direct naar inhoud van 2.2 Provinciaal beleid
Plan: Klaverwei II
Status: onherroepelijk
Plantype: projectbesluit
IMRO-idn: NL.IMRO.0844.PB2005Klaverwei-OH01

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Verordening Ruimte

Bij besluit d.d. 23 april 2010 heeft Provinciale Staten de Verordening Ruimte vastgesteld, welke op 1 juni 2010 in werking is getreden.

Het gehele projectgebied is gelegen in een gebied dat in deze verordening is aangeduid als 'extensiveringsgebied'. In een extensiveringsgebied dienen, blijkens de Verordening Ruimte, bestaande intensieve veehouderijen beperkt te worden in hun mogelijkheden, en nieuwe intensieve veehouderijen geweerd te worden.

Figuur 3 toont de (rode) plancontouren van het voorliggend projectgebied op de plankaart bij de Verordening Ruimte'. Hieruit valt af te lezen dat het gebied tussen de bestaande bebouwing van de kern Wijbosch, de Monseigneur van de Venstraat, de Veghelsedijk en de Broekkant is aangeduid als `zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling'.

Het meest noordelijk deel van het projectgebied valt buiten deze aanduiding en betreft de particuliere ontwikkeling aan de Broekkant 6. Deze ontwikkeling moet dan ook beschouwd worden als een ontwikkeling binnen het buitengebied waarbij door gebruikmaking van de Ruimte-voor-Ruimte-regeling een nieuwe woning wordt toegevoegd. Aanvullend maakt het voorliggend plan hier woningsplitsing mogelijk waarbij het behoud van de bestaande boerderij en zijn functie als (vee)handelsbedrijf wordt nagestreefd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0844.PB2005Klaverwei-OH01_0003.jpg"

Figuur 3, uitsnede plankaart Verordening Ruimte.

In een 'zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling' is een stedelijke ontwikkeling mogelijk, indien blijkt dat het bestaand stedelijk gebied van de kernen onvoldoende ruimte biedt. Een voorwaarde voor de stedelijke ontwikkeling is dat deze stedelijke ontwikkeling gepaard gaat met een wezenlijke en uitvoerbare verbetering van de bestaande of potentiële kwaliteiten van natuur, water, landschap of cultuurhistorie of van de recreatieve mogelijkheden van die omgeving, voor zover gelegen buiten het bestaand stedelijk gebied.

Het voorliggend plan voldoet aan de bovenstaande criteria aangezien in de bestaande kernen onvoldoende ruimte is voor de benodigde woningen.

Daarnaast voorziet het plan in een aanzienlijke groene buffer langs de Broekkant, waarmee de landschappelijke kwaliteiten worden vergroot. Hierbij wordt tegemoet gekomen aan de doelstelling van de 'Gebiedsvisie' van de gemeente Schijndel. Door een groene buffer in het projectbesluit op te nemen, wordt een duurzame groene scheiding tot stand gebracht tussen het 'buitengebied' en het stedelijk gebied. Aldus wordt de landschappelijke kwaliteit duurzaam vergroot.

Het perceel aan de Broekkant 6 is tevens gelegen in een zogenaamd attentiegebied Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Binnen een attentiegebied EHS zijn geen bestemmingen toegestaan met een negatief effect op de waterhuishouding. Het nieuwe plan, met name daar waar het gaat om woondoeleinden, laat veel minder bebouwing en verhardingen toe dan in de huidige situatie. Aldus heeft de planontwikkeling van Broekkant 6 een gunstig effect op de waterhuishouding. Tevens wordt hiermee een aanzienlijke ruimtelijke winst gerealiseerd.

Beleidsregel Ruimte-voor Ruimte 2006

In de Verordening Ruimte is voorts een Ruimte-voor-Ruimte regeling opgenomen. Op basis van deze Ruimte-voor-Ruimteregeling kunnen binnen een bebouwingsconcentratie Ruimte-voor-Ruimte kavels gerealiseerd worden indien uit de verantwoording blijkt dat:

  • a. de cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarden in de nabijheid van de te bouwen woningen worden behouden dan wel versterkt;
  • b. de ontwikkeling van agrarische bedrijven in de nabijheid van de te bouwen woningen niet wordt beperkt;
  • c. een goede landschappelijke en architectonische inpassing van de te bouwen woningen is verzekerd door een beeldkwaliteitsplan of een daarmee vergelijkbaar instrument;
  • d. is verzekerd dat is voldaan aan nadere regels, hetgeen de beleidsregel Ruimte-voor-Ruimte 2006 betreft.

