Hooghoutseweg 12 Biezenmortel, 1e herziening
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0855.BSP2020035-e001 |
Plantype: | bestemmingsplan |
Regels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).
1.2 plan:
Het bestemmingsplan Hooghoutseweg 12 Biezenmortel, 1e herziening met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2020035-e001 van de gemeente Tilburg.
1.3 aanbouw
Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 achtergevelrooilijn
De achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst.
1.7 agrarisch bedrijf
Een inrichting die tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds) teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf.
1.8 agrarisch bedrijf, grondgebonden
Een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering, die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt. Grondgebonden agrarische bedrijven zijn in elk geval akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven, alsmede boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn
geplant. Melkveebedrijven zijn doorgaans ook grondgebonden.
1.9 agrarisch bedrijf, niet-grondgebonden
Een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering, die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt. Niet-grondgebonden agrarische bedrijven zijn in elk geval intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven, intensieve kwekerijen en overige gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen. Voorbeelden zijn champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, varkenshouderijen, sommige viskwekerijen en nertsenhouderijen. Melkveebedrijven zijn doorgaans wel grondgebonden.
1.10 agrarisch bedrijf, overig niet-grondgebonden
Een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of een glastuinbouwbedrijf.
1.11 agrarisch bedrijf, volwaardig
Een agrarisch bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen.
1.12 agrarisch gebied
Een gebied, waar ontwikkelingsmogelijkheden zijn voor agrarische bedrijven.
1.13 agrarisch verwant bedrijf
Een bedrijf, dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven, waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.
1.14 Arbeidsmigrant
Een (EU)burger die zich op basis van economische motieven tijdelijk (voor de duur van maximaal 6 maanden) in Tilburg vestigt om werk (voor laagopgeleiden) te verrichten.
1.15 attentiegebied Natuur Netwerk Brabant
Gebied gelegen rondom en binnen het Natuur Netwerk Brabant, waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding.
1.16 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.17 bebouwingscluster
Een vlakvormige verzameling van gebouwen buiten bestaand stedelijk gebied.
1.18 bebouwingsconcentratie
Een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.
1.19 bebouwingspercentage
Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.
1.20 bed & breakfast
Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.
Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan arbeidsmigranten, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van zorgwonen.
1.21 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.
1.22 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)
De totale oppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.23 bedrijfswoning
Een woning behorend bij en onlosmakelijk verbonden met een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijf, bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die verantwoordelijk is voor de bedrijfsmatige activiteiten in dat bedrijf, dan wel die activiteiten uitvoert.
1.24 bedrijven
Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten die liggen op het vlak van industrie, groothandel met eventueel bijbehorende ondergeschikte showroom, ambacht, nijverheid, productie, distributie, logistiek, vervoer, opslag, reparatie (waaronder autoreparatiebedrijven al dan niet met bijbehorende en ondergeschikte showroom), e.d., alsmede brandweerkazerne. Detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van autohandel in combinatie met een autoreparatiebedrijf. (Bedrijf is de technische eenheid van onderneming, met dit laatste begrip is de economische eenheid bedoeld).
1.25 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.
1.26 bestaand
Bij bouwwerken:
Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.
1.27 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.28 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.29 bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.30 bouwblok
Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.
1.31 bouwen
Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.32 bouwgrens
1.33 bouwlaag
Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouwof zolder.
1.34 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.35 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.36 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.37 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.38 bouwwerken van algemeen nut
Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.
1.39 calamiteit
Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving e.d.
1.40 dagrecreatie
Een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag (zonder overnachting, niet gericht op nachtverblijf), dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen e.d. waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft.
1.41 dagrecreatieve voorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van dagrecreatief (zie dagrecreatie) (mede)gebruik van gronden, zoals (niet limitatief) wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie, zulks in de vorm van (niet limitatief) aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden, banken e.d.
1.42 dienstverlening
Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.
1.43 erf
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels per bouwperceel aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.44 extensief (dag)recreatief medegebruik
Extensieve vormen van recreatie, zoals wandelen en fietsen, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdbestemming meestal natuur of bos betreft.
1.45 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.46 groenblauwe mantel
Gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water, die overwegend grenzen aan het Natuur Netwerk Brabant en/of ecologische verbindingszone(s) of die deze verbinden.
1.47 groothandel
Het bedrijfsmatig te koop of ter gebruik aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop / gebruik, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.48 hoofdgebouw of hoofdbebouwing
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.49 houtopstand
Houtachtige overblijvende gewassen zoals struiken, heggen en bomen.
1.50 huishouden
Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld: De huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur).
1.51 kas
Een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5m) worden beschouwd als een kas.
1.52 kortstondig
Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.
1.53 landschappelijke waarde van een gebied
De aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur.
1.54 landschapselementen
Ecologisch en/of landschappelijk waardevolle elementen, zoals bosjes, bomen, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2ha.
1.55 logies
Het gedurende een relatief kort tijdsbestek verstrekken van verblijf aan personen, die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.56 maatvoeringsvlak
Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.
1.57 natuurwaarde van een gebied
De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang.
1.58 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing,
waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.59 onbebouwd erf
Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.
1.60 onderbouw
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20m boven peil.
1.61 ondergeschikte delen van een bouwwerk
Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies e.d. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.
1.62 onderkomen
Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.
1.63 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.64 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.
1.65 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.66 peil (straatpeil)
Hieronder wordt verstaan:
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.67 perceel
Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.
1.68 plangrens
Een weergegeven lijn die de grens van het plan: aanduidt.
1.69 ruimtelijke ontwikkelingen
Bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.
1.70 statische goederen
Goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto's, boten en caravans.
1.71 straatpeil
1.72 teeltondersteunende voorzieningen
Voorzieningen in, op of boven de grond, die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:
verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water e.d.);
voorbeelden zijn aardbeiteelttafels, afdekfolies, anti-worteldoek, boomteelthekken, hagelnetten, insectengaas, plastic tunnels, teeltondersteunende kassen, schaduwhallen en vraatnetten.
1.73 teeltondersteunende voorzieningen, permanente
Teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde kassen, die voor onbepaalde tijd worden gebruikt.
1.74 teeltondersteunende voorzieningen, tijdelijke
Teeltondersteunende voorzieningen, die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, gedurende maximaal 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik.
1.75 uitbouw
Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.76 verbrede landbouw
Activiteiten bij een agrarisch bedrijf, die voortvloeien uit of nauw samenhangen met het verder in stand te laten agrarisch bedrijf en de bijbehorende agrarische bedrijfsvoering. Voorbeelden zijn agro-toerisme, waaronder agrarisch natuurbeheer, bewerking van ter plaatse geproduceerde producten en zorgboerderijen.
1.77 voorgevelrooilijn
De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.
1.78 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn t.b.v. een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten e.d.
1.79 waterstaat/waterstaatkundige doeleinden
Het openbaar waterverkeers-, watervervoers- en verblijfsgebied t.b.v. goederenvervoer, pleziervaart en oeveractiviteiten zoals vissen / hengelsport, wandelen en fietsen.
1.80 waterwingebied
Een gebied waar waterwinning plaatsvindt t.b.v. de openbare drinkwatervoorziening, door onttrekking van grondwater.
1.81 wet milieubeheer
De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.
1.82 wonen
Hieronder wordt verstaan:
het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. waarbij de nadruk ligt op (nagenoeg) zelfstandige bewoning. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als 'aan huis verbonden beroep', zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.
1.83 woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbonden beroep.
1.84 zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen
Gebied naast een waterloop, waar maatregelen op het gebied van morfologie en inrichting nodig zijn om de doelstellingen uit het Provinciaal Waterplan 2010-2015 op het gebied van de ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren te behalen.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Functie
De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
grondgebonden agrarische bedrijven, met uitzondering van veehouderijen, waarbij geldt dat niet meer dan één bedrijf aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;
één bedrijfswoning per bestemmingsvlak;
productiegebonden detailhandel, waarbij de totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 100m²;
recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt (bed & breakfast), waarbij de totale gezamenlijke voor deze functie gebruikte vloeroppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 5 eenheden met in totaal een maximum vloeroppervlakte van 200m²;
aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
bijbehorende en ondergeschikte tuinen en erven;
bijbehorende en ondergeschikte verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
bijbehorende en ondergeschikte groenvoorzieningen;
bijbehorende en ondergeschikte speelvoorzieningen;
behoud en herstel van de bestaande landschapselementen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
bouwwerken van algemeen nut.
