Leijpark-Koningshoeven 2008, 2e herziening (Professor van Buchemlaan 4)
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0855.BSP2019017-e001 |
Plantype: | bestemmingsplan |
Regels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).
1.2 Plan
Het bestemmingsplan Leijpark-Koningshoeven 2008, 2e herziening (Professor van Buchemlaan 4) met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2019017-e001 van de gemeente Tilburg.
1.3 aan huis verbonden beroep
Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als 'aan-huis-verbonden', waarbij:
degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;
geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform artikel 12.2 van de regels van dit plan;
voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, dat wil zeggen niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80m² in beslag neemt;
de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.
1.4 aanbouw
Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 achtergevelrooilijn
De achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst.
1.8 additionele horeca
Horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit en daaraan ondergeschikt is en waarbij tevens:
de oppervlakte van de horeca-activiteit maximaal 33% van het totale v.v.o. van het betreffende pand in beslag mag nemen. Ook een eventueel terras maakt hier deel van uit;
de horeca-activiteit niet zelfstandig mag worden uitgeoefend. Toegang tot de horeca-activiteiten kan niet los van de hoofdfunctie plaatsvinden;
de openingstijden van de horeca-activiteit gelijk zijn aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
geen alcoholhoudende dranken mogen worden verstrekt zonder de benodigde vergunningen. Het gaat dus in alle gevallen om ondersteunende ‘droge horeca’.
1.9 afhankelijke woonruimte
Een aanbouw of bijgebouw, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.10 afscheidshuis
Een (gedeelte van een) gebouw waarin nabestaanden tussen het overlijden en de begrafenis of crematie afscheid kunnen nemen van een overledene.
1.11 Arbeidsmigrant
Een (EU)burger die zich op basis van economische motieven tijdelijk in Tilburg vestigt om werk (voor laagopgeleiden) te verrichten.
1.12 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.13 bebouwingspercentage
Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.
1.14 bed & breakfast
Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken. Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan arbeidsmigranten, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen.
1.15 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentenverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.
1.16 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)
De totale oppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.17 bedrijven
Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten die liggen op het vlak van industrie, groothandel met eventueel bijbehorende ondergeschikte showroom, ambacht, nijverheid, productie, distributie, logistiek, vervoer, opslag, reparatie (waaronder autoreparatiebedrijven al dan niet met bijbehorende en ondergeschikte showroom), en dergelijke, alsmede brandweerkazerne. Detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van autohandel in combinatie met een autoreparatiebedrijf. Tevens worden hiertoe gerekend bijbehorende kantoorruimten en installaties.
1.18 beroepsmatige activiteit in een woning of bijgebouw
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.
1.19 bestaand
Bij bouwwerken:
Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.
1.20 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.21 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming
1.22 bewaarplaats
Een besloten ruimte, bestemd voor het bewaren van verpakt consumentenvuurwerk.
1.23 bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.24 bijzonder kwetsbaar object
Kwetsbare objecten waarbij de aanwezige personen zichzelf moeilijk kunnen redden tijdens een incident, zoals basisscholen, ziekenhuizen en verzorgingscentra, zoals omschreven in de Beleidsvisie externe veiligheid Tilburg ('veilig en verantwoord ontwikkelen').
1.25 bouwblok
Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.
1.26 bouwen
Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.27 bouwgrens
1.28 bouwlaag
Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 meter in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.
1.29 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.30 bouwperceelsgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.31 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.32 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.33 bouwwerk van algemeen nut
Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.
1.34 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)
De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren - horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides met een oppervlakte tot en met 4m² daaronder begrepen – voor zover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5 meter.
1.35 bufferbewaarplaats
Besloten ruimte, waarin verpakt consumentenvuurwerk uit de transportverpakking wordt genomen voor het samenstellen van vuurwerkpakketten of bestellingen voor een klant en het aansluitend bewaren van onverpakt consumentenvuurwerk, al dan niet tezamen met verpakt consumentenvuurwerk.
1.36 calamiteit
Besloten ruimte, waarin verpakt consumentenvuurwerk uit de transportverpakking wordt genomen voor het samenstellen van vuurwerkpakketten of bestellingen voor een klant en het aansluitend bewaren van onverpakt consumentenvuurwerk, al dan niet tezamen met verpakt consumentenvuurwerk.
1.37 dakhelling
Hoek die gevormd wordt door een schuin dakvlak en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte.
1.38 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkten. Tevens dient onder detailhandel te worden verstaan ondersteunende horeca als bijbehorende voorziening. Uitgezonderd zijn: postorderbedrijven, internetbedrijven en dergelijke.
1.39 dienstverlening
Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.
1.40 erf
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
1.41 erker
Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.
1.42 erotisch gerichte horeca
Een bedrijf dat tot doel heeft het geven van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en tevens het bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.