De locatie aan de Broekkant 6 is gelegen in een bebouwingsconcentratie. De realisatie van een Ruimte-voor-Ruimte kavel op dit perceel leidt tot een versterking van de landschappelijke en ecologische waarden, aangezien (conform de Beleidsregel Ruimte-voor-Ruimte 2006) minimaal 1000 m2 aan stallen wordt gesloopt. Zoals op basis van de rapportage 'Milieuzonering bedrijven en externe veiligheid, projectgebied Klaverwei te Wijbosch' blijkt, zal de ontwikkeling van andere agrarische bedrijven hiermee niet worden beperkt.

De landschappelijke inpassing is verzekerd middels de regels in dit projectbesluit en het met de eigenaar van het perceel overeengekomen beplantingsplan. Dit beplantingsplan is integraal opgenomen binnen het voorliggend projectbesluit onder paragraaf 2.2.3. Ook aan de (overige) eisen uit de Beleidsregel Ruimte-voor-Ruimte 2006 wordt voldaan. De procedure 'Ruimte voor Ruimte' voor Broekkant 6 is reeds afgerond.

2.2.2 Interimstructuurvisie Noord-Brabant

Op 1 juli 2008 is de Interimstructuurvisie Noord-Brabant, 'Brabant in ontwikkeling' in werking getreden. Deze visie benoemt de `ruimtelijke' belangen en doelen tot 2020 van de Provincie Noord-Brabant en op hoofdlijnen zijn de belangen en doelen in het beleid uitgewerkt. Formeel gezien is deze visie (als kaderstellend beleid) alleen zelfbindend voor het orgaan dat het vaststelt. Hier komt bij dat deze visie op onderdelen afwijkt van Verordening Ruimte, in welk geval de Verordening Ruimte, hetgeen een wet in materiële zin is, voorgaat. Daarnaast is van belang dat er inmiddels een nieuwe ontwerpstructuurvisie ter inzage is gelegd. De waarde van de Interimstructuurvisie is dan ook beperkt.

De Provinciale Structuurvisie is een schakel tussen de structuurvisies van het Rijk en gemeenten op het vlak van ruimtelijke ordening. Deze Interimstructuurvisie draagt er (mede) toe bij dat nationale ruimtelijke belangen en doelen daadwerkelijk gestalte krijgen in het Provinciale Beleid. Daarnaast is de Interimstructuurvisie de plaats waar eigen provinciale belangen en doelen zijn vastgelegd en op basis waarvan de provincie instrumenten onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening inzet.

Het hoofddoel (of: provinciaal belang) is niet anders dan eerder verwoord in het streekplan 'Brabant in Balans' 2002. Zorgvuldig ruimtegebruik is nog steeds het belangrijkste onderwerp. Hiervoor wordt de zogenaamde lagenbenadering als methode gehanteerd.

De hoofdlijnen van het te voeren ruimtelijk beleid worden uiteengezet aan de hand van de vijf leidende principes:

  • Meer aandacht voor de onderste lagen;
  • Zuinig ruimtegebruik;
  • Concentratie van verstedelijking;
  • Zonering van het buitengebied;
  • Grensoverschrijdend denken en handelen.

Zoals uit figuur 4 blijkt is het projectgebied binnen de Interimstructuurvisie aangeduid als AHS-landbouw (voor zover dit het gebied betreft tussen de Broekkant, Veghelsedijk, Monseigneur van de Venstraat en de bestaande bebouwing van de kern). Het perceel aan de Broekkant 6 is gelegen binnen de aanduiding AHS-landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0844.PB2005Klaverwei-OH01_0004.jpg"Figuur 4, uitsnede kaartbeeld Interimstructuurvisie Noord-Brabant

Voor gebieden, welke zijn aangeduid als AHS-landbouw geldt dat uitbreiding van dorpen is toegestaan. Voor gebieden die gelegen zijn in AHS-landschap geldt een 'nee-tenzij principe'. Dit beleid is verder uitgewerkt in de Paraplunota ruimtelijke ordening.

