van een bouwwerk.

5.4.4 Voorwaarden

Omgevingsvergunningen als bedoeld in 5.4.15.4.2 en 5.4.3 worden slechts verleend indien:

  1. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;

  2. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  3. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  4. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast

  5. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  6. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  7. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;

  8. vanuit stedenbouwkundig oogpunt in beginsel rekening wordt gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.

5.5 Specifieke gebruiksregels

 

5.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming ´Wonen - 1´, wordt in elk geval gerekend:

  1. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur} anders dan toegelaten op grond van 5.1;

  3. de uitoefening van enige tak van handel, nijverheid of dienstverlening daaronder begrepen detailhandel, ambachtelijk of industrieel bedrijf, anders dan toegelaten op grond van 5.1;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidshinderlijke inrichting of risicovolle inrichting;

  5. het splitsen van een (grondgebonden) woning in twee of meer zelfstandige woonruimten;

  6. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  7. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  8. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  9. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

  10. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

5.6.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bedrijfsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 5.5.1 ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw zoals genoemd in categorie A van de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij de regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging (bijlage 2), met dien verstande dat:

  1. degene die de activiteit uitoefent, tevens de bewoner is van de woning;

  2. de bedrijfsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;

  3. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid welke op grond van artikel 2.1, lid 1, onder e. van de Wabo of diens rechtsopvolger vergunningplichtig is, tenzij het betreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is;

  4. geen sprake is van ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe omgeving aanwezige beroepsvestigingen;

  5. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt;

  6. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;

  7. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;

  8. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, met een maximum van 80 m2.

Artikel 6 Wonen - 2

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

 

6.1.1 Functie

De voor ´Wonen - 2´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, met dien verstande dat er sprake is van grondgebonden woningen;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.1.2 Aanduidingen

Ter plaatse van de aanduiding:

  1. 'erf' zijn de gronden mede bestemd voor de daarbij weergegeven functie(s);

  2. ‘bijgebouw’ zijn de gronden uitsluitend bestemd als bijgebouw.

6.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor ´Wonen´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  2. tuinen en erven;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  4. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. een beroepsmatige activiteit als een aan huis verbonden beroep;

  7. bed & breakfast tot maximaal 2 kamers;

voor zover deze voorzieningen behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 6.1.1 en 6.1.2 genoemde functies.

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Algemeen

Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.

6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende algemene regels:

  1. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;

  3. ten minste 40% van de voorgevel van het hoofdgebouw moet in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;

  4. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag 100% bedragen;

  5. de goot- en bouwhoogte binnen het bouwvlak mag niet meer dan met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum bedragen.

6.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en in het erf worden gebouwd;

  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen in het erf mag per (bouw)perceel niet meer bedragen dan 265 m²;

  4. ten aanzien van de hoogte:

  1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdbebouwing vermeerderd met een dakconstructie van maximaal 0,5 m, met een maximale totale hoogte van 4,5 m;

  2. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen met een platte afdekking mag ten hoogste 3 m bedragen;

  3. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een schuine kap mag al dan niet in de bouwperceelgrens ten hoogste 3m bedragen, de bouwhoogte ten hoogste 4,5m waarbij de dakhelling maximaal 45° mag bedragen. Deze afschuining geldt niet:

  1. in die gevallen waarbij op het naastgelegen perceel in de perceelscheiding al een gebouw met een zelfde of hogere hoogte aanwezig is dan wel gelijktijdig wordt opgericht;

  2. ten aanzien van topgevels;

  1. in afwijking van het bepaalde onder d.3 mag de maximale goot- en bouwhoogte van een bijgebouw ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouw’ maximaal 6 m bedragen.

  1. indien sprake is van het bouwen van een garage dient er een minimale opstelruimte van 5 x 2,5 m vóór een garage aanwezig te zijn.

6.2.4 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht met uitzondering van de gronden gelegen voor de (verlengde) voorgevelrooilijn;

  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².

6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen op het onbebouwd erf niet meer dan 2 m mag bedragen;

  1. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag:

  1. in het bouwvlak en in het erf niet meer dan 5 m bedragen met dien verstande dat:

  1. de hoogte in de perceelsgrens maximaal 3 m mag bedragen,

  2. de bouwhoogte van 5 m gerealiseerd mag worden op minimaal 1 m uit de perceelsgrens,

  3. de afschuiningshoek in de perceelsgrens mag maximaal 45o bedragen.

het bepaalde onder I, II en III geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde die zijn aangebouwd aan het hoofdgebouw en gesitueerd zijn binnen 4m van het hoofdgebouw;

  1. in het onbebouwd erf maximaal 2 m bedragen met dien verstande dat:

  1. de hoogte van lichtmasten ter plaatse van de inrit van het perceel niet meer mag bedragen dan 8 m.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de brandveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  7. parkeergelegenheid op eigen terrein.

