direct naar inhoud van Artikel 5 Detailhandel
Plan: Piushavengebied 2009
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008032-e001

Artikel 5 Detailhandel

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Functies

De voor ´Detailhandel´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. bouwwerken van algemeen nut.
5.1.2 Aanduidingen

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. cultuurhistorische waarden (cw);

zijn de voor ´Detailhandel´ aangewezen gronden mede bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor ´Detailhandel´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. kantines en restauratieve voorzieningen;
  • b. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
  • c. groen- en speelvoorzieningen;
  • d. tuinen en erven;
  • e. objecten voor beeldende kunst;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

voor zover deze behoren bij, en ondergeschikt zijn aan de onder 5.1.1 genoemde functies.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Bestaande bebouwing welke krachtens een bouwvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;
  • c. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum bedragen;
  • d. de bouw- en/of goothoogte binnen het bouwvlak mag niet meer dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum bedragen;
  • e. het bouwen van ondergrondse bouwwerken is toegestaan.
5.2.3 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht met uitzondering van de gronden gelegen voor de (verlengde) voorgevelrooilijn;
  • b. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m;
  • c. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen op het onbebouwd erf niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag in het bouwvlak en op het erf niet meer dan 3 m en in het onbebouwd erf niet meer dan 1 m bedragen.
5.2.5 Bouwwerken met aanduiding cultuurhistorische waarden
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-cultuurhistorische waarden' mag:
    • 1. uitsluitend bebouwing worden opgericht met in acht neming van de ten tijde van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaande:
      • voorgevelrooilijn;
      • pandbreedte;
      • bouwdiepte;
      • kapvorm;
      • dakhelling;
      • nokrichting van de kap;
      • hoogte van de begane grondse bouwlaag;
      • aantal bouwlagen.
    • 2. de goothoogte en de bouwhoogte van de op te richten bebouwing maximaal 10% afwijken van de bestaande goot- en/of bouwhoogte welke bestaat op het moment van ter inzage legging van het ontwerp van het bestemmingsplan dan wel de verleende bouwvergunning na ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 27nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    • 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de brandveiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
5.4 Ontheffing van de bouwregels
5.4.1 Ontheffingsmogelijkheden m.b.t. bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 27en de ontheffingsvoorwaarden in 5.4.3 ontheffing te verlenen van:

  • a. het bepaalde in 5.2.2 onder a voor bouwen buiten het bouwvlak ten behoeve van entrees, overstekende daken, draagconstructies van de gebouwen, luifels, (draagconstructies van) reclame en hieraan gelijk te stellen voorzieningen;
  • b. het bepaalde in 5.2.2 onder c met betrekking tot het bebouwingspercentage tot een maximum van 100;
  • c. bepaalde in 5.2.2 onder d met betrekking tot een maximale goot- en bouwhoogte van maximum 30 m;
  • d. het bepaalde in 5.2.4 onder a voor de hoogte en situering van erfafscheidingen in het onbebouwd erf tot een hoogte van maximaal 3 m;
  • e. het bepaalde in 5.2.4 onder b voor de hoogte en situering van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot een hoogte van maximaal 10 m.
5.4.2 Ontheffing t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in artikel 27en met de ontheffingsvoorwaarden in 5.4.3, voor het bouwen in het onbebouwd erf ontheffing te verlenen van:

  • a. het bepaalde in artikel 5.2.4 onder b, voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, die naar hun aard en bestemming op een onbebouwd erf toelaatbaar zijn, met een maximum van 10 m;
  • b. het bepaalde in artikel 5.2.2 onder a, voor reclametoestellen en draagconstructies voor reclames;
5.4.3 Ontheffingsvoorwaarden

De in artikel 5.4.2 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits:

  • a. dit vanuit het oogpunt van de bedrijfsvoering, de bedrijfspresentatie, de constructie of verschijning van het gebouw of de aard van het bedrijf noodzakelijk is;
  • b. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
  • d. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • h. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
5.4.4 Ontheffingsmogelijkheden cultuurhistorische waarden

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 27 en met de ontheffingsvoorwaarden in 5.4.5, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in 5.2.5 onder a voor wat betreft de goothoogte, bouwhoogte, bouwdiepte, pandbreedte, kapvorm, nokrichting, dakhelling, hoogte van de begane grondse bouwlaag en het aantal bouwlagen;
5.4.5 Ontheffingsvoorwaarden

Ontheffing als bedoeld onder 5.4.4 wordt slechts verleend indien:

  • a. de maximale hoogte binnen de basisbestemming niet wordt overschreden.

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming ´Detailhandel´, wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid;
  • c. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
  • d. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
  • e. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • f. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
5.5.2 Ontheffing voor meest doelmatig gebruik

Burgemeester en wethouders verlenen met inachtneming van de procedureregels in artikel 27onder a, ontheffing van het bepaalde in artikel 5.5.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.