1.43 escortbedrijf
Het op bedrijfsmatige wijze bemiddelen in de totstandkoming van contacten tussen een prostituee en degene die van zijn/haar diensten gebruik wil maken.
1.44 functionele eenheid
Hieronder wordt verstaan:
een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd;
het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.
1.45 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.46 gestapelde woning
Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.
1.47 groenvoorzieningen
Het geheel van voorzieningen en activiteiten ten behoeve van groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair en dergelijke, alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.
1.48 grondgebonden woning
Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.
1.49 hoofdgebouw of hoofdbebouwing
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.50 hoogteaccent
Een ondergeschikt deel van een hoofdgebouw dat hoger is dan de overige delen van het hoofdgebouw, dat tot doel heeft specifieke functies in het hoofdgebouw en/of de stedenbouwkundige context van het hoofdgebouw te benadrukken.
1.51 horecacategorie 1 (Daghoreca)
Horeca inrichting, met openingstijden gerelateerd aan de winkeltijden (daghoreca), niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:
hoofdzakelijk kleine etenswaren en/of dranken worden verstrekt.
Voorbeelden zijn: thee & koffie-concepten, brood & lunchconcepten, ijs & yoghurt concepten. Daarnaast zijn ook concepten zoals omschreven bij categorie III mogelijk indien de openingstijden kunnen worden beperkt.
1.52 horecacategorie 2 (Droge horeca)
Horeca inrichting waar:
hoofdzakelijk kleine etenswaren en/of alcoholvrije dranken worden verstrekt.
Voorbeelden zijn aan te merken: fastfoodconcepten, healthy fastfoodconcepten, snackbars, shoarmazaken. Indien alcohol wordt verstrekt valt het bedrijf in categorie III.
1.53 horecacategorie 3 (Eetgelegenheden)
Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:
hoofdzakelijk maaltijden worden verstrekt.
Voorbeelden zijn: restaurants, pizzeria's, all-you-can-eat-concepten, café-restaurant.
1.54 horecacategorie 4 (Café - Barconcepten)
Horeca inrichting waar:
hoofdzakelijk dranken worden verstrekt, en waar eventueel in combinatie daarmee kleine etenswaren worden verstrekt.
Voorbeelden zijn: cafés, bars, pubs, bier-, wijn- en cocktailconcepten.
1.55 horecacategorie 5 (Uitgaan & Zalen)
Horeca inrichting waar:
hoofdzakelijk dranken worden verstrekt en entertainment wordt aangeboden, zoals (live) optredens en mechanische muziek.
Voorbeelden zijn: clubs, discotheken, feestcafés, uitgaansconcepten, zalen- en partycentra, danscafés, karaokebars. Combinatie met (onderdelen) van categorieën III en IV vallen ook binnen deze categorie.
1.56 horecacategorie 6 (Verblijfshoreca)
Horeca inrichting waar:
hoofdzakelijk gelegenheid tot tijdelijk slaapverblijf wordt gegeven, en waar eventueel in combinatie daarmee maaltijden, dranken en/of kleine etenswaren worden verstrekt.
1.57 houtopstand
Houtachtige overblijvende gewassen zoals struiken, heggen en bomen.
1.58 huishouden
Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld:
de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders;
de huisvesting van maximaal 12 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 12 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.
1.59 kantoor
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.
1.60 kantoorachtige bedrijvigheid
Bedrijven met productieruimte en/of assemblageruimte, gecombineerd met kantoorruimte als onderdeel van het bedrijf waarin het ontwerpen en de voorbereiding van productie plaatsvindt, met een kantoorhoudenheid van maximaal 70%.
1.61 kantoorhoudendheid
Percentage van de bedrijfsvloeroppervlakte dat als kantoor wordt gebruikt.
1.62 kortstondig
Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.
1.63 kwetsbare objecten (Vuurwerkbesluit)
Hieronder worden verstaan:
woningen, met uitzondering van dienst- en bedrijfswoningen die binnen inrichtingen als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2 of 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit zijn gelegen;
woonketen of woonwagens als bedoeld in de Woningwet;
woonschepen die uitsluitend of in hoofdzaak voor bewoning bestemd zijn;
gebouwen waar dagopvang van minderjarigen plaatsvindt;
gebouwen die gebruikt worden door een onderwijsinstelling;
ziekenhuizen, verpleeginrichtingen en zorginstellingen;
gebouwen of terreinen die in verband met het verrichten van arbeid worden of plegen te worden gebruikt of die daartoe bestemd zijn;
winkels, hotels, restaurants en cafés;
gebouwen ten behoeve van het belijden van godsdienst of levensovertuiging;
sport-, kampeer- en recreatieterreinen;
andere objecten en terreinen die met die onder a tot en met j gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de aard van hun functie of de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven;
rijkswegen en spoorwegen.
1.64 langzaam verkeer
Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.
