direct naar inhoud van Regels
Plan: Boerenkamplaan 23, Someren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0847.BP02019002-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

plan: 
het bestemmingsplan 'Boerenkamplaan 23, Someren' van de gemeente Someren.

bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0847.BP02019002-VS01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

aanbouw:
een aan een hoofdgebouw aanwezig bouwwerk dat architectonisch ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw, maar in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw.

aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

aaneengebouwd: 
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de perceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens hoeft te worden gebouwd.

aan-huis-verbonden beroep: 
het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met dien verstande dat woonfunctie hoofdfunctie blijft.

achtergevellijn:
de lijn waarin de achtergevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

afhankelijke woonruimte:
een gebouw bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met deze (bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

bedrijf: 
inrichting voor de uitoefening van een bepaalde tak van industrie, handel en/of nijverheid of soortelijke activiteiten.

bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlak: 
het totale vloeroppervlak van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein dat wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

bestaande bebouwing: 
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning.

bestaand gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.

bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.

bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

bijgebouw: 
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

bouwen: 
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.

bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond, doch met uitzondering van kelders en de onder de kap aanwezige zolder.

bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.

bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

buitenwerks gevelvlak: 
het gedeelte van de buitenmuur van een gebouw dat zich aan de buitenzijde van het gebouw bevindt.

dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

functie: 
doeleinde ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden, of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

gestapeld(e bebouwing):
bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten.

halfvrijstaande bebouwing:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens zijn gebouwd en aan de andere zijde niet.

hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.

hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

mantelzorg: 
het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak.

overkapping:
een overdekte open ruimte waarvan de begrenzingen worden gevormd door bestaande gebouwen, dan wel door vrijstaande ondersteuningen en welke niet wordt aangemerkt als een gebouw.

patio(bebouwing): 
een woning met een geheel of gedeeltelijke omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door gevels van belendende, dan wel op het eigen perceel aanwezige bebouwing.

peil: 
het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitende afgewerkte terrein of tot aan de hoogte van de kruin van de weg ter plaatste.

twee-aaneen: 
bebouwing van halfvrijstaande hoofdgebouwen.

voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

voorgevelrooilijn:

  • a. de grens van het bouwvlak, die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, tot aan de perceelsgrenzen.
  • b. de naar de zijdelingse perceelgrens gerichte grens van het bouwvlak, die ook naar de weg of het openbare groen is gekeerd, tot aan de achterste perceelsgrens.

vrijstaand:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet zijn gebouwd in de zijdelingse perceelsgrens.

woning: 
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:

de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

het bebouwingspercentage:
het door bouwwerken bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen de bestemming.

de breedte, diepte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, zulks met inbegrip van erkers en aanbouwen, met dien verstande dat bij woonruimten in gebouwen, die niet uitsluitend voor bewoning zijn bestemd, de inhoud van de woning wordt gemeten boven de afgewerkte vloer van de woonlaag c.q. woonlagen.

oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de hart van scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, dan wel indien het bouwwerk uit meerdere bouwlagen bestaat, over de laag met het grootste oppervlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofd-gebouwen, alsmede voor:
  • b. in- en uitritten;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. groen en groenvoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • b. Afstand bomen tot erfgrens
    • 1. De afstand tot de erfgrens, als bedoeld in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek, wordt vastgesteld op:
      • nihil voor bomen, heesters en heggen op openbaar terrein;
      • 2,0 meter voor bomen en nihil voor heesters en heggen in privaat eigendom.
    • 2. In afwijking van het bepaalde in lid b onder 1, punt 2 wordt de afstand tot de erfgrens voor leibomen in privaat eigendom vastgesteld op 0,5 meter onder de voorwaarde dat de bomen vanaf eigen perceel gesnoeid moeten kunnen worden en er geen sprake mag zijn van overhangende taken over de perceelgrens.
  • c. De bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 1 m.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • e. Overkappingen zijn niet toegestaan.

3.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend ondergeschikte uitbouwen en luifels bij de op aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen worden gebouwd, welke aan de volgende kenmerken voldoen:

  • a. De bouwgrens binnen de bestemming Wonen-1 wordt met niet meer dan 1 m naar de wegzijde overschreden.
  • b. De breedte van een uitbouw en/of luifel mag niet meer bedragen dan 40% van de gevel waarin de uitbouw en/of luifel wordt gebouwd, met een maximum breedte van 2,5 m.
  • c. De bouwhoogte van een uitbouw en/of luifel mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.
  • d. De afstand van de uitbouw en/of luifel tot de straat mag niet minder bedragen dan 2 m.