3.1.2 Functie-aanduidingen
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorzieningen' zijn de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen grond mede bestemd voor
teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van (teeltondersteunende) kassen;
retentievoorzieningen en waterbassins.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Voor het bouwen gelden in het algemeen de volgende regels:
bestaande bebouwing, welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;
de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder dan 15m bedragen;
per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan;
naast de in deze bestemming opgenomen regels gelden tevens de algemene regels, zoals opgenomen in Hoofdstuk 3 van deze planregels.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;
de hoogte van (teeltondersteunende) kassen mag niet meer dan 10m bedragen;
de oppervlakte van (teeltondersteunende) kassen mag niet meer dan 1000m2 bedragen.
3.2.3 teeltondersteunende voorzieningen
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorzieningen' mogen teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van (teeltondersteunende) kassen, worden gebouwd;
de hoogte van teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
3.2.4 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van één bedrijfswoning toegestaan;
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6m;
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10m;
de inhoud mag niet meer bedragen dan 750m³.
3.2.5 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen dienen op een afstand van ten minste 3m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3m;
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6m;
de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 30m;
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 100m².
3.2.6 bouwwerken van algemeen nut
Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:
bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;
de maximale bouwhoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;
de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².
3.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de op grond van 3.1.1 en 3.1.2 toegelaten functies;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan 2,5m;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1m;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan 10m;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag buiten het bouwvlak niet meer dan 3m.
3.2.8 Ondergronds bouwen
Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:
op de gronden binnen deze bestemming mag ondergronds worden gebouwd op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd, en daarnaast mogen direct aansluitend in- en uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd;
de verticale diepte mag niet meer bedragen dan 3,5m.
3.2.9 Voorwaardelijke verplichting waterberging
Het bouwen van bouwwerken op de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden is uitsluitend toegestaan indien voorzien wordt in de aanleg van een waterberging van ten minste 60 liter per vierkante meter verhard oppervlak (60 mm);
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het gestelde onder a indien realisatie van de waterberging redelijkerwijs niet mogelijk is.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:
het bepaalde in 3.2.1 voor het bouwen van bouwwerken op een afstand tot de as
van de weg waaraan wordt gebouwd, kleiner dan 15m;
het bepaalde in 3.2.2 en 3.2.7 ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere goothoogte tot maximaal 10m en een hogere bouwhoogte tot maximaal 14m, mits die bouwwerken noodzakelijk zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van een volwaardig agrarisch bedrijf;
het bepaalde in 3.2.2 sub e tot een oppervlakte van 15000 m2 enkel ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - boomteeltontwikkelingsgebied';
het bepaalde in 3.2.4 ten behoeve van het bouwen van een bedrijfswoning met een hogere goothoogte, zulks tot maximaal 8m;
het bepaalde in 3.2.4 ten behoeve van het bouwen van een bedrijfswoning met een grotere inhoud dan 750m³, zulks tot maximaal 900m³;
het bepaalde in 3.2.5 voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 30m van de bedrijfswoning, mits dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;
het bepaalde in 3.2.7 voor het bouwen van terreinafscheidingen met een hoogte van maximaal 3m, mits die niet gesitueerd zijn voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning en hierdoor het stedenbouwkundig en landschappelijk beeld en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden aangetast.
