direct naar inhoud van 6.2 Duurzaam stedelijk water
Plan: Spoorzone, uitwerkingsplan deelgebied Hart van Brabantlaan (TTS)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2011022-e001

6.2 Duurzaam stedelijk water

Beleidskader

De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat er in tegenstelling tot vroeger, meer rekening gehouden moet worden met water. Het huidige beleid van het rijk, de provincie, de waterbeheerder en de gemeente is gericht op een duurzaam waterbeheer. Belangrijk in deze aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren', en het reserveren van de ruimte die nodig is voor de wateropgave.

Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De KRW stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015. De EU stelt de normen voor prioritaire stoffen. De ecologische doelstellingen zijn regionaal vastgesteld in het Stroomgebiedsbeheersplan Maas. De grondwatervoorraad moet stabiel zijn en natuurgebieden mogen niet verdrogen door een te lage grondwaterstand.

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben rijk, provincies, waterschappen en gemeenten afgesproken dat de watersystemen in 2015 op orde moeten zijn wat betreft waterkwantiteit (WB21), -kwaliteit en ecologie (KRW).

Wat het regionale beleid betreft, beheert Rijkswaterstaat het Wilhelminakanaal, de provincie de grondwatervoorraden en de waterschappen het oppervlaktewater. Het Provinciale Waterplan 2010 - 2015 beschrijft het strategische waterbeleid. De uitvoering van de Europese KRW-doelstellingen is daarin opgenomen. Parallel aan het provinciale beleid, zoeken de waterpartners samen met de betrokken landbouw-, natuur- en andere organisaties samen naar passende oplossingen om deze KRW-doelstellingen te realiseren.

Het waterschap De Dommel heeft het Waterbeheerplan 'Krachtig Water' 2010 - 2015 vastgesteld, in dezelfde periode als het Nationale Waterplan 2010 - 2015 en het bovengenoemde Provinciale Waterplan 2010 - 2015. Het plan beschrijft de doelen en inspanningen van het waterschap, en maakt een indeling in zes thema's: droge voeten, voldoende water, natuurlijk water, schoon water, schone waterbodem en mooi water. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en van de verordening Keur waterschap De Dommel (datum intrede 22 december 2009), die van belang is voor eventuele ontwikkelingen.

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in de Structuurvisie Water en Riolering (SWR), met daarin opgenomen het GRP voor de periode 2010 - 2015, met een visie voor de komende 30 jaar. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De SWR vervangt het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002) en het Gemeentelijk Rioleringsplan (2005-2009), en werkt de nieuwe wet- en regelgeving uit, voornamelijk wat de nieuwe zorgplichten betreft voor het regen- en grondwater, en het actuele rijks-, het provinciale en het regionale beleid.

De visie hanteert de in het Waterplan (1997) vastgestelde algemene doelstellingen voor de lange termijn, gebaseerd op de duurzaamheidgedachte:

  • Streven naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem;
  • Optimalisatie van de waterketen; zuinig en efficiënt gebruik van water;
  • Vergroten van de belevings-, ecologische, economische en recreatieve waarde van water.

Deze visie is samengesteld op basis van bijdragen van burgers, gemeenteraad, en betrokken waterbeheerders. Uit de visie vloeit de opgave voort voor de komende jaren. Als uitwerking van de visie zijn er opgaven geformuleerd en strategische keuzes gemaakt, die gelden als randvoorwaarden voor de ruimtelijke ontwikkelingen in Tilburg. Deze randvoorwaarden geven onder andere invulling aan het water als ordenend principe.

Onderzoeken

In het plangebied zijn enkele bodemonderzoeken naar de grondwater- en de bodemkwaliteit. Door de vroegere bedrijvigheid zijn tientallen verdachte locaties, waar verontreiniging mogelijk, c.q. bekend, is. Ten aanzien van duurzaam stedelijk water, zijn de volgende rapporten van belang:

  • Afkoppeling Spoorlaanzone. Aansluiting Tilburg Noord-Oost, ARCADIS, 19 februari 1997.
  • In-situ doorlatendheidsonderzoek a/d Spoorlaan, te Tilburg, FUGRO, 10 februari 2004.
  • Geohydrologisch onderzoek voor het gebied Spoorzone, te Tilburg, GEOFOX, 1 september 2004.