Artikel 4 Wonen - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woondoeleinden;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen als ondergeschikte functie bij woondoeleinden;
  • c. parkeren, tuinen en erven bij woningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. Het is verboden om op de gronden met de bestemming 'Wonen' gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geheel of gedeeltelijk te slopen en/of ingrijpende aanpassingen te verrichten zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders;
  • b. De onder a vermelde vergunning kan enkel worden verleend als uit onderzoek door een ter zake deskundig en gecertificeerd onderzoeksbureau is gebleken dat er geen belemmeringen zijn vanuit de Wet Natuurbescherming, tenminste aannemelijk is geworden dat er geen ontheffing op grond van de wet Natuurscherming nodig is, dan wel dat, voorzover nodig, ontheffing is verkregen.
  • c. Het bebouwingspercentage voor hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan: 60% voor twee-aaneen hoofdgebouwen.
4.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. Ter plaatse van de aanduiding: "twee-aaneen" dient het aangegeven bebouwingstype te worden aangehouden.
  • b. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.
  • c. De voorgevel van een hoofdgebouw moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn, dan wel op een afstand van niet meer dan 3 m daar achter.
  • d. De breedte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 10 m, met inachtneming van het bepaald onder g.
  • e. De goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)".
  • f. De bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)".
  • g. De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag ter plaatse van de aanduiding: "twee-aaneen" aan één zijde niet minder bedragen dan 3 m.
  • h. Het toevoegen van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van aanvullende nieuwbouw ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarbij geldt dat het aantal toe te voegen woningen niet meer bedragen dan ter plaatse van deze aanduiding is aangegeven.

4.2.3 Aanbouwen en bijgebouwen

Binnen de bestemming "Wonen-1" mogen aanbouwen en bijgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. Aanbouwen mogen worden gebouwd aan de achtergevel van twee-aaneen hoofdgebouwen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. De aanbouwen mogen uitsluitend in één bouwlaag worden gebouwd.
    • 2. De goothoogte mag maximaal 3 m en de bouwhoogte mag maximaal 5,5 m bedragen.
    • 3. De gezamenlijke diepte van hoofdgebouw en aanbouw mag niet meer bedragen dan 16 m.
    • 4. De afstand tot de achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
  • b. Bijgebouwen bij woningen mogen worden gebouwd achter de achtergevellijn en naast het hoofdgebouw op een afstand van ten minste 3,5 m uit de voorgevel van het hoofdgebouw met dien verstande dat:
    • 1. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen op bouwpercelen:
      • kleiner dan 500 m2 niet meer mag bedragen dan 50 m2;
      • van 500 m2 tot en met 1.000 m2 niet meer mag bedragen dan 60 m2;
      • groter dan 1.000 m2 niet meer mag bedragen dan 75 m2;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 3 m en de bebouwingshoogte niet meer dan 5,5 m mag bedragen.
    • 3. Het bebouwingspercentage zoals bedoeld in 4.2.1 mag niet worden overschreden.

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • b. Afstand bomen tot erfgrens
    • 1. De afstand tot de erfgrens, als bedoeld in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek, wordt vastgesteld op:
      • nihil voor bomen, heesters en heggen op openbaar terrein;
      • 2,0 meter voor bomen en nihil voor heesters en heggen in privaat eigendom.
    • 2. In afwijking van het bepaalde in lid b onder 1, punt 2 wordt de afstand tot de erfgrens voor leibomen in privaat eigendom vastgesteld op 0,5 meter onder de voorwaarde dat de bomen vanaf eigen perceel gesnoeid moeten kunnen worden en er geen sprake mag zijn van overhangende taken over de perceelgrens.
  • c. De bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • d. De bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 1 m.
  • e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • f. Overkappingen zijn niet toegestaan voor de voorgevellijn.

4.2.5 Overkappingen

Bij iedere woning mogen overkappingen worden gebouwd, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  • a. De lijn evenwijdig aan en op een afstand van 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag in de richting van de weg niet worden overschreden.
  • b. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • d. Overkappingen aan de achtergevel van het hoofdgebouw (terrasoverkapping) dienen gerealiseerd te worden binnen de toegestane bouwdiepte van het woningtype (inclusief aanbouwen) en met inachtneming van het geldende bebouwingspercentage, de minimale afstand tot de achterste perceelsgrens van 6 m en een bouwhoogte van maximaal 3 m.

4.2.6 Voorwaardelijke verplichting

Een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor het bouwen een woning, kan slechts worden verleend indien:

    • 1. aannemelijk is gemaakt dat de overtollige bebouwing wordt gesloopt door het indienen van een sloopmelding;
    • 2. de geluidwerende werking van de voorgevel minimaal 30 dB bedraagt.