2.2.3 Paraplunota ruimtelijke ordening

De Paraplunota ruimtelijke ordening betreft beleidsregels van Gedeputeerde Staten, ter uitwerking van de Interim Structuurvisie. Ook voor dit document geldt dat de waarde beperkt is, gelet op de nieuwe Verordening Ruimte en de aanstaande structuurvisie.

Voor wat betreft het AHS-landschap is in de Paraplunota aangegeven hoe met het 'nee-tenzij principe' omgegaan dient te worden. In een stroomschema is aangegeven dat indien een ontwikkeling geen significant effect heeft op de wezenlijke kenmerken van het gebied die ontwikkeling doorgang kan vinden. Daarvan is in dit geval sprake.

Met het plan worden de landschappelijke kwaliteiten versterkt, nu een groot deel van de bebouwing (voormalig agrarische stallen) verdwijnt. Hiermee wordt de 'verstening' van het buitengebied aan de kernrand teruggedrongen waardoor het achterliggende landschap beter zichtbaar is. Het stallen van maximaal drie vrachtwagens (agrarisch transport) past binnen deze landschappelijke functionaliteit van het buitengebied en vormt door de situering op het achtererf geen ruimtelijke dan wel visuele aantasting van de ruimtelijke landelijke kwaliteit. Hierbij wordt door de toepassing van het landschappelijk inpassen van de opstelplaatsen, een ruimtelijke kwaliteitswinst voorgestaan. Het beplantingsplan, welke ten grondslag ligt aan de landschappelijke inpassing, is in figuur 5 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0844.PB2005Klaverwei-OH01_0005.png"

Figuur 5, beplantingsplan Broekkant 6.

Daarnaast is in de Paraplunota een Ruimte-voor-Ruimteregeling opgenomen, die vervangen is met de Ruimte-voor-Ruimte regeling in de verordening ruimte. verder voorziet de Paraplunota in de mogelijkheid om boerderijen te splitsen en intensieve veehouderijen om te zetten in agrarische verwante bedrijven. Met het toestaan van woningsplitsing wordt het behoud van kenmerkende boerderijgebouwen in het buitengebied beoogd.

2.2.4 Uitwerkingsplan Uden-Veghel en omstreken

Het voormalige streekplan 'Brabant in Balans' uit 2002 is nader uitgewerkt in het 'uitwerkingsplan Uden-Veghel e.o'. Dit uitwerkingsplan is op 21 december 2004 vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant. Op grond van de Paraplunota ruimtelijke ordening houdt dit uitwerkingsplan een status als uitwerking van de beleidslijnen ruimtelijke ordening. Ook hier geldt echter dat, daar waar deze uitwerkingsplannen afwijken van de nieuwe Verordening Ruimte, de Verordening Ruimte voorgaat. Met de nieuwe structuurvisie zullen de uitwerkingsplannen ook komen te vervallen. De waarde van het uitwerkingsplan is dan ook beperkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0844.PB2005Klaverwei-OH01_0006.jpg"

Figuur 6, uitsnede plankaart Uitwerkingsplan Uden-Veghel e.o.

Zoals figuur 6 laat zien ligt het projectgebied voor een deel in het gebied aangeduid als 'Transformatie afweegbaar'. De aanduiding 'Transformatie afweegbaar' geeft aan dat het transformeren van landelijk gebied met stedelijk grondgebruik in de vorm van wonen, werken, voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur afweegbaar is als dat nodig is om in de stedelijke ruimtebehoefte te voorzien. Aanvullende voorwaarden waaraan ruimtelijke plannen binnen deze gebieden moeten voldoen zijn:

  • De voorgestelde plannen moeten aansluiten bij de bestaande ruimtelijke en stedenbouwkundige structuur van de kern;
  • Bij de inrichting van de ruimtelijke plannen is rekening gehouden met de kwaliteiten en structuren in het gebied en de omgeving;
  • Bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen is het uitgangspunt zorgvuldig met de ruimte om te gaan. Hier wordt richting aan gegeven door vorm te geven aan de vijf leidende principes van het streekplan.

Ook uit het uitwerkingsplan Uden-Veghel e.o. volgt derhalve dat een stedelijke ontwikkeling in het grootste gedeelte van het projectgebied mogelijk is. De contour waar deze stedelijke ontwikkeling mogelijk is, is globaal aangegeven, hetgeen in het uitwerkingsplan ook wordt aangegeven. Uit de Interimstructuurvisie in de Verordening Ruimte blijkt dat het gebied tussen de Broekkant, Veghelsedijk, Monseigneur van de Venstraat en de bestaande kern voor stedelijke ontwikkeling aangewend kan worden.

