direct naar inhoud van Artikel 10 Maatschappelijk
Plan: Reeshof Oost 2010
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Functies

De voor ´Maatschappelijk´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. bouwwerken van algemeen nut.
10.1.2 Aanduidingen

Ter plaatse van de aanduiding 'sport' zijn de voor ´Maatschappelijk´ aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij weergegeven functie.

10.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor ´Maatschappelijk´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. kantines en restauratieve voorzieningen;
  • b. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
  • c. groen- en speelvoorzieningen;
  • d. aan-, uitbouwen en bijgebouwen;
  • e. tuinen, erven en (speel)terreinen;
  • f. objecten voor beeldende kunst;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 10.1.1 en 10.1.2 genoemde functies.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen
  • a. Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;
  • b. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-geluidwerende voorzieningen' dient de westgevel van het geluidgevoelige object gelegen aan de Bladelstraat 3 te zijn voorzien van zodanige geluidwerende voorzieningen dat de geluidsbelasting op de westgevel van het geluidgevoelig object vanwege wegverkeer niet meer dan 55 dB bedraagt;
  • c. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-dove gevel' dient de noordgevel van het geluidgevoelige object gelegen aan de Bladelstraat 3 waarop de geluidbeslasting hoger is dan 55 dB te zijn voorzien van een dove gevel.
10.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;
  • c. het bebouwingspercentage mag 100 bedragen, tenzij met een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan het door middel van een maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum;
  • e. de maximale goothoogte is gelijk aan de maximale bouwhoogte, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
10.2.3 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;
  • b. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m;
  • c. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².
10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen op het onbebouwd erf niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag in het bouwvlak niet meer dan 3 m en in het onbebouwd erf niet meer dan 1 m bedragen.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de brandveiligheid
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Binnenplans afwijken m.b.t. bouwvlak

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 10.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  • a. het bepaalde in 10.2.2 onder a voor bouwen buiten het bouwvlak ten behoeve van, overstekende daken, draagconstructies van de gebouwen, luifels, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die naar hun aard en bestemming op een onbebouwd erf toelaatbaar zijn en hieraan gelijk te stellen voorzieningen;
  • b. het bepaalde in 10.2.2 onder c met betrekking tot het bebouwingspercentage tot een maximum van 100;
  • c. bepaalde in 10.2.2 onder d met betrekking tot de maximale goot- en bouwhoogte tot een maximum van 15 m;
  • d. het bepaalde in 10.2.4 onder a voor de hoogte en situering van erfafscheidingen tot een hoogte van maximaal 3 m;
  • e. het bepaalde in 10.2.4 onder b voor de hoogte en situering van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 10 m.
10.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 10.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  • a. het bepaalde in 10.2.4 onder b, voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die naar hun aard en bestemming op een onbebouwd erf toelaatbaar zijn, met een maximum van 10 m;
  • b. het bepaalde in 10.2.4 onder b, voor de hoogte van van lichtmasten tot een hoogte van maximaal 20m;
  • c. het bepaalde in 10.2.4 onder a voor de hoogte en situering van erfafscheidingen tot een hoogte van maximaal 3 m;
  • d. het bepaalde in 10.2.2 onder a, voor trappenhuizen, buitentrappen en liftschachten en hijsinrichtingen;
  • e. het bepaalde in 10.2.2 onder a, voor reclametoestellen en draagconstructies voor reclames;
  • f. het bepaalde in 10.2.2 onder a, voor overbouwingen ten dienste van de verbinding tussen twee bouwwerken;
  • g. het bepaalde in 10.2.2 onder a. voor entrees, aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 40% van het onbebouwd erf doch niet meer dan 20 m² per eenheid en een bouwhoogte van maximaal 4,5 m.
10.4.3 Voorwaarden

De in artikel 10.4.1 en 10.4.2 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits:

  • a. dit vanuit het oogpunt van de bedrijfsvoering, de constructie of verschijning van het gebouw of de aard van het bedrijf noodzakelijk is;
  • b. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
  • d. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. uit milieutechnisch oogpunt geen belemmeringen bestaan.
  • f. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • h. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • i. vanuit stedenbouwkundig oogpunt in beginsel rekening worden gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen;
10.5 Specifieke gebruiksregels
10.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming ´Maatschappelijk´, wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of bedrijvigheid;
  • c. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
  • d. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
  • e. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • f. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten.