direct naar inhoud van 4.4 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg
Plan: Spoorzone, uitwerkingsplan deelgebied Hart van Brabantlaan (TTS)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2011022-e001

4.4 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg

4.4.1 Archeologie
4.4.1.1 Nota 'Grond voor het verleden'

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Hiermee is het Verdrag van Malta uit 1992 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Dit betekent onder meer het volgende:

  • De introductie van het veroorzakersprincipe, waardoor de kosten van archeologisch onderzoek verhaald kunnen worden op de verstoorder;
  • De verankering van de archeologische monumentenzorg in de ruimtelijke ordening.

Met de komst van de wet wijzigt het archeologiebestel in Nederland met name voor de overheidsorganen sterk. De nota 'Grond voor het verleden' (2007) is het beleidsplan voor het Tilburgse archeologiebeleid.

4.4.1.2 Historische geografie plangebied

Een belangrijke factor aan de oostzijde van het gebied is het tracé van de Gasthuisring dat al sinds tenminste de late middeleeuwen behoort tot de hoofdverbindingen van de Tilburgse herdgangen (tussen Kerk en Goirken via de Veldhoven, het huidige Wilhelminapark). Op de kaart van Diederik Zijnen uit 1760 is te zien dat er zich langs de Gasthuisring spaarzame, waarschijnlijk agrarische bebouwing bevindt.

Aan de westzijde van de Gasthuisring lag omstreeks 1905 nog een vrijwel onbebouwd akkergebied dat behoorde bij het vermoedelijk omstreeks de dertiende eeuw ontstane akkercomplex van De Schijf.

Aan de oostzijde van het plangebied liep een belangrijke waterlaat: die Hoogh Soo, die Hooge Zoeije of die Hooge Soeije genoemd en die rond 1420 voor het eerst in schriftelijke bronnen voorkomt. Komende uit die Schijve liep de Hoogh Soo langs de westzijde van de Gasthuisring, stak die over ter hoogte van de Pironstraat en stroomde verder ten zuiden van de percelen aan de zuidzijde van het Wilhelminapark.

In 1863 ondergaat het gebied een grote transformatie met de aanleg van de spoorlijn tussen Breda en Tilburg. In 1867 komt daar het tracé van het Bels Lijntje (lijn Turnhout-Tilburg) bij dat zich ter hoogte van de industriestraat iets ten westen van het plangebied afboog naar het zuidwesten. Langs de zuidzijde van de spoorlijn bouwt de firma Kessels, ongeveer ter hoogte van het huidige Van Gend en Loos terrein in 1898 en 1915 een fabriek voor muziekinstrumenten en een villa voor de directeur. Beide Kessels-fabrieken en de villa worden afgebroken in 1957. Tussen de St. Ceciliastraat en de Jan Heijnsstraat bestond vroeger geen verbinding. Die kwam er pas in 1961, ter vervanging van de al op 1 mei 1958 gesloten overweg Industriestraat–Pijlijserstraat. Eerst als tijdelijke overweg, en in 1961 als viaduct.

Wegenlegger 1872: de Industriestraat begint aan de zuidelijke parallelweg langs de spoorweg naar Breda, snijdt de spoorweg naar Turnhout, loopt zuidoostwaarts en eindigt aan de Noordhoek (kruising lange Schijfstraat en Noordstraat). De straatnaam werd opgeheven met het doortrekken van de Spoorlaan in de Hart van Brabantlaan (1961).

Aan de oostzijde van het plangebied bevond zich tussen 1811 en 1961 de molen van de Noordhoek, beter bekend als de molen van Vorselaars. Deze bevond zich aan de westzijde van de Noordstraat (nu Gasthuisring) voor de spoorovergang op een achterterrein. De molen werd gebouwd in 1811. In 1961 werd de molenromp van de al decennia geleden buiten bedrijf gestelde molen gesloopt voor de aanleg van het hoogspoor en het viaduct.

In de eerste decennia van de twintigste eeuw worden langs de schuine lijn van de Industriestraat verschillende bedrijven gebouwd. Deze bebouwing wordt tot aan het einde van de twintigste eeuw voortgezet en uitgebreid,

4.4.1.3 Archeologische aspecten

In het onderzoeksgebied is sprake van een hoge archeologische verwachting. Op de Archeologische Waarschuwingskaart Tilburg (ARWATI) is het onderzoeksgebied aangeduid als een gebied met hoge verwachting. Een specifieke op het gebied gerichte bureaustudie is echter nog niet uitgevoerd. In een bureaustudie uit 2009 heeft het aangrenzende gebied Van Gend & Loosterrein een hoge archeologische verwachting gekregen ( BILAN Rapport 2009/088. Tilburg (NB), Haelaarstraat - Van Gend & Loosterrein). De hoge verwachting ontleent het gebied met name door de aanwezigheid van hoge zwarte enkeerdgronden. De aanwezigheid van deze gronden verwijzen naar de middeleeuwse openakker De Schijf. Dergelijke akkercomplex worden van de middeleeuwen op hoge vruchtbare gronden waar in voorgaande periode, vaak vanaf de bronstijd doorlopend tot de 12e-13 eeuw bewoning heeft plaats gevonden.

Langs de oostgrens van plangebied lag het beekdal van de Hoogh Soo (ook Hooghe Zoeije of De Zooi) die deels evenwijdig aan de Gasthuisring stroomde. Juist de combinatie van waterlopen en hoger gelegen gronden blijkt evenals elders ook in Tilburg een belangrijke voorwaarde te zijn geweest voor vestiging.

Onderzoek uit 2004 geeft aan dat het plangebied niet of nauwelijks is verstoord (BILAN Rapport 2004/2 Tilburg - Spoorzone. Cultuurhistorische verkenning fig. 25).

4.4.1.4 Archeologisch onderzoek

In het kader van uitwerkingsprocedure is een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd door ArcheoPro.

Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied een middelhoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische resten uit de periode laat-paleolithicum tot de vroege middeleeuwen. En een hoge verwachting voor resten uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd. Deze hoge verwachting geldt met name voor het zuidwestelijke- en het oostelijke deel van het plangebied. Om de kans op het aantreffen van archeologische indicatoren zo groot mogelijk te maken zijn binnen het plangebied 27 boringen gezet met behulp van een zandguts en een megaboor. Uit het met de zandguts verrichte onderzoek blijkt dat de bodem binnen het overgrote deel van het plangebied tot grote diepte verstoord is. Van de oorspronkelijke bodemopbouw rest op de meeste delen van het plangebied, niets meer. Dit is vrijwel zeker het gevolg van negentiende en twintigste eeuwse bouw- en sloopwerkzaamheden binnen het plangebied. In het zuidwestelijke deel van het plangebied is in drie vlakbij elkaar gelegen boringen een deels intacte bodemopbouw aangetroffen die bestaat uit het onderste deel van een bouwvoor of esdek met daaronder een laag matig humeus zand. In deze laatste laag zijn in twee boringen houtskooldeeltjes aangetroffen. In verband met de nog deels intacte bodem op deze locatie en de aanwezigheid van archeologische indicatoren hierin, geldt deze locatie als een archeologische vindplaats. De ligging hiervan komt overeen met het deel van het plangebied dat volgens historische kaartgegevens tot in de tweede helft van de twintigste eeuw onbebouwd is gebleven. Op basis van de hier tijdens het booronderzoek aangetroffen archeologische indicatoren (houtskool) is het vooralsnog in onvoldoende mate mogelijk om het KNA-onderdeel Waardestelling voor deze vindplaats uit te werken. Hiertoe is een proefsleuvenonderzoek benodigd. Een dergelijk onderzoek is benodigd indien de voorgenomen bodemingrepen op deze locatie dieper reiken dan de verstoorde bovengrond (dieper dan dertig centimeter beneden het huidige maaiveld. Bij het bepalen van deze zone is rekening gehouden met de op basis van bouwhistorische gegevens bekende bodemverstoring binnen deze locatie.

Een wordt geadviseerd om een proefsleuvenonderzoek uit te voeren door een daartoe gecertificeerd archeologisch onderzoeksbureau aan de hand van een speciaal hiertoe op te stellen Programma van Eisen (PvE). De resultaten van het onderzoek geven op de overige delen van het plangebied geen aanleiding om archeologisch vervolgonderzoek te adviseren.

In afwijking van het advies ArcheoPro adviseert de gemeentelijk archeoloog het advies voor vervolgonderzoek niet op te volgen. De aanwezigheid van een intakte bodem in combinatie van houtskool is onvoldoende bevestiging van de middelhoge archeologische verwachting en zeker onvoldoende om het betreffende deel van het terrein als een archeologische vindplaats te bestempelen. De beperkte omvang van het gebied met intakte bodem maakt dat vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven weinig zinvol is en de kans op het aantreffen van een behoudswaardige vindplaats is daardoor klein.

Er dient geen vervolgonderzoek uit gevoerd te worden en het terrein dient geen dubbelbestemming Waarde-Archeologie te krijgen.

4.4.2 Cultuurhistorie en monumentenzorg

Ruim ten noordoosten van het plangebied bevindt zich het in 1986 gemeentelijk beschermde stadsgezicht Wilhelminapark. In of in de directe nabijheid van beide plangebieden bevinden zich geen van rijks en gemeentewege beschermde monumenten.

Aan de Gasthuisring zijn te noordoosten van het plangebied de nummers 59 (Lochtstraat 2), 61, 63, 69 en 71 opgenomen in het MIP (Monumenten Inventarisatie Project). Het betreft hier winkel/woonhuizen uit de periode 1880-1900.

Het Eliascomplex is een bedrijfscomplex dat samen met de tegenoverliggende 'Vormenfabriek' het laatste restant is van een conglomeraat van bedrijfsbebouwing dat zich vroeger langs dit deel van de Spoorlaan-Hart van Brabantlaan bevond. De fabriek van Elias, gelegen aan het restant van de vroegere Industriestraat, en de Vormenfabriek behoorden tot de vele textielbedrijven in en rond de binnenstad.

Het Eliascomplex wordt gekenmerkt door een sterk contrast tussen enerzijds traditionele en anderzijds meer vooruitstrevende bedrijfsbebouwing. Het complex bestaat uit een aantal meerlaagse fabrieksgebouwen onder traditionele dakvormen (op de kaart aangeduid als deel A, circa 1850-1900) met aangrenzend een betonnen hal met monoliet skelet uit 1931 (B). De traditionele fabrieksgebouwen behoren tot het type dat in de negentiende eeuw in Tilburg zeer talrijk was. Het voormalige complex van de firma Mommers, waarin nu het Nederlands Textielmuseum is gehuisvest, is ook van dit type. De twee hallen die direct grenzen aan de betonnen bedrijfshal, zijn de meest authentieke. Met name na de Tweede Wereldoorlog verdween deze bouwvorm bijna geheel uit Tilburg. De betonnen hal, gebouwd in 1931, was de eerste fase van een nooit voltooid nieuwbouwproject van Elias. De hal, gebouwd als betonnen monoliet, is één van de weinige voorbeelden in Tilburg. De beide traditionele fabrieksgebouwen en de betonnen zijn de meest waardevolle onderdelen van het geheel.

Het restant van de historische lijn van de Industriestraat is van belang als laatste relict van deze straat die een belangrijke rol speelde in de processen van industrialisatie en vervoersmechanisatie in Tilburg.

In het voorliggende plan zijn geen panden aanwezig met een cultuurhistorische waardevolle status.