3.3.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken ten behoeve van arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 3.2.4 voor het plaatsen van stacaravans of woonunits ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten, mits:
de stacaravans of woonunits gedurende maximaal zes maanden per jaar aanwezig zijn en;
de stacaravans of woonunits worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse, dus binnen het bestemmingsvlak, gelet op de bestemming van de gronden in kwestie noodzakelijk is vanwege een tijdelijke, grote arbeidsbehoefte binnen hetzelfde bestemmingsvlak en;
de stacaravans of woonunits worden geplaatst binnen het bestaande bouwvlak en;
niet meer dan vijf stacaravans of woonunits per bestemmingsvlak worden geplaatst en;
de bouwhoogte van de stacaravans of woonunits niet meer dan 3m bedraagt en;
de oppervlakte van de stacaravans of woonunits niet meer dan 30m² per eenheid bedraagt en;
gezorgd wordt voor voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein en;
er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen en;
de stacaravans of woonunits geen onevenredige afbreuk doen aan de landschappelijke uitstraling van de gronden in kwestie en het omliggende gebied en;
sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de stacaravans of woonunits op basis van een erfbeplantingsplan.
In de te verlenen omgevingsvergunning wordt bepaald hoeveel personen uit oogpunt van hygiëne, leefbaarheid, brandveiligheid e.d. mogen worden gehuisvest.
3.3.3 Binnenplans afwijken t.b.v. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 3.2.3 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, tot een hoogte van maximaal 3m.
3.3.4 Binnenplans afwijken t.b.v. overige teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 3.2.7 ten behoeve van het bouwen van boomteelthekken en regenkappen buiten het aangeduide bouwvlak met inachtneming van de volgende regels:
de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies;
de hoogte van boomteelthekken mag niet meer bedragen dan 3m;
de hoogte van regenkappen mag niet meer bedragen dan 3m;
er mag geen sprake zijn van onevenredige effecten op de aanwezige landschapswaarden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:
het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere dan productiegebonden detailhandel;
het splitsen van een bedrijfswoning in twee of meer woonruimten, dan wel het gebruik van bedrijfsbebouwing of aan- of uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning als zelfstandige of afhankelijke woonruimte;
het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
het opgeslagen hebben en/of houden van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
het opgeslagen hebben en/of houden van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
het gebruik van ruimten binnen een bedrijfswoning en/of bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
het gebruik van gronden ten behoeve van kamperen.
3.4.2 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en in de bijgebouwen bij de bedrijfswoning ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie, mits:
maximaal 40% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen tot ten hoogste 80m² wordt gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit en;
degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de bewoner van de woning is en;
geen sprake is van op grond van artikel 2.1, lid 1, onder e. van de Wabo vergunningplichtige of uit oogpunt van milieu meldingsplichtige activiteiten en;
het gaat om bedrijfsactiviteiten, die vallen onder de categorieën 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels en;
geen sprake is van andere dan productiegebonden detailhandel.
3.4.3 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
Het (doen/laten) gebruik(en) van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan 'Van Doren Tuin & Landschap rapportnr. 21235-01 d.d. 14 mei 2021, zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels, is gerealiseerd, dan wel een, ter beoordeling en goedkeuring door het bevoegd gezag, gelijkwaardige landschappelijke inpassing;
de landschappelijke inpassing zoals bedoeld onder a. dient zo spoedig mogelijk na de bouw doch uiterlijk in het eerstvolgende plantseizoen (november tot februari), volledig worden gerealiseerd en blijvend kwalitatief en kwantitatief en in stand worden gehouden.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Binnenplans afwijken t.b.v. publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 3.4.1 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen een bedrijfswoning en/of bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits:
maximaal 40% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen tot ten hoogste 80m² wordt gebruikt voor de aan huis verbonden publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit en;
degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de bewoner van de woning is en;
het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse en;
de activiteit qua aard, omvang en uitstraling past binnen de omgeving en;
geen sprake is van een op grond van artikel 2.1, lid 1, onder e. van de Wabo vergunningplichtige activiteit en;
het gaat om bedrijfsactiviteiten, die vallen onder de categorieën 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels en;
geen sprake is van detailhandel, uitgezonderd een beperkte verkoop, ondergeschikt aan de publieksaantrekkende activiteit.
