Plan: | Son Midden; Hendrik Veenemanstraat 27A |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0848.BP305SONMIDDEN-VA01 |
Initiatiefnemer is voornemens om aan de H. Veenemanstraat op een perceel dat thans in gebruik is als nutsbedrijf maximaal 5 woningen te realiseren.
Volgens het geldende bestemminsplan “bestemmingsplan Son Midden” zijn de gronden binnen het plangebied bestemd voor “Gemengd – 1”. Binnen dit bestemminsplan kunnen de 5 nieuwe woningen niet gerealiseerd worden. Om het initiatief te realiseren is in overleg met de gemeente Son en Breugel dit bestemmingsplan opgesteld.
Het plangebied ligt ten noorden van het centrum in Son. Dit perceel staat kadastraal bekend als SON00-A-5077. Het perceel heeft een kadastrale oppervlakte van 891m2. Het plangebied ligt aan de Hendrik Veeneman straat, op de hoek van de Vijverlaan. De westkant van het perceel grenst aan een woonbestemming
Topografische kaart ligging plangebied (in rode cirkel)
Volgens het vigerende bestemmingsplan “Son Midden”, vastgesteld op 14 december 2010 door de gemeenteraad, zijn de gronden binnen het bestemmingsplan bestemd voor “gemengd – 1”. Op dit gebied worden de volgende functies toegestaan:
Het realiseren van 5 woningen binnen het huidige bestemmingsplan is reeds toegestaan. Echter is het niet mogelijk om binnen de vigerende maatvoering 5 woningen te realiseren. Hier wordt namelijk uitgegaan van een hoofd- en bijgebouw. Daarom dient een nieuw juridisch-planologisch kader te worden vastgesteld waarmee de voorgenomen ontwikkelen mogelijk worden gemaakt. Dit plan voorziet in een nieuw bestemmingsplan dat als juridisch-planologisch kader gaat dienen voor de voorgenomen ontwikkeling.
Uitsnede verbeelding 'Bestemmingsplan Breugel' (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)
In 2015 is de gemeente begonnen met de verkoop van reststroken. Hiervoor is per wijk een kaart vastgesteld waarop alle verkoopbare reststroken zijn ingetekend. Het college heeft op 19 december 2017 de kaart voor Breeakker (ten zuiden van de Nachtegaallaan), Son centrum en De Vloed vastgesteld. Begin 2018 zijn de kaarten met reststroken ook vastgesteld voor de wijk "t Zand. Sonniuspark valt buiten het project; hier worden geen reststroken aangewezen en verkocht.
Via de herziening reststroken groen worden al deze kleine bestemmingswijzigingen voor de betreffende reststroken met één bestemmingsplanprocedure voor alle verkochte reststroken juridisch-planologisch vastgelegd. Tevens is in dit bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om bestemmingswijzigingen, van nog niet verkochte reststroken, in de toekomst mogelijk te maken.
Deze herziening blijft onverminderd van kracht, maar in dit bestemmingsplan is dit niet van toepassing dat deze verkocht worden.
Een deel van het erfgoed van Son en Breugel is nog duidelijk aanwezig en vormt een belangrijk bestanddeel van het DNA van de gemeente Son en Breugel. Een deel van deze cultuurhistorie bevindt zich ook aan de Hendrik Veenemanstraat. Hier geldt de dubbelbestemming 'waarde - cultuurhistorisch waardevol groen'.
Uitsnede verbeelding 'Bestemmingsplan Cultuurhistorie' (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Toevoegen woningen in geval van splitsing percelen
Sinds jaar en dag hanteert de gemeente Son en Breugel het uitgangspunt dat het toevoegen van woningen, al dan niet in combinatie met splitsing van percelen, in principe niet mogelijk is. Van dit uitgangspunt kan enkel pas na een gemotiveerde integrale afweging worden afgeweken. Om die reden zijn de regelingen binnen onze bestemmingsplannen zodanig ingericht dat toevoeging van woningen niet (rechtstreeks) is toegestaan. Daar waar mogelijk interpretatieverschillen kunnen ontstaan over vigerende bestemmingsplanregelingen, worden deze regelingen zodanig aangepast dat hieruit expliciet blijkt dat toevoeging van woningen niet rechtstreeks is toegestaan.
Bewoning woning door meerdere huishoudens
Sinds jaar en dag hanteert de gemeente Son en Breugel het uitgangspunt dat het bewonen van één woning door meerdere huishoudens in principe niet mogelijk is. Van dit uitgangspunt kan enkel pas na een gemotiveerde integrale afweging worden afgeweken. Om die reden zijn de regelingen binnen onze bestemmingsplannen zodanig ingericht dat bewonen van één woning door meerdere huishoudens uitsluitend via afwijking mogelijk is. Daar waar mogelijk interpretatieverschillen kunnen ontstaan over vigerende bestemmingsplanregelingen waarin de functie ‘wonen’ is toegestaan, worden deze regelingen zodanig aangepast dat hieruit expliciet blijkt dat één woning uitsluitend door één huishouden mag worden bewoond.
Deze herziening is meegenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
De gemeenteraad heeft in 2010 en 2011 6 bestemmingsplannen vastgesteld voor de woongebieden in Son en Breugel. De bestemmingsplannen (Breugel, Gentiaan, Son Centrum, Son Midden, Son Zuid) betreffen de gronden ten noorden van het Wilhelminakanaal. In de loop van de tijd is gebleken dat de bestemmingsplannen op (ondergeschikte) onderdelen nog aanpassingen behoefden.
De gewenste aanpassingen van de bestemmingsplannen beperken zich tot ondergeschikte onderdelen. Daarom is er voor gekozen geen integrale herziening te maken maar een parapluplan waarin de betreffende onderdelen zijn verwerkt in de nu vigerende bestemmingsplannen.
Deze herziening is meegenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
Dit nieuwe bestemmingsplan “Son Midden; H. Veenemanstraat 27A” bestaat uit een verbeelding met de daarbij behorende regels. In de regels zijn bouw- en gebruiksmogelijkheden van de op de verbeelding vermelde bestemmingen opgenomen. Bij het bestemmingsplan is deze toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is de huidige situatie en de toekomstige situatie beschreven. Hoofdstuk 3 bevat de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en de verantwoording van alle relevante planologische en milieu hygiënische aspecten, zoals geluid, flora & fauna, bodem en archeologie. In hoofdstuk 5 staat uitleg over de uitvoerbaarheid, waarbij ingegaan wordt op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 6 beschrijft het juridische plan waarbij ook een korte beschrijving van de bestemmingsregels wordt gegeven. In hoofdstuk 7 worden de procedures beschreven.