1.65 logies
Het gedurende een relatief kort tijdsbestek verstrekken van verblijf aan personen, die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.66 maatschappelijke voorzieningen
Hieronder worden verstaan:
medische of paramedische voorzieningen, zoals ziekenhuis, kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor
dagbehandeling, consultatiebureau e.d.;
welzijnsvoorzieningen, zoals verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichtingen voor mensen met een
verstandelijke en/of lichamelijke beperking , tehuis voor daklozen e.d.;
educatieve en sociaal-culturele voorzieningen, zoals basis-, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs,
beroepsonderwijs, kunstonderwijs, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituten t.b.v. specifiek onderwijs, bibliotheken e.d.;
voorzieningen t.b.v. kinderopvang zoals kindercrèche, peuterspeelzaal, speelterrein, kinderdagverblijf en (naschoolse) kinderopvangcentrum, al dan niet commercieel;
openbare en bijzondere instellingen waaronder overheidsinstellingen zoals stadskantoren, politiekantoor e.d. met uitzondering van brandweerkazerne (valt volgens SVBP onder bestemming Bedrijf);
maatschappelijke voorzieningen zoals buurt- en clubhuis, wijkcentrum (o.a. Multi Functionele Accommodatie), sociëteit e.d.
1.67 maatvoeringsvlak
Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.
1.68 mantelzorg
Mantelzorg is langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een zorgvrager door een of meer leden uit diens omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.
1.69 monumentale boom
Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen, zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
1.70 netto vloeroppervlak (n.v.o.)
De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d., met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.
1.71 nutsvoorziening
Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.72 onbebouwd erf
Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.
1.73 onderbouw
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20m boven peil.
1.74 ondergeschikte delen van een bouwwerk
Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatie installatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies e.d. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.
1.75 onderkomen
Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.
1.76 onzelfstandige wooneenheid/eenheden
Een (complex van) woonruimte(n) waarbij men wezenlijke voorzieningen, zijnde keuken, badkamer en toilet, gemeenschappelijk moet gebruiken en waarvan de deur van het privévertrek uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte.
1.77 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.78 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.
1.79 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.80 peil (straatpeil)
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.81 perceel
Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.
1.82 plangrens
Een weergegeven lijn die de grens van het plan: aanduidt.
1.83 professioneel vuurwerk
Vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.
1.84 prostitutie-inrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, al dan niet tegen betaling seksuele handelingen worden verricht. Onder een prostitutie-inrichting worden in elk geval verstaan: een parenclub en een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.85 recreatief medegebruik en evenementen
Hieronder wordt verstaan:
incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenement zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen en dergelijke, mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;
incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival en dergelijke;
Incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadspark Leijpark t.b.v. Festival Mundial, inclusief daarvoor benodigde tijdelijke en permanente voorzieningen;
Alsmede, voor wat betreft het terrein gelegen in de hoek Ringbaan zuid-noordzijde en Ringbaan west-oostzijde (genaamd: Laarveld-west): evenemententerrein c.q. openbaar park t.b.v circus, theater, kermis, (huishoud-)beurzen, markten, openluchttheater, festivals e.d.
1.86 risicovolle inrichting
een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde,
richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.
1.87 ruimtelijke ontwikkelingen
Bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.
1.88 speelvoorzieningen
Voorzieningen ten dienste van sport en spel.
1.89 straatpeil
1.90 studentenhuisvesting
Woningen bestemd voor personen die voltijd studeren aan universiteit, hogeschool of MBO- opleiding.
1.91 uitbouw
Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.92 veiligheidsafstand
Afstand die met het oog op de kwaliteit van het milieu voor zover het betreft externe veiligheid tenminste moet zijn gelegen tussen een inrichting als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2 en 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit, of een onderdeel van een zodanige inrichting, dan wel een zodanige inrichting waarvoor het geldende bestemmingsplan verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk toelaat enerzijds en kwetsbare objecten en geprojecteerde kwetsbare objecten anderzijds.
1.93 verblijfsvoorzieningen
Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.
1.94 verkeer- en vervoersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer
Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied, waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.
1.95 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf
Hieronder wordt verstaan het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.
1.96 verkoopruimte (volgens Vuurwerkbesluit)
Ruimte waarin verkoop en aflevering van consumentenvuurwerk plaatsvindt.
1.97 verkoopvloeroppervlak
De oppervlakte van de geheel of grotendeels voor publiek toegankelijke ruimte die is bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop van goederen, waaronder begrepen showroom, uitstallingsruime, kassa’s en dergelijke met uitzondering van magazijn, opslagruimte, kantoor en dergeljke.
1.98 voorgevelrooilijn
De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.
1.99 vuurwerkbesluit
Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk. Dit besluit is in werking getreden op 1 maart 2002.
1.100 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en dergelijke.
1.101 Water - Waterstaatkundige doeleinden
Het openbaar waterverkeers-, watervervoers- en verblijfsgebied ten behoeve van goederenvervoer, pleziervaart en oeveractiviteiten zoals vissen/hengelsport, wandelen en fietsen.
1.102 weg
gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.103 wet geluidhinder
De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.
1.104 wet milieubeheer
De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.
1.105 wonen
Hieronder wordt verstaan:
het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden en dergelijke ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;
beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als 'aan huis verbonden beroep', zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.
1.106 woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbonden beroep.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Functies
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen;
voetpaden met daarbij behorende voorzieningen;
speelvoorzieningen;
recreatief medegebruik en evenementen;
terras ten behoeve van de horecafunctie ter plaatse van de functieaanduiding (tr )
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
In- en uitritconstructies ten behoeven van (bestaande) in-/uitritten;
parkeerplaatsen/-voorzieningen met bijbehorende ontsluitingswegen, met dien verstande dat deze niet gelegen mogen zijn op de gronden met de functieaanduiding parkeren uitgesloten (-p);
objecten voor beeldende kunst.
ontsluitingsweg voor laden en lossen ten behoeve van de horecagelegenheid
bouwwerken van algemeen nut.
3.1.2 Functieaanduiding parkeren uitgesloten (-p)
Ter plaatse van de aanduiding 'parkeren uitgesloten' mogen binnen de voor 'Groen' aangewezen gronden geen parkeerplaatsen worden aangelegd.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Voor het bouwen gelden in het algemeen de volgende regels:
op de gronden binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouw zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de op grond van 3.1.1. en 3.2. toegelaten functies met dien verstande dat:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1 meter, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 5 meter, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;
naast de in deze bestemming opgenomen bouwregels wordt verwezen naar de algemene bouwregels met bijbehorende bijlagen opgenomen in artikel 7 en de overige regels opgenomen in artikel 12.
3.2.2 Ondergronds bouwen
Op de gronden binnen deze bestemming mag niet ondergronds worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van water en waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen met betrekking tot afvalverwerking.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
de situering en afmeting van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de ruimtelijke of landschappelijk inpassing;
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 3.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 3.2.1, onder a voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die naar hun aard en functie toelaatbaar zijn binnen de bestemming zoals reclametoestellen, draagconstructies voor reclame, zend- en ontvangstinrichtingen, sirenes, abri's, objecten voor beeldende kunst, lichtmasten e.d.
3.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 3.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 3.2.1 voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut met dien verstande dat:
bouwwerken van algemeen nut binnen het gehele bestemmingsvlak mogen worden opgericht;
de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 meter;
de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 10 m².
3.4.3 Voorwaarden
Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:
een goede landschappelijke inpassing wordt gerealiseerd;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt;
de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:
het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.
Het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren binnen de aanduiding 'parkeren uitgesloten'.
3.5.2 Toegestaan afwijkend gebruik
Incidenteel - op basis van een daartoe verleende evenementenvergunning - van de bestemming groen afwijkend gebruik t.b.v. zomeractiviteiten, spelen, theater, festival, kermis e.d. is toegestaan.
Artikel 4 Horeca
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Functies
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Horeca tot en met categorie 1;
4.1.2 Bijbehorende voorzieningen
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:
laad- en losplaats leveranciers, met bijbehorende ontsluitingswegen
(brom/snor) fietsenstalling;
groen- en speelvoorzieningen;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
objecten voor beeldende kunst;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
voor zover deze behoren bij, en ondergeschikt zijn aan de onder 4.1.1 genoemde functies.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
de oppervlakte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan maximaal 150m²;
de bouw- en/of goothoogte binnen het bouwvlak mag niet meer dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum bedragen;
de landschappelijke kwaliteiten van het Leijpark dienen gerespecteerd te worden, zoals vastgelegd in de voorwaardelijke verplichting opgenomen in 4.5.2.
4.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd en dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal één bouwlaag bestaan;
de oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan maximaal 100m²;
de landschappelijke kwaliteiten van het Leijpark dienen gerespecteerd te worden, zoals vastgelegd in de voorwaardelijke verplichting opgenomen in 4.5.2;
ten aanzien van de hoogte:
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdbebouwing vermeerderd met een dakconstructie van maximaal 0,5 meter, met een maximale totale hoogte van 4,5 meter;
de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
de goothoogte van vrijstaande aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag:
de hoogte in de perceelsgrens maximaal 3 meter mag bedragen,
de bouwhoogte van 5m gerealiseerd mag worden op minimaal 1 meter uit de perceelsgrens,
de afschuiningshoek in de perceelsgrens mag maximaal 45o bedragen.
