direct naar inhoud van Planregels
Plan: Kerkstraat 70 Someren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0847.BP02019006-VS01

Planregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

plan:

het bestemmingsplan 'Kerkstraat 70 Someren' van de gemeente Someren.

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0847.BP02019006-VS01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

aanbouw:

een aan een hoofdgebouw aanwezig bouwwerk dat architectonisch ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

aaneengebouwd:

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de perceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens hoeft te worden gebouwd.

aan-huis-verbonden beroep:

het uitoefenen van een beroep, het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied of het uitoefenen van publiekverzorgend ambacht in de vorm van kappers, schoonheidssalons e.d., met dien verstande dat woonfunctie hoofdfunctie blijft.

achtergevellijn:

de lijn waarin de achtergevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met deze (bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest.

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

bedrijf:

inrichting voor de uitoefening van een bepaalde tak van industrie, handel en/of nijverheid of soortgelijke activiteiten.

bestaande bebouwing:

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning.

bestaand gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand, gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond, doch met uitzondering van kelders en de onder de kap aanwezige zolder.

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

functie:

doeleinde ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden, of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

geschakelde bebouwing:

bebouwing bestaande uit een hoofdgebouw dat door een aangebouwd bijgebouw verbonden is met een hoofdgebouw op het aangrenzende perceel en waarvan het hoofdgebouw met één zijgevel in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd.

hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, met uitzondering van discotheken.

huishouden:

één persoon dan wel twee of meer personen, die duurzaam met elkaar samenleven.

levensloopbestendige woning:

een zelfstandige woning die geschikt is voor bewoning tot op hoge leeftijd, ook in geval van fysieke handicaps of chronische ziekten van bewoner(s). De woning past in alle levensfasen bij de behoeften die de bewoner op dat moment heeft. Een levensloopbestendige woning voldoet aan de eisen van Woonkeur, mobiliteitsklasse C: 'Nultredenwoning met voldoende bewegingsruimte en zonder obstakels binnenshuis om met een rolstoel te kunnen manoeuvreren'.

mantelzorg:

het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan één of meer leden van een huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak.

overkapping:

een overdekte open ruimte waarvan de begrenzingen worden gevormd door bestaande gebouwen, dan wel door vrijstaande ondersteuningen en welke niet wordt aangemerkt als een gebouw.

peil:

  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse;
  • b. overige gebouwen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

prostitutie:

het zich tegen vergoeding aan anderen beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen.

verharding:

alle oppervlakten die niet waterdoorlatend zijn.

voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

al het oppervlaktewater zoals sloten, vijvers, kanalen en beken alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen en inlaten.

woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:

2.1 de afstand tot de perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

2.2 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.3 het bebouwingspercentage:

het door bouwwerken bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen de bestemming.

2.4 de breedte, diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de hart van scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. voorzieningen voor riolering en bijbehorende randvoorzieningen;
  • g. inritten.

3.2 Bouwregels

De tot 'Groen' bestemde grond mag uitsluitend worden bebouwd met bouwwerken ten dienste van de inrichting van het onbebouwde gebied en nutsgebouwtjes, met inachtneming van het volgende:

  • a. De inhoud van gebouwen mag niet meer dan 50 m³ bedragen.
  • b. De hoogte van gebouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Voorwaardelijk verplichting waterberging i.r.t. bebouwen en verharden

Het oprichten van bebouwing en aanbrengen van oppervlakteverharding is uitsluitend toegestaan indien binnen het bestemmingsplangebied wordt voorzien in een waterbergingsvoorziening van voldoende omvang, waarbij de capaciteit van de waterbergingsvoorzieningen als volgt wordt berekend: minimaal 60 mm per m² verharding.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonstraten;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. trottoirs, voetpaden en langzaamverkeersverbindingen (waaronder fietspaden);
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. voorzieningen voor riolering en bijbehorende randvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

De tot 'Verkeer - Verblijfsgebied' bestemde grond mag uitsluitend worden bebouwd met bouwwerken ten dienste van de constructie en verkeerstechnische uitrusting van wegen, de inrichting van het onbebouwde gebied en nutsgebouwtjes, met inachtneming van het volgende:

  • a. De inhoud van gebouwen, met uitzondering van het onder c bepaalde, mag niet meer dan 50 m³ bedragen.
  • b. De hoogte van gebouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen.
  • c. De oppervlakte van een fietsenstalling, (muziek)kiosk of een vergelijkbaar gebouw ten dienste van het gebruik van het onbebouwd gebied mag een grotere inhoud hebben dan onder a is bepaald, maar de oppervlakte mag niet meer dan 75 m² bedragen.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woondoeleinden;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen als ondergeschikte functie bij woondoeleinden;
  • c. parkeren, tuinen en erven bij woningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 12.
  • b. Het bebouwingspercentage voor hoofdgebouwen, aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 70% van het bouwperceel.

5.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Er mogen uitsluitend geschakelde, levensloopbestendige woningen worden gebouwd.
  • b. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak. Ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, penanten, pilasters, vensterbanken, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken worden daarbij buiten beschouwing gelaten.
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)'.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)'.
  • e. Hoofdgebouwen dienen te worden voorzien van een hellend dak met een dakhelling van minimaal 30° en maximaal 60°.