Het plangebied bevindt zich ten noorden van het centrum in Son. Het perceel ligt aan de Hendrik Veenemanstraat. Het plangebied wordt aan de westkant begrensd door woonpercelen en aan de zuidkant door 'gemengde' percelen.
Hendrik Veenemanstraat kenmerkt zich als een straat net buiten het centrum van Son. Hier bevinden zich voornamelijk woon functies en “gemengd – 1” functies. De woningen in deze straat hebben vrijwel allemaal een tuin bestemming voor hun huis.
Het planvoornemen voorziet in de realisatie van maximaal 5 woningen, waarvan 1 vrijstaand en 4 aan-een-gebouwd. De voorgevels van deze woningen zullen worden gesitueerd aan de Vijverlaan. De woningen zullen in overeenstemming met overige woonbebouwing in de directe omgeving worden gebouwd met een maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 10 meter. De dakkappen zullen een maximale dakhelling krijgen van 55 graden. Bijgebouwen kunnen worden opgericht volgens de standaard bijgebouwregeling van de gemeente Son en Breugel (zie regels van dit bestemmingsplan). De inritten worden op het perceel gepositioneerd.
Situatie tekening H. Veenemanstraat 27A
Het perceel krijgt de bestemming 'Wonen'. De voortuinen worden bestemd als 'Tuin'. De voortuinen zijn 3 meter diep. Aan de oostkant van de woningen bevindt zich de bestemming 'Groen'. De (maximaal) 5 woningen mogen worden gerealiseerd waar op de verbeelding een bouwvlak is opgenomen. In dit bestemmingsplan is bepaald dat binnen dit bouwvlak de volgende woningen worden gerealiseerd; woning 1 wordt een vrijstaande woning en woningen 2, 3, 4 en 5 worden aaneengebouwde woningen.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI), vastgesteld op 11 september 2020, vervangt de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012). In de NOVI zijn de kaders van het nieuwe rijksbeleid opgenomen. De NOVI is ontwikkeld in nauwe samenwerking met provincies, gemeenten, waterschappen, maatschappelijke instellingen en burgers.
De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Het is de eerste integrale nationale beleidsvisie conform de Omgevingswet. Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de NOVI vastgesteld onder de Wet ruimtelijke ordening als structuurvisie. De inrichting van de NOVI sluit aan op de voorwaarden die op basis van de Omgevingswet aan de visie worden gesteld. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie, zoals in de Omgevingswet bedoeld.
De NOVI bestaat uit een visie, toelichting en uitvoeringsagenda.
De Visie
De NOVI bevat de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Nederland staat voor een groot aantal opgaven, op het gebied van klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw. De NOVI biedt daarbij een perspectief om deze grote opgaven aan te pakken. Omgevingskwaliteit is daarbij het kernbegrip.
De NOVI staat voor een nieuwe aanpak waarbij overheden en maatschappelijke organisaties met regie vanuit het Rijk integrale afwegingen maken. Beschreven wordt een toekomstperspectief met de ambities: wat willen we bereiken?
Toelichting
In de toelichting worden 21 nationale belangen in de fysieke leefomgeving beschreven en de daarbij horende opgaven waarvoor het Rijk zich gesteld ziet. Steeds wordt per belang het huidige beleid gekoppeld en wordt de opgave gesteld die met het belang samenhangt.
Uitvoeringsagenda
In de uitvoeringsagenda staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda is onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen opgenomen. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd. In de uitvoeringsagenda worden de opgaven centraal gesteld aan de hand van vier prioriteiten. De Uitvoeringsagenda beschrijft de volgende vier prioriteiten:
Beoordeling plan
Het onderhavige bestemmingsplangebied is een binnenstedelijke locatie waar de in de NOVI aangegeven Rijksbelangen niet in het geding zijn.
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Besluit ruimtelijke
ordening (Bro). Hierin is het volgende aangegeven:
“De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.”
Met artikel 3.1.6 lid 2 Bro is beoogd vanuit een oogpunt van ruimtelijke ordening ongewenste leegstand te vermijden en zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren.
Beoordeling plan
Van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is ingevolge jurisprudentie sprake vanaf de ontwikkeling vanaf minimaal 11 woningen. Voorliggend bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van vijf woningen mogelijk. Toetsing aan de ladder is hiermee niet aan de orde.
Naast de Nationale Omgevingsvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel AMvB Ruimte genoemd, van toepassing. Het besluit bevat regels ter borging van een aantal nationale belangen. Het gaat onder meer over rijksbelangen zoals rijksvaarwegen, zones buisleidingen, zones van hoogspanningsleidingen en militaire objecten.
Voor Son en Breugel is de 380Kv-hoogspanningsleiding van belang. Deze is gelegen in het zuiden van de gemeente. Verder is in het Barro opgenomen dat de provinciale begrenzing van de Natuurnetwerk Brabant (NNB) direct doorwerkt naar het bestemmingsplan. De gebieden die de NNB vormen worden bij provinciale verordening aangewezen. Daarmee is de NNB een provinciaal belang geworden.
Volgens de kaarten behorende bij het Rarro is het plangebied niet gelegen binnen het obstakelbeheergebied van de vliegbasis Eindhoven.
De Brabantse Omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Op 14 december 2018 is de omgevingsvisie vastgesteld. Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma's. Tot die zijn vastgesteld blijven bestaande beleidsplannen voor natuur, ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer en milieu en water van kracht. Daarmee wil Brabant op tijd klaar zijn voor de Omgevingswet wanneer deze in 2021 wordt ingevoerd.
In de Omgevingswet staan waarden als veiligheid, gezondheid en duurzame omgevingskwaliteit centraal. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. Voor ieder van deze opgaven geeft de omgevingsvisie aan wat de ambities op lange termijn zijn: wat is er nodig om Brabant in 2050 een gezonde, veilige en prettige leefomgeving te laten zijn? Maar ook een concreet tussendoel: waar moeten we in 2030 op zijn minst staan om dat lange termijn doel te halen? De omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.
