direct naar inhoud van 5.8 Natuur en Ecologie
Plan: Groenewoud 2008, 1e herziening (Vogelenzang 4 en 5)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2011017-e001

5.8 Natuur en Ecologie

5.8.1 Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van een Natura 2000-gebied of de Ecologische Hoofdstructuur, waardoor geen sprake is van negatieve effecten op een Natura 2000-gebied dan wel de EHS. Vanuit het bestaande rijks- of provinciale natuurbeleid rust dan ook geen planologische gebiedsbescherming op de locatie.

Het plangebied is niet gelegen in de Groene Mal van de gemeente Tilburg. Vanuit het gemeentelijk natuurbeleid rust daarom ook geen planologische gebiedsbescherming op de locatie.

5.8.2 Flora- en faunawet

Vogelenzang 4

Het plangebied bestaat momenteel uit een in gebruik zijnde woning en een tuin met onder meer struiken en bomen. Naast legalisatie zal er tevens uitbreiding van de woning plaats vinden. Op basis van deskundigenervaring wordt, mede gezien de huidige functie van de woning, niet verwacht dat het gebouw een verblijfplaats is voor vleermuizen of gebouwbewonende vogels zoals de huismus, zwarte roodstaart of gierzwaluw. In hoeverre de verbouwing ten koste gaat van eventuele verblijfplaatsen in bomen van met name broedvogels is niet bekend.

Vogelenzang 5

Het overgrote deel van het plangebied bestaat uit bebouwing dan wel is op een andere wijze verhard. Naast enkele relatief jonge bomen en struiken komt plaatselijk een braakliggend stukje grond voor met veel brandnetels. Het gehele gebied zal worden heringericht, waarbij de huidige bebouwing en groene elementen zullen verdwijnen.

Door het Ecologisch Adviesbureau Cools is op 19 juli 2011 het plangebied onderzocht op de aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten. Zie voor het rapport Bijlage 8.

Binnen het plangebied komen van de soorten die behoren tot de tabel 1 alleen de brede wespenorchis en zeer waarschijnlijk ook de huisspitsmuis voor. Door de geplande activiteiten zal de groeiplaats van de brede wespenorchis verdwijnen, evenals de vaste verblijfplaats en/of het foerageergebied van de huisspitsmuis. In de omgeving van het plangebied is voor de huisspitsmuis echter nog voldoende geschikt leefgebied aanwezig. De brede wespenorchis is de laatste jaren sterk achteruitgegaan. Alternatieven voor deze plantensoort zijn in de omgeving van het plangebied niet of nauwelijks beschikbaar. Het verdwijnen van de groeiplaats binnen het plangebied heeft echter op lokaal niveau geen negatieve invloed op de gunstige staat van instandhouding van de plantensoort, omdat binnen de gemeente Tilburg nog voldoende actuele en potentiƫle groeiplaatsen beschikbaar zijn.

Tijdens het veldbezoek zijn geen vleermuizen dan wel sporen van deze diersoorten waargenomen. Op basis van een deskundigenoordeel mag echter worden aangenomen dat binnen het plangebied af en toe maximaal enkele exemplaren van de algemene gewone dwergvleermuis foerageren. De kans dat andere, (iets) meer zeldzamere, vleermuissoorten het plangebied gebruiken als foerageergebied is zo goed als zeker uitgesloten. In het plangebied zijn geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen. De kans dat deze aanwezig zijn in de spouwmuren van de gebouwen is zeer bijzonder klein, terwijl de bomen in het plangebied zowel actueel of potentieel ongeschikt zijn als vaste verblijfplaats voor vleermuizen. Door de afwezigheid van geschikte lijnvormige elementen is er binnen het plangebied zijn ook geen vaste vliegroute van vleermuizen aanwezig. De geplande herinrichting zal voor de maximaal enkele foeragerende vleermuizen geen of nauwelijks nadelige effecten hebben. Op lokaal niveau ontstaan er geen negatieve effecten op de gunstige staat van instandhouding van de vleermuissoort mede omdat in de directe omgeving van het plangebied nog voldoende geschikt foerageergebied aanwezig is.

Het plangebied is mogelijk een broedplaats, foerageergebied en/of rustplaats voor enkele algemene vogelsoorten, waaronder de ekster uit de categorie 5. De mogelijkheid dat de ekster broedt binnen het plangebied kan niet worden uitgesloten. Door de herinrichting zal de huidige functie voor de vogelsoorten binnen het plangebied (tijdelijk) verdwijnen. In de directe omgeving van het plangebied is echter voldoende en veelal ook geschikter leefgebied voor de vogels aanwezig.

De aanvraag van een ontheffing van de verbodsartikelen 8 tot en met 12 in het kader van de Flora- en faunawet is voor de geplande activiteiten niet noodzakelijk:

  • voor soorten die opgenomen zijn in tabel 1 en binnen het plangebied (kunnen) voorkomen, zoals de brede wespenorchis en huisspitsmuis;
  • voor de gewone dwergvleermuis, omdat het plangebied door deze diersoort alleen wordt gebruikt als foerageergebied en mede omdat er in de omgeving van het plangebied voldoende alternatieve foerageergebieden aanwezig zijn, waardoor de functionaliteit van de verblijfplaatsen gelegen buiten het plangebied niet wordt aangetast.
5.8.3 Onderzoek en advies

Vogelenzang 4

Mochten er bomen en/of struiken moeten verdwijnen door de verbouwing dan is een nader onderzoek naar met name broedvogels noodzakelijk.

Vogelenzang 5

Op basis van de huidige inrichting en een deskundigenoordeel kan worden gesteld dat een gedetailleerder (jaarrond)onderzoek naar vleermuizen, broedvogels of andere beschermde soorten niet noodzakelijk is.

Aanbevolen wordt om de bomen, struiken en andere vegetatie te verwijderen in de periode half september - half maart.