Het bepaalde onder I, II en III geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde die zijn aangebouwd aan het hoofdgebouw en gesitueerd zijn binnen 4 meter van het hoofdgebouw;
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
de situering en afmeting van gebouwen, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
de brandveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen),
verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
de landschappelijke inpassing.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 4.2.3 omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:
het bepaalde in 4.2.3 onder a voor de hoogte en situering van terreinafscheidingen tot een hoogte van maximaal 3 meter;
het bepaalde in 4.2.3 onder b voor de hoogte en situering van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 10 meter.
4.4.2 Voorwaarden
Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:
dit vanuit het oogpunt van de bedrijfsvoering, de bedrijfsprestatie, de constructie of verschijning van het gebouw of de aard van het bedrijf noodzakelijk is;
de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast
de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
de landschappelijke kwaliteiten van het Leijpark dienen gerespecteerd te worden, zoals vastgelegd in de voorwaardelijke verplichting opgenomen in 4.5.2.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming ‘Horeca’, wordt in elk geval gerekend:
het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel en bedrijvigheid;
het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
4.5.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
Binnen 1 jaar na het in gebruik nemen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, dient ter plaatse van de bestemming 'groen' een landschappelijke inpassing gerealiseerd te zijn, door gebiedseigen beplanting en/of water en waterhuishoudkundige doeleinden.
De landschappelijke inpassing zoals bedoeld onder lid 1 dient zo spoedig mogelijk na de bouw doch uiterlijk in het eerstvolgende plantseizoen (november tot februari), volledig worden gerealiseerd en blijvend onderhouden en in stand worden gehouden.
4.5.3 Voorwaardelijke verplichting waterberging
Op de gronden met de bestemming ‘Horeca’ zoals omschreven onder 4.1 is het bebouwen van de gronden slechts toegestaan als is voorzien in de aanleg en instandhouding van een waterberging van tenminste 60 liter per vierkante meter verhard oppervlak (60 mm)
het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid als het realiseren van de waterberging redelijkerwijs niet mogelijk is.
Artikel 5 Wonen - Gestapeld
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Functies
De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen, met dien verstande dat er sprake is van gestapelde woningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
parkeer- en stallingsvoorzieningen;
erf;
bouwwerken van algemeen nut.
5.1.2 Bijbehorende voorzieningen
De voor ‘Wonen - Gestapeld’ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:
aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
tuinen en erven;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
groen- en speelvoorzieningen;
objecten voor beeldende kunst;
een beroepsmatige activiteit als een aan huis verbonden beroep;
voor zover deze voorzieningen behoren bij en ondergeschikt zijn aan één van de onder 5.1.1 genoemde functies.
5.1.3 Hogere grenswaarden
Bij het realiseren van de toegelaten bestemming en/of functies moet worden voldaan aan de van toepassing zijnde vastgestelde hogere grenswaarde (Bijlage 3) en de daarin opgenomen voorwaarden.
5.1.4 Functie aanduiding erf
Ter plaatse van de aanduiding ‘erf’ zijn de voor wonen-gestapeld aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij weergegeven functie en voor parkeervoorzieningen op eigen terrein en voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen, zoals opgenomen in artikel 5.2.2.
5.2 Bouwregels
Op de voor ‘Wonen - Gestapeld’ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
5.2.1 Hoofdgebouwen
Voor een hoofdgebouw gelden de volgende algemene regels:
hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;
het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag niet meer dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum bedragen;
de bouw- en/of goothoogte binnen het bouwvlak mag niet meer dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum bedragen;
het maximaal aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan op de verbeelding aangegeven.
5.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en in het erf worden gebouwd;
de bouw- en goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum bedragen;
de oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen binnen het erf mag niet meer dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum bedragen;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;
5.2.3 Bouwwerken van algemeen nut
Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:
bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;
de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 meter;
de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag:
in het bouwvlak en in het erf maximaal 5 meter bedragen met dien verstande dat:
de hoogte in de perceelsgrens maximaal 3 meter mag bedragen,
de bouwhoogte van 5m gerealiseerd mag worden op minimaal 1 meter uit de perceelsgrens,
de afschuiningshoek in de perceelsgrens mag maximaal 45o bedragen.
Het bepaalde onder I, II en III geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde die zijn aangebouwd aan het hoofdgebouw en gesitueerd zijn binnen 4 meter van het hoofdgebouw;
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
de brandveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
parkeergelegenheid op eigen terrein;
de landschappelijke inpassing.
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 5.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:
het bepaalde in 5.2.1 met betrekking tot de met een maatvoeringsaanduiding aangegeven goothoogte, zulks tot een hoogte van maximaal 13 meter;
Daarnaast zijn de in 5.4.2 en 5.4.3 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken van overeenkomstige toepassing binnen het bouwvlak.
5.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het erf
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 5.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:
het bepaalde in 5.2.4 sub b voor de opgenomen maximumhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 5 meter, voor antennes die van de voet af gemeten een hoogte hebben van meer dan 5 meter, respectievelijk antennes, voor zover gelegen achter een woning of een ander gebouw, met een doorsnede groter dan 2 meter en een hoogte van meer dan 3 meter, gemeten vanaf het aansluitend terrein;
daarnaast zijn de in 5.4.3 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken van overeenkomstige toepassing in het erf. 5.4.3
5.4.3 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 5.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:
de in 5.2.4 opgenomen maximumhoogte van erfafscheidingen tot een hoogte van maximaal 3 meter;
het bepaalde in 5.2.4 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 7 meter;
het bepaalde in 5.2.4 voor vlaggenmasten, zulks tot een hoogte van maximaal 10 meter;
ondergeschikte delen van een bouwwerk.
5.4.4 Voorwaarden
Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:
de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;
de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
vanuit stedenbouwkundig oogpunt in beginsel rekening wordt gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.
de landschappelijke kwaliteiten van het Leijpark dienen gerespecteerd te worden, zoals vastgelegd in de voorwaardelijke verplichting opgenomen in 5.5.2
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:
het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur} anders dan toegelaten op grond van 5.1.1;
het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidshinderlijke inrichting of risicovolle inrichting;
het splitsen van een woning in twee of meer zelfstandige woonruimten;
het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten.
het gebruik van gronden en bouwwerken zonder dat de waterbergingsopgave in 5.5.3 volledig is uitgevoerd dan wel niet volledig in stand wordt gehouden.
5.5.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
Binnen 1 jaar na het in gebruik nemen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, dient ter plaatse van de bestemming 'groen' een landschappelijke inpassing gerealiseerd te zijn, door gebiedseigen beplanting en/of water en waterhuishoudkundige doeleinden.
De landschappelijke inpassing zoals bedoeld onder lid 1 dient zo spoedig mogelijk na de bouw doch uiterlijk in het eerstvolgende plantseizoen (november tot februari), volledig worden gerealiseerd en blijvend onderhouden en in stand worden gehouden.
5.5.3 Voorwaardelijke verplichting waterberging
Op de gronden met de bestemming 'Wonen - Gestapeld zoals omschreven onder 5.1 is het bebouwen van de gronden slechts toegestaan als is voorzien in de aanleg en instandhouding van een waterberging van tenminste 60 liter per vierkante meter verhard oppervlak (60 mm)
het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid als het realiseren van de waterberging redelijkerwijs niet mogelijk is.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Binnenplans afwijken ten behoeve van onzelfstandige wooneenheden
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 5.5.1 sub b ten behoeve van het maximaal aantal gehuisveste personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur) - in een woning - indien:
de betreffende woning zodanig is gesitueerd dat bewoning door meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden aanvaardbaar is, dit in relatie tot omliggende woningen;
voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor de bewoners van de betreffende woning;
aannemelijk is dat op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.
5.6.2 Binnenplans afwijken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 5.5.1 ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals genoemd in milieucategorie 1 en 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij de regels behorende Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten, in de woning en/of bijgebouw(en) met dien verstande dat:
degene die de activiteit uitoefent, tevens de bewoner is van de woning;
de bedrijfsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid welke op grond van artikel 2.1, lid 1, onder e. van de Wabo vergunningplichtig is, tenzij het betreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is;
geen sprake is van ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe omgeving aanwezige beroepsvestigingen
op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt;
voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, met een maximum van 80m2.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Ondergrondse bouwwerken
7.1.1 Situering
Tenzij dit elders in de regels is uitgesloten of beperkt, is ondergronds bouwen binnen een bestemmingsvlak toegestaan met dien verstande dat:
100% van het bouwvlak mag worden aangewend voor ondergrondse bouwwerken;
maximaal 40% van het erf mag worden aangewend voor ondergrondse bouwwerken;
het onbebouwd erf niet mag worden aangewend voor ondergrondse bouwwerken;
ondergrondse bouwwerken dienen te worden gebouwd onder het maaiveld en aan de straatzijde onder het straatpeil;
openluchtzwembaden, vijvers en daarmee gelijk te stellen bij een tuin behorende voorzieningen mogen in het bouwvlak en (on)bebouwd erf worden opgericht met dien verstande dat de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van het erf en de hoogte niet meer mag bedragen van 0,5 meter.
7.1.2 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 7.1.1 ten behoeve van:
het voor 100% ondergronds bebouwen van het erf;
ondergronds bouwen in het onbebouwd erf;
ondergronds bouwen boven het straatpeil.
7.1.3 Voorwaarden
Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan worden verleend mits dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van:
het woon- en leefklimaat en de milieukwaliteit;
de verkeers-, brand-, sociale en externe veiligheid;
de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
de waterhuishouding, de natuurwaarden en de archeologische waarden.
7.1.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de maximale bouwdiepte voor ondergrondse bouwwerken.