3.5.2 Binnenplans afwijken t.b.v. verbrede landbouw en nevenactiviteiten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 3.1.1 en 3.4.1 ten behoeve van verbrede landbouw en nevenactiviteiten, mits:
de agrarische functie op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft en;
het gaat om één van de volgende functies:
agrarisch-technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven, zulks tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 400m² en slechts voor zover het gaat om buiten het Natuur Netwerk Brabant of de groenblauwe mantel, als bedoeld in de provinciale Verordening ruimte, gelegen locaties, of;
sociaal-culturele, culturele en educatieve voorzieningen, voor zover deze te kwalificeren zijn als verbrede landbouw, zulks tot een maximale gezamenlijke bebouwde oppervlakte van 250m², waaronder maximaal 50m² ondergeschikte horeca, of;
recreatieve doeleinden, zulks tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 200m², waaronder maximaal 50m² ondergeschikte horeca of;
kamperen met maximaal 25 tijdelijke kampeermiddelen op maximaal 0,5ha van de desbetreffende gronden of;
opslag van statische goederen, zulks tot een maximale oppervlakte van 50% van het totale oppervlak aan bedrijfsgebouwen tot maximaal 1.000m², waarbij stalling in kassen niet is toegestaan, en;
geen sprake is van buitenopslag en;
de in het omliggende gebied aanwezige waarden niet in onevenredige mate worden aangetast en;
de verbrede landbouw en/of nevenactiviteit geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft en;
gezorgd wordt voor voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein en;
de verbrede landbouw en/of nevenactiviteit geen onevenredige beperkingen oplevert ten aanzien van de; bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven en;
de nevenactiviteit zelf niet omgevingsvergunningplichtig is op grond van artikel 2.1, lid 1, onder e. van de Wabo en daarnaast milieuhygiënisch inpasbaar is, hetgeen in elk geval betekent dat het niet mag gaan om een activiteit van milieucategorie 3 of hoger en;
- voor zover van toepassing - overtollige bebouwing wordt gesloopt.
3.5.3 Binnenplans afwijken t.b.v. huisvesting arbeidsmigranten in bestaande bebouwing
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 3.4.1 ten behoeve van het gebruik van bestaande bebouwing als woonruimte voor arbeidsmigranten, mits:
de huisvesting gedurende maximaal zes maanden per jaar plaats vindt en;
het gaat om de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse, dus binnen het bestemmingsvlak, gelet op de bestemming van de gronden in kwestie noodzakelijk is vanwege een tijdelijke, grote arbeidsbehoefte binnen hetzelfde bestemmingsvlak en;
gezorgd wordt voor voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein en;
er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen en;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke uitstraling van de gronden in kwestie en het omliggende gebied.
In de te verlenen omgevingsvergunning wordt bepaald hoeveel personen uit oogpunt van hygiëne, leefbaarheid, brandveiligheid en dergelijke mogen worden gehuisvest.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Vormverandering bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in één of meerdere aan deze bestemming grenzende bestemmingen 'Agrarisch' of 'Agrarisch met Waarden' ten behoeve van de vormverandering van het bestemmingsvlak van deze bestemming, met dien verstande dat:
de wijzigingsbevoegdheid ten aanzien van het bestemmingsvlak uitsluitend kan worden toegepast, gelijktijdig met de wijzigingsbevoegdheid binnen de aangrenzende bestemming(en) en;
in/nabij een ecologische verbindingszone vormverandering slechts is toegestaan als het functioneren van deze ecologische verbindingszone niet belemmerd wordt en;
de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak niet mag worden vergroot en;
sprake moet zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan en;
de in het omliggende gebied aanwezige waarden niet in onevenredige mate mogen worden aangetast.