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

  2. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

6.4 Afwijken van de bouwregels

 

6.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 6.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 6.2.2 onder c, voor zover dit het stedenbouwkundige beeld ter plaatse ten goede komt. Daarnaast zijn de in 6.4.2 en 6.4.3 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken van overeenkomstige toepassing binnen het bouwvlak.

 

 

6.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het erf

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 6.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 6.2.3 onder e ten behoeve van de minimale opstelruimte van 5 x 2,5m vóór de garagebox mits de parkeerruimte elders op het eigen terrein wordt gerealiseerd of het perceel gelegen is aan een interne ontsluitingsweg;

  2. het bepaalde in 6.2.5 sub b onder 1 voor de opgenomen maximumhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 5 m, voor antennes die van de voet af gemeten een hoogte hebben van meer dan 5 m, respectievelijk antennes, voor zover gelegen achter een woning of een ander gebouw, met een doorsnede groter dan 2 m en een hoogte van meer dan 3 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein;

daarnaast zijn de in 6.4.3 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken van overeenkomstige toepassing in het erf.

6.4.3 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 6.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 6.2.3 voor het bouwen van entrees, aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum tot 5 m², zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 8;

  2. het bepaalde in 6.2.3 voor ondergrondse bouwwerken, zoals kelders en kelderingangen, mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het straatpeil;

  3. het bepaalde in 6.2.3 voor erkers met dien verstande dat:

  1. op de begane grond:

  1. de breedte maximaal 2/3 deel van de breedte van de voorgevel bedraagt;

  2. de diepte maximaal 1,5 m bedraagt;

  3. de hoogte één bouwlaag of maximaal 3 m betreft;

  1. de uitbouw transparant moet worden uitgevoerd;

  2. op de perceelscheiding dan wel op maximaal 2 m uit de perceelscheiding sprake kan zijn van een ondoorzichtige wand;

  1. ondergeschikte delen van een bouwwerk.

6.4.4 Voorwaarden

Omgevingsvergunningen als bedoeld in 6.4.16.4.2 en 6.4.3 worden slechts verleend indien:

  1. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;

  2. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  3. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  4. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast

  5. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  6. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  7. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;

  8. vanuit stedenbouwkundig oogpunt in beginsel rekening wordt gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.

6.5 Specifieke gebruiksregels

 

6.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming ´Wonen - 2´, wordt in elk geval gerekend:

  1. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur} anders dan toegelaten op grond van 6.1;

  3. de uitoefening van enige tak van handel, nijverheid of dienstverlening daaronder begrepen detailhandel, ambachtelijk of industrieel bedrijf, anders dan toegelaten op grond van 6.1;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidshinderlijke inrichting of risicovolle inrichting;

  5. het splitsen van een (grondgebonden) woning in twee of meer zelfstandige woonruimten;

  6. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  7. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  8. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  9. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

  10. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

6.6.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bedrijfsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 6.5.1 ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw zoals genoemd in categorie A van de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij de regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging (bijlage 2), met dien verstande dat:

  1. degene die de activiteit uitoefent, tevens de bewoner is van de woning;

  2. de bedrijfsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;

  3. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid welke op grond van artikel 2.1, lid 1, onder e. van de Wabo vergunningplichtig is, tenzij het betreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is;

  4. geen sprake is van ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe omgeving aanwezige beroepsvestigingen;

  5. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt;

  6. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;

  7. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;

  8. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, met een maximum van 80 m2.

Artikel 7 Wonen - Gestapeld

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

 

7.1.1 Functie

De voor ´Wonen - Gestapeld´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, met dien verstande dat er sprake is van gestapelde woningen in de vorm van sociale huurwoningen;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. bouwwerken van algemeen nut.

7.1.2 Bijbehorende voorzieningen

De voor ´Wonen - Gestapeld´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. maatschappelijke voorziening in de vorm van een buurt-, wijkcentrum met de daarbij restauratieve voorziening

voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 7.1.1 genoemde functies.

7.1.3 Hogere grenswaarden

Bij het realiseren van de toegelaten bestemming en/of functies moet worden voldaan aan de van toepassing zijnde vastgestelde hogere grenswaarde (bijlage 1) en de daarin opgenomen voorwaarden.