De interim omgevingsverordening Noord-Brabant is vastgesteld door Provinciale Staten op 16 november 2021.
Om straks klaar te zijn als de Omgevingswet in werking treedt, heeft de provincie eerst een Interim omgevingsverordening vastgesteld. Het is een 'Interim' omgevingsverordening om zo te benadrukken dat dit een tussenstap is naar de 'definitieve' omgevingsverordening gebaseerd op de Omgevingswet.
De Interim omgevingsverordening is gebaseerd op de huidige wetgeving en moet aan de wettelijke bepalingen van die wetgeving voldoen. Dat betekent dat nieuwe mogelijkheden uit de Omgevingswet nog niet zijn verwerkt. Er is wel zo veel als mogelijk aansluiting gezocht bij de Omgevingswet en de voorwaarden voor een omgevingsverordening (bijvoorbeeld bij de opbouw en de digitale vormgeving).Deze Interim omgevingsverordening voegt de bestaande regels over de fysieke leefomgeving zoveel mogelijk samen in één verordening en is beleidsneutraal. Alleen aanpassingen die nodig zijn vanwege de samenvoeging of vanwege al vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie, worden meegenomen.
In de Interim omgevingsverordening staan regels voor:
Rechtstreeks werkende regels voor burgers en bedrijven
Het gaat hier om regels die naast een eventuele vergunningplicht gelden. Er zijn in de Interim Omgevingsverordening voor de volgende thema's rechtstreeks regels opgenomen: grondwaterbescherming, grondwateronttrekking, bodemsanering, stortplaatsen, ontgrondingen, varend ontgassen, stiltegebied, wegen, natuur en landbouw.
De meeste van deze regels waren eerst opgenomen in de Provinciale milieuverordening, de Verordening wegen, de Verordening ontgrondingen en de Verordening natuurbescherming.
Beoordeling plan
Binnen het plangebied is het volgende werkingsgebied rechtstreekse regels van toepassing: stedelijk gebied. Hiervoor gelden de volgende regels:
Artikel 3.42 duurzame stedelijke ontwikkeling
Lid 1
Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen ligt binnen Stedelijk gebied en bevat een onderbouwing dat:
a. de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken;
b. het een duurzame stedelijke ontwikkeling is.
Lid 2
Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:
a. bevordert een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving;
b. bevordert zorgvuldig ruimtegebruik, waaronder de transformatie van verouderde stedelijke gebieden;
c. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor productie en gebruik van duurzame energie;
d. houdt rekening met klimaatverandering, waaronder het tegengaan van hittestress en voldoende ruimte voor de opvang van water;
e. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor duurzame mobiliteit;
f. draagt bij aan een duurzame, concurrerende economie.
Het planvoornemen behelst een duurzame stedelijke ontwikkeling. In dit geval is sprake van een binnenstedelijke ontwikkeling op braakliggend terrein. Dit is een goed voorbeeld van zorgvuldig ruimtegebruik, omdat dit plangebied binnen stedelijk gebied gelegen is. Daarnaast zijn woningen voorzien die wat betreft stedenbouwkunde aansluiten bij de omgeving, wat betreft massa en volume. Hiermee kan worden geconcludeerd dat de ontwikkeling inpasbaar is en sprake is van zorgvuldig ruimte gebruik.
Tevens dient er rekening gehouden te worden met een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving. De aanwezige omgevingskwaliteiten van het plangebied komen in hoofdstuk 4 aan bod. Negatieve effecten op de omgevingskwaliteiten zijn niet te verwachten.
Het initiatief vindt plaats binnen het stedelijk gebied van de provincie Noord-Brabant en past binnen de regels conform de interim omgevingsverordening. Het initiatief is passend binnen het provinciaal beleid.
De gemeente Son en Breugel heeft op 19 mei 2022 de 'omgevingsvisie 'OOg op een zonnige toekomst' vastgesteld. In deze omgevingsvisiezijn de ambities en doelen van de gemeente uitgewerkt. De omgevingsvisie biedt een kader waarin aanspraken op de ruimte kunnen worden afgestemd en gecombineerd. Niet primair gericht op uitbreiding van het stedelijk gebied, maar vooral op behoud en verbetering van de bestaande ruimtelijke kwaliteiten.
Uitsnede Omgevingsvisie (Globale ligging plangebied, rode stip)
Het plangebied maakt op de kaart behorende bij de omgevingsvisie onderdeel uit van het leefgebied 'cultuur historisch lint' en 'cultuurhistorische lanen'. De diverse woonwijken die Son en Breugel ken, hebben een grote mate van leefbaarheid. De grote ruimte, de groene aankleding, de directe nabijheid van voorzieningen sociale en verkeersveilige wijken en straten dragen bij aan deze leefbaarheid. De dynamiek kan verschillend zijn.
Woongebieden
In de omgevingsvisie is het aspect wonen verder uitgewerkt. Son en Breugel heeft een dorps karakter dit wilt de gemeente doorzetten in de toekomst. Om dit te bereiken heeft de gemeente de volgende randvoorwaarden opgesteld:
De nieuwe woningen passen qua maat en schaal bij het dorpse karakter. Ook liggen de nieuwe woningen nabij het centrum en is sprake van een goede ontsluiting. De stedenbouwkundige kwaliteit is goed en het groen wordt gerespecteerd en verbeterd. De ontwikkeling van het plangebied aan de Hendrik Veenemanstraat ligt in lijn met het gemeentelijk beleid.
Op Grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het bij het opstellen van een bestemmingsplan verplicht om inzicht te bieden in de relevante planologische en milieuhygiënisch aspecten. In dit hoofdstuk is een verantwoording voor deze aspecten opgenomen.
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening dient bij een bestemmingsplan dat nieuwe bouwmogelijkheden of een herinrichting van bestaande percelen mogelijk maakt, een bodemonderzoek plaats te vinden. Met dit verkennend onderzoek dient de bodem- en grondwaterkwaliteit in voldoende mate te worden vastgesteld.
Na uitvoering van het verkennend bodemonderzoek blijkt het volgend:
De analyseresultaten zijn met behulp van de rekentool van CROW getoetst aan de veiligheidsnormen. Op basis van gehalten aan chemische parameters is er geen veiligheidsklasse van toepassing; dat betekent dat er gewerkt kan worden onder de ‘Basishygiëne’.
