direct naar inhoud van Regels
Plan: Son Midden; Vijverlaan ong.
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0848.BP306SONMIDDEN-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan 'Son Midden; Vijverlaan ong.'met identificatienummer

NL.IMRO.0848.BP306SONMIDDEN-ON01 Van de gemeente Son en Breugel.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsvlakte

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding.

1.5 aan-huis-verbonden bedrijf

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang dusdanig is dat de activiteit in een woning en/of daarbij behorende andere gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.6 aan-huis-verbonden-beroep

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met dien verstande dat woonfunctie hoofdfunctie blijft. Hieronder worden kapsalons niet begrepen.

1.7 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de menselijke aanwezigheid of activiteit in het

verleden, ten minste ouder dan 50 jaar.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bestaande situatie (bebouwing en gebruik)

bebouwing en gebruik, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning.

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bijgebouw

een gebouw of onderdeel van een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw dat zich daarvan door zijn kleinere constructie of geringere afmetingen visueel onderscheidt. Hieronder worden ook carports en overkappingen begrepen.

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.19 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.20 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.21 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.22 hoofdfunctie

functie waarvoor het hele bouwperceel als zodanig mag worden gebruikt.

1.23 hoofdgebouw

een gebouw dat gelet op de constructie, vorm of grootte als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.24 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.

1.25 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.26 niet-zelfstandige woonruimte

woonruimte waarbij een of meer wezenlijke voorzieningen, zoals een kook en/of wasgelegenheid en/of toilet, gedeeld worden met de personen van een of meer andere niet-zelfstandige woonruimte(n) in hetzelfde hoofdgebouw.

1.27 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.28 ondergeschikte functies

functie die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.

1.29 ondergronds

beneden het peil.

1.30 peil

maaiveld + 0,1 m dan wel de bovenkant van de afgewerkte vloer.

1.31 perceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.32 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.33 stedenbouwkundig beeld

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).

1.34 twee-aaneen

bebouwing in halfvrijstaande en/of geschakelde hoofdgebouwen, waarvan het hoofdgebouw aan maximaal één zijde grenst aan een ander hoofdgebouw en daardoor aan één zijde in de perceelsgrens is gebouwd.

1.35 voorgevel

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.36 voorgevelrooilijn
  • 1. de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de grens van het bouwvlak, die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, tot aan de perceelsgrenzen;
  • 2. de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de naar de zijdelingse perceelsgrens gerichte grens van het bouwvlak, die ook naar de weg of het openbaar groen is gekeerd, tot aan de achterste perceelsgrens.
1.37 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen, alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.38 werk

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.39 wonen

het bewonen van een woning door niet meer dan één huishouden.

1.40 woning/ wooneenheid

een (gedeelte van een) gebouw, dat bestaat uit een complex van ruimten, dat uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.41 zijstrook

de strook grond begrensd door een zijdelingse perceelsgrens en de zijgevel van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 De afstand tot de perceelsgrens

de kortste afstand van het verticale vlak in de perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk

2.1.2 De dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.1.3 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

In voorkomende gevallen wordt de goothoogte bepaald overeenkomstig het hieronder staande:

afbeelding "i_NL.IMRO.0848.BP306SONMIDDEN-ON01_0011.png"

2.1.4 Het bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.1.5 het bebouwingspercentage

het door bouwwerken bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen de bestemming of een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

2.1.6 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.7 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.1.8 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen op daken van gebouwen, zoals liftschachten en glazenwasconstructies, voor wat betreft het bepalen van de goot- en bouwhoogte buiten beschouwing gelaten, mits:

de overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;

de oppervlakte van de ondergeschikte bouwdelen niet meer bedraagt dan 20% van de dakoppervlakte van het gebouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplantingen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. voorzieningen voor langzaamverkeer;
  • f. geluidwerende voorzieningen;
  • g. straatmeubilair;
  • h. nutsvoorzieningen;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen.

3.2.2 Gebouwen ten behoeve van nustvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 25 m².
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkapping zijnde

De bouwhoogte van bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, erven en verhardingen;
  • b. erkers, balkons of luifels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen voor zover deze zijn verbonden met het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming;
  • c. inritten ten behoeve van parkeren met dien verstande dat parkeren niet is toegestaan vóór de voorgevel van het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend erkers, balkons of luifels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen worden gebouwd voor zover deze zijn verbonden met het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de diepte mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • b. de afstand tot de bestemmingsgrens van de bestemming 'Verkeer' mag niet minder bedragen dan 2m.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde achter de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 3 m, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. tuinen, erven en verhardingen;
  • c. aan-huis-verbonden beroepen;
  • d. aan-huis-verbonden bedrijven;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. paden en wegen;
  • g. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. onoverdekte zwembaden;
  • j. nutsvoorzieningen
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan 2 woningen.
  • c. de volgende bebouwingstypologie is van toepassing:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'twee aaneen' mogen uitsluitend halfvrijstaande en/of geschakelde hoofdgebouwen worden gebouwd.
  • d. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)';
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)';
  • g. de dakhelling mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)', met dien verstande dat daken niet geheel of deels plat worden uitgevoerd;
  • h. in aanvulling op het bepaalde onder e, f en g geldt dat het dakvlak niet mag worden voorzien van een dakkapel aan de voorzijde van het dakvlak;
  • i. in afwijking van het bepaald onder d mogen erkers, balkons en luifels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen worden gebouwd voor de voorgevellijn, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de diepte mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
    • 2. de afstand tot de bestemmingsgrens van de bestemming 'Verkeer' mag niet minder bedragen dan 2 m.
5.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Indien de begrenzing tussen de bestemming Tuin en Wonen op een afstand van minder dan 3 m van de voorgevel ligt, dan geldt deze afstand als minimale afstand.
  • c. De oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen, voor zover gelegen buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel buiten het bouwvlak, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m².
  • d. Per bouwperceel dient buiten het bouwvlak een ruimte van 30 m², onbebouwd te blijven.
  • e. De goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – patio’ mag de oppervlakte van de onbebouwde ruimte binnen het bouwvlak per bouwperceel niet minder dan 15 m² bedragen.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 1 m.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde achter de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 3 m, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.
  • c. Voor de bouw van onoverdekte zwembaden geldt dat:
    • 1. de afstand tot de perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 3 m.
    • 2. de maximale totale oppervlakte van het zwembad niet meer mag bedragen dan 50 m².
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

5.2.2 onder f voor het overschrijden van de bouwhoogte van bijgebouwen tot 5,5 m, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte dient vanuit de perceelgrens gelijkmatig op te lopen.
  • b. de overschrijding vanuit stedenbouwkundig oogpunt dient aanvaardbaar te zijn.
  • c. de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30o en niet meer dan 55o.
5.4 Aan-huis-verbonden-beroepen en bedrijven
5.4.1 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Binnen de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30 m2 
  • b. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken
  • c. De activiteit dient milieuhygiënische inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
  • d. Aan-huis-verbonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijven die zijn hiermee gelijkgesteld kunnen worden.
  • e. Detailhandel is niet toegestaan.
  • f. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
5.5 Afwijken van gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.4.1 sub a voor het toestaan van een maximale gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven van 60 m² waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • b. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
  • c. Aan-huis-verbonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in de bijlage bij deze regels alsmede die bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving hiermee gelijkgesteld kunnen worden.
  • d. Detailhandel is niet toegestaan.
  • e. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen teneinde woningsplitsing toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. Het aantal woningen mag na splitsing niet meer bedragen dan 2.
  • b. De splitsing wordt gerealiseerd binnen de op grond van de bouwregels maximaal toegestane bouwmassa.
  • c. De toevoeging van de woning(en) is ruimtelijk, stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig (w.o. woon- en leefklimaat) aanvaardbaar.
  • d. De extra woning past binnen het regionale en gemeentelijke woningbouwprogramma.
  • e. Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in Artikel 11.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor verkeer en verblijf, zoals wegen, (on- en halfverharde) paden en parkeervoorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. straatmeubilair;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeerskundige doeleinden.

6.2.2 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeerskundige doeleinden

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeerskundige doeleinden gelden de volgende bepalingen:

  • a. De oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 25 m².
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Bestaande afwijkende maatvoering

In die gevallen, dat de goot- en/of bouwhoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot enige bouwperceels-, bestemmings- of bouwvlakgrens en andere maten, voor zover in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

8.2 Ondergronds bouwen
  • a. Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- danwel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
  • b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Verboden gebruik

Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik van gronden en bebouwing:

  • a. voor de zelfstandige bewoning van bijgebouwen;
  • b. voor seksinrichtingen.
9.2 Ondergeschikte functie

Een ondergeschikte functie mag een omvang hebben van niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  • a. van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • b. van deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 meter mag bedragen;
  • d. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    • 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 40 meter;
    • 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50 meter;
    • 3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 meter.
  • e. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane goothoogte van een gebouw teneinde een lessenaarsdak of andere bijzondere dakvorm mogelijk te maken, mits dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is en de voor het betreffende gebouw maximaal toegestane bouwhoogte niet wordt overschreden.
10.2 Afwijken huisvesting huishouden

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in dit bestemmingsplan ten behoeve van de

huisvesting van een groep personen zonder onderlinge verbondenheid en continuïteit in samenstelling,

waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Afwijken is uitsluitend toegestaan binnen de bestemming(en) 'Wonen'.
  • b. De huisvesting is niet toegestaan in vrijstaande bijgebouwen.
  • c. Het aantal woningen mag niet toenemen.
  • d. Huisvesting is uitsluitend toegestaan in niet-zelfstandige woonruimte(n).
  • e. De huisvesting is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een groep van maximaal 4 niet verbonden personen.
  • f. De huisvesting mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
  • g. Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 11.2 .
  • h. De huisvesting is uitsluitend toegestaan als sprake is van een goed woon- en leefklimaat, waaronder ook wordt verstaan een evenwichtige spreiding binnen de gemeente van locaties waarvoor afwijking wordt verleend.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

11.2 Parkeren en laden en lossen
11.2.1 Parkeren en laden en lossen

Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en/of ruimte voor laden en lossen. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels wordt uitsluitend verleend indien wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen; indien niet in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen wordt voorzien, wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  • b. Voor het bepalen van de benodigde parkeergelegenheid en/of de ruimte voor laden en lossen dient te worden voldaan aan het parkeerbeleid van de gemeente Son en Breugel zoals geldend ten tijde van de aanvraag voor een omgevingsvergunning. Voor zover geen beleid is vastgesteld, dient voor het bepalen van de benodigde parkeergelegenheid en/of de ruimte voor laden en lossen te worden voldaan aan de minimum kencijfers zoals opgenomen in de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' met publicatiedatum 8 oktober 2012.
  • c. Bij het bepalen of sprake is van voldoende parkeergelegenheid en/of ruimte voor laden en lossen hoeft in geval van een uitbreiding van een gebouw, waarvan de functie niet wordt gewijzigd, uitsluitend rekening te worden gehouden met parkeergelegenheid en/of ruimte voor laden en lossen als gevolg van de uitbreiding.
  • d. Het parkeren en laden en lossen dient op eigen terrein plaats te vinden.
  • e. De parkeervoorzieningen en de ruimte voor laad- en losvoorzieningen dienen in stand te worden gehouden.
11.2.2 Afwijken parkeren en laden en lossen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.1 onder d voor het realiseren van parkeergelegenheid op andere gronden dan op eigen gronden, onder de voorwaarden dat:

  • a. er geen sprake is van een onevenredige toename van de parkeerdruk in het openbaar gebied, en;
  • b. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid, en;
  • c. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld.
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.1, indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouw
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar nade dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;
  • c. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Son Midden; Vijverlaan ong.'.