3.6.2 Wijziging naar bestemming 'Wonen-Buitengebied'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen - Buitengebied', al dan niet gecombineerd met een aanduiding 'opslag' ten behoeve van de opslag van naar hun aard statische goederen, of een aanduiding 'niet-buitengebiedgebonden bedrijvigheid' t.b.v. kleinschalige dienstverlening, niet zijnde zakelijke dienstverlening, waarbij geldt dat de laatstgenoemde aanduiding slechts kan worden toegekend ten aanzien van gronden, die worden aangemerkt als bebouwingsconcentratie, mits:
de wijziging gelijktijdig plaatsvindt met wijziging van de eventueel resterende gronden naar de bestemmingen 'Agrarisch' of 'Agrarisch met Waarden', waarbij deze gronden worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen en;
het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en hergebruik voor agrarische doeleinden redelijkerwijs niet langer mogelijk is en;
de oppervlakte aan bijgebouwen bij de woning door sloop van overtollige bebouwing wordt teruggebracht tot;
ofwel 75m², vermeerderd met 10% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing, zulks tot een maximum van 200m², indien geen sprake is van een combinatie met een andere functie, met dien verstande dat cultuurhistorisch waardevolle bebouwing niet gesloopt mag worden;
ofwel maximaal 600m², namelijk indien sprake is van een combinatie met een paardenhouderij of niet-buitengebiedgebonden bedrijvigheid, in de vorm van kleinschalige dienstverlening, niet zijnde zakelijke dienstverlening of opslag als bedoeld onder 3, met dien verstande dat cultuurhistorisch waardevolle bebouwing niet gesloopt mag worden;
ofwel maximaal 1.200m², namelijk indien uitsluitend sprake is van een combinatie met het opgeslagen hebben en/of houden van naar hun aard statische goederen, zoals auto's, boten en caravans, met dien verstande dat cultuurhistorisch waardevolle bebouwing niet gesloopt mag worden;
ofwel maximaal 1.200m², namelijk indien sprake is van een combinatie met
niet-buitengebiedgebonden bedrijvigheid, in de vorm van kleinschalige dienstverlening, niet zijnde zakelijke dienstverlening, en;
het opgeslagen hebben en/of houden van naar hun aard statische goederen, zoals auto's, boten en caravans, en;
ten behoeve van de woning geen nieuwbouw plaatsvindt, vervangende nieuwbouw uitgezonderd, en;
sprake is van een duidelijke relatie tussen woning en bedrijfsgebouw(en) en;
de vestiging van de woning en de eventuele nevenactiviteit geen onevenredige beperkingen oplevert t.a.v. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven en;
de woning en de eventuele nevenactiviteit aanvaardbaar zijn uit oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat, de nevenactiviteit zelf niet omgevingsvergunningplichtig is op grond van artikel 2.1, lid 1, onder e. van de Wabo en daarnaast milieuhygiënisch inpasbaar is en;
het in geval van combinatie met een nevenactiviteit gaat om bedrijfsactiviteiten, die vallen onder de categorieën 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die bij dit bestemmingsplan is gevoegd en;
de eventuele nevenactiviteit qua aard, omvang en uitstraling past binnen de omgeving en;
de eventuele nevenactiviteit geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft en gezorgd wordt voor voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein en;
het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse en;
in geval van combinatie met een nevenactiviteit, de woonfunctie op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft en degene die de activiteiten uitvoert, tevens de bewoner van de woning is en;
in geval van combinatie met opslag, geen sprake is van buitenopslag en;
geen sprake is van detailhandel, uitgezonderd een beperkte verkoop, ondergeschikt aan de nevenactiviteit en;
de in het omliggende gebied aanwezige waarden niet in onevenredige mate worden aangetast en;
op basis van een inpassingsplan wordt gezorgd voor een goede landschappelijke inpassing en;
toepassing van de wijzigingsbevoegdheid niet leidt tot een bestemmingsvlak met een omvang van meer dan 5.000m².
3.6.3 Wijziging naar bestemming 'Natuur' of 'Bos'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemmingen 'Natuur' en/of 'Bos' ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van natuur en/of bos, met dien verstande dat de wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor het Natuur Netwerk Brabant, een ecologische verbindingszone, het landschappelijk raamwerk en natuur- en/of landschapscompensatie.
3.6.4 Wijziging naar bestemming 'Water'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Water' ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water, met dien verstande dat de wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor het Natuur Netwerk Brabant, een ecologische verbindingszone, het landschappelijk raamwerk, natuur- en/of landschapscompensatie, beekherstel, waterberging, waterzuivering en/of een ander waterbelang.