Hierbij wordt het volgende advies gegeven:
Er zijn in milieuhygiënisch opzicht, behoudens de afperking van de koperverontreiniging en de bepaling van de bodemkwaliteit onder de huidige bebouwing, geen belemmeringen voor de voorgenomen herontwikkeling.
Geadviseerd wordt om de horizontale afperking van de koperverontreiniging na het beëindigen van de bedrijfsactiviteiten van de huidige gebruiker van de locatie uit te voeren. Tevens wordt geadviseerd om gelijktijdig met deze afperking de bodemkwaliteit onder de huidige bebouwing te bepalen.
Tijdens de graafwerkzaamheden kan er gewerkt worden onder de ‘Basishygiëne’. De definitieve veiligheidsklasse dient te worden vastgesteld door een hogere of middelbare veiligheidskundige.
Op basis van de resultaten van de onderhavig verkennend bodemonderzoek kan worden geconcludeerd dat geen milieuhygiënisch belemmeringen bestaan voor het huidige en geplande gebruik van de locatie.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient tussen kwetsbare of gevoelige objecten, zoals een woning, en bepaalde functies en bedrijven voldoende afstand te worden gehouden. Deze afstand is enerzijds nodig om het woon- en leefklimaat ter plaatse van het gevoelige object niet aan te tasten, anderzijds is deze afstand nodig om het bedrijf of de functie niet te beperken in de betreffende (bedrijfs)activiteiten. Als uitgangspunt worden de richtafstanden uit publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) genomen. In de VNG-publicatie is voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar een richtafstand gegeven, waarbij de grootste richtafstand leidend is.
Het plangebied bevindt zich in een woonbuurt nabij het centrum. In de omgeving zijn enkele winkels aanwezig. Deze winkels passen in de woonbuurt. In de omgeving van het plan zijn geen bedrijven aanwezig waar rekening mee gehouden zou moeten worden in het kader van bedrijven en milieuzonering.
kaart ligging bedrijven nabij het plangebied (Paarse kleur)
Op de topografische kaart zijn de bedrijven in de nabije omgeving van het plangebied te zien, paars gekleurd. Op de kaart is goed te zien dat het plangebied duidelijk in een woonbuurt bevindt.
Bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, waarbij sprake is van de realisatie van een geluidgevoelig object moet worden getoetst aan de Wet geluidhinder (Wgh). In de Wgh is bepaald hoe voor een gebied waar een ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt dient te worden omgegaan met geluidhinder als gevolg van wegverkeer, industrie en spoorwegen.
In de Wgh staat dat elke weg een geluidszone heeft, met uitzondering van woonerven en wegen waar een maximum snelheid van 30 km/u voor geldt. Bij een ruimtelijke ontwikkeling waarbij sprake is van de ontwikkeling van geluidsgevoelige objecten binnen een geluidszone, dient een onderzoek te worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op deze gebouwen of terreinen.
De projectlocatie bevindt zich langs de wegen Hendrik Veenemanstraat, Nachtegaallaan, Nieuwstraat, Wilhelminalaan, Boslaan en Vijverlaan. Bovenstaande wegen zijn 30 km/u-wegen welke geen geluidszone hebben. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de invloed van de nabijgelegen 30 km/uur wegen wel inzichtelijk gemaakt middels een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. De rapportage van dit onderzoek is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
Uit het rapport blijkt dat de Hendrik Veenemanstraat een drukke weg is, meer dan 2000 motorvoertuigen per etmaal. Uit de berekeningen blijkt dat de geluidbelasting niet hoger is dan 48 dB, behalve bij woning 1, die met de zijgevel grenst aan de Hendrik Veenemanstraat. Hier bedraagt de geluidsbelasting 53 dB. Het treffen van geluid reducerende maatregelen is hierbij wenselijk in het kader van een goede ruimtelijke ordening. In het Bouwbesluit zijn voorschriften opgenomen voor het isoleren van de woning, waardoor de binnenwaarde met 20 dB daalt. Dit betekent dat de binnenwaarde van de woning maximaal 33 dB zal bedragen. De wettelijke eis waaraan de binnenwaarde moet voldoen is maximaal 35 dB. Hier voldoet woning 1 aan en zal er dus geen belemmering zijn voor onderhavig plan.
Hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer bevat de regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit. Daarin zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen voor diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10). In artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is vastgelegd in welke gevallen de luchtkwaliteitseisen geen belemmering vormen voor een nieuwe ontwikkeling. Dit is het geval wanneer:
De uitwerking van het begrip 'niet in betekende mate' staat in het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven. Er is volgens deze regeling geen onderzoek nodig voor 'woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat'.
In dit geval gaat het om de ontwikkeling van maximaal 5 grondgebonden woningen.
Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor onderhavig plan.
Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.
In deze paragraaf wordt ingegaan op externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle bronnen en/of objecten in en nabij het plangebied.
Op nationaal niveau zijn verschillende wetten en regels ten aanzien van externe veiligheid. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor transport is Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van toepassing. Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen Plaatsgebonden risico en Groepsrisico.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10- 6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten'.
Groepsrisico (GR)
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt in bepaalde gevallen een verantwoordingsplicht.
Uitsnede professionele risicokaart (plangebied bij blauwe punt)
Op basis van de Risicokaart (www.risicokaart.nl) is beoordeeld of er zich in de nabijheid van het plangebied risicobronnen bevinden. Daarbij is bekeken of er in de nabijheid van het plangebied risicovolle inrichtingen aanwezig zijn, of er wellicht transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (wegen, spoorwegen, vaarwegen of buisleidingen) in de nabijheid gelegen zijn en of dat het plangebied gelegen is binnen een zone waarbinnen het risico op een luchtvaartongeval verhoogd is.
Omdat geen sprake is van bovenstaande risicobronnen vormt het aspect externe veiligheid dan ook geen belemmering voor de beoogde realisatie van maximaal 5 woningen t.b.v. dit bestemminsplan.