5.2.3 Aanbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Aanbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd.
  • b. Aanbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend in één bouwlaag worden gebouwd.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  • d. De gezamenlijke diepte van hoofdgebouw en aanbouw mag voor maximaal 50% van de breedte van het bouwperceel ter hoogte van de achtergevellijn niet meer bedragen dan 17 meter, en voor het overige niet meer dan 13 meter.
  • e. Per bouwperceel moet achter de achtergevel een ruimte van minimaal 35 m² onbebouwd blijven.

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • b. De afstand van constructies voor het leiden van bomen tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 0,5 m; de bouwhoogte van constructies voor het leiden van bomen mag niet meer bedragen dan 5 meter.
  • c. De bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 meter.
  • d. De bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 meter.
  • e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

5.2.5 Overkappingen en luifels

Voor het bouwen van overkappingen en luifels gelden de volgende bepalingen:

  • a. Overkappingen en luifels mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduidingen 'bijgebouwen' en 'specifieke bouwaanduiding - overkappingen' worden gebouwd.
  • b. De oppervlakte van een overkapping mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 20 m².
  • c. De bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  • d. De bouwhoogte van een luifel mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.
  • e. Overkappingen aan de achtergevel van het hoofdgebouw (terrasoverkapping) dienen te worden gerealiseerd binnen de toegestane bouwdiepten, zoals opgenomen in 5.2.3 onder d.

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Aan-huis-verbonden beroepen

De uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De activiteit mag uitsluitend plaatsvinden in het hoofdgebouw (inclusief aanbouwen) of een aangebouwd bijgebouw.
  • b. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het begane grondoppervlak van het hoofdgebouw (exclusief aanbouwen), tot een maximum van 60 m².
  • c. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • d. Detailhandel is niet toegestaan.
  • e. De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner.

5.3.2 Parkeren

Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. Er dient tenminste te worden voldaan aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen' van de gemeente Someren, zoals vastgesteld d.d. 28 juni 2018.
  • b. In het geval van functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, conform het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen' van de gemeente Someren, zoals vastgesteld d.d. 28 juni 2018.
  • c. Indien het gebruik van een gebouw en/of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen.
  • d. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a indien wordt voorzien in een parkeervoorziening, die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is als bedoeld onder a, daarbij rekening houdend met de reeds bestaande bebouwing ter plaatse en de mogelijkheid van dubbelgebruik.
  • e. Indien het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen als bedoeld onder a en b gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging.
  • f. Parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid, dient in stand te worden gehouden.

5.3.3 Voorwaardelijk verplichting waterberging
  • a. Het oprichten van bebouwing is uitsluitend toegestaan indien binnen het bestemmingsplangebied wordt voorzien in een waterbergingsvoorziening van voldoende omvang, waarbij de capaciteit van de waterbergingsvoorzieningen als volgt wordt berekend: minimaal 60 mm per m² verharding.
  • b. Binnen 18 maanden na het tijdstip van het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor bouwen dienen de gronden direct vóór de voorgevel van een woning, over een diepte van 2,5 meter voor de voorgevel, te zijn ingericht als onverharde tuin ten behoeve van een goede waterhuishouding, ter compensatie van de toename van het verhard oppervlak. Deze gronden mogen niet worden voorzien van oppervlakteverharding en de inrichting als tuin dient in stand te worden gehouden.
  • c. Indien bij de inrichting van de gronden voor de voorgevel niet kan worden voldaan aan het gestelde onder b dient elders op het bouwperceel een vergelijkbaar oppervlakte onverhard te blijven.

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op grond van en met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen voor wat betreft het toegestane bebouwingstype en daarmee in samenhang de op de verbeelding aangegeven bouwaanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)' en de bouwregels voor aanbouwen en bijgebouwen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan daar waar bovengronds gebouwd mag worden.
  • b. Ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag (van maximaal 3,5 meter) ondergronds.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. Het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.
  • b. Het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van horeca.
  • c. Het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en/of als afhankelijke woonruimte.

8.2 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 8.1 onder c en toestaan dat een aangebouwd bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 75 m²;
  • c. het bevoegd gezag de omgevingsvergunning intrekt, verleend op grond van sub a, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in de regels, ten behoeve van:

  • a. het afwijken van de voorgeschreven minimum- en maximummaten met niet meer dan 10%, mits:
    • 1. daarvoor in deze regels geen bijzondere afwijkingsbevoegdheden zijn opgenomen;
    • 2. dit noodzakelijk is voor de bouwkundige dan wel architectonische inpassing;
  • b. het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bouw- en bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden dit vergt.

De onder a en b geregelde omgevingsvergunningen kunnen worden verleend indien door deze verlening belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en de stedenbouwkundige samenhang niet onevenredig wordt aangetast. Er zal sprake zijn van onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige samenhang als:

  • a. de karakteristiek van de openbare ruimte wordt aangetast;
  • b. de historische of stedenbouwkundige betekenis van de bebouwing wordt aangetast.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Kerkstraat 70 Someren.