Artikel 4 Waterstaat - Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant (dubbelbestemming)
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant´ (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor het behoud, herstel, beheer en/of ontwikkeling van hydrologische waarden.
4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.2.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder een schriftelijke vergunning van het bevoegde gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
het verzetten van grond van meer dan 100m³ of op een diepte van meer dan 60cm beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingenwet;
de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage;
het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
het buiten een agrarisch bouwblok aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100m², anders dan een bouwwerk.
4.2.2 Uitzonderingen
Het in lid 4.2.1vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.2.3 Toelaatbaarheid
De in lid 4.2.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het betrokken waterschapsbestuur.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
6.1 Ruimte tussen bouwwerken
6.1.1 Begrenzing perceelsgrenzen
Wanneer de zijdelingse begrenzing van een bouwwerk niet in de zijdelingse grens van het bouwperceel wordt gebouwd, moet het bouwwerk zodanig zijn gelegen dat de ruimte tussen dit bouwwerk en de zijdelingse grens van het bouwperceel over de breedte van 1m met een minimale hoogte van 2,2m vrij toegankelijk is. Bebouwing van ondergeschikte aard wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.
6.1.2 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 6.1.1, indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
7.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
9.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
voldaan is aan de volgende voorwaarden:
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.
9.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting e.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
9.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken;
onder voorwaarde dat de maximale hoogte niet meer mag bedragen dan 15 m.
9.4 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig de desbetreffende bestemmingsomschrijving een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.
9.5 Binnenplans afwijken t.b.v. evenementen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van incidenteel en kortstondig afwijkend gebruik van particuliere percelen / bebouwing voor het plaatsen van tijdelijke onderkomens zoals (feest)tenten, kiosken e.d. ten behoeve van festiviteiten met een openbaar karakter (muziekfestival, zeskamp, sportwedstrijd, show/voorstelling, tentoonstelling, beurs, markt, e.d.) voor de duur van een aantal (aaneengesloten) dagen (over het algemeen 3 á 4), met dien verstande dat aan deze omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden ter beperking van onaanvaardbare overlast van de (woon)omgeving, onder meer voor wat betreft parkeren, geluidhinder, situering van tijdelijke onderkomens e.d.
9.6 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:
de bouwhoogte niet meer dan 3,5m mag bedragen en;
de oppervlakte niet meer dan 50m² mag bedragen.
Artikel 10 Algemene procedureregels
Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Artikel 11 Overige regels
11.1 Bevordering ruimtelijke kwaliteit buitengebied
Het bevoegd gezag kan, voor zover het ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied betreft, slechts gebruik maken van de in dit plan opgenomen binnenplanse afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden, indien voldaan wordt aan het vereiste van bevordering van de ruimtelijke kwaliteit als bedoeld in de Verordening ruimte Noord-Brabant en de daarop gestoelde werkafspraken met de provincie.
11.2 Parkeerregeling
11.2.1 Parkeren
De gronden mogen enkel worden gebruikt onder voorwaarde dat ten behoeve van het parkeren of stallen van (motor)voertuigen in, op of onder het gebouw dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort, in voldoende mate parkeergelegenheid aanwezig is, zoals neergelegd in de op 14 november 2017 door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde nota 'parkeernormen Tilburg 2017' ;
het bevoegd gezag kan slechts een omgevingsvergunning verlenen voor de activiteiten bouwen en/of gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening, indien bij aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de gewijzigde parkeernormen en rekenmethode;
De onder a. bedoelde plaatsen voor het stallen van voertuigen moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare (motor)voertuigen, zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de desbetreffende wijzigingen.
11.2.2 Laden en lossen
Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen moet zijn verzekerd, dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen, zoals neergelegd in de CROW Kennisbank in ASVV 2012.
11.2.3 Afwijken van de regels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van artikel 11.2.1 en 11.2.2 indien:
op andere wijze in de parkeerbehoefte en/of de nodige laad- of losruimte wordt voorzien en
wordt voldaan aan de voorwaarden en vrijstellingsregels zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de desbetreffende wijzigingen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
Artikel 13 Slotregel