Met een milieueffectrapportage (m.e.r.) worden de milieugevolgen van een plan in beeld gebracht. De m.e.r. is gebaseerd op Europese regelgeving. In Nederland is de m.e.r. geregeld in de Wet milieubeheer (Wm) en in het Besluit m.e.r.. De Wm gaat vooral in op de procedure en de inhoudsvereisten. In het Besluit m.e.r. is geregeld in welke gevallen een m.e.r. moet worden opgesteld.
Bij het Besluit m.e.r. is een bijlage opgenomen waarin de criteria voor m.e.r.-plicht (onderdeel C) en een m.e.r.-beoordelingsplicht (onderdeel D) staan. Een beoordelingsplicht houdt in dat moet worden nagegaan of er sprake is van (mogelijke) belangrijke milieugevolgen. Als deze niet kunnen worden uitgesloten, dan geldt een m.e.r.-plicht.
De onderdelen C en D zijn onderverdeeld in 4 kolommen:
De drempelwaarden van activiteiten die zijn opgenomen in onderdeel D zijn indicatief. Indien een activiteit wordt genoemd in onderdeel D, maar beneden de drempelwaarde van kolom 2 valt, moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsvinden. Dit geldt zowel voor kaderstellende plannen, zoals een bestemminsplan, als voor besluiten.
In dit kader is met name 11.2 van onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. van belang het gaat daarbij om: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.
Uit de jurisprudentie (ECLI:NL:RVS:2017:694) volgt dat of er sprake is van een (wijziging van een) stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van Besluit m.e.r. afhangt van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aspecten als aard, omvang en locatie van de voorziene wijzigingen van de stedelijke ontwikkeling een rol spelen. Hieronder wordt ingegaan op deze aspecten.
Binnen het plangebied worden maximaal vijf woningen gerealiseerd na sloop van een hoofdgebouw. Het plangebied ligt in stedelijk gebied. Een dergelijke stedelijke ontwikkeling past daardoor goed in het aanwezige stedelijke woonmilieu.
Het planvoornemen zal wat betreft verkeer aansluiten op de aanwezige infrastructuur. De infrastructuur heeft voldoende capaciteit en hoeft hierdoor niet te worden opgeschaald. Het plangebied is goed bereikbaar. De parkeerbehoefte die deze ontwikkeling met zich mee brengt wordt op eigen terrein opgelost.
Tenslotte wordt nog opgemerkt dat de uitgevoerde onderzoeken aantonen dat het realiseren van deze woningen op de locatie voldoet aan de wettelijke eisen vanuit milieuoogpunt. Omdat geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject is het uitvoeren van een vormvrije m.e.r.- beoordeling niet noodzakelijk.
Binnen en in de nabijheid van het plangebied zijn geen planologisch beschermde kabels, leidingen of straalpaden aanwezig die tot belemmeringen in het plangebied leiden. Het aspect kabels, leidingen en straalpaden vormt dan ook geen belemmering voor onderhavig plan.
Sinds 2007 kent Nederland de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, gewijzigde Monumentenwet 1988). Per 1 juli 2016 zijn de bepalingen van de Wamz 2007 gedeeltelijk overgegaan in de Erfgoedwet. Op basis van deze wet zijn gemeenten belast met de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed. Verder stelt de Wamz 2007 dat gemeenten archeologieparagrafen moeten opnemen in bestemmingsplannen en archeologische waarden en verwachtingen op te nemen op de verbeelding en ze te beschermen middels regels.
Het beleid 'cultuurhistorie' is vastgesteld op 21 oktober 2020 door de gemeente Son en Breugel. In dit rapport is het archeologiebeleid voor het hele grondgebied van de gemeente vastgesteld.
Teneinde in een vroeg stadium te kunnen bepalen of archeologisch onderzoek verplicht is in het kader van het verlenen van omgevingsvergunningen, dan wel bij concrete voorstellen tot ruimtelijke ordeningsprojecten, zijn bij het vaststellen van het rapport 'Cultuurhistorie' voor diverse ruimtelijke ingrepen selectiecriteria opgenomen. Door middel van ondergrenzen is aangegeven voor welke ruimtelijke ingrepen in de bodem wel dan wel geen archeologische vervolgactiviteiten gelden. In de diverse ruimtelijke plannen werkt dit door in archeologische planregels.
De archeologische beleidskaart betreft een kaart, zonder archeologisch inhoudelijke informatie, die duidelijk aangeeft voor welke gebieden welke ondergrens geldt in de gemeente Son en Breugel.
Uitsnede Archeologische beleidskaart (plangebied rood omcirkeld)
Het plangebied ligt binnen een gebied waar geen archeologische waarde te vinden is. De archeologische waarde staat hiermee de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.
Cultuurhistorische waarden kunnen betrekking hebben op bebouwde cultuurhistorie (monumenten), cultuurhistorische landschappen en archeologische waarden van een gebied.
Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart (plangebied rood omcirkeld)
Het plangebied ligt binnen een gebied waar geen archeologische waarde te vinden is. De archeologische waarde staat hiermee de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.
Uit de cultuurhistorische waardenkaart blijkt dat er binnen het plangebied cultuurhistorische elementen aanwezig zijn. Deze elementen moeten behouden en versterkt worden. Dit wordt gedaan door de boom de ruimte te geven en daar een groenbestemming omheen te plannen. Er bevindt zich aan de oostkant van het plangebied de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol groen' en 'cultuurhistorisch wegenstructuur'. Dit bestemmingsplan zal geen invloed hebben op de cultuurhistorische waarden. Het aspect cultuurhistorie staat de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan niet in de weg.
Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium te agenderen in het besluitvormingsproces van ruimtelijke plannen. De paragraaf beschrijft de actuele waterhuishouding in het plangebied. Daarnaast wordt, binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan, vastgelegd aan welke watereisen de ontwikkeling moet voldoen. Ruimtelijke plannen worden onder meer getoetst aan "hydrologisch neutraal" ontwikkelen conform landelijk en lokaal waterbeleid. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder c van het Besluit ruimtelijke ordening.
Nederland is een waterland. De opgaven op het terrein van water zijn omvangrijk en worden in de toekomst alleen maar groter. Om ons land ook voor de komende generaties veilig, aantrekkelijk en leefbaar te houden, is het Nationaal Water Programma 2022-2027 (NWP) ontwikkeld. Dit NWP beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en het beheer van de rijkswateren en rijks vaarwegen. Voor het waterbeleid is het NWP een uitwerking van de Nationale Omgevingsvisie. Belangrijke onderdelen van het NWP zijn de stroomgebied beheerplannen, het overstromingsrisicobeheerplan en het Programma Noordzee, die als wettelijke bijlagen zijn opgenomen.