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Algemeen

Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.

7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende algemene regels:

  1. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;

  3. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag 100% bedragen;

  4. de bouwhoogte binnen het bouwvlak mag niet meer dan met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum bedragen.

7.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak;

  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;

  3. ten aanzien van de hoogte:

  1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdbebouwing vermeerderd met een dakconstructie van maximaal 0,5 m, met een maximale totale hoogte van 4,5 m;

  2. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen met een platte afdekking mag ten hoogste 3 m bedragen;

  3. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een schuine kap mag al dan niet in de bouwperceelsgrens ten hoogste 3 m bedragen, de bouwhoogte ten hoogste 4,5m waarbij de dakhelling maximaal 45° mag bedragen. Deze afschuining geldt niet:

  1. in die gevallen waarbij op het naastgelegen perceel in de perceelscheiding al een gebouw met een zelfde of hogere hoogte aanwezig is dan wel gelijktijdig wordt opgericht;

  2. ten aanzien van topgevels.

7.2.4 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;

  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².

7.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. erf- en terreinafscheidingen dienen te worden uitgevoerd in een niet-gesloten constructie én de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag in het bouwvlak niet meer dan 1 m bedragen.

7.2.6 Voorwaardelijke verplichting waterberging

  1. Het bouwen van bouwwerken op de voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden is uitsluitend toegestaan indien voorzien wordt in de aanleg van een waterberging van ten minste 60 liter per vierkante meter verhard oppervlak (60 mm).

  2. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het gestelde onder a indien realisatie van de waterberging redelijkerwijs niet mogelijk is.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de brandveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  7. parkeergelegenheid op eigen terrein.

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

  2. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10 m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3 m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;

7.4 Specifieke gebruiksregels

 

7.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming ´Wonen - Gestapeld´, wordt in elk geval gerekend:

  1. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen, als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;

  2. het gebruik van de woningen anders dan voor sociale huurwoningen;

  3. het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur} anders dan toegelaten op grond van 7.1.1;

  4. de uitoefening van enige tak van handel, nijverheid of dienstverlening daaronder begrepen een ambachtelijk of industrieel bedrijf;

  5. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  6. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  7. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  8. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

  9. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten;

  10. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

 

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

 

9.1 Ondergrondse bouwwerken

 

9.1.1 Situering

Tenzij dit elders in de regels is uitgesloten of beperkt, is ondergronds bouwen binnen een bestemmingsvlak toegestaan met dien verstande dat:

  1. 100% van het bouwvlak mag worden aangewend voor ondergrondse bouwwerken;

  2. maximaal 40% van het erf mag worden aangewend voor ondergrondse bouwwerken;

  3. het onbebouwd erf niet mag worden aangewend voor ondergrondse bouwwerken;

  4. ondergrondse bouwwerken dienen te worden gebouwd onder het maaiveld en aan de straatzijde onder het straatpeil.

9.1.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de maximale bouwdiepte voor ondergrondse bouwwerken.

9.2 Hoofdtoegang woningen

 

9.2.1 Situering

De hoofdtoegang van grondgebonden woningen, bovenwoningen en een complex van gestapelde woningen dient in de voor- of zijgevel van het gebouw te worden gesitueerd.

9.2.2 Binnenplans afwijken

Het bevoegd gezag kan, indien er geen sprake is van grondgebonden woningen, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 9.2.1, mits:

  1. situering als bedoeld in 9.2.1 op redelijke en aantoonbare wijze niet mogelijk is;

  2. een andere situering van de hoofdtoegang op redelijke wijze aansluiting vindt bij het openbaar gebied, waarbij de afstand tot het openbaar gebied niet meer mag bedragen dan 30 m;

  3. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  4. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  5. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond.

9.3 Onbebouwd terrein bij gebouwen

 

9.3.1 Onbebouwd terrein bij woningen

Bij een woning moet - gelet op de kwaliteit van de woonomgeving, zowel bezien vanuit de woning als vanuit de belendende percelen en de omgeving - een onbebouwd terrein aanwezig zijn dat tenminste een strook grond omvat die over de volle breedte van het gebouw aansluit aan de achtergevel en een diepte heeft van - gemeten vanaf het verst achterwaarts gelegen deel van het hoofdgebouw inclusief een eventuele aanbouw - tenminste 4,5 m.

9.3.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 9.3.1, indien een gunstige andere indeling van het bouwperceel aanwezig is en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt

9.4 Ruimte tussen bouwwerken

 

9.4.1 Begrenzing perceelsgrenzen

Wanneer de zijdelingse begrenzing van een bouwwerk niet in de zijdelingse grens van het bouwperceel wordt gebouwd, moet het bouwwerk zodanig zijn gelegen dat de ruimte tussen dit bouwwerk en de zijdelingse grens van het bouwperceel over de breedte van 1 m met een minimale hoogte van 2,2 m vrij toegankelijk is. Bebouwing van ondergeschikte aard wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

 

9.4.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 9.4.1, indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.

9.5 Bouwen in nabijheid van beschermwaardige bomen

 

9.5.1 Bebouwingsafstand

De afstand van enig bouwwerk tot het hart van een op bij dit plan gevoegde Boomwaardekaart (bijlage 3) weergegeven beschermwaardige boom bedraagt ten minste 15 m.

9.5.2 Toegestane bebouwing

Het bepaalde in 9.5.1 is niet van toepassing indien:

  1. binnen de genoemde afstand van 15 m reeds bebouwing voorkomt en na sloop van deze bestaande bebouwing nieuwe bebouwing wordt opgericht met een zelfde afstand tot de boom en een zelfde goot- en bouwhoogte, mits daarbij zodanige maatregelen te worden getroffen, dat de betrokken houtopstand / boom niet wordt geschaad;

  2. een omgevingsvergunning is verleend voor het kappen van de boom;

  3. de boom om andere, van overmacht getuigende redenen reeds eerder is geveld, dan wel door een calamiteit teniet is gegaan.

9.5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 9.5.1, indien zodanige maatregelen worden getroffen dat het voortbestaan van de betrokken houtopstand / boom wordt gewaarborgd. Als voorwaarde voor deze omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag een bomeneffectanalyse (BEA) van een onafhankelijk boomtechnisch adviesbureau eisen. Deze analyse wordt in elk geval vereist indien:

  1. er sprake is van een 'monumentale boom';

  2. er gegronde vermoedens bestaan dat het bouwwerk of de bouwwerkzaamheden het voortbestaan van de betreffende boom of houtopstand / boom in gevaar kunnen brengen.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

 

10.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

 

11.1 Luchtvaartverkeerzone

 

11.1.1 luchtvaartverkeerzone - funnel

Al dan niet in afwijking van het elders in de planregels bepaalde, geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone' ten behoeve van een obstakelvrij start- en landingsvlak met zijkanten ten behoeve van de vliegverkeersveiligheid een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien deze een bouwhoogte kennen die de waarde (uitgedrukt in meters boven NAP), die is aangegeven in de bijlage 4 Luchtvaartverkeerzone - Funnel, overschrijdt.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

 

12.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  4. voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  1. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;

  2. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.

12.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting e.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

12.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;

  2. vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken;

onder voorwaarde dat de maximale hoogte niet meer mag bedragen dan 15m.

Artikel 13 Algemene procedureregels

Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Artikel 14 Overige regels

 

14.1 Algemene regels inzake nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;

  2. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;

  3. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;

de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.

14.2 Parkeerregeling

 

14.2.1 Parkeren

  1. De gronden mogen enkel worden gebruikt onder voorwaarde dat ten behoeve van het parkeren of stallen van (motor)voertuigen in, op of onder het gebouw dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort dan wel binnen de tot "Verkeer - verblijf" aangewezen gronden, in voldoende mate parkeergelegenheid aanwezig is, zoals neergelegd in de op 14 november 2017 door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de gewijzigde parkeernormen en rekenmethode;

  2. het bevoegd gezag kan slechts een omgevingsvergunning verlenen voor de activiteiten bouwen en/of gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening, indien bij aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de gewijzigde parkeernormen en rekenmethode;

  3. De onder a. bedoelde plaatsen voor het stallen van voertuigen moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare (motor)voertuigen, zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de desbetreffende wijzigingen.

14.2.2 Laden en lossen

Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen moet zijn verzekerd, dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen, zoals neergelegd in de CROW Kennisbank in ASVV 2012.

14.2.3 Afwijken van de regels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van artikel 15.2.1 en 15.2.2 indien:

  1. op andere wijze in de parkeerbehoefte en/of de nodige laad- of losruimte wordt voorzien en

  2. wordt voldaan aan de voorwaarden en vrijstellingsregels zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de desbetreffende wijzigingen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 15 Overgangsrecht

 

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;

  2. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  3. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;

  4. het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;

  5. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Dit plan wordt aangehaald als bestemmingsplan “Reeshof Midden 2008, 4e herziening (Reeshofdijk 80/80a)”.