7.2 Hoofdtoegang woningen
7.2.1 Situering
De hoofdtoegang van grondgebonden woningen, bovenwoningen en een complex van gestapelde woningen dient in de voor- of zijgevel van het gebouw te worden gesitueerd.
7.2.2 Binnenplans afwijken
Het bevoegd gezag kan, indien er geen sprake is van grondgebonden woningen, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 7.2.1, mits:
situering als bedoeld in 7.2.1 op redelijke en aantoonbare wijze niet mogelijk is;
een andere situering van de hoofdtoegang op redelijke wijze aansluiting vindt bij het openbaar gebied, waarbij de afstand tot het openbaar gebied niet meer mag bedragen dan 30 meter;
de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond
7.3 Onbebouwd terrein bij gebouwen
7.3.1 Onbebouwd terrein bij woningen
Bij een woning moet - gelet op de kwaliteit van de woonomgeving, zowel bezien vanuit de woning als vanuit de belendende percelen en de omgeving - een onbebouwd terrein aanwezig zijn dat tenminste een strook grond omvat die over de volle breedte van het gebouw aansluit aan de achtergevel en een diepte heeft van - gemeten vanaf het verst achterwaarts gelegen deel van het hoofdgebouw inclusief een eventuele aanbouw - tenminste 5m.
7.3.2 Onbebouwd terrein bij overige gebouwen
Achter een gebouw, waarvan geen deel tot woning anders dan als bedrijfswoning is bestemd, moet een bij het gebouw behorend onbebouwd gedeelte van het bouwperceel aanwezig zijn ter diepte van tenminste 2 meter achter het verst achterwaarts gelegen deel van het gebouw en wel over de volle breedte daarvan.
7.3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:
het bepaalde in 7.3.1, voor wat de aanwezigheid van het onbebouwd terrein betreft, indien andere functies dan wonen in het bestemmingsvlak zijn toegestaan en de eerste bouwlaag niet voor bewoning gebruikt wordt;
het bepaalde in 7.3.1, indien een gunstige andere indeling van het bouwperceel aanwezig is en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
het bepaalde in 7.3.1 indien sprake is van patiobungalows;
het bepaalde in 7.3.1 indien het plan voorziet in een gezamenlijke (binnen)tuin van voldoende grootte;
het bepaalde in 7.3.2 indien dit geen beletsel vormt voor de bestemming van het gebouw en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.
7.4 Ruimte tussen bouwwerken
7.4.1 Begrenzing perceelsgrenzen
Wanneer de zijdelingse begrenzing van een bouwwerk niet in de zijdelingse grens van het bouwperceel wordt gebouwd, moet het bouwwerk zodanig zijn gelegen dat de ruimte tussen dit bouwwerk en de zijdelingse grens van het bouwperceel over de breedte van 1 meter met een minimale hoogte van 2,2 meter vrij toegankelijk is. Bebouwing van ondergeschikte aard wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.
7.4.2 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 7.4.1, indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.
7.5 Bouwen in nabijheid van beschermwaardige bomen
7.5.1 Bebouwingsafstand
De afstand van enig bouwwerk tot het hart van een op de bij dit plan gevoegde Boomwaardekaart (bijlage 2) weergegeven boom bedraagt ten minste 15 meter.
7.5.2 Toegestane bebouwing
Het bepaalde in 7.5.1 is niet van toepassing indien:
binnen de genoemde afstand van 15 meter reeds bebouwing en bestrating voorkomt en na sloop van deze bestaande bebouwing nieuwe bebouwing wordt opgericht met een zelfde afstand tot de boom en een zelfde goot- en bouwhoogte, mits daarbij zodanige maatregelen te worden getroffen, dat de betrokken houtopstand/boom niet wordt geschaad;
een omgevingsvergunning is verleend voor het kappen van de boom;
de boom om andere, van overmacht getuigende redenen reeds eerder is geveld, dan wel door een calamiteit teniet is gegaan.
7.5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 7.5.1, indien zodanige maatregelen worden getroffen dat het voortbestaan van de betrokken houtopstand /boom wordt gewaarborgd. Als voorwaarde voor deze omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag een bomeneffectanalyse (BEA) van een onafhankelijk boomtechnisch adviesbureau eisen. Deze analyse wordt in elk geval vereist indien:
er sprake is van een 'monumentale boom';
er gegronde vermoedens bestaan dat het bouwwerk of de bouwwerkzaamheden het voortbestaan van de betreffende boom of houtopstand / boom in gevaar kunnen brengen.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
9.1 Binnenplans afwijken ten behoeve van geringe afwijkingen van de maten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
voldaan is aan de volgende voorwaarden:
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.