De wateropgaven waar Nederland op dit moment voor staat, de uitdagingen richting de toekomst en de noodzaak van een integrale aanpak vormen de basis voor 3 hoofdambities van dit NWP:
Het waterbeheerprogramma beschrijft de doelen van Waterschap De Dommel voor de periode 2022-2027. Het plan is afgestemd op de ontwikkeling van het Nationaal Waterplan, het Provinciaal Milieu en Waterplan en het Stroomgebiedsbeheerplan. Meer dan voorheen wil het waterschap inspelen op initiatieven van derden en kansen die zich voordoen in het gebied. Ten aanzien van de doelen is een indeling gemaakt in de volgende waterthema's:
Het waterschap staat voor een aantal complexe uitdagingen, die zij in veel gevallen niet alleen kan realiseren. Deze uitdagingen geven invulling aan de verbinding van water met de maatschappelijke ontwikkelingen. Daarom zet het waterschap sterk in op samenwerking. In dit Waterbeheerprogramma nodigt het waterschap waterpartners, stakeholders, boeren, burgers en bedrijven nadrukkelijk uit om gezamenlijk te werken aan slimme, innovatieve oplossingen voor de complexe wateropgaven. Dit betekent onder meer dat het waterschap de bestaande samenwerking met alle partners in het gebied wil uitbreiden en 'grenzeloos' organiseren vanuit de kracht van ieders rol en verantwoordelijkheid.
Wat zijn de belangrijkste uitdagingen voor de komende planperiode? Voldoende water voor landbouw en natuur:
Het waterbeheerplan is te vinden op de website van het waterschap: www.dommel.nl.
De 'Keur Waterschap De Dommel 2015' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of algemene regels van toepassing zijn voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden, beekdalen en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunning verlening.
De Keur van het waterschap is enkel van toepassing wanneer direct wordt geloosd naar een oppervlaktelichaam in beheer en eigendom van het waterschap De Dommel.
De drie Brabantse waterschappen, Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta hanteren sinds 1 maart 2015 dezelfde (beleids)uitgangspunten voor het beoordelen van plannen waarbij het verhard oppervlak toeneemt. Deze (beleids)uitgangspunten zijn geformuleerd in de 'Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'. Bij een toename en afkoppeling van het verhard oppervlak geldt het
uitgangspunt dat plannen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. De waterschappen maken bij het beoordelen van plannen met een toegenomen verhard oppervlak onderscheid tussen grote en kleine plannen. Hoewel er relatief veel kleine plannen zijn, veroorzaken deze op deelstroomgebiedsniveau nauwelijks een toename van de maatgevende afvoer. Het waterschap maakt grofweg onderscheid in projecten met een toename van verhard oppervlak van maximaal 500 m², 500 m² tot 10.000 m² en meer dan 10.000 m².
Het waterbeleid van de gemeente Son en Breugel is vastgelegd in het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (2016-2022). De term Verbreed houdt verband met de wettelijke uitbreiding van de zorgplicht riolering. Volgens de wetgeving heeft de gemeente drie zorgplichten op het gebied van stedelijk waterbeheer:
Dit komt er op neer dat de gemeente vanuit het oogpunt van volksgezondheid en veiligheid zorg draagt voor een deugdelijke inzameling, berging, transport en/of lokale zuivering van stedelijk afvalwater, afvloeiend hemelwater en grondwater. De kans op overlast dient hierbij te worden beperkt tot maatschappelijk aanvaardbare normen.
Als hemelwater via het rioolstelsel óf via watergangen afgevoerd wordt, kan dit bij hevige regenval op verschillende plaatsen vaker tot wateroverlast leiden. Bovendien zorgt de versnelde afvoer ook nog eens voor verdrogingsproblemen, aangezien het water niet de tijd krijgt om het grondwater aan te vullen.
Daarom hanteert de gemeente voor afvoer van het hemelwater afkomstig van verhard oppervlak de onderstaande waterkwantiteitstrits ook genaamd “de Ladder van Lansink”:
De afvoer van hemelwater bepaalt voor een groot deel de benodigde capaciteit van het rioolstelsel. Klimaatverandering zal leiden tot steeds zwaardere en intensievere regenbuien, dus een grotere piekbelasting. Het is niet mogelijk om alle gevolgen van klimaatverandering volledig ondergronds te verwerken. Hiervoor zijn maatregelen nodig die extreem veel geld gaan kosten. Oplossingen worden gezocht in integrale maatregelen in de openbare ruimte.
In openbaar gebied komt dit tot uiting door hemelwatervoorzieningen in groenstroken die geschikt zijn gemaakt voor de opvang van overtollig hemelwater en aanpassing van waterpartijen. De perceeleigenaar draagt een steentje bij door op eigen terrein voorzieningen
te treffen voor buffering en/of opslag van hemelwater. De gemeente ziet hierbij toe op een doelmatige invulling van de hemelwateropgave.
Bij herontwikkeling en nieuwbouw van woningen en bedrijven binnen de gemeente Son en Breugel wordt uitgegaan van het HNO-principe (Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen): hemelwater wordt hergebruikt of het hemelwater trekt ter plaatse de bodem in via hemelwater verwerkende voorzieningen zoals infiltratiekolken, bermen, wadi's en vijverpartijen. Waar mogelijk worden voorzieningen gecombineerd met benodigde maatregelen in omringende wijken. Indien de lokale omstandigheden de verwerking van hemelwater in de bodem niet toelaten, wordt het afgevoerd naar het dichtstbijzijnde oppervlaktewater, conform de richtlijnen van het hydrologisch neutraal ontwikkelen.
Wanneer wordt aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel van de gemeente Son en Breugel zijn de volgende regels van toepassing:
Om de waterbelangen in een zo vroeg mogelijk stadium in beeld te hebben heeft het waterschap de Watertoetsviewer ontwikkeld. In het kader van het watertoetsproces zijn hierbij de relevante en beschikbare wateraspecten digitaal beschikbaar.
