Plan: | Bakertand Oost 2010 |
---|---|
Status: | geconsolideerde versie |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0855.BSP2010016-f001 |
In hoofdstuk 3 staan algemene bepalingen die, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen in hoofdstuk 2, in principe voor het hele plangebied gelden. Hierbij kan worden gedacht aan de algemene 'afwijkingsregels', die het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft om op ondergeschikte punten van de regels in hoofdstuk 2 af te wijken.
Artikel 12 Anti-dubbeltelbepaling
Deze bepaling beoogt te voorkomen dat dezelfde oppervlakte aan grond meermaals wordt gebruikt als berekeningsgrondslag voor het toestaan van bouwplannen, waardoor er op een bepaald stuk grond in de praktijk meer wordt gebouwd dan in het bestemmingsplan de bedoeling is.
Artikel 13 Algemene bouwregels
In deze regels zijn bepalingen opgenomen betreffende 'ondergronds bouwen', de 'situering van de hoofdtoegang van woningen', de omvang van het 'onbebouwd terrein' bij woningen en andere gebouwen, de 'ruimte tussen bouwwerken' en de 'aanvullende werking van de Bouwverordening'.
Artikel 14 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen op de in dit artikel genoemde, relatief ondergeschikte punten een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van de bepalingen van het plan.
Artikel 15 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen als gevolg van het vervoer gevaarlijke stoffen over de A58.
Artikel 16 Algemene wijzigingsregels
Het plan bevat een wijzigingsbevoegdheid waarmee tijdens de looptijd van het plan, desgewenst grenzen tussen bestemmingen en grenzen van aanduiding kunnen worden verschoven. Met deze wijzigingsmogelijkheid kan het plan ook in de toekomst op een goed controleerbare en doseerbare wijze flexibel worden gehouden.
Artikel 17 Algemene regels inzake nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de in dit artikel genoemde zaken. Artikel 3.6, lid 4 Wro bepaalt: 'Belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen omtrent een voorgenomen nadere eis als bedoeld in het eerste lid naar voren te brengen'. Wie belanghebbende is, is niet op voorhand te bepalen. Een voorgenomen nadere eis zal kenbaar gemaakt en gepubliceerd moeten worden met de mededeling dat belanghebbenden zienswijzen kunnen indienen. Met het oog op de rechtszekerheid en duidelijkheid is bij elke nadere-eisenbevoegdheid bepaald dat daarbij de voorbereidingsprocedure als geregeld in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden doorlopen.