4.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, de afmetingen, de vormgeving en de dakvorm van hoofd- en bijgebouwen en van bouwwerken, geen gebouw zijnde, alsmede aan de situering van in- en uitritten en het parkeren op het bouwperceel.
  • b. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met inachtneming van de bebouwingsvoorschriften:
    • 1. indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en/of het stedenbouwkundig beeld, dan wel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en/of architectonische inpassing in de bestaande bebouwing;
    • 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. 4.2, mits de stedenbouwkundige samenhang niet onevenredig wordt aangetast.

Van onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige samenhang is sprake als door een bebouwings- of gebruiksinitiatief:

    • 1. de bebouwingstypologie zoals aangeduid (twee-aaneen) wordt aangetast;
    • 2. de karakteristiek van de openbare ruimte wordt aangetast;
    • 3. de diversiteit (qua verschijning, functie of tijdsbeeld) en de historische of stedenbouwkundige betekenis van de bebouwing wordt aangetast;
    • 4. de bebouwingspercentages niet worden overschreden.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Specifieke gebruiksregels
  • a. Binnen de bestemming "Wonen-1" is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    • 1. De activiteit mag uitsluitend plaatsvinden in het hoofdgebouw (inclusief aanbouwen) of een aangebouwd bijgebouw.
    • 2. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het begane grondoppervlak van het hoofdgebouw (exclusief aanbouwen), tot een maximum van 60 m2.
    • 3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoeften veroorzaken.
    • 4. Detailhandel is niet toegestaan.
    • 5. De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner.
  • b. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
  • c. Binnen de bestemming 'Wonen-1' mogen woningen ook worden bewoond door maximaal 4 arbeidsmigranten.

4.5.2 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Gebruik van de nieuw te bouwen woningen overeenkomstig de bestemmingsomschrijving is toegestaan, als er op eigen terrein 3 parkeerplaatsen per woning zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden.
  • b. Gebruik van de nieuw te bouwen woningen overeenkomstig de bestemmingsomschrijving is toegestaan, mits een waterberging van minimaal 16 m3 per woning is gerealiseerd en deze daarna onderhouden en in stad gehouden wordt.

 

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.5 onder c en toestaan dat er van het maximum aantal arbeidsmigranten dat in een woning woont afgeweken kan worden, mits:

  • a. Het maximum aantal huisvestingsplaatsen in een woning mag niet meer bedragen dan 10.
  • b. Het woonoppervlak per huisvestingsplaats mag niet minder bedragen dan 12 m2.
  • c. Het slaapvertrek per huisvestingsplaats mag niet minder bedragen dan 6 m2.
  • d. Aan gezamenlijke voorzieningen dient minimaal aanwezig te zijn:
    • 1. een volwaardige keuken per 8 huisvestingsplaatsen;
    • 2. een douche-/badruimte per 4 huisvestingsplaatsen;
    • 3. een toiletruimte per 4 huisvestingsplaatsen;

met dien verstande dat naar boven afgerond dient te worden.

  • e. Op eigen terrein dient minimaal 1 parkeerplaats per 3 huisvestingsplaatsen aanwezig te zijn, met dien verstande dat naar boven afgerond dient te worden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • e. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wro, wordt in ieder geval verstaan:

  • a. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  • b. Het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag is bevoegd een afwijking te verlenen van het bepaalde in de regels, ten behoeve van:

  • a. het afwijken van de voorgeschreven minimum- en maximummaten met niet meer dan 10%, mits:
    • 1. daarvoor in deze regels geen bijzondere afwijkingsbevoegdheden zijn opgenomen;
    • 2. dit noodzakelijk is voor de bouwkundige dan wel architectonische inpassing.
  • b. het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bouw- en bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden dit vergt;
  • c. de situering van hoofdgebouwen op een grotere afstand achter de voorgevelrooilijn dan is bepaald in artikel 4, mits de stedenbouwkundige samenhang niet onevenredig wordt aangetast.

De onder a tot en met c geregelde afwijkingen kunnen worden verleend indien door deze verlening belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en de stedenbouwkundige samenhang niet onevenredig wordt aangetast.

Er zal sprake zijn van onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige samenhang als:

  • a. de bebouwingstypologie (twee-aaneen) wordt aangetast;
  • b. de karakteristiek van de openbare ruimte wordt aangetast;
  • c. de historische of stedenbouwkundige betekenis van de bebouwing wordt aangetast.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Sectorplanparkeren

Op dit bestemmingsplan is naast het bepaalde in dit bestemmingsplan tevens het bepaalde in het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren bebouwde kommen' (NL.IMRO.0847.BP02018001-VS01) van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

"Regels van het bestemmingsplan Boerenkamplaan 23, Someren".