Uitsnede Watertoetsviewer waterschap De Dommel (plangebied rood omlijnd)
Met dit bestemmingsplan worden extra bebouwingsmogelijkheden mogelijk gemaakt. In onderstaande tabel is weergegeven hoeveel vierkante meter verharding in het plangebied wordt toegevoegd.
Oppervlakte | Huidig m2 | Toekomstige situatie (m2) |
Dakoppervlakte bebouwing (bouwvlakken) | 352 m2 | 260 m2 |
Terreinverhardingen | 412 m2 | 502 m2 |
Onverhard terrein | 263 m2 | 265 m2 |
Totaal | 1027 m2 | 1027 m2 |
in de tabel is te zien dat er 92 m2 dakoppervlakte af gaat en er komt 90 m2 terreinverharding bij en 2m2 onverhard terrein bij. Dit betekend dat het verhard oppervlak niet toeneemt en met 4 m2 afneemt. Hiervoor is dus geen extra benodigde compensatie nodig.
Ten behoeve van de waterkwaliteit wordt geadviseerd om zo min mogelijk gebruik te maken van uitloogbare materialen, zoals lood, koper en zink. Hierdoor wordt de uitspoeling van vervuilende stoffen via de bodem naar het oppervlaktewater voorkomen. Deze stoffen kunnen zich namelijk ophopen in het water (bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water( bodem)kwaliteit en ecologie.
Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Wet natuurbescherming. In het kader van de Wet natuurbescherming mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden. De wet voorziet tevens in de bescherming van plant- en diersoorten en de leefgebieden van deze diersoorten.
Er bevindt zich geen Natuurnetwerk Nederland (NNN) binnen het plangebied. Er is van directe aantasting van het NNN dan ook geen sprake. In de omgeving van het plangebied liggen wel NNN-gebieden. De ontwikkeling in het plangebied heeft, gezien de beperkte omvang, geen effect op de directe omgeving van het plangebied. Daardoor zijn significant negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN uitgesloten. Vanuit dit oogpunt zijn er voor NNN geen belemmeringen.
Er bevindt zich geen Natura 2000-gebied binnen het plangebied. Het meest dichtbijgelegen natura-2000 gebied is de 'Strabrechtse Heide & Beuven' op circa 14 kilometer. Gelet op de beperkte omvang van het initiatief en de grote afstand tot het meest nabijgelegen Natura-2000 gebied kan gesteld worden dat het aspect 'stikstof' geen belemmering oplevert, zoals ook uit de in opdracht van gemeente Son en Breugel gestandaardiseerde berekening van de ODZOB is gebleken. Bij woningbouwplannen tot 10 woningen vindt minder dan 100 kg NOx/jaar plaats. Hieruit kan geconcludeerd worden dat dergelijke kleinschalige woningbouwplannen in de gemeente Son en Breugel geen stickstofdepositie veroorzaken op Natura 2000-gebieden.
Voor dit initiatief is nog wel een Aerius berekening opgesteld. Uit de berekening is gebleken dat het projecteffect op de Natura 2000-gebieden kleiner is of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijk projecteffect zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten. Op basis van het onderzoek blijkt dat er geen vergunning benodigd is voor het aspect stikstof.
Er hoeft dan ook geen vergunning Wet natuurbescherming aangevraagd te worden.
In dit kader heeft een quickscan flora & fauna plaatsgevonden, uitgevoerd door Econsultancy. De rapportage is als bijlage toegevoegd aan deze toelichting. Hieronder worden de belangrijkste bevindingen weergegeven.
De verspreidingsgegevens en het oriënterend veldbezoek geven een voldoende duidelijk beeld van het (mogelijk) voorkomen van vaatplanten, grondgebonden zoogdieren, algemene broedvogels, jaarrond beschermde nestplaatsen, reptielen, amfibieën, vissen en ongewervelde diersoorten. Er is geen aanleiding tot het uitvoeren van een soortgericht onderzoek om het voorkomen van bovengenoemde soorten en soortgroepen en/of hun verblijfplaatsen nader vast te stellen.
Uit onderzoek is gebleken dat er vleermuizen in het projectgebied aanwezig zijn, hiervoor zal aanvullend onderzoek noodzakelijk geacht worden.
Dit onderzoek wordt uitgevoerd in 2023. De verwachting is dat als er vleermuizen worden aangetroffen dat een ontheffing kan worden verkregen en/of dat mitigerende maatregelen mogelijk zijn. Hierdoor vormt dit geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
Voor grondgebonden zoogdieren, amfibieën, en broedvogels geldt de algemene zorgplicht.
Uit de effectbeoordeling van de soortenbescherming blijkt de aanvullende specifieke beschermende maatregelen noodzakelijk zijn om negatieve effecten te voorkomen of te beperken.
Te allen tijde geldt voor alle soortgroepen de algemene zorgplicht. Het is van belang dat iedereen bij de uitvoering van de werkzaamheden zich hiervan bewust is. geadviseerd wordt om activiteiten die nadelig zijn voor in het wild levende dieren en planten (ongeacht bescherming), in redelijkheid zo veel mogelijk nalaat of maatregelen te nemen om onnodige schade aan deze soorten te voorkomen. bij het aantreffen van diersoorten moeten deze de kans worden gegeven om de werkzaamheden te ontvluchten.
Het aspect gebiedsbescherming vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemminsplan. Het planvoornemen heeft geen negatieve effecten op beschermde natuurgebieden.
Met in achtneming van de hiervoor opgenomen maatregelen m.b.t. soorten, kunnen de werkzaamheden conform het planvoornemen in overeenstemming met de Wet natuurbescherming plaatsvinden.
Dit bestemminsplan maakt de bouw van maximaal 5 woningen mogelijk. De gemeente Son en Breugel heeft een stedelijkheidsgraad van: weinig stedelijk. Het plangebied bevindt zich binnen de bebouwde kom.
In de gemeente Son en Breugel worden de parkeernormen van de kennismodule 'publicatie Toekomstbestendig parkeren - Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van CROW gehanteerd. Het plangebied ligt in het aanloopgebied naar het centrum toe daarom geldt hier een parkeernorm van 1,6 voor tussen/hoek woningen en 1,9 voor vrijstaande woningen. Voor parkeren door bezoekers geldt een parkeernorm van 0,3.