Afwegingen

De bovengenoemde onderzoeken en de ontwikkelingen in het plangebied zijn reeds voor het Structuurplan gehanteerd voor het verkennen van de kansen om duurzaam om te gaan met regenwater, zoals omschreven in het gemeentelijke waterplan (GWP) en zijn vertaling in het Waterstructuurplan (WSP), het gemeentelijk rioleringsplan (GRP-3) en de vierde nota waterhuishouding (NW4). Uit deze afwegingen vloeide de opzet voort dat leidde tot de aanleg van infiltratie. De Structuurvisie Water en Riolering (SWR) is gehanteerd bij de afwegingen voor dit plan; dit thematische structuurvisie bevat het gemeentelijk rioleringsplan voor het planperiode 2010 - 2015.

De plannen voor infiltratie zijn niet gunstig voor de aanpak van de grondwaterverontreiniging in de Spoorzone. Verder blijkt technisch-economisch aantrekkelijker het afval- en het regenwater gescheiden te verzamelen en het regenwater te transporteren naar de stadsranden door middel van zogenaamde Blauwe Aders (regenwaterleidingen) tot de zogenaamde Waterparken, waar het verwerkt wordt. Het afvalwater kan het beste aansluiten op de bestaande gemengde riolering.

De afwaterende oppervlakten in de nieuwe situatie zijn ongeveer:

Oppervlakten   m2  
dak   10.132  
terreinverharding   1.203  
verharding openbaar   0  
water   0  
groen   1.363  
Totaal   12.698  

Het plangebied valt onder de afkoppelgebieden. De bergingsopgave is vastgesteld voor stedelijk gebied op 10 mm voor bestaande afvoerende oppervlakten en 40 mm voor onverharde oppervlakten die worden omgezet tot afvoerend bij de ontwikkeling.

Watersysteem

In het plangebied en voor rekening van de ontwikkelende partij(en), dienen de volgende randvoorwaarden in acht genomen te worden bij het herontwikkelen van (delen van) het gebied:

  • De bestaande terreinhoogten worden gehandhaafd;
  • Bouwdelen onder het maaiveld dienen waterdicht te zijn, in verband met grondwater, maar ook met percolerend hemelwater in de onverzadigde zone;
  • Het vuil- en het hemelwater worden per perceel gescheiden verzameld;
  • Het vuilwater van bestaande en nieuwe bouwwerken wordt verder afgevoerd richting de zuiveringsinstallatie via het bestaande gemengde stelsel of via aan te leggen vuilwaterriolering;
  • Het hemelwater afkomstig van bestaande daken wordt afgekoppeld van het gemengde stelsel,verzameld, en apart aangeboden voor een andere bestemming dan directe afvoer richting het gemengde stelsel;
  • Het hemelwater afkomstig van daken van nieuwe bebouwing en relatief schone verharde oppervlakten in privé terrein wordt verzameld en bij de perceelgrens aangeboden voor een andere bestemming dan directe afvoer richting het gemengde stelsel;
  • Hergebruiken van hemelwater is mogelijk: het verzameld hemelwater van daken kan opgeslagen worden in inpandige tanks en benut worden voor, bijvoorbeeld, toiletspoeling. Hemelwater uit platte daken komt hier niet voor in aanmerking;
  • In het openbaar gebied wordt een hemelwaterriool (Blauwe Aders) aangelegd dat het hemelwater overneemt vanaf de perceelgrens. Deze leidingen combineren de functie van verzamelen, transport en berging;
  • Het hemelwater afkomstig van verharde oppervlakten in openbaar gebied, wordt afgevoerd via het bestaande gemengde stelsel of via aan te leggen vuilwaterriolering.

De infiltratie in de bodem vindt plaats in de stadsranden bij de zogenaamde Waterparken. De dimensionering van het watersysteem streeft naar een maximale overstortfrequentie van eens in de twee jaar, waarbij een minimale berging wordt gehanteerd van 10 mm. Op basis van de berekende 11.335 m² afvoerende nieuwe dakoppervlakte en verharding en een berging van minimaal 10 mm, is de bergingsopgave van het plangebied ongeveer 114 m³.

Het overtollige water wordt getransporteerd door de Blauwe Aders naar de waterpark Noordoost. Omdat de realisatie van het plan Blauwe Aders gepland is voor de komende decennia, worden nooduitlaten voorzien op de bestaande riolering. Deze tijdelijke overstortvoorzieningen worden te zijner tijd vervangen door afvoer via de toekomstige secundaire afwateringsstructuur (blauwe aders).

Bij de planuitwerking op deze locatie zal worden gehandeld volgens deze randvoorwaarden. Het hemelwater afkomstig van nieuwe dakoppervlakken en relatief schone verharde oppervlakten in privé terrein wordt verzameld en bij de perceelgrens aangeboden.