De locatie aan de Broekkant 6 is gelegen in het gebied dat is aangeduid als 'landschapsbeheer'. Ter plaatse is het beleid gericht op het behouden van de landschappelijke verschijningsvorm, zij het dat een Ruimte-voor-Ruimte woning mogelijk is. Het voorliggend plan voldoet hieraan.

Het splitsen van boerderijen is gericht op het behoud van het landschap en de hierbij behorende kenmerkende bebouwing. Ter plaatse van de Broekkant 6 is reeds een stallingsplaats voor vrachtwagens aanwezig, welke binnen het voorliggend plan gehandhaafd zal blijven. Het betreft hier het stallen en parkeren van drie vrachtwagens. Het daadwerkelijk transport alsmede het laden en lossen danwel opslag vinden elders plaats. Bovendien vindt hier geen onderhoud plaats van materieel. De stalling van vrachtwagens (agrarisch transport) past binnen een landelijk en agrarisch karakter. Met de Ruimte-voor-Ruimte kavel, de sloop van de daarbij behorende 1000 m2 agrarische gebouwen, alsmede de sloop van de overige agrarische gebouwen, wordt bovendien een grote ruimtelijke kwaliteitswinst geboekt, gericht op het behoud van het landschappelijke karakter van het gebied. Door de sloop van de hier aanwezige (voormalige) agrarische opstallen wordt de versteniging van het buitengebied ter plaatse teruggedrongen, waarbij aan de hand van het eerder genoemde inrichtingsplan een verder ruimtelijke kwaliteitswinst wordt gerealiseerd.

2.2.5 Reconstructieplan Maas en Meierij (2005)

Het Reconstructieplan geeft de doelen aan die voor het landelijk gebied nagestreefd worden, welke maatregelen daarvoor genomen moeten worden en hoe de reconstructie uitgevoerd wordt.

Zoals de onderstaande kaart (figuur 7) laat zien kent de 'integrale zonering' een gebiedsdekkende indeling van het reconstructiegebied waarbij drie zones worden onderscheiden, te weten:

  • I. Landbouwontwikkelingsgebied

Ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijk voorziet, of in het kader van de reconstructie zal voorzien, in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij;

  • II. Verwevingsgebied

Ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied, gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur. Hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij is mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten;

  • III. Extensiveringsgebied

Ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0844.PB2005Klaverwei-OH01_0007.jpg"

Figuur 7, uitsnede Reconstructieplan, Maas en Meierij.

Zoals de bovenstaande uitsnede (figuur 7) uit het Reconstructieplan toont ligt het projectgebied binnen de zone aangeduid als 'Extensiveringsgebied Overig'. In dit gebied is uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk of wordt in het kader van de reconstructie onmogelijk gemaakt.

Verweving van functies en de dorpen in de omgeving van het projectgebied levert voor de landbouw beperkingen op. Daarom zijn in dit gebied geen landbouwontwikkelingsgebieden aangewezen. Het projectgebied heeft in het Reconstructieplan verder geen bijzondere aanduidingen of bescherming toegekend gekregen voor de aspecten ‘water’, ‘natuur’ en ‘landschap’.

Vanuit het reconstructie plan wordt eveneens de doelstelling geformuleerd om het aantal (ernstig) stankgehinderden terug te dringen. Hierbij wordt met name aangedrongen op maatregelen in de zones rond de kernen. Dit wordt ondermeer gestimuleerd met de regelgeving in het kader van Rood voor Groen en Ruimte voor Ruimte waarmee de mogelijkheid geboden wordt om hinderlijke (intensieve) agrarische bedrijven te beëindigen en hier woonfuncties voor terug te brengen.

2.2.6 Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat de hier voorgestane ontwikkeling passend is binnen het provinciaal beleid. Hierbij is het beleid zoals verwoord in de Verordening Ruimte leidend. Het plan is hier gelegen binnen de contouren van het zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling waarbij eveneens voldaan wordt aan de voorwaarden. Zo biedt het bestaand stedelijk weefsel onvoldoende ruimte tot uitbreiding van de woningvoorraad. Daarnaast voorziet het voorliggend plan in verbetering van bestaande kwaliteiten zoals beschreven in hoofdstuk 2.2.1.