direct naar inhoud van 5.8 Natuur en Ecologie
Plan: Zand 2008, 2e herziening (Thomas van Aquinostraat 27)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2011016-e001

5.8 Natuur en Ecologie

5.8.1 Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van een Natura 2000-gebied of de Ecologische Hoofdstructuur, waardoor geen sprake is van negatieve effecten op een Natura 2000-gebied dan wel de EHS. Vanuit het bestaande rijks- of provinciale natuurbeleid rust dan ook geen planologische gebiedsbescherming op de locatie.

Het plangebied is niet gelegen in de Groene Mal van de gemeente Tilburg. Vanuit het gemeentelijk natuurbeleid rust daarom ook geen planologische gebiedsbescherming op de locatie.

5.8.2 Soortenbescherming

Het plangebied bevat de percelen Thomas van Aquinostraat 27 en 29. Bij het onderzoek naar de aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten is onderscheid gemaakt tussen deze twee percelen.

Thomas van Aquinostraat 27

Het plangebied is momenteel grotendeels bebouwd en verhard. Plaatselijk komen enkele bomen voor en op de grens van het plangebied een ligusterhaag. Het gehele plangebied zal worden heringericht, waardoor de bestaande gebouwen en groene elementen zullen verdwijnen.

Door het Ecologisch Adviesbureau Cools is op 19 juli 2011 het plangebied onderzocht op de aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten. Zie Bijlage 2 voor het onderzoeksrapport.

Binnen het plangebied komen van de soorten die behoren tot de tabel 1 van de Flora- en faunawet alleen de brede wespenorchis en zeer waarschijnlijk ook de huisspitsmuis voor. Door de geplande activiteiten zal de groeiplaats van de brede wespenorchis verdwijnen, evenals de vaste verblijfplaats en/of het foerageergebied van de huisspitsmuis. In de omgeving van het plangebied is voor de huisspitsmuis echter nog voldoende geschikt leefgebied aanwezig. De brede wespenorchis is de laatste jaren sterk achteruitgegaan. Alternatieven voor deze plantensoort zijn in de omgeving van het plangebied niet of nauwelijks beschikbaar. Het verdwijnen van de groeiplaats binnen het plangebied heeft echter op lokaal niveau geen negatieve invloed op de gunstige staat van instandhouding van de plantensoort, omdat binnen de gemeente Tilburg nog voldoende actuele en potentiële groeiplaatsen beschikbaar zijn.

Tijdens het veldbezoek zijn geen vleermuizen dan wel sporen van deze diersoorten waargenomen. Op basis van een deskundigenoordeel mag echter worden aangenomen dat binnen het plangebied af en toe maximaal enkele exemplaren van de algemene gewone dwergvleermuis foerageren. De kans dat andere, (iets) meer zeldzamere, vleermuissoorten het plangebied gebruiken als foerageergebied is zo goed als zeker uitgesloten. In het plangebied zijn geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen. De kans dat deze aanwezig zijn in de spouwmuren van de gebouwen is zeer bijzonder klein, terwijl de bomen in het plangebied zowel actueel of potentieel ongeschikt zijn als vaste verblijfplaats voor vleermuizen. Door de afwezigheid van geschikte lijnvormige elementen is er binnen het plangebied zijn ook geen vaste vliegroute van vleermuizen aanwezig. De geplande herinrichting zal voor de maximaal enkele foeragerende vleermuizen geen of nauwelijks nadelige effecten hebben. Door de aanplant van meer bomen in het plangebied zal er op termijn ook een geschikter foerageergebied voor vleermuizen binnen het plangebied ontstaan. Op lokaal niveau ontstaan er geen negatieve effecten op de gunstige staat van instandhouding van de vleermuissoort mede omdat in de directe omgeving van het plangebied nog voldoende geschikt foerageergebied aanwezig is.

Het plangebied is mogelijk een broedplaats, foerageergebied en/of rustplaats voor enkele algemene vogelsoorten, waaronder de ekster uit de categorie 5 en de huismus uit categorie 2. Laatstgenoemde soort broedt echter niet binnen het plangebied. De mogelijkheid dat de ekster broedt binnen het plangebied kan niet worden uitgesloten. Door de herinrichting zal de huidige functie voor de vogelsoorten binnen het plangebied (tijdelijk) verdwijnen. In de directe omgeving van het plangebied is echter voldoende en veelal ook geschikter leefgebied voor de vogels aanwezig. Door de aanplant van meer bomen in het plangebied zal er op termijn een betere broedplaats, foerageergebied en rustplaats voor vogels binnen het plangebied ontstaan.

De aanvraag van een ontheffing van de verbodsartikelen 8 tot en met 12 in het kader van de Flora- en faunawet is voor de geplande activiteiten niet noodzakelijk:

  • voor soorten die opgenomen zijn in tabel 1 en binnen het plangebied (kunnen) voorkomen, zoals de brede wespenorchis en huisspitsmuis;
  • voor de gewone dwergvleermuis, omdat het plangebied door deze diersoort alleen wordt gebruikt als foerageergebied en mede omdat er in de omgeving van het plangebied voldoende alternatieve foerageergebieden aanwezig zijn, waardoor de functionaliteit van de verblijfplaatsen gelegen buiten het plangebied niet wordt aangetast.

Thomas van Aquinostraat 29

Op 22 september 2011 is door een deskundige van de Vleermuisstichting Noord-Brabant een onderzoek uitgevoerd naar eventuele vaste verblijfplaatsen van vleermuizen in de gymzaal aan de Thomas van Aquinostraat 29.

Tijdens de inspectie van het pand zijn door de deskundige geen sporen van vleermuizen dan wel uitvliegende exemplaren van vleermuizen waargenomen.

Op basis van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat het desbetreffende pand niet geschikt is om te kunnen dienen als verblijfplaats voor kraamkolonies alsook niet als winter- of zomerverblijfplaats voor vleermuizen. De reden hiervoor is dat er geen ruimtes in het gebouw aanwezig zijn die kunnen dienen als tijdelijke of vaste verblijfplaats voor vleermuizen. Zo ontbreken er kelders en zolders, is de spouwmuur niet toegankelijk door het ontbreken van geschikte in- en uitvliegmogelijkheden en ontbreken er boegboorden.

Op basis hiervan is een aanvraag van een ontheffing van de verbodsartikelen 8 tot en met 12 in het kader van de Flora- en faunawet is voor de geplande activiteiten niet noodzakelijk.

5.8.3 Onderzoek en advies

Op basis van de huidige inrichting en een deskundigenoordeel kan worden gesteld dat een gedetailleerder (jaarrond)onderzoek naar vleermuizen, broedvogels of andere beschermde soorten niet noodzakelijk is.

Aanbevolen wordt om de bomen te verwijderen in de periode half september – half maart. Indien de ligusterhaag door de herinrichting moet verdwijnen dat wordt aanbevolen om ook deze haag te verwijderen in de genoemde periode.