9.2 Binnenplans afwijken ten behoeve van geringe afwijkingen van grenzen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting o.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
9.3 Binnenplans afwijken ten behoeve van overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken;
onder voorwaarde dat de maximale hoogte niet meer mag bedragen dan 30 meter.
9.4 Binnenplans afwijken ten behoeve van aan-huis-verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig de desbetreffende bestemmingsomschrijving een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.
9.5 Binnenplans afwijken ten behoeve van evenementen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van incidenteel en kortstondig afwijkend gebruik van particuliere percelen / bebouwing voor het plaatsen van tijdelijke onderkomens zoals (feest)tenten, kiosken en dergelijke ten behoeve van festiviteiten met een openbaar karakter (muziekfestival, zeskamp, sportwedstrijd, show/voorstelling, tentoonstelling, beurs, markt en dergelijke) voor de duur van een aantal (aaneengesloten) dagen (over het algemeen 3 á 4), met dien verstande dat aan deze omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden ter beperking van onaanvaardbare overlast van de (woon)omgeving, onder meer voor wat betreft parkeren, geluidhinder, situering van tijdelijke onderkomens en dergelijke.
9.6 Binnenplans afwijken ten behoeve van bouwwerken van algemeen nut
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:
de bouwhoogte niet meer dan 3,5 meter mag bedragen en;
de oppervlakte niet meer dan 50m² mag bedragen.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
10.1 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
10.2 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50m² kunnen worden gebouwd, zulks tot een maximale oppervlakte van 150m².
Artikel 11 Algemene procedureregels
Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Artikel 12 Overige regels
12.1 Algemene regels inzake nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
de aard en omvang van de horecafunctie ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;
de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;
de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.
12.2 Parkeerregeling
12.2.1 Parkeren
De gronden mogen enkel worden gebruikt onder voorwaarde dat ten behoeve van het parkeren of stallen van (motor)voertuigen aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
in, op of onder het gebouw dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort in voldoende mate parkeergelegenheid aanwezig is, zoals neergelegd in de op 14 november 2017 door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde nota 'parkeernormen Tilburg 2017' is aangeduid;
het bevoegd gezag kan slechts een omgevingsvergunning verlenen voor de activiteiten bouwen en/of gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening, indien bij aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de gewijzigde parkeernormen en rekenmethode;
De onder a. bedoelde plaatsen voor het stallen van voertuigen moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare (motor)voertuigen, zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de desbetreffende wijzigingen.
12.2.2 Laden en lossen
Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen moet zijn verzekerd, dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen, zoals neergelegd in de CROW Kennisbank in ASVV 2012.
12.2.3 Afwijken van de regels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van artikel 12.2.1 en 12.2.2 indien:
op andere wijze in de parkeerbehoefte en/of de nodige laad- of losruimte wordt voorzien en;
wordt voldaan aan de voorwaarden en vrijstellingsregels zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de desbetreffende wijzigingen.
12.3 Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.3.1 Werken en werkzaamheden nabij beschermwaardige bomen
Het is verboden zonder een schriftelijke vergunning van het bevoegde gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren binnen een afstand van 15 meter tot het hart van een op de bij dit plan gevoegde Boomwaardenkaart (bijlage 2) weergegeven boom:
het ontgronden, bodem verlagen of afgraven, ophogen, verdichten, verplaatsen, afgraven of egaliseren van grond, inclusief het graven van sleuven en het leggen van (ondergrondse) leidingen;
het wijzigen van het grondwaterpeil;
het verrichten van werken of werkzaamheden die beschadigingen van wortels, stam of kroon van de betrokken boom tot gevolg kunnen hebben.
12.3.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in 12.3.1 is niet van toepassing indien:
een omgevingsvergunning is verleend voor het kappen van de boom;
de houtopstand om andere, van overmacht getuigende redenen reeds eerder is geveld, danwel door een calamiteit teniet is gegaan;
het gaat om werken en werkzaamheden die het normale onderhoud of beheer betreffen;
het gaat om werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis.
12.3.3 Toelaatbaarheid
De werken en werkzaamheden als bedoeld in 12.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien door de uitvoering van de werken of werkzaamheden of door de gevolgen daarvan geen onherstelbare schade aan de betrokken boom toegebracht wordt. Het bevoegd gezag is bevoegd om:
voorwaarden te verbinden aan de in 12.3.1 bedoelde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, ter vermindering of ter voorkoming van schade die de in 12.3.1.genoemde werken of werkzaamheden of de gevolgen daarvan aan de betrokken boom zouden kunnen toebrengen. Onder schade wordt tevens begrepen een vermindering of verslechtering van groeimogelijkheden;
ten behoeve van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voor de onder 12.3.1. genoemde werken/werkzaamheden een BEA- onderzoek (= bomeneffectanalyse) van een onafhankelijk boomtechnisch adviesbureau te eisen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk kan worden gebouwd, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd;
het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %;
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van het plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: