direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Bedrijventerrein Loven, Bosscheweg e.o. 2008, 2e herziening (Bosscheweg 160 - 162)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2010024-e001

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Functie

De voor ´Bedrijf´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd onder de categorie 1 tot en met 3.1 in de bij dit plan gevoegde Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten en zoals op de verbeelding met de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' zijn weergegeven, met uitzondering van:
    • 1. inrichtingen als bedoeld in art. 41 Wet geluidhinder, met dien verstande dat de maximaal toegestane hindercategorie per bestemmingsvlak op de verbeelding is aangegeven;
    • 2. bedrijven die aan te merken zijn als een risicovolle inrichting;
  • b. opslagen en installaties die zijn genoemd in de bij dit plan gevoegde Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - Lijst opslagen en installaties onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van:
    • 1. opslagen en installaties, vallend onder artikel 41 van de Wet geluidhinder,
    • 2. opslagen en installaties vallend binnen een risicovolle inrichting;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn de voor ´Bedrijf´ aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij weergegeven functie(s);
  • d. bouwwerken van algemeen nut.
3.1.2 Bijbehorende voorzieningen

De voor ´Bedrijf´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. kantines en restauratieve voorzieningen;
  • b. kantoorruimten, zijnde maximaal 20 % van het bedrijfsvloeroppervlakte per bouwperceel;
  • c. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen zijnde maximaal 20 % van de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwperceel met een maximum van 10 m²;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
  • f. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • g. tuinen en erven;
  • h. objecten voor beeldende kunst;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 3.1.1 genoemde functies.

3.1.3 Hogere grenswaarden

bij het realiseren van de toegelaten bestemming en/of functies moet worden voldaan aan de van toepassing zijnde vastgestelde hogere grenswaarde zoals opgenomen in Bijlage 3 Besluit hogere grenswaarde en de daarin opgenomen voorwaarden.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;
  • c. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum;
  • e. het bouwen van ondergrondse bouwwerken is toegestaan.
3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd binnen het aanduidingsvlak met de aanduiding ´bedrijfswoning´;
  • b. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één bedragen;
  • c. voor niet inpandige bedrijfswoningen geldt het volgende:
    • 1. de bedrijfswoning dient binnen het maatvoeringsvlak en binnen de aanduidingsgrens met de aanduiding ´bedrijfswoning´ te worden gebouwd;
    • 2. het bebouwingspercentage binnen het maatvoeringsvlak mag 100 bedragen;
    • 3. het bouwen van ondergrondse bouwwerken is toegestaan;
    • 4. de maximale bouwhoogte binnen het maatvoeringsvlak met de aanduiding 'bedijfswoning' bedraagt 3,5 m.
3.2.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 2 m van de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m2;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • d. de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 30m.
3.2.5 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;
  • b. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m;
  • c. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².
3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen in het onbebouwd erf niet meer dan 2 m mag bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag in het bouwvlak en in het erf niet meer dan 3,5 m en in het onbebouwd erf niet meer dan 2 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de brandveiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Binnenplans afwijken

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 3.4.2, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  • a. het bepaalde in 3.2.6 voor de hoogte van erfafscheidingen in het onbebouwd erf, zulks tot een hoogte van maximaal 3 m;
  • b. het bepaalde in 3.2.6 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 5 m binnen het bouwvlak, in het erf en onbebouwd erf.
3.4.2 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:

  • a. dit vanuit het oogpunt van de bedrijfsvoering, de bedrijfspresentatie, de constructie of verschijning van het gebouw of de aard van het bedrijf noodzakelijk is;
  • b. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
  • d. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • h. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming ´Bedrijf´, wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken anders dan genoemd in 3.1;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidshinderlijke inrichting of risicovolle inrichting;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken, niet zijnde toegelaten bedrijfswoningen, voor bewoning;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten, anders dan bedoeld in 3.1.2 sub b;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in 3.1.2 sub c;
  • f. voor de uitoefening van enige tak van handel inclusief detailhandel, anders dan volgens het bepaalde in 3.1;
  • g. het splitsen van een bedrijfswoning in twee of meer zelfstandige woonruimten;
  • h. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
  • i. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
  • j. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
  • k. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
3.5.2 Binnenplans afwijken t.b.v. milieucategorie

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  • a. het bepaalde in 3.1 sub a voor het de uitoefening van een bedrijf of een activiteit die niet voorkomt in de tot het plan behorende Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten, maar die naar aard en invloed op de omgeving overeenkomt met de toegelaten milieucategorieën;
  • b. de uitoefening van een activiteit die in de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten is vermeld in een categorie die niet is toegestaan op het betreffende perceel, tot maximaal één hogere categorie dan is weergegeven voor dat perceel, mits door of namens de aanvrager of andere betrokkenen gemotiveerd wordt onderbouwd dat:
    • 1. de activiteit naar aard en omvang passend is in de omgeving;
    • 2. de activiteit uit milieutechnisch oogpunt inpasbaar is;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.