Er komt 1 vrijstaande woning en er komen 4 tussenwoningen.
Schematisch ziet het benodigde aantal parkeerplaatsen er als volgt uit
Parkeren bewoners | Parkeren bezoekers | |
1 vrijstaande woning | 1,9 | 0,3 |
4 tussenwoningen | 6,4 | 1,2 |
Totaal 5 woningen | 8,3 | 1,5 |
Voor deze vijf woningen dienen er 10 parkeerplaatsen (8,3+1,5) aanwezig te zijn.
Parkeer voorzieningen in plangebied (Rode cirkel: in openbare ruimte, paarse cirkel: eigen terrein)
Het parkeren wordt opgelost door 2 lange opritten, echter worden deze niet als volwaardige parkeerplaats gerekend. Het berekeningsaantal voor een oprit is daarom in dit geval 1 parkeerplaats. Dit betekent dat er in totaal 2 parkeerplaatsen op eigen terrein voorzien worden.
Ook zullen er 5 nieuwe parkeerplaatsen gerealiseerd worden binnen het plangebied in de openbare ruimte. In totaal komen er 7 parkeerplaatsen. Dit zijn 3 parkeerplaatsen te weinig op basis van de benodigde parkeernorm. Deze worden in de openbaar ruimte opgevangen.
Foto parkeergelegenheid omgeving H. Veenemanstraat 27
Aan de H. Veenemanstraat is te zien dat er langs geparkeerd kan worden aan de oost en westzijde. Uit het onderzoek is gebleken dat er in de openbare ruimte voldoende parkeergelegenheid is om de 3 parkeerplaatsen op te vangen.
Het participatieverslag is het gesprek dat de initiatiefnemer voert met de omgeving en bestaat uit het overleg dat tussen de initiatiefnemer en de omgeving over het plan is gevoerd.
In september en oktober 2022 zijn de directe omwonenden en aangrenzende eigenaren persoonlijk geïnformeerd door de initiatiefnemer. Hij heeft daarbij de voorgenomen bouwplannen besproken. De direct omwonenden hebben na de toelichting aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het plan. In de bijlage is het participatieverslag opgenomen.
De kosten die worden gemaakt bij de uitvoering van de ontwikkeling zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De ontwikkeling heeft voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen. Het bestemmingsplan is hiermee financieel uitvoerbaar.
Wanneer met een bestemmingsplan een bouwplan, zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, mogelijk wordt gemaakt, dient conform artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan te worden opgesteld. Deze eis geldt niet indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Aangezien in voorliggend geval het kostenverhaal is vastgelegd door middel van een anterieure overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer, kan de vaststelling van een exploitatieplan achterwege blijven.
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan 'Son Midden; H. Veenemanstraat 27' is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. De inhoud van de regeling sluit aan op 'Son Midden' (vastgesteld op 14 december 2010) en de bijbehorende herzieningen. Gezien de aard en omvang van het planvoornemen is op sommige aspecten maatwerk geleverd. Hierna wordt inhoudelijk ingegaan op de 4 hoofdstukken die tezamen de juridische regeling van het voorliggende bestemmingsplan vormen en volgt een beschrijving van de toegepaste bestemming.
In het kader van de SVBP2012 dient een vaste volgorde en indeling van het bestemmingsplan aangehouden te worden. Deze is hieronder aangegeven.
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In het eerste artikel zijn de begrippen opgenomen die van belang zijn voor de toepassing van het plan. Het tweede artikel betreft de wijze van meten, waarin wordt aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten.
In dit hoofdstuk worden planregels gegeven voor de binnen het plangebied bestaande functies. Voor de toegepaste bestemming zijn de doeleinden en de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. In beginsel is iedere vorm van bebouwing, die past binnen de desbetreffende bestemming tot een bepaalde omvang rechtstreeks (dus zonder voorafgaande afwijking of wijziging) toegestaan. Wel dient er te worden voldaan aan de voorgeschreven maatvoering (bouwhoogte, dakhelling en dergelijke).
Dit hoofdstuk bevat de volgende algemene regels:
Dit hoofdstuk bevat:
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor, groenvoorzieningen; bermen en beplantingen; speelvoorzieningen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen; voorzieningen voor langzaam verkeer; geluidwerende voorzieningen; straatmeubilair; nutsvoorzieningen.
Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen.
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, erven en verhardingen, erkers, balkons of luifels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen voor zover deze zijn verbonden met het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming, onoverdekte zwembaden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op of in deze gronden mogen uitsluitend erkers, balkons of luifels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen worden gebouwd voor zover deze zijn verbonden met het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming.
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, tuinen, erven en verhardingen, aan-huis-verbonden beroepen, aan-huis-verbonden bedrijven, onoverdekte zwembaden, groenvoorzieningen, paden en wegen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
De bebouwingsregels voor hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zijn in de planregels bij deze bestemming opgenomen. Ook is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om af te wijken van de bouwregels.
Onder bepaalde voorwaarden zijn aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven in de woning rechtstreeks toegestaan. Binnen de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen ten behoeve van het gebruik van de woning voor een aan-huis-verbonden beroep en bedrijf tot een maximum beroepsvloeroppervlak van 60 m².
Het participatieverslag is het gesprek dat de initiatiefnemer voert met de omgeving en bestaat uit het overleg dat tussen de initiatiefnemer en de omgeving over het plan is gevoerd.
In september en oktober 2022 zijn de directe omwonenden en aangrenzende eigenaren persoonlijk geïnformeerd door de initiatiefnemer. Hij heeft daarbij de voorgenomen bouwplannen besproken. De direct omwonenden hebben na de toelichting aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het plan. In de bijlage is het participatieverslag opgenomen.
In artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) is aangegeven dat een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg dient te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en diensten van de provincie en het Rijk in zoverre belangen van deze overheden in het geding zijn. Vanwege hun belang bij onderhavig bestemmingsplan is dit plan ter vooroverleg toegestuurd aan het waterschap en de provincie.
Van het Waterschap De Dommel is een vooroverlegreactie ontvangen. Deze reactie is als vooroverlegreactie in het kader van dit bestemmingsplan meegenomen en verwerkt.
Het plan doorloopt de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wro. In het kader van deze procedure heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen, waarbij de mogelijkheid is geboden tot